Verslag van een commissiedebat : Verslag van een commissiedebat, gehouden op 11 juni 2025, over JBZ-Raad 12 – 13 juni 2025 te Luxemburg (vreemdelingen- en asielbeleid)
32 317 JBZ-Raad
Nr. 966
                   VERSLAG VAN EEN COMMISSIEDEBAT
            
Vastgesteld 3 juli 2025
De vaste commissie voor Asiel en Migratie en de vaste commissie voor Europese Zaken
                  hebben op 11 juni 2025 overleg gevoerd met de heer Van Weel, Minister van Asiel en
                  Migratie, over:
               
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 28 mei 2025 inzake geannoteerde
                           agenda JBZ-Raad 12–13 juni 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 948);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 23 mei 2025 inzake fiche: Verordening
                           veilige landen van herkomst (Kamerstuk 22 112, nr. 4064);
– de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 20 mei 2025 inzake adviesaanvraag
                           over migratiepartnerschappen (Kamerstuk 30 573, nr. 226);
– de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 7 april 2025 inzake kabinetsreactie
                           inzake achtste jaarverslag over de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije (Kamerstuk
                           30 573, nr. 225
                        );
– de brief van de Minister van Asiel en Migratie d.d. 26 maart 2025 inzake antwoorden
                           op vragen commissie over de implementatie van het EU-Migratiepact (Kamerstuk 32 317, nr. 908) (Kamerstuk 32 317, nr. 936);
– de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid d.d. 21 maart 2025 inzake verslag
                           JBZ-Raad van 5 en 7 maart 2025 (Kamerstuk 32 317, nr. 935).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie, Vijlbrief
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van der Plas
De griffier van de vaste commissie voor Asiel en Migratie, Burger
Voorzitter: Vijlbrief
Griffier: Burger
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Van Baarle, Boomsma, Eerdmans, Van Nispen,
                  Piri, Podt, Rajkowski, Vijlbrief, Vondeling en Van Zanten,
               
en de heer Van Weel, Minister van Asiel en Migratie.
Aanvang 14.30 uur.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heet u allemaal hartelijk welkom bij een vergadering van de vaste
                     commissie voor Asiel en Migratie. We spreken over de JBZ-Raad over vreemdelingen-
                     en asielbeleid, die morgen en vrijdag zal plaatsvinden in Luxemburg. Welkom aan Minister
                     van Weel en zijn ambtenaren. Welkom aan de leden Eerdmans, Boomsma, Vondeling, Rajkowski,
                     Piri en Van Nispen. U heeft vier minuten in de eerste termijn en drie interrupties
                     of korte vragen. U kent het allemaal wel. We gaan gewoon beginnen met de heer Eerdmans.
                  
De heer Eerdmans (JA21):
Voorzitter, dank je wel. De grote vraag is, denk ik, vooral: wie gaat er morgen naar
                     Brussel? Wie van de drie? Gaan ze alle drie tegelijk? Of gaan er twee? Het is een
                     ongekende soap wat betreft de portefeuille Asiel op dit moment. Ik neem dat de Minister
                     niet kwalijk, want hij is misschien wel de laatste die er iets aan kan doen, maar
                     fraai is het niet. Er is een openlijke ruzie over wie er nou over Asiel gaat, terwijl
                     het zo'n belangrijk onderwerp is, zeker voor JA21. Kan de Minister garanderen dat
                     het gekonkel achter de schermen niet leidt tot vertraging op de portefeuille Asiel
                     en de wetsvoorstellen die voorliggen? Ik heb daar wel mijn zorgen over.
                  
Voorzitter. Dan naar Syrië. Syrië is veilig, zo komt tot ons. Dat lijkt een beetje
                     de instroombeperkende goednieuwsshow. Of, zoals anderen zeggen: de VVD-campagne is
                     begonnen. Het verklaart misschien wel waarom iedereen in de huidige coalitie zo graag
                     de portefeuille Asiel wil. Maar de timing vind ik vrij pikant. Hoelang was dit al
                     bekend? Ik begreep dat het ambtsbericht over Syrië al een tijdje op het bureau lag,
                     op het departement. Waarom komt het nu naar buiten? Is dat heel toevallig of heeft
                     dat een andere oorzaak? Ik wil daar graag meer van weten. Het is hoe dan ook een goede
                     zaak. Syrië staat op de agenda van de JBZ-Raad. Ik denk dat het een goede zaak is
                     als mensen terug kunnen als Syrië veilig is. Hoe gaat dat gebeuren? Heeft de Minister
                     daar al een plan voor in zijn hoofd?
                  
Voorzitter. Dan over de brief aan Brussel. Het lijkt al een eeuwigheid geleden, maar
                     zo lang geleden is het niet. 22 mei was er een verzoek van zeven lidstaten om Nederland
                     mee te laten doen met een brief aan Brussel over de interpretaties en de reikwijdte
                     van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ik heb niet kunnen begrijpen
                     waarom Nederland die brief niet heeft getekend. Dat is onbegrijpelijk. Het gaat over
                     een gesprek, over interpretaties van de artikelen 6 en 8, volgens mij, of over de
                     artikelen 3 en 8. Waarom is het kabinet niet akkoord gegaan met die brief? Waarom
                     is daar zo moeilijk over gedaan door het meest rechtse kabinet ooit? Ik snap niet
                     dat daar nog over getwijfeld is. Wat waren we niet eens met deze brief? Als je «m
                     leest, zie je dat er gewoon hele duidelijke gevaren in staan over de reikwijdte van
                     het verdrag en wat voor gevolgen dat heeft voor asiel enzovoorts. Kortom: waarom?
                     Ik wil heel graag weten wat het standpunt is van deze Minister. En hoe is het geland
                     bij die andere negen landen dat Nederland zich heeft onthouden van het tekenen van
                     die brief aan Brussel?
                  
Voorzitter. Dan naar agendapunt 3. De EU als entiteit gaat nu ook zelf toetreden tot
                     het EVRM. Dat staat op de agenda. Ik vind dat eerlijk gezegd een shock. Het lijkt
                     alsof het een hamerstuk is, terwijl er wel een negatief advies ligt van het Hof van
                     Justitie. Het lijkt allemaal heel technisch onschuldig, maar het gaat erom dat je
                     als asielzoeker nog een keer kan procederen vanwege deze toetreding. Een EU-lidstaat
                     kan ook nog het EHRM erbij betrekken. Dat betekent nog meer rechtszaken, nog meer
                     jurisprudentie vanuit Europa en nog meer rechten voor asielzoekers, terwijl het EVRM
                     het fundament is. We krijgen er al een hele hoop asielellende van. Dat wordt dus alleen
                     maar erger. Is de Minister het hiermee eens of niet? Zie ik dingen over het hoofd?
                  
Voorzitter. Dan de terugkeer. Er zit een lunch bij, een werklunch, waarbij het gaat
                     over de hubs. Dat is heel goed. Waarom neemt Nederland nou niet het initiatief, ook
                     samen met België en Duitsland – ik las iets over België, maar ik heb het ook over
                     andere landen, bereidwillige landen – om die hubs concreet uit te gaan werken? Ik
                     vind het nogal erg op de theorie hangen. Ik zie graag een plan voor uitwerking van
                     de terugkeerhub. Graag een reactie.
                  
Voorzitter, tot slot. We zien het probleem van de binnenlopende asielzoekers in elk
                     Europees land. In Ter Apel nemen mensen zelf het heft in handen uit pure frustratie.
                     Terecht zegt de Minister: dat is niet de bedoeling. Maar we komen niet tot handhaving
                     van het Dublinverdrag. Is het niet eens tijd voor een instroomhub? Ik bedoel dat je
                     als Europa ook zegt: mensen die maar door de grenzen lopen, door de veilige landen
                     heen, moeten worden opgevangen en elders in procedure worden genomen, want het gaat
                     nu gewoon verkeerd.
                  
Voorzitter, staat u mij toe om nog één vraag te stellen?
De voorzitter:
Heel kort.
De heer Eerdmans (JA21):
Een heel korte vraag, over de vorige Minister. We hadden natuurlijk een Minister die
                     op z'n zachtst gezegd niet al te diplomatiek handelde. Daar was best wel wat wrevel
                     over. Die werkhouding beviel veel collega's niet. Is deze Minister, als hij deze portefeuille
                     houdt, van plan om op een andere manier om te gaan met de verhoudingen in de Kamer?
                     Dan vraag ik, met het oog op de behandeling van de wetsvoorstellen, wat u anders gaat
                     doen dan uw voorganger.
                  
Voorzitter, dank je wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Een beetje over de tijd. De heer Boomsma, NSC.
De heer Boomsma (NSC):
Dank u wel, voorzitter. Voor de tweede keer is een kabinet gevallen over asielmigratie.
                     Dat is natuurlijk buitengewoon treurig. Maar wie het zo meteen ook gaat doen: heel
                     veel mensen in Nederland snakken gewoon naar maatregelen om de instroom te beperken.
                     Ik blijf herhalen dat de beste manier om dat te doen is door in Europa op te trekken,
                     samen met gelijkgestemde landen, om tot strenger beleid te komen. Het is goed dat
                     er op korte termijn een Europese lijst met veilige landen komt, maar wanneer wordt
                     die van kracht? Hoe verhoudt die Europese lijst zich tot de Nederlandse lijst en de
                     lijsten van eventuele andere landen in Europa, met name buurlanden? Je wilt natuurlijk
                     geen secundaire migratie krijgen, dus dat het in het ene land veilig is en in een
                     ander land niet. Hoe zit dat? Is er een analyse over hoe dat zich tot elkaar verhoudt?
                  
