Amendement : Amendement van de leden Grinwis en De Hoop over betaalbaarheidsdoelstellingen in de nieuwbouwopgave en een afwijkingsmogelijkheid om volkshuisvestelijke redenen
36 512 Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht, de Huisvestingswet 2014, de Omgevingswet, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Woningwet in verband met de versterking van de regie op de volkshuisvesting en met het oog op enkele andere met de volkshuisvesting samenhangende maatregelen (Wet versterking regie volkshuisvesting)
Nr. 45 AMENDEMENT VAN DE LEDEN GRINWIS EN DE HOOP
Ontvangen 24 juni 2025
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
In artikel III worden na onderdeel A vier onderdelen ingevoegd, luidende:
AA
Aan het opschrift van artikel 2.26 wordt toegevoegd «internationaalrechtelijke verplichtingen».
AB
Na artikel 2.26 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.26a (verplichte instructieregels Rijk volkshuisvestingsprogramma’s)
1. Regels op grond van artikel 2.24 worden met het oog op een evenwichtige samenstelling
van de woningvoorraad in ieder geval gesteld over programma’s als bedoeld in de artikelen 3.6,
derde lid, en 3.8, vierde lid.
2. De regels strekken er in ieder geval toe dat:
a. een programma als bedoeld in artikel 3.6, derde lid, in ieder geval voorziet in de
verwezenlijking van de gemeentelijke woningbouwopgave als het totale aantal op basis
van dat programma te realiseren woningen:
1°. voor ten minste twee derde uit betaalbare woningen bestaat, en
2°. voor ten minste 30% of een bij omgevingsverordening bepaald afwijkend percentage als
bedoeld in artikel 2.27, tweede lid, uit sociale huurwoningen bestaat.
b. een programma als bedoeld in artikel 3.8, vierde lid, in ieder geval voorziet in de
verwezenlijking van de provinciale woningbouwopgave als het totale aantal op basis
van dat programma te realiseren woningen per woningbouwregio:
1°. voor ten minste twee derde uit betaalbare woningen bestaat, en
2°. voor ten minste 30% uit sociale huurwoningen bestaat.
AC
Artikel 2.27 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Aan het eerste lid (nieuw) wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f
door een komma een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. een evenwichtige samenstelling van de woningvoorraad, voor zover het gaat om regels
als bedoeld in artikel 2.22 over programma’s als bedoeld in de artikelen 3.6, derde
lid, en 3.8, vierde lid.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder g, houden in ieder geval in
dat bij omgevingsverordening regels kunnen worden gesteld over programma’s als bedoeld
in artikel 3.6, derde lid, die afwijken van het percentage, bedoeld in artikel 2.26a,
tweede lid, onder a, onder 2°.
AD
Na artikel 2.32 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.32a (verplichte provinciale ontheffingsmogelijkheid gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma)
1. Op grond van artikel 2.32, vierde lid, wordt in ieder geval voor de regel over het
gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma, bedoeld in artikel 2.26a, tweede lid, aanhef
en onder a, onder 2°, bepaald dat gedeputeerde staten op verzoek van een bestuursorgaan
van een gemeente ontheffing voor een afwijkend percentage kunnen verlenen.
2. Onverminderd artikel 2.32, vijfde lid, wordt de ontheffing voor een afwijkend percentage
alleen verleend als is verzekerd dat in de woningbouwregio waartoe de betrokken gemeente
behoort, aan de doelstellingen, bedoeld in artikel 2.26a, tweede lid, onder b, kan
worden voldaan.
Toelichting
Dit amendement strekt ertoe de betaalbaarheidsdoelstelling in de nieuwbouwopgave te
vereenvoudigen door minimaal 2/3e betaalbare woningen en 30% sociale huur in de nieuwbouwprogrammering op gemeentelijk
niveau vast te leggen. Indieners zijn van mening dat dit tot een veel robuustere en
eenvoudigere werkwijze leidt dan het gewijzigde voorstel van de regering.
Bij indiening van de Tweede nota van wijziging heeft de regering namelijk aangegeven
de werkwijze rondom de betaalbaarheidsdoelstellingen te wijzigen. De nieuwe werkwijze
behelst een verplichting voor gemeenten om ofwel 40% van de te realiseren woningen
te programmeren in het middensegment, dan wel 30% sociale huur te programmeren. Bij
deze uitwerking geldt als instructieregel voor het gemeentelijk volkshuisvestingsprogramma
dat een gemeente met meer sociale huur in de bestaande voorraad dan het landelijk
gemiddelde sociale huur ten minste 40% van de te realiseren woningen moet richten
op middeninkomens (betaalbare koop en middenhuur). Een gemeente met een voorraad sociale
huur van minder of gelijk dan het landelijk gemiddelde moet ten minste 30% sociale
huur in de nieuwbouwopgave programmeren. Tegelijkertijd blijven de betaalbaarheidsdoelstellingen
van ten minste twee derde betaalbare woningen (middenhuur én betaalbare koop) en 30%
sociale huurwoningen op nationaal niveau, provinciaal niveau en regionaal niveau bestaan.
Indieners voorzien grote uitvoeringsproblemen als gevolg van deze onduidelijke nieuwe
betaalbaarheidsdoelstellingen. Immers, indien omliggende gemeenten afwijken en minder
dan 30% sociale huurwoningen programmeren, zullen andere gemeenten extra sociale huurwoningen
moeten programmeren, om de regionale 30% sociale huur blijvend te behalen. Hetzelfde
geldt voor de woningen voor middeninkomens. Als één grote gemeente afwijkt van de
percentages, heeft dat fikse consequenties voor de programmering van een veelvoud
aan kleine gemeenten in de omtrek. Hierover dienen in regionaal verband afspraken
gemaakt te worden. Dit heeft als risico dat een eindeloos overlegcircuit ontstaat.
Hoe deze regionale overleggen vorm gegeven moeten gaan worden, binnen welke tijdsspanne
deze moeten plaats vinden, of en zo ja in hoeverre er doorzettingsmacht is voor provincies,
is nog immer onduidelijk. Daarenboven zijn indieners van mening dat het noodzakelijk,
wenselijk en eenduidig is dat alle gemeenten in principe onverwijld invulling geven
aan dezelfde opgave. Er is enorme nood aan betaalbare woningen, júist ook in het sociale
segment.
Indieners stellen daarom voor terug te vallen op de eenduidige regel dat de betaalbaarheidsdoelstelling
in de nieuwbouwopgave van minimaal 2/3e betaalbaar en 30% sociale huur juist op gemeentelijk niveau geldt. Provincies krijgen
de bevoegdheid gemeenten te ontheffen van deze betaalbaarheidsdoelstelling – om volkshuisvestelijke
redenen –, onder voorwaarde dat de betaalopgave voor minimaal 2/3e betaalbaar en 30% sociale huur in regionaal verband ingevuld blijft. Zo blijft maatwerk
op gemeentelijk niveau mogelijk.
Grinwis De Hoop
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Pieter Grinwis, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Habtamu de Hoop, Tweede Kamerlid