Schriftelijke vragen : De aangenomen motie voor het afschaffen van de CO2-heffing
Vragen van het lid Kröger en Thijssen (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister van Klimaat en Groene Groei over de aangenomen motie voor het afschaffen van de CO2-heffing (ingezonden 26 juni 2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de aangenomen motie-Van Dijk (Kamerstuk 36 725, nr. 11) waarin de regering wordt verzocht de CO2-heffing af te schaffen?
Vraag 2
Hoeveel bedrijven vallen er onder de CO2-heffing? Hoeveel stoten deze bedrijven gemiddeld uit en met hoeveel moeten zij deze
uitstoot reduceren in 2030? Wat is nu de prognose met hoeveel zij hun CO2 uitstoot in 2030 zullen reduceren?
Vraag 3
Hoeveel CO2-heffing is er in 2024 betaald? Hoeveel verwacht u dat de bedrijven onderhavig aan
de CO2-heffing in 2025 zullen moeten betalen?
Vraag 4
Heeft u signalen gehad van bedrijven die dreigen om te vallen door de CO2-heffing? Zo ja, hoeveel bedrijven zijn dit en wat heeft u hier mee gedaan?
Vraag 5
Bent u het ermee eens dat de CO2-heffing is bedoeld om bedrijven investeringszekerheid te geven en dat het afschaffen
ervan een straf is voor bedrijven die wel hebben geïnvesteerd in verduurzaming?
Vraag 6
Bent u het ermee eens dat de CO2-heffing een belangrijke pijler is binnen het bredere klimaatbeleid, waarbij de CO2-heffing (naast talloze subsidies voor de industrie) ervoor zorgt dat verduurzaming
geen vrijblijvende keuze is en de afgesproken reductie daadwerkelijk wordt gerealiseerd?
Vraag 7
Wat zijn de juridische gevolgen van het schrappen van de CO2-heffing? Kan het schrappen van de heffing tot rechtszaken leiden van bedrijven die
investeringen hebben gedaan in verduurzaming nu benadeeld worden?
Vraag 8
Wat zijn de gevolgen van het schrappen van de CO2-heffing voor de middelen die Nederland uit Brussel zou krijgen door het Herstel-
en Veerkrachtplan?
Vraag 9
Hoeveel financiële middelen verwacht u mis te lopen door het schrappen van de CO2-heffing? Waar waren deze middelen voor bedoeld?
Vraag 10
Deelt u de mening dat goed beleid een combinatie van beprijzen, subsidiëren en normeren
is? Is er met het wegvallen van de CO2-heffing, een maatregel die een manier van beprijzen is die in combinatie met de maatwerkafspraken
(subsidies) tot verduurzaming van de industrie moet leiden, nog wel balans in het
beleid om de maatwerkafspraken door te zetten?
Vraag 11
Wat verwacht u dat deze motie betekent voor de betrouwbaarheid van de Nederlandse
overheid als partner bij het Klimaatakkoord, aangezien de CO2-heffing is tot stand gekomen in het Klimaatakkoord waarbij met vele partijen onderhandeld
is?
Vraag 12
Wat doet dit denkt u met het draagvlak voor de noodzakelijke transitie, aangezien
onderzoek over draagvlak voor klimaatbeleid laat zien dat mensen klimaatbeleid steunen,
mits duidelijk is dat het grote bedrijfsleven die veel CO2 uitstoot veroorzaken ook hun eerlijke deel doen?
Vraag 13
Bent u bekend met het artikel «CO2-heffing past prima in Nederlands klimaatbeleid»1 in het ESB van 25 juni 2025?
Vraag 14
Onderschrijft u dat deeffectieve CO2-heffing tot 2030 beperkt is? Onderschrijft u dat vooral European Union Emissions
Trading System (EU ETS) het CO2-tarief in 2030 bepaalt en dat er dus geen concurrentienadeel is voor Nederlandse
bedrijven? Bent u het eens met de conclusie van de schrijver dat het argument dat
de CO2-heffing de industrie op kosten jaagt gaat dus niet klopt?
Vraag 15
Onderschrijft u dat het zogenaamde «waterbedeffect», namelijk dat bedrijven zich door
een hogere CO2-beprijzing enkel zouden verplaatsen, wordt beperkt door het marktstabiliteitsmechanisme
(MSR)? Bent u het dan ook eens met de schrijver dat het argument van koolstoflekkage
twijfelachtig is?
Vraag 16
Kunt u deze vragen ruim voor het plenaire debat over de Wijziging van de begrotingsstaat
van het Ministerie van KGG en het Klimaatfonds (gepland op 2 juli 2025) beantwoorden?
Indieners
-
Gericht aan
S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei -
Indiener
Suzanne Kröger, Kamerlid -
Medeindiener
Joris Thijssen, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.