Amendement : Amendement van het lid Ceder over een toelatingsgrond introduceren voor in Nederland geworteld geraakte kinderen
36 704 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht in verband met maatregelen om de asielketen te ontlasten en de instroom van asielzoekers te verminderen (Asielnoodmaatregelenwet)
Nr. 43
AMENDEMENT VAN HET LID CEDER
Ontvangen 25 juni 2025
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
In artikel I wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 15 komt te luiden:
Artikel 15
1. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 14, tweede lid, wordt bepaald
dat de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 14, kan worden verleend
onder een beperking verband houdend met:
a. verblijf als familie- of gezinslid aan gezinsleden van Nederlanders en van vreemdelingen
die rechtmatig verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e of l;
b. niet-tijdelijke humanitaire gronden aan de vreemdeling die de leeftijd van achttien
jaar nog niet heeft bereikt en die:
1°. als minderjarige feitelijk behoort of behoorde tot het gezin van een vreemdeling wiens
aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28
bij onherroepelijk geworden beschikking is afgewezen; en
2°. als minderjarige mede vanwege aan de overheid toe te rekenen handelen of nalaten gedurende
ten minste vijf jaren aantoonbaar in Nederland heeft verbleven.
c. niet-tijdelijke humanitaire gronden aan de vreemdeling die de leeftijd van achttien
jaar nog niet heeft bereikt en die als minderjarige vreemdeling mede vanwege aan de
overheid toe te rekenen handelen of nalaten gedurende ten minste vijf jaren aantoonbaar
in Nederland heeft verbleven.
Toelichting
Het huidige wetsvoorstel biedt onvoldoende ruimte om de aantoonbaar schrijnende situaties
rond kinderen in asielprocedures zonder geldig verblijf in Nederland gewicht te bieden.
Hiermee worden de belangen van deze kinderen die buiten hun schuld om langdurig in
Nederland verblijven, niet vooropgesteld zoals bepaald in artikel 3 van het VN-Kinderrechtenverdrag,
dat stelt dat bij alle maatregelen die kinderen aangaan, het belang van het kind de
eerste overweging moet zijn.
Ook de Onderzoekscommissie Langdurig verblijvende vreemdelingen zonder bestendig verblijfsrecht
adviseerde bij afschaffing van de discretionaire bevoegdheid zo vorm te geven, dat
er meer ruimte komt voor de professional om al vroeg in de procedure te toetsen aan
schrijnendheid. De commissie raadde aan daarbij oog te hebben voor potentieel lastige
en complexe zaken, waaronder de zaken van (gezinnen met) kinderen. Dit is aantoonbaar
niet gerealiseerd.
Geworteldheid bij kinderen met een asielverleden ontstaat onder andere door de lange
duur van procedures. Hierbij speelt het handelen of nalaten van de overheid soms een
rol. In dergelijke gevallen is er sprake va het uitblijven van tijdige besluitvorming
of van beslissingen die achteraf onjuist blijken te zijn. De werkvoorraden bij de
IND en de Rechtspraak zijn momenteel al erg opgelopen. Door experts wordt verwacht
dat dit alleen maar zal toenemen na het toepassen van de wetsvoorstellen. Dit zal
waarschijnlijk leiden tot een nog grotere groep gewortelde kinderen die zich in een
onzekere situatie bevinden.
De indiener is van mening dat kinderrechten leidend moeten zijn en gedragingen van
ouders in asielprocedures veel minder zwaar toegerekend moeten worden aan kinderen.
Deze kinderen hebben immers geen enkele invloed op de duur van hun verblijf in Nederland,
noch op de asielprocedure zelf. Het belang van gewortelde kinderen dient zelfstandig
meegewogen te worden in het geval er moet worden besloten of zij terug moeten keren
naar het land van herkomst dat voor hen vaak onbekend is. Tevens zijn dit kinderen
die een bijdrage kunnen leveren aan de Nederlandse maatschappij, Nederlands onderwijs
genoten hebben, de cultuur kennen en ook een bijdrage aan de Nederlandse arbeidsmarkt
kunnen leveren, dat grote tekorten kent.
De indiener is daarom van men van mening dat met een strengere asielprocedure dat
ook voor snellere beslissingen zal moeten zorgen, de regering duidelijker dan nu ook
de ruimte moet bieden voor uitvoeringsorganisaties en professional om een eigen afweging
te maken op het moment dat er aantoonbaar sprake is van geworteldheid.
De indiener stelt daarom voor om geworteldheid van kinderen een zwaarwegend criterium
te laten worden bij de beoordeling van verblijf kinderen, ook als er geen redenen
voor vluchten (meer) zijn.
Ceder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Don Ceder, Tweede Kamerlid