Dan over Syrië. Het landenbeleid wordt nu dus toch openbaar, na het Woo-verzoek. Ik
                     had eerder een toezegging, van de vorige Minister, dat er een brief gestuurd zou worden
                     over hoe dat landenbeleid tot stand komt en hoe dat zich verhoudt tot de manier waarop
                     andere landen hun landenbeleid tot stand brengen, met name als het gaat om welke delen
                     ze geheimhouden. Ik begrijp namelijk dat het in andere landen wel zo is. Wanneer krijgen
                     we die brief?
                  
Vindt de Minister dat het nu veilig genoeg is in Syrië om huidige aanvragen te hervatten?
                     Het moratorium stopt, maar niet voor statushouders. Hoe verhoudt dat zich nou tot
                     elkaar? Hoe verschilt die beoordeling daarin? Op welke passages in het ambtsbericht
                     baseert hij zich precies? Ik zag dat hij wel alawieten en lhbtiq+'ers noemt als kwetsbare
                     groep, maar niet de christenen, terwijl die volgens mij ook risico lopen. Hoe zit
                     dat? Betekent het nou dat met name soennitische moslims in principe geen asiel meer
                     krijgen, tenzij zij uitzonderlijke individuele redenen aanvoeren? En wat wordt nou
                     de inzet voor een «go and see»-regeling op Europese schaal?
                  
Als ik het goed begrijp, gaat het kabinet niet over tot herbeoordeling en mogelijk
                     gedwongen terugkeer, maar wel zodra dat kan.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Een maand geleden zei collega Kahraman in een debat over Syrië: het is naïef om te
                     denken dat we op dit moment ook maar één vluchteling gedwongen kunnen terugsturen.
                     Ik hoor de vragen van NSC aan deze Minister, maar ik ben vooral benieuwd naar het
                     standpunt van NSC op basis van het ambtsbericht. Is die beoordeling voor u nu veranderd?
                     Of staat dit nog steeds?
                  
De heer Boomsma (NSC):
Onze mening is dat je mensen terug kunt sturen zodra dat kan. Zo staat het ook in
                     die brief. Mijn vraag is nu: wanneer kan dat dan, naar het oordeel van het kabinet?
                     Je kunt mensen niet terugsturen als het nog onveilig is, of te onveilig. Wanneer is
                     dat dan volgens het kabinet? In ieder geval zul je vrijwillige terugkeer beter moeten
                     stimuleren. Wat wordt nou de inzet voor de terugkeerregeling? Ik denk dat je veel
                     meer moet inzetten op hogere bonussen en premies om mensen te verleiden om terug te
                     keren.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Piri voor haar tweede interruptie.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ja, heel leuk. Het leek een dialoog richting de Minister. Ik heb nog geen antwoord
                     op mijn vraag gekregen. Een maand geleden vond NSC op basis van alle informatie ...
                     Volgens mij heeft ze hier ook bijeenkomsten gehad met groepen. Ik zag grote zalen
                     vol. De heer Kahraman, de buitenlandwoordvoerder, zei een maand geleden heel duidelijk
                     over Syrië: het is naïef om te denken dat we op dit moment ook maar één vluchteling
                     gedwongen kunnen terugsturen. Nu heeft de heer Boomsma het ambtsbericht zelf ook gelezen.
                     Ik hoef niet te horen wat de vraag van de heer Boomsma aan de Minister is. Mijn vraag
                     is: vindt NSC, op basis van dit ambtsbericht, nog steeds dat je vandaag geen mensen
                     gedwongen kunt terugsturen naar Syrië, of is dat standpunt veranderd?
                  
De heer Boomsma (NSC):
Nee. Toen de heer Kahraman daar eerder op inging, was er nog geen nieuw landenbericht.
                     Dat is er nu wel. Daarin wordt geconstateerd dat de situatie is verbeterd, dat het
                     nu veiliger is. Je kunt nu dus meer. Je kunt nu in ieder geval bepaalde mensen die
                     hier asiel aanvragen en voor wie al geconcludeerd wordt dat ze geen gevaar lopen,
                     terugsturen. Een andere vraag gaat over herbeoordeling van mensen die nu al een tijdelijke
                     vergunning hebben. Ik wil weten hoe dat zich tot elkaar verhoudt. Maar als beoordeeld
                     wordt dat ze terug kunnen, moeten ze terug. We zien dat mensen ook al vrijwillig terugkeren.
                     Laten we dat vooral stimuleren.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Boomsma (NSC):
Dan over de Duitse grens. Ik begrijp de frustratie van de mensen in Ter Apel ook wel,
                     maar dat moet natuurlijk worden uitgevoerd door het bevoegd gezag. Maar wat doet Duitsland
                     nu precies? Klopt het dat Merz de rechterlijke uitspraak aan zijn laars lapt en doorgaat
                     met het beleid? Of gaat hij het aanpassen? Wat gaan ze nu doen? Welke mensen aan de
                     grens worden nu precies teruggestuurd naar Nederland?
                  
De voorzitter:
De volgende interruptie van de heer Van Baarle. Interrupties korter en antwoorden
                     ook graag korter. Anders gaan we het lang niet halen.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Ook ik heb een vraag over het nieuwe landenbeleid, over Syrië. De heer Boomsma gaf,
                     zoals ik het begreep, aan dat uit het ambtsbericht zou blijken dat de situatie veilig
                     genoeg is. Het kabinet zegt zelf in zijn eigen brief dat men nog niet kan concluderen
                     dat de wijzigingen ingrijpend en van niet-voorbijgaande aard zijn. Het kabinet betwist
                     dat dus eigenlijk. Alle mensenrechtenorganisaties, Amnesty, UNICEF, VluchtelingenWerk
                     en de Nederlandse tak van UNHCR, geven aan dat het besluit dat de Minister over Syrië
                     neemt, volstrekt voorbarig is. Waar baseert de heer Boomsma dit nou op?
                  
De heer Boomsma (NSC):
Ik baseer me op het landenbericht dat ik heb gelezen en de brief van de Minister daarover.
                     Vandaar dat ik hierover enkele vragen heb gesteld, bijvoorbeeld op welke passages
                     hij die brief baseert en hoe het zit met christenen. Maar ik constateer wel dat daarin
                     staat dat het veiliger is geworden en dat dat genoeg aanleiding biedt voor een wijziging
                     van beleid.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. Of de heer Van Baarle heeft een tweede vraag. Er zijn drie interrupties
                     per persoon.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Een tweede vraag, voorzitter. De Minister schrijft zelf dat er nog niet geconcludeerd
                     kan worden dat de verandering ingrijpend en niet-voorbijgaand is. Wat de heer Boomsma
                     stelt, namelijk dat je op basis van het ambtsgericht de conclusie kunt trekken dat
                     het veilig genoeg is: de regering doet dat niet en alle mensenrechtenorganisaties
                     geven aan – UNICEF heeft het nota bene over de bommenresten, waardoor kinderen in
                     Syrië risico lopen als ze teruggaan – dat je dit niet moet doen. Ik vraag aan de heer
                     Boomsma waarom hij bereid is dit risico met Syriërs wel te nemen. Er is geen enkel
                     bewijs dat het daar veilig zou zijn.
                  
De heer Boomsma (NSC):
Nogmaals, ik heb het ambtsbericht en de brief van de Minister gezien. Ik zie dat men
                     constateert dat er aanleiding is voor een wijziging van het beleid, waardoor je nu
                     het moratorium opheft en geen generieke beslissingen meer neemt in het geval van Syrië
                     maar individueel gaat beoordelen. Als daaruit komt dat mensen op grond van individuele
                     risico's niet terug kunnen, moet je ze natuurlijk niet terugsturen. Maar er is blijkbaar
                     reden voor de Minister geweest om te zeggen: ja, we wijzigen dat beleid. Ik ga ervan
                     uit dat dat klopt en ik heb gevraagd om een onderbouwing op basis van het ambtsbericht.
                     Ik wil daar graag het antwoord op horen.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Boomsma (NSC):
Mijn vraag over Duitsland had ik gesteld. In de vorige vergadering is besloten dat
                     de commissie besloten bijgepraat zou worden over migratiedeals – wij hebben natuurlijk
                     ook een plan voor die hubs en dergelijke – en de deals met derde landen. Ik wil graag
                     een bevestiging dat dat doorgaat, dat dat op korte termijn kan plaatsvinden. Nederland
                     moet z.s.m. hetzij bilateraal, maar bij voorkeur in samenwerking met andere Europese
                     landen hiertoe overgaan.
                  
Dan over het opheffen van het bandencriterium met derde landen. Dat is een cruciale
                     stap. Die hebben wij lang bepleit. Kan de Minister toezeggen dat dat inderdaad nu
                     de inzet is van de Nederlandse regering en dat nu ook de voorbereidingen worden getroffen
                     om meteen tot handelen te kunnen overgaan zodra een en ander is aangepast? Uiteindelijk
                     is het natuurlijk veel beter als mensen niet in het overbevolkte Nederland worden
                     opgevangen maar elders. Daarom zal Nieuw Sociaal Contract het blijven herhalen: om
                     echt grip te krijgen op asiel is een fundamenteel ander asielstelsel vereist, zodat
                     niet de mensensmokkelaars gaan bepalen wie hier komen, maar wijzelf. Dan is het Migratiepact
                     zelf niet genoeg. We moeten ook kijken naar het aanpassen van Europese en internationale
                     verdragen, zodat die opvang en de procedures buiten Europa kunnen gaan plaatsvinden.
                     Die hele perverse prikkel van asiel hier alleen op het grondgebied kunnen aanvragen,
                     waardoor je eerst een gevaarlijke reis moet afleggen, moet je doorbreken. Hoe ziet
                     de Minister dat? Is hij daartoe bereid? Is dat de inzet? Wil hij daarin het voortouw
                     nemen?
                  
De voorzitter:
U bent bijna door uw tijd.
De heer Boomsma (NSC):
Dan stop ik.
De voorzitter:
U bent klaar zelfs, dat is helemaal fijn. Dan gaan we naar mevrouw Vondeling van de
                     PVV.
                  
Mevrouw Vondeling (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Honderdduizenden gevluchte Syriërs zijn al teruggekeerd naar
                     hun eigen land. Zij vieren feest in de straten van Damascus. Zelfs in Nederland werd
                     er overal feest gevierd na het vertrek van Assad. De VS en de EU hebben de economische
                     sancties tegen Syrië inmiddels opgeheven. Er worden groepsreizen aangeboden naar Syrië.
                     Syriërs kunnen dus gewoon terug naar Syrië, maar deze Minister weigert door te pakken.
                     Deze Minister weigert de tijdelijke vergunning voor ongeveer 50.000 Syriërs die nu
                     in Nederland zijn in te trekken, met als gevolg dat we al die Syriërs straks niet
                     meer wegkrijgen uit Nederland. De PVV roept de Minister dan ook op om al die Syriërs
                     met een tijdelijke verblijfsvergunning vandaag nog te laten weten dat ze morgen teruggaan
                     naar Syrië om daar hun land op te bouwen.
                  
Voorzitter. Dit kabinet weigert ook onze grenzen te sluiten en dat is levensgevaarlijk.
                     De directeur van de luchthavenpolitie van Zaventem in België is van plan om komende
                     zomer de paspoortcontroles van passagiers drastisch terug te schroeven. Dat is een
                     enorm risico voor onze veiligheid, helemaal gezien recente meldingen van tekortkomingen
                     in de beveiliging op Zaventem, zoals problemen met de detectie van explosieven. De
                     afstand van Zaventem tot de Nederlandse grens is nog geen 70 kilometer. Wat gaat de
                     Minister doen om ervoor te zorgen dat terroristen of criminelen straks niet via België
                     naar ons land komen?
                  
Dan de opvang van Oekraïners. Naast de honderdduizenden asielzoekers die we de afgelopen
                     decennia hebben toegelaten en opgevangen, zijn er ook meer dan 120.000 Oekraïners
                     naar ons land gekomen. Dat zijn er heel veel. Nederland kan dit allemaal niet aan.
                     De massale instroom van asielzoekers en andere vreemdelingen heeft enorme gevolgen
                     voor onze voorzieningen, woningen, veiligheid, infrastructuur en zorg. Het kost ons
                     ook klauwen vol met geld. De opvang van Oekraïners alleen al kost dit jaar meer dan
                     3 miljard euro.
                  
De Europese Commissie is van plan de richtlijn die ons verplicht Oekraïners op te
                     vangen, nog eens met één jaar te verlengen. Dat is een slecht idee. Steeds meer Oekraïners
                     die zich in Nederland melden voor opvang, komen namelijk helemaal niet uit Oekraïne,
                     maar komen vanuit Duitsland, Polen, Roemenië, Hongarije, België en Zweden. Ook komen
                     er meer en meer Oekraïners naar Nederland om te werken, om na het seizoen gewoon terug
                     te keren naar Oekraïne. Oekraïners gaan zelfs terug naar Oekraïne voor vakantie of
                     familiebezoek. Er wordt dus enorm misbruik gemaakt van die tijdelijke beschermingsstatus.
                     Wat de PVV betreft stemt dit kabinet dan ook niet in met de verlenging van de richtlijn
                     die ons verplicht Oekraïners op te vangen, maar wordt er ingezet op terugkeer, met
                     name voor de mannen. Nota bene de vicepremier van Oekraïne zegt dat Oekraïne staat
                     te springen om zijn eigen mensen om het land weer op te bouwen.
                  
Onder de 120.000 Oekraïners die naar ons land zijn gekomen, zit ook een groep van
                     zo'n 2.000 derdelanders die geen Oekraïners zijn maar wel in Oekraïne werkten of studeerden.
                     Deze groep kreeg onder Rutte IV dezelfde bescherming als alle andere mensen uit Oekraïne,
                     terwijl dat helemaal niet hoeft. Inmiddels heeft de vorige Minister dit weer teruggedraaid.
                     Derdelanders moet ons land uit, en wat de PVV betreft moeten ze direct ons land uit
                     en niet pas in oktober.
                  
Tot slot, voorzitter. Er is al een hele tijd grote onrust onder de inwoners van Venlo
                     vanwege de komst van nog eens 600 asielzoekers naar hun stad. Er zijn zorgen over
                     de openbare orde en veiligheid. Meerdere omwonenden zijn uit de klankbordgroep met
                     de gemeente en het COA gestapt. Maar gisteren las ik in De Limburger dat Venlo helemaal
                     geen extra asielzoekers meer op hoeft te vangen en dat dat azc in het Bethaniëklooster
                     er helemaal niet hoeft te komen, omdat Venlo al voldoet aan het verdeelbesluit dat
                     is vastgesteld door de provincie. Dat is goed nieuws, want dat betekent dat er per
                     direct een streep kan door de plannen voor dat azc in Venlo. Gaat de Minister dit
                     direct regelen?
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Boomsma heeft een interruptie voor u.
De heer Boomsma (NSC):
Nog een vraag over Syrië. Syriërs die nu vrijwillig terugkeren, kunnen een geldbedrag
                     meekrijgen om dat te stimuleren. Staat de PVV ervoor open om dat bedrag te verhogen
                     om mensen ertoe te verleiden om eerder terug te keren, zodat ze huizen weer kunnen
                     opbouwen en dergelijke?
                  
Mevrouw Vondeling (PVV):
Wij zijn in principe gewoon voor gedwongen terugkeer. Vrijwillige terugkeer steunen
                     we op zich wel, maar we willen mensen geen tas vol geld geven om terug te keren. In
                     het verleden werkte dat ook niet. Dat hebben we gezien met de Albanezen. Het trekt
                     namelijk juist meer mensen aan; ze komen hier geld innen in plaats van dat ze daadwerkelijk
                     teruggaan en ook niet meer terugkomen. Wij hebben dus liever gedwongen terugkeer,
                     maar wij steunen nu wel de vrijwillige terugkeer en de ondersteuning die wordt geboden.
                     Alleen, we willen dat bedrag niet verhogen.
                  
De voorzitter:
Ik ga naar mevrouw Rajkowski van de VVD.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Migratie staat hoog op de agenda, niet alleen op die van Nederland,
                     maar ook op die van Europa. Ook al is het kabinet in Nederland gevallen, de problemen
                     wachten niet. Het is dan ook onze verantwoordelijkheid om door te gaan met maatregelen,
                     zodat we grip krijgen op migratie, ook in Europa.
                  
Mijn eerste punt gaat over het landenbeleid en de brief die we gisteren hebben gekregen.
                     Ons asielsysteem is bedoeld om mensen op te vangen die onveilig zijn in hun eigen
                     land. Als de situatie in dat land verandert en mensen veilig terug kunnen, moet dat
                     ook gebeuren. Demissionair Minister van Weel heeft de Kamer er gisteren over geïnformeerd
                     dat er weer gestart gaat worden met het beoordelen van alle nieuwe en bestaande asielaanvragen
                     van Syriërs. De VVD vindt dit een verstandige stap, maar we hebben hier nog een aanscherping
                     op. Sommige Syrische vluchtelingen weten zich hier niet te gedragen: messteken, drugs,
                     vechtpartijen onder het bollendak in Utrecht, het stelen van knuffels van een gedenkplek
                     voor Jeffrey en Emma in Winschoten of zwartrijden in het openbaar vervoer. De VVD
                     zou willen dat de asielaanvragen van Syrische vluchtelingen die veroordeeld zijn voor
                     een strafbaar feit, als eerste behandeld worden. Kan de Minister toezeggen dat dit
                     waar mogelijk gebeurt? Mensen die misbruik maken van onze gastvrijheid, heb ik het
                     liefst zo snel mogelijk terug naar hun eigen land.
                  
Dan de Terugkeerverordening. Asielmaatregelen werken alleen als uitgeprocedeerde asielzoekers
                     daadwerkelijk weer vertrekken naar hun eigen land. Dat lijkt heel logisch, maar dat
                     gebeurt nog te weinig. In Europa gaat dat slechts om 20%. De Terugkeerverordening
                     is voor Nederland en Europa heel belangrijk, maar ik zie dat deze voor de komende
                     Raad niet op de lijst met de te bespreken onderwerpen staat. Wat gaat de Minister
                     doen om wel vaart te houden op dit dossier? De Europese Commissie heeft aangegeven
                     dat het instellen van een beroep tegen een uitzetting van een veilig derde land geen
                     automatische schorsende werking heeft, omdat dit mechanisme al in de Terugkeerverordening
                     zit. Dat begrijpt de VVD, maar wij willen deze schorsende werking ook niet in de Terugkeerverordening
                     hebben. We vinden het asielsysteem zoals we dat in Nederland geregeld hebben juist
                     goed. De asielprocedure en de terugkeerprocedure zijn van elkaar gescheiden. Kan de
                     Minister op Europees niveau pleiten om de schorsende werking uit de Terugkeerverordening
                     te halen?
                  
Voorzitter. Dan het Migratiepact. Volgend jaar gaat het Europese Asiel- en Migratiepact
                     in. Dit gaat ervoor zorgen dat we Europabreed meer controle gaan krijgen over wie
                     Europa binnen kan komen, over wie er mag blijven en dus ook over wie er naar Nederland
                     komt. In juni volgend jaar moet dit pact ingaan. Dat is toch echt dichterbij dat je
                     denkt. Daarom is het voor de VVD van belang dat we zo snel mogelijk de benodigde implementatiewetgeving
                     hiervoor ontvangen, zodat we deze zorgvuldig en voortvarend kunnen bespreken in de
                     Tweede Kamer. Kan de Minister de VVD toezeggen dat de Kamer deze wetgeving nog voor
                     het zomerreces ontvangt?
                  
Voorzitter. Dan mijn laatste punt: de Oekraïners. Een aantal maanden geleden sprak
                     de Tweede Kamer met de voormalige Minister over de Oekraïners, hun tijdelijke bescherming
                     en hun rechten en plichten. Er zouden verschillende programma's worden opgezet rondom
                     scholing die nuttig zouden kunnen zijn voor de mensen hier, maar ook voor de heropbouw
                     van Oekraïne. Wanneer kan de Kamer hierover een update verwachten?
                  
Voorzitter. Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Nispen heeft een interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Ik heb een korte vraag. Ik ben ook benieuwd naar de implementatiewet voor de uitvoering
                     van het EU-Migratiepact. Maar de vraag is toch wel hoeveel eerder de asielwetten,
                     waar zo veel om te doen is en waar iedereen nu van vindt dat ze allemaal snel behandeld
                     moeten worden, naar verwachting in werking kunnen treden dan de implementatiewetgeving
                     voor het EU-Migratiepact. Wat is de inschatting van mevrouw Rajkowski?
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Tijdens een rondetafel heeft onder andere de IND als uitvoeringsorganisatie aangegeven
                     dat de Asielnoodmaatregelenwet bij wijze van spreken meteen doorgevoerd zou kunnen
                     worden. Daar ligt volgens mij niet het lastige deel. Als Kamer moeten we nog wel een
                     ei leggen over het tweestatusstelsel. Dat zou ingevoerd kunnen worden zodra we dit
                     behandeld hebben. Als wij het als Tweede Kamer nu behandelen voor het zomerreces,
                     dan kan de Eerste Kamer er misschien na het zomerreces een ei over leggen. Dan zou
                     het in ieder geval eerder behandeld kunnen worden of in werking kunnen treden dan
                     het Migratiepact. Ik sta echt wel open om te kijken wat nou een verstandige datum
                     is om dat tweestatusstelsel in te voeren. Maar als we als Tweede Kamer zeggen dat
                     we een strenger beleid willen en als dat dan over een jaar ingaat, dan weet ik wel
                     wat er in de tussentijd gebeurt. Die weging zal ik dus altijd maken. Maar wij staan
                     open om het gesprek hierover te voeren. Voor ons is het belangrijk dat er verandering
                     komt in de asielketen, maar het moet ook netjes en zorgvuldig gebeuren. Als er voorstellen
                     zijn, zie ik die dus graag tegemoet.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Podt en daarna de heer Van Baarle.
Mevrouw Podt (D66):
Ik hoor mevrouw Rajkowski twee dingen zeggen; ik hoor haar eigenlijk een heleboel
                     dingen zeggen. Maar ik hoor haar zeggen dat de implementatie van het Migratiepact
                     hartstikke belangrijk is. Dat ben ik zeer met haar eens. Volgens mij is dat by far
                     de meest effectieve maatregel die we met z'n allen kunnen nemen. Maar ondertussen
                     hoor ik ook een verlanglijst van hier tot Tokio, met allerlei andere dingen die deze
                     Minister ook nog moet gaan doen. Ik heb begrepen dat de Minister vanmorgen ook een
                     vrij stevig debat heeft gehad over alle dingen die hij op een ander departement nog
                     te doen heeft. Is mevrouw Rajkowski het met mij eens dat de implementatie van het
                     Migratiepact prioriteit nummer een, twee en drie moet zijn?
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Nee. Voor mij zijn de twee asielwetten prioriteit een, twee en drie. Daarna komt de
                     implementatie van het Migratiepact. Dus die staat zeker hoog op mijn lijstje.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Ook mevrouw Rajkowski zou ik een vraag willen stellen over het nieuwe beleid ten aanzien
                     van Syrië. Ik vraag haar in te gaan op het volgende. Zoals ik net zei, zegt het kabinet
                     zelf: de veranderingen zijn niet ingrijpend en men kan er niet van uitgaan dat het
                     zo blijft. Dan zijn er al die mensenrechtenorganisaties die aangeven: het nieuwe beleid
                     is gewoon gokken met de levens van Syriërs. Gokken met de levens van Syriërs. Wat
                     is de reactie van mevrouw Rajkowski daarop? Zij kan toch niet vasthouden dat je op
                     basis van de huidige informatie dit beleid nu kunt doorvoeren?
                  
De voorzitter:
Dat was uw laatste interruptie, meneer Van Baarle. Ik ga naar mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Ik begrijp de vraag. Zoals ik de brief lees, staat er niet dat er per direct mensen
                     teruggestuurd worden. Er staat dat het herbeoordelen weer opgestart gaat worden. Dat
                     is inderdaad een tussenstap die genomen wordt voordat je mensen terug gaat sturen.
                     Ik lees ook een hoop nuance in de brief. Er staat namelijk dat het wel veilig moet
                     zijn en dat mensen terug moeten kunnen komen. Er worden ook risicoprofielen aangewezen
                     voor een aantal groepen. Ik maak me geen zorgen dat deze Minister ervoor gaat zorgen
                     dat mensen rücksichtslos worden teruggestuurd als ze niet veilig zouden zijn. We krijgen
                     een ambtsbericht. Op basis van expertise en op basis van internationale regels, richtlijnen
                     en mensenrechten moet er beoordeeld worden of mensen hier mogen blijven of niet. Daarna
                     volgt nog een terugkeerbesluit, als dat aan de orde is.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Piri voor haar laatste interruptie.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik begrijp dat de IND op dit moment 17.000 zaken in behandeling heeft van Syriërs,
                     die hier soms al vele, vele maanden wachten op een besluit. Er was een moratorium.
                     Als ik het goed begrijp, is de VVD het ermee eens dat de meeste van deze mensen worden
                     afgewezen, behalve alawieten en lhbti'ers, maar niet gedwongen worden uitgezet. Begrijp
                     ik dat goed?
                  
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Als mensen gedwongen kunnen worden uitgezet, dan is de VVD daar zeker voor. Ik geef
                     alleen aan dat we de procedures moeten volgen zoals die opgeschreven staan. We baseren
                     ons op ambtsberichten, op expertise, op diplomatieke mensen die hier kennis van hebben.
                     Daar baseer ik me op. Ik ben niet degene die gaat beoordelen of mensen hier wel of
                     niet mogen blijven. Voor mij waren het ambtsbericht en de landenbrief duidelijk. We
                     heffen het moratorium op in die zin dat de nieuwe en de lopende asielaanvragen beoordeeld
                     gaan worden. Dat lijkt mij verstandig en ook wenselijk voor de mensen die hier al
                     een halfjaar zitten te wachten of ze hier op lange termijn überhaupt mogen blijven.
                     Nog even los van de vraag of mensen meteen terug kunnen of niet, lijkt het me ook
                     fijn om te weten of je je leven in Nederland straks kan gaan opbouwen of niet.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Het woord is aan mevrouw Piri voor haar inbreng. Ik wijs de Kamerleden
                     erop dat het allemaal iets korter moet, want we hebben maar drie uur en we zitten
                     hier met negen Kamerleden.
                  
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Moet mijn inbreng korter, voorzitter?
De voorzitter:
Dat is altijd wenselijk in uw geval, maar doe een poging.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. De restanten van het kabinet-Wilders/Yeşilgöz zijn publiekelijk ruzie
                     aan het maken over wie voor een paar maanden de afleidingsmanoeuvres de wereld in
                     mag slingeren. Vooralsnog zal het deze Minister zijn die morgen en overmorgen namens
                     Nederland aanwezig is in Luxemburg. De voorganger van deze Minister was vaak rijkelijk
                     laat met het toesturen van brieven. Ook deze Minister heeft gisteravond nog even een
                     grote beleidswijziging kenbaar gemaakt, namelijk dat Syrië voor veel meer Syriërs
                     veilig verklaard kan worden om naartoe terug te keren. Het met stoom en kokend water
                     aangepaste landenbeleid roept bij mijn fractie vooral veel vragen op. Het ambtsbericht
                     beschrijft de situatie als «volatiel», «instabiel» en «fragiel». En in de beslisnota
                     staat: «het valt niet goed in te schatten hoe de situatie zich verder zal ontvouwen».
                     Daarnaast stelt de Minister zelf: «De bestendigheid van de situatie in Syrië valt
                     niet goed in te schatten.» Dit zijn de quotes. Hoe kan de Minister ondanks deze opsomming
                     besluiten om mensen terug te sturen naar Syrië? Hoe groot is de kans dat de Minister
                     binnenkort weer het beleid zal moeten aanpassen? Hoe komt het dat organisaties zoals
                     UNHCR tot een andere conclusie komen, namelijk dat niet is voldaan aan de vereisten
                     voor het beëindigen van de vluchtelingenstatus voor vluchtelingen uit Syrië? In het
                     ambtsbericht wordt bijvoorbeeld de situatie van sjiieten als «precair» omschreven.
                     Waarom zijn zij dan weer niet als risicogroep benoemd, met verwijzing naar de precaire
                     situatie? Wat moet volgens deze Minister in een volgend ambtsbericht staan om over
                     te gaan tot een herbeoordeling van de al afgegeven verblijfsvergunningen? Wat zijn
                     dan precies de voorwaarden waar de Minister naar kijkt?
                  
Voorzitter. Veel Syriërs zijn sinds 2011 naar Europa gekomen. Volgens mij is dit de
                     allergrootste groep asielzoekers in Europa. Dat geldt niet alleen voor Nederland,
                     maar ook voor heel veel Europese landen. Waarom is er dan geen Europese aanpak? Als
                     je naar Syrië zelf kijkt, waar op dit moment 7,5 miljoen intern ontheemden zijn, terwijl
                     er daarnaast 5 miljoen Syriërs buiten Syrië zijn, dan zou je toch hopen dat de internationale
                     gemeenschap gaat kijken hoe ze hier samen uit kan komen, in plaats van allemaal een
                     voor een apart een verschillend bilateraal beleid te gaan voeren.
                  
Dan de «go and see»-regeling. De Minister weet inmiddels ongetwijfeld dat deze Kamer
                     daarover een motie van het CDA en GroenLinks-PvdA heeft aangenomen. Zijn voorganger
                     weigerde om die uit te voeren. Ik ben benieuwd hoe deze Minister ernaar kijkt, want
                     als ik het goed zie, is in Brussel wel naar voren gebracht om te kijken naar een Europese
                     regeling en heeft het kabinet zich daar niet tegen verzet. Ik hoor dus graag wat het
                     is.
                  
Voorzitter, kan ik mijn laatste zinnen nog uitspreken? Ja? Gelukkig.
De tijdelijke bescherming van Oekraïners. De Russische invasie van Oekraïne duurt
                     voort. Helaas zien we elke ochtend verschrikkelijk nieuws in de kranten binnenkomen.
                     Dat betekent dat we ook rekening moeten houden met een scenario waarin de oorlog niet
                     op korte termijn voorbij is en de beschermingsopdracht niet meer tijdelijk is. Wat
                     is de stand van zaken van de nationale terugvaloptie? In hoeverre sluit de terugvaloptie
                     aan bij de bescherming van andere vluchtelingen in Nederland als het gaat om rechten
                     en plichten? Is de Minister hierover in gesprek met andere EU-lidstaten? Want de Oekraïners
                     en de Syriërs, hoewel ze onder een ander juridisch kader vallen, zijn natuurlijk de
                     twee grote groepen waarvoor mijn fractie echt hoopt dat we tot een Europese aanpak
                     kunnen komen.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Piri. Ik ga naar de heer Van Nispen van de Socialistische Partij.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik begin met de constatering dat de post van deze Minister
                     zeer populair is, dat er openlijk over geruzied wordt en dat ik dat toch tamelijk
                     gênant vind. Volgens mij heeft de Minister zelf ook een keuze om te bepalen of hij
                     deze twee banen naast elkaar verstandig vindt. Alsof er niet genoeg te doen is op
                     Justitie en Veiligheid! Mijn vraag is wel: wat gaat deze Minister nou anders doen
                     dan zijn voorganger? Misschien zijn dat honderd dingen, maar kan hij een top vijf
                     geven?
                  
Als ik vervolgens naar de inzet van de regering bij de aankomende JBZ Asiel kijk –
                     die is, denk ik, nog voornamelijk onder de vorige Minister tot stand gekomen – zie
                     ik vooral heel veel trots op de harde lijn. Ik vind dat misplaatste stoerdoenerij
                     en die vind ik niet zo verstandig. Die is er bijvoorbeeld ten aanzien van het herzien
                     van het veiligderdelandconcept. Dat moet namelijk scherper en nog meer schuren met
                     de mensenrechten. Het bandencriterium gaat eraf, wat betekent dat een asielzoeker
                     naar een land kan worden gestuurd zonder daar ooit te zijn geweest. De Minister noemt
                     dit out of the box denken en een goede manier om meer ruimte te geven om innovatieve
                     oplossingen te creëren. Maar op welke manier is het verzwakken van de definitie van
                     «veilig derde land» creatief en out of the box? Wordt het opzoeken van de randen van
                     de mensenrechten nu echt gedefinieerd als creatief? Ik vind dat opmerkelijk. Ik snap
                     het idee van een EU-lijst wel, maar het moet daar wel echt veilig zijn. Wat is er
                     veilig aan Egypte, waar sprake is van grootschalige repressie en waar vreedzame critici
                     van het regime gedetineerd en gemarteld worden? Ook bij Tunesië en Servië zijn serieuze
                     vraagtekens te plaatsen. Kan de Minister aandringen op het opschorten van dit besluit,
                     in ieder geval ten aanzien van deze landen, tot we de gebruikte bronnen hebben kunnen
                     controleren?
                  
Ook de terugkeerhub wordt gezien als iets innovatiefs, dus de afspraken met landen
                     zoals Rwanda of Uganda om tegen betaling mensen die daar niet vandaan komen tijdelijk
                     onder te brengen. Van terugkeer is eigenlijk geen sprake, want die mensen komen er
                     niet vandaan. Ik vind dat dit vooral het falen van het terugkeerbeleid laat zien,
                     want waarom kan niet bij de landen van herkomst worden afgedwongen, zo mogelijk in
                     Europees verband, dat mensen gewoon worden teruggenomen? Hoe reageert de Minister
                     op recente berichten over de terugkeerhub in Albanië, die wordt omschreven als een
                     gevangenis waarin asielzoekers in slechte omstandigheden leven en waar hulporganisaties
                     niet naar binnen mogen? Ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de VN heeft
                     hierover zijn zorgen geuit. Is dit nou de koers die wij als land moeten inzetten?
                  
We lezen ook dat de Europese Commissie een voorstel heeft gedaan om onderdelen van
                     het EU-Migratiepact te versnellen. Daarmee komen we in de onwenselijke situatie dat
                     niet alleen de Nederlandse asielwetten en het Migratiepact op een ander moment in
                     dreigen te gaan, maar ook dat dit EU-pact zichzelf nog eens opsplitst. Hoe kijkt de
                     Minister hiernaar? Hoe ingewikkeld gaan we het nou maken voor de uitvoering? Is hij,
                     in tegenstelling tot zijn voorganger, wel bereid om het de uitvoeringsorganisaties
                     niet voor eigen politiek gewin onmogelijk te maken en om alle belangrijke veranderingen
                     juist tegelijkertijd te laten doorvoeren en te laten samenlopen? Vindt de Minister
                     ook dat wij vooral moeten kijken naar wat uitvoerbaar is voor de mensen die daadwerkelijk
                     dit werk voor ons doen, zoals het COA en de IND, voordat wij gaan zeggen dat dit er
                     allemaal nog even doorheen kan, ook op Europees niveau? Wordt er überhaupt nog gevraagd
                     naar de impact voordat dit op Europees niveau wordt besproken?
                  
Het kabinet dacht ermee weg te komen om ambtsberichten niet meer te openbaren. Dat
                     vond ik heel gek, want wat was er nou eigenlijk te verbergen? Een rechter was ons
                     als Kamer voor. De regering is teruggefloten; het moest gewoon openbaar worden. Hoe
                     gaat dit nu verder, vraag ik aan de Minister. Worden de ambtsberichten weer gewoon
                     openbaar zoals dat het geval was?
                  
Dan inhoudelijk over het landenbeleid Syrië. Ik vind het onderscheid heel gek. Er
                     is al een vraag over gesteld, maar Syrië is dus kennelijk niet veilig genoeg voor
                     statushouders met een verblijfsvergunning maar wel voor asielzoekers waarvan de aanvraag
                     nog in behandeling is. Is het nou wel of niet veilig voor mensen uit Syrië? Hoe voorkomt
                     de Minister dat mensen worden teruggestuurd naar een onveilig land of dat kinderen
                     naar een land moeten vol explosieve oorlogsresten, maar zonder huizen, onderwijs of
                     schoon drinkwater? Is dit nieuwe landenbeleid niet te voorbarig, vraag ik aan de Minister.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Nispen. Dat brengt ons bij mevrouw Podt van D66.
Mevrouw Podt (D66):
Dank u wel, voorzitter. De coalitie die er alleen vanwege de asielplannen kwam, is
                     uiteengevallen. Dat is zonde voor de kiezer die een strenger migratiebeleid wilde,
                     zou je denken, maar het is eigenlijk onmogelijk om nog minder asielbeleid te voeren
                     dan dit kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB de afgelopen elf maanden heeft gedaan. Hopelijk
                     kunnen we vanaf nu aan de slag met beleid dat werkt.
                  
Ik wil de Minister welkom heten bij deze commissie en hem vooral succes wensen met
                     het huiswerk dat de vorige Minister heeft laten liggen. Daarover een aantal vragen.
                     Allereerst – ik zei het net al even – de implementatie van het Migratiepact, waarover
                     tijdens de Raad zal worden gesproken. Het pact is verreweg de meest effectieve manier
                     om grip op migratie te krijgen. Waarom ligt de Nederlandse uitvoeringswet dan nog
                     steeds niet bij de Raad van State? De deadline van juni 2026 nadert snel. Is de Minister
                     bereid om dit als hoogste prioriteit op te pakken? Doet hij dat niet, dan dreigt Nederland
                     zelf in de weg te staan van effectief Europees asielbeleid.
                  
Voorzitter. Op de voorbereidingen heeft de Kamer ondertussen vrij weinig zicht. Zo
                     zie ik verschillende deadlines staan deze maand voor ICT-aanpassingen, opvang en personeel,
                     maar de status hiervan is totaal onduidelijk. Kan de Minister nog voor de zomer een
                     brief naar de Kamer sturen met een stand van zaken van de implementatie? Het kabinet
                     moet bovendien deze maand nog een plan inleveren om aanspraak te kunnen maken op geld
                     van de EU voor implementatie, maar ik heb gehoord dat Nederland dat, in tegenstelling
                     tot veel andere landen, nog niet heeft gedaan. Waar wacht dit kabinet op? Al met al
                     is het gebrek aan voortgang en transparantie echt zorgelijk. Ik hoop dat dit onder
                     de nieuwe Minister snel verbetert.
                  
Voorzitter. In het verlengde hiervan het Entry/Exit-systeem. Het live gaan van het
                     EES is blijkbaar vertraagd omdat drie lidstaten nog niet klaar zijn, waaronder Nederland.
                     Kunt u daarvoor redenen geven en zich eraan committeren om zo snel mogelijk klaar
                     te zijn?
                  
Voorzitter. Dan over het verblijf van Oekraïners. We hebben het hier vaker over gehad.
                     Het helpt niet dat dit steeds een jaar vooruit wordt gepland en er dan duidelijkheid
                     wordt gegeven aan Oekraïners en de mensen die hen opvangen. De Commissie raadt de
                     lidstaten nu aan om de status van Oekraïners langzamerhand te gaan omwisselen: werkenden
                     een werkvisum en studenten een studievisum. Zo zorgen we voor zekerheid, maar zo zorgen
                     we er ook voor dat mensen niet stil komen te staan. Dat mensen zich blijven ontwikkelen
                     is van belang, of hun toekomst nou uiteindelijk in Nederland of in Oekraïne ligt.
                     Is het kabinet bereid dit advies inderdaad over te nemen? Ook gaat de Commissie maatregelen
                     nemen tegen Oekraïners die zich hebben ingeschreven in meer dan één lidstaat. Is dit
                     iets waar Nederland al maatregelen tegen neemt?
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van mevrouw Van Zanten van BBB.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik hoorde mevrouw Podt eerder over de coalitie van vier partijen zeggen dat die naar
                     haar idee nog nooit zo weinig heeft bereikt. Ik vroeg me af wat D66 dan precies heeft
                     bereikt in de vorige kabinetten met betrekking tot het inperken van de asielinstroom,
                     want volgens mij was het toch ook echt D66 die in een kabinet zat toen de instroom
                     heel erg volliep en de azc's helemaal volliepen.
                  
Mevrouw Podt (D66):
Hier hebben we het vorige week in de debatten ook over gehad. Volgens mij waren we
                     een heel, heel end om daar met elkaar uit te komen en toen donderde de boel ook in
                     elkaar. Blijkbaar zijn er mensen die steeds de noodzaak voelen om weg te lopen op
                     momenten dat het moeilijk wordt. Dat kan ik ook niet helpen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Zanten, ik wijs de Kamerleden er wel op dat het gaat over de JBZ-Raad
                     van de komende twee dagen. Ik wil niet het aureool van partijdigheid krijgen, maar
                     probeer zo veel mogelijk daar in de buurt te blijven.
                  
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik heb er slechts één opmerking over. We begrijpen elkaar, maar ik vind het dan eigenlijk
                     ook niet terecht dat mevrouw Podt net BBB, NSC en VVD noemde.
                  
Mevrouw Podt (D66):
Laat ik dan een geste doen richting mevrouw Van Zanten: we bevinden ons tot op zekere
                     hoogte in hetzelfde bootje.
                  
Dan ga ik naar ...
De voorzitter:
Mevrouw Podt vervolgt haar betoog. Ze is erg snel vandaag. Mevrouw Podt vervolgt haar
                     betoog. Gaat uw gang.
                  
Mevrouw Podt (D66):
Voorzitter. Ik kom bij mijn laatste punt, over het Schengengebied. Ook daar komt de
                     Minister over te spreken. Hij zegt dat te willen versterken. Applaus; daar kan ik
                     alleen maar heel erg blij mee zijn. De vraag is wel hoe binnengrenscontroles in dat
                     plaatje passen, want volgens mij staat dat een beetje haaks op het hele idee van het
                     Schengengebied. U weet wel, die binnengrenscontroles waarover de Rekenkamer recent
                     nog zei: niet effectiever tegen grenscriminaliteit dan MTV-controle. En: «... het
                     aantal asielzoekers en secundaire migranten dat bij een binnengrenscontrole werd aangetroffen,
                     daalde. Deze aantallen lagen altijd al laag en halveerden sinds de herinvoering van
                     de binnengrenscontroles». Dat lijkt me geen overweldigend succes. Dus ik vraag me
                     af waarom we dit eigenlijk nog doen.
                  
Ondertussen vraagt de Duitse Minister van Binnenlandse Zaken zich af wat het Nederlandse
                     kabinet in hemelsnaam gaat doen aan Nederlandse burgers die aan de grens auto's staan
                     te controleren. Ook dat lijkt me niet de bedoeling. Is deze Minister het eens met
                     onze premier, die dit «een vorm van demonstreren» noemde? Zo nee, heeft de Minister
                     dan inmiddels stappen ondernomen tegen de mensen die dit staan te doen?
                  
Dat was het, voorzitter. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga naar mevrouw Van Zanten van BBB.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Ook al is de PVV vorige week uit het kabinet gestapt, wij
                     geven niet op en blijven werken aan een streng asielbeleid, want dat is wat Nederland
                     wil en wat BBB wil: geen stilstand, maar resultaat.
                  
Voorzitter. Telkens horen we dat het allemaal niet mag, niet kan of juridisch ingewikkeld
                     is. Ook de voormalige Minister zei of schreef dit geregeld, bijvoorbeeld in december
                     naar aanleiding van mijn motie over het tijdelijk stopzetten van gezinshereniging.
                     Vorige maand deed ik een nieuwe poging. Deze motie werd opnieuw ontraden, maar is
                     wel aangenomen. Mijn vraag aan deze plaatsvervangend demissionair Minister is: hoe
                     staat het met de uitvoering daarvan? Is hij van plan hier voortvarend mee aan de slag
                     te gaan? Graag een reactie.
                  
Voorzitter. Keer op keer lijken we met ons asielbeleid aan te lopen tegen internationale
                     wetten en verdragen. BBB is behoorlijk klaar met «dat kan niet, dat mag niet». Overal
                     binnen de Europese Unie zien we landen die die ruimte wel pakken: Zweden, Polen, Oostenrijk,
                     Duitsland, België. Ze zoeken de grenzen van het Europees recht op en benutten die.
                     Durft Nederland die ook eens te zoeken en te benutten? Dat vraag ik aan de Minister.
                  
Wat BBB betreft is het daarnaast tijd om die achterhaalde verdragen en wetten aan
                     te passen of op te zeggen. Sommige zijn nota bene zo'n 75 jaar geleden opgesteld in
                     een totaal andere situatie. Is de Minister dit met ons eens? En, zo ja, welke concrete
                     stappen gaat hij dan zetten?
                  
De Duitse bondskanselier zei over zijn eigen maatregel om asielzoekers bij de grens
                     tegen te houden: «Wij denken dat dit gewoon kan. Mocht de rechter ons toch terugfluiten,
                     dan kan dat nog jaren duren en intussen hebben we resultaten geboekt.» Precies dit.
                     Intussen heb je als land dan ook het signaal afgegeven dat het niet langer zo aantrekkelijk
                     is als voorheen om naar dit land te komen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Podt heeft een interruptie voor u.
Mevrouw Podt (D66):
Mijn mond valt wel een klein beetje open. Eigenlijk zegt mevrouw Van Zanten hier gewoon:
                     «Laten we de wetten gewoon maar uit het raam gooien. Het maakt allemaal niet uit.
                     We gaan het gewoon proberen en dan wachten we wel tot we terug worden gefloten door
                     de rechter.» Dat is toch geen manier van doen? Ik had het net over die mensen die
                     dit bij de grens staan te doen. Dat kan gewoon niet; dat is tegen de wet. Je hebt
                     je als overheid gewoon aan je eigen wetten te houden. Je gaat daar toch niet overheen,
                     gewoon om te kijken wat er dan gebeurt? Dat is toch niet de manier waarop we dingen
                     doen met elkaar? Of het nou over asiel gaat of over landbouw of over iets heel anders,
                     dat doen we gewoon niet. Het lijkt me echt ook ...
                  
De voorzitter:
Zullen we het bij vragen houden? Kunt u uw vraag stellen?
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil mevrouw Van Zanten voornamelijk oproepen om zich juist als parlementariër te
                     onthouden van dit soort dingen. Volgens mij moeten we dat niet doen. Dus nee, ik heb
                     geen vraag. Ik heb een oproep.
                  
De voorzitter:
Daar mag mevrouw Van Zanten wat op zeggen en dan vervolgt ze daarna haar betoog.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik wil daar wel wat op zeggen. Volgens mij gaat het hier in de eerste plaats om een
                     politieke keuze die je maakt. Wij zijn uiteindelijk ook verantwoordelijk voor het
                     maken van wetten. Als wij zien dat Europese wetten ons nationale beleid zo in te weg
                     zitten, dan vind ik dat wij daar absoluut naar moeten kijken, zeker als die wetten
                     bijvoorbeeld uit 1951 zijn en allang niet meer passen in deze huidige tijd met deze
                     enorme massa's zich verplaatsende mensen. Dat was in 1951 nog niet het geval.
                  
De voorzitter:
De laatste interruptie van mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Het staat mevrouw Van Zanten volkomen vrij om dat te vinden en om dan vervolgens de
                     wet te veranderen. Dat is de manier; dat is waar wij voor zijn besteld. Maar oproepen
                     om de wet te gaan overtreden en dan te kijken wat de rechter doet, past ons niet als
                     Kamer.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Zanten mag een antwoord geven en vervolgt daarna haar betoog.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik wil daar nog wel even op antwoorden. Ik vraag ook juist om het aanpassen van Europese
                     wet- en regelgeving en om er, als dat niet kan, desnoods uit te stappen. Wij kunnen
                     dat wat mij betreft. Volgens mij kan dat juridisch gezien ook gewoon. Als je er niet
                     uit komt, kan je eruit stappen.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik wil het graag even hebben over Syrië, zoals meerdere collega's ook al hebben gedaan.
                     De Minister kwam gisteravond met een brief naar aanleiding van het laatste ambtsbericht
                     over Syrië. Hij schreef dat de situatie in Syrië ten goede is gekeerd en dat hij daarom
                     het landenbeleid per direct aanpast. Hij schreef ook dat onder een risicoprofiel vallen
                     niet automatisch een verblijfsvergunning betekent. De IND beoordeelt per individu
                     of de asielzoeker gegronde vrees heeft voor vervolging of ernstige schade. Hij schrijft
                     dat Syriërs die niet tot deze risicoprofielen behoren zelf met bewijs moeten komen,
                     iets wat we overigens al hadden opgenomen in het hoofdlijnenakkoord. Iets verderop
                     in de brief schrijft hij: «Hoewel de veiligheidssituatie een redelijke verbetering
                     laat zien, nog niet kan worden geconcludeerd dat de positieve wijzigingen reeds ingrijpend
                     en van niet-voorbijgaande aard zijn.» En daarom wordt niet overgegaan op herbeoordeling
                     van Syrische statushouders. Als er geen reden meer is om Syrische asielzoekers een
                     verblijfsvergunning te geven, dan is er toch ook geen reden meer om de tijdelijke
                     verblijfsvergunning van Syrische statushouders niet in heroverweging te nemen? Veilig
                     is veilig. Graag een reactie van de Minister. En kom dan alstublieft niet aan met
                     zoiets als de Europese kwalificatierichtlijnen, want dat is in dit geval een papieren
                     werkelijkheid.
                  
Afrondend, voorzitter. Na minstens vijftien jaar wanbeleid op asiel konden we eindelijk
                     stappen maken, maar het kan en mag niet zo zijn dat het asielbeleid door de val van
                     het kabinet wederom tot stilstand komt. Alles loopt al jaren vast in Nederland. Ik
                     hoef u niet te vertellen hoe groot de problemen zijn met onder meer de asielopvang
                     en in het algemeen ook de huisvesting, de zorg, het onderwijs en de aanleg van infrastructuur,
                     om maar wat te noemen. Als we geen stopknop instellen met elkaar, dan wordt zelfs
                     de allerbeste opvang onhoudbaar.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dat brengt ons bij de heer Van Baarle. Dan gaan we naar de heer Van Baarle voor zijn
                     inbreng.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Door de val van dit kabinet zijn we eindelijk verlost van
                     het circus-Faber. Onder het vorige bewind werden niet-bestaande borden in Denemarken
                     aangehaald waarop zou staan: wij werken aan uw terugkeer. We kregen geen antwoord
                     op vragen en de meest gevleugelde uitspraak waar we de voorganger van deze Minister
                     door herinneren zijn de woorden «ik ben beleid». Nu zien we weer een grote aanfluiting,
                     waarbij de coalitiepartijen rollebollend over straat gaan over de invulling van de
                     portefeuille. Mijn eerste vraag aan deze Minister is: denkt hij ook dat hij beleid
                     is, net zoals zijn voorganger? Gaat hij breken met de manier van besturen van zijn
                     voorganger? Wat vindt hij van de ontstane chaos rondom zijn portefeuille?
                  
Voorzitter. De afgelopen tijd hebben we gezien hoe in Nederland illegale grenscontroles
                     werden uitgevoerd. Een groep op hol geslagen burgers is lukraak grenscontroles gaan
                     uitvoeren. Dat is natuurlijk totaal onaanvaardbaar en moet in de strengste bewoordingen
                     veroordeeld worden. Een woordvoerder van de gemeente Westerwolde zei terecht dat het
                     verboden is voor burgers om auto's aan te houden op de manier waarop de politie dat
                     doet en dat dergelijke acties voor onveiligheid zorgen. Van deze Minister kregen we
                     een reactie in slappe bewoordingen, waarbij hij vooral aangaf begrip te hebben voor
                     de zorgen van deze mensen. Premier Schoof zei zelfs dat hij begrijpt dat deze acties
                     zijn uitgevoerd en dat het een vorm van demonstreren is. Ik viel echt van mijn stoel
                     door de slappe reacties van deze bewindspersonen: begrip voor het uitvoeren van acties
                     die indruisen tegen de wet. Ik vraag deze Minister, die ook verantwoordelijk is voor
                     de portefeuille JenV, om hier echt op een andere manier mee om te gaan dan hij nu
                     doet, waarbij eigenlijk begrip wordt opgebracht voor het verbreken van de wet.
                  
De voorzitter:
Ik zou ook u wel willen vragen om u te richten op de JBZ-Raad; daarvoor zitten we
                     hier bij elkaar. U heeft een interruptie van mevrouw Piri. Dat doen we eerst en daarna
                     gaat u verder vragen stellen over de JBZ-Raad, hoop ik.
                  
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik heb eigenlijk een klein punt van orde. Er is net bekendgemaakt dat er kennelijk
                     een akkoord ligt en dat de post van deze Minister toch in drieën wordt gedeeld. Dus
                     ik vraag me vooral af, voordat we dit debat vervolgen, of het wel deze Minister is
                     die de komende twee dagen in Luxemburg is. O, meneer Eerdmans had die vraag al gesteld?
                     Wist hij het dan al eerder?
                  
(Geroezemoes)
De voorzitter:
Even allemaal ophouden. We houden even de orde hier. Niet buiten de microfoon met
                     elkaar gaan zitten praten. Doe dat nou allemaal niet. Mevrouw Piri, dat is een terechte
                     vraag die u allemaal mag stellen. Die heeft u nu tussendoor even gesteld. Maar ten
                     eerste is dat eigenlijk niet de bedoeling. Ten tweede zit deze Minister hier nu; hij
                     is nu de waarnemend Minister. We gaan rustig verder met het debat. We gaan naar de
                     heer Van Baarle, die nu vragen gaat stellen over de JBZ-Raad.
                  
De heer Van Baarle (DENK):
Dat ga ik doen, voorzitter. Mijn volgende onderwerp is Syrië, dat wel degelijk ook
                     op de agenda van de JBZ staat, en in relatie daarmee ook het landenbeleid van deze
                     Minister, omdat dat ook de stellingname van Nederland impliceert. In de afgelopen
                     periode hebben we gezien dat heel veel politieke partijen in dit huis de Syriërs in
                     Nederland hebben gebruikt als een soort speelbal in hun campagne. De PVV ging daarin
                     het verst, maar andere politieke partijen volgden door te stellen dat Syriërs per
                     direct teruggestuurd zouden moeten worden en zelfs dat ze testosteronbommen zouden
                     zijn. Ik krijg in de afgelopen periode ontzettend veel berichten van Syriërs in Nederland
                     die aangeven zich zorgen te maken over hun toekomst vanwege al die haatcampagnes vanuit
                     politieke partijen, maar ook vanwege het landenbeleid van deze Minister. De Minister
                     geeft aan het landenbeleid te wijzigen, terwijl hij zelf in zijn brief aangeeft dat
                     de wijzigingen in Syrië niet «ingrijpend» genoemd kunnen worden en dat nog niet gesteld
                     kan worden dat ze van niet-voorbijgaande aard zijn. Ook alle toonaangevende mensenrechtenorganisaties
                     – Amnesty, UNICEF, VluchtelingenWerk, UNHCR Nederland – noemen het besluit van deze
                     Minister om het landenbeleid voor Syrië aan te passen «volstrekt voorbarig» en nemen
                     hier stelling tegen. Ik vraag deze Minister: hoe kan hij zijn beleid aanpassen als
                     deze mensenrechtenorganisaties stellen dat het niet kan en dat de situatie in Syrië
                     te onveilig is, als het ambtsbericht stelt dat de situatie onzeker is en als ook deze
                     Minister zelf zegt dat de situatie in Syrië eigenlijk niet ingrijpend is veranderd?
                     Dan kan je dat toch niet volhouden?
                  
Voorzitter. Bij een afgelopen JBZ-Raad werd ook gesproken over de «go and see»-regeling,
                     waarbij Syriërs tijdelijk zouden kunnen terugkeren om de situatie in hun eigen land
                     te beoordelen. In een eerder stadium heeft het kabinet zich daar in Europees verband
                     niet tegen uitgesproken, terwijl het zich wel uitsprak tegen de desbetreffende Kamermotie,
                     die inderdaad is aangenomen. De vraag aan de Minister is: hoe gaat de Minister zich
                     in Europees verband uitspreken ten aanzien van die «go and see»-regeling?
                  
Voorzitter. Daar zou ik het in de eerste termijn bij willen laten.
De voorzitter:
Ik schors tot 15.45 uur.
De vergadering wordt van 15.21 uur tot 15.45 uur geschorst.
De voorzitter:
Goedemiddag. Ik heropen de vergadering van de commissie voor Asiel en Migratie. We
                     hebben het over de JBZ-Raad. Het woord is aan Minister van Weel voor zijn eerste termijn.
                     Misschien kunt u aangeven welke onderwerpen u wilt behandelen. Dank u wel.
                  
Minister Van Weel:
Voorzitter, dank. Het is een genoegen om hier te zijn in uw commissie. Ik zal zo heel
                     kort aftrappen. Daarna heb ik de volgende onderwerpen: Syrië en het landenbeleid in
                     het algemeen, de implementatie van het Migratiepact, grenzen, in de brede zin van
                     het woord, terugkeer, innovatieve oplossingen, Oekraïne en tot slot een klein kopje
                     overig. Langs die lijnen zal ik de beantwoording doen.
                  
Voorzitter. Even in algemene zin. Ik zit hier op dit moment als waarnemend Minister
                     van Asiel en Migratie. Dat vloeit voort uit de vervangingsregeling zoals die was afgesproken
                     bij het aantreden van het kabinet. Dat betekent dat ik volwaardig de portefeuille
                     Asiel en Migratie waarneem, zolang dat nodig is. U heeft net in de schorsing ongetwijfeld
                     de berichten gezien. Ik kan u nog niet vertellen wat daarvan exact de uitkomst is
                     dan wel op welke termijn dat in zou gaan. Ik ga ervan uit dat het op korte termijn
                     is. Maar gedurende dit debat ben ik de enige Minister van Asiel en Migratie, die met
                     u het debat voert over de JBZ-Raad die de komende dagen plaatsvindt. Overigens moet
                     ik u vertellen dat geen van ons drieën, noch ik, noch de andere twee die worden genoemd
                     voor de portefeuille, aanwezig zal zijn bij de JBZ-Raad. Staatssecretaris Teun Struycken
                     neemt deze JBZ-Raad waar.
                  
De voorzitter:
Ik stel voor dat u een band begint met z'n vieren! Dat zou kunnen.
Minister Van Weel:
Om nog meer verwarring voor u te zaaien.
De voorzitter:
Dank aan Minister van Weel. U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
Hoe dat zich verder uitkristalliseert, hoort u natuurlijk op de kortst mogelijke termijn.
                     Maar voor nu zal ik gewoon met u door de vragen op alle onderwerpen heen gaan.
                  
Dat brengt mij bij Syrië. De vraag was: «Is het toeval dat dit nu ineens uitkomt?
                     U zit een paar dagen op dit ministerie, maar het ambtsbericht lag er toch al heel
                     lang? Waarom ineens nu?» Dat hangt samen met het besluit- en vertrekmoratorium dat
                     van kracht was vanaf december. Dat gold tot 14 juni. Alle inspanningen waren erop
                     gericht om voor 14 juni te komen met een antwoord op de vraag: wat doen we na 14 juni,
                     als dat moratorium ophoudt? Daar was het ambtsbericht op gericht. Dat is uiteindelijk
                     ontvangen. De besluitvorming op basis van het ambtsbericht – ook dat is een expertproces
                     en geen politiek proces – dateert van 29 mei. Bij mijn aantreden kreeg ik te maken
                     met het besluit, naar aanleiding van een Woo-verzoek, om het ambtsbericht over Syrië
                     openbaar te maken. Dat is ingewilligd door de Minister van Buitenlandse Zaken. Dat
                     creëert natuurlijk ook al de nodige onrust. Wij hadden vandaag een debat gepland staan
                     over de JBZ-Raad, dat raakt aan Syrië. Gisteren leek mij uiteindelijk dus de beste
                     datum, zowel om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden aan de mensen die hierin
                     onderwerp van gesprek zijn, alsook om met uw Kamer nog het debat daarover te kunnen
                     voeren. Dat doen we op dit moment. Dat was dus de enige reden.
                  
Hoe moet u dat landenbeleid dan lezen? Er is inderdaad een onderscheid ...
De voorzitter:
Mevrouw Podt heeft een vraag voor u, Minister. Ik sta weer drie interrupties toe.
Mevrouw Podt (D66):
Ik wil eigenlijk een punt van orde maken, voorzitter. Ik heb ervoor gekozen om het
                     er nu juist niet over te hebben, want volgens mij zitten we bij elkaar voor de JBZ-Raad.
                     Ik vind het wat wonderlijk dat de Minister aan deze vergadering refereert als «de
                     vergadering waarin dit zou moeten gebeuren en besproken zou moeten worden». Ik ga
                     ervan uit dat dit niet het moment is en dat we daar bijvoorbeeld volgende week ook
                     nog over kunnen praten, als dat nodig is.
                  
De voorzitter:
De Minister geeft gewoon de antwoorden die hij wil geven. En als u daar volgende week
                     weer over wil praten, kan dat ongetwijfeld altijd. De Minister vervolgt zijn betoog.
                  
Minister Van Weel:
Dan kom ik, of een ander, daar graag voor terug.
Laat ik beginnen met wat er in de brief staat die ik heb gestuurd en hoe die is opgebouwd.
                     Een aantal van u heeft daaraan gerefereerd. Daar zit een getraptheid in. We maken
                     het besluit om nu al het moratorium op te heffen voor de asielaanvragen die zijn ingediend
                     maar nog niet zijn beoordeeld. Dat doen we op basis van de situatie zoals nu beschreven
                     in het ambtsbericht. Dat gaat dus nu al lopen. Het gaat om een kleine 17.000 aanvragen
                     die zijn ingediend, plus alle aanvragen die vanaf nu verder binnenkomen. Daar kan
                     de IND nu mee aan de slag op basis van het landenbeleid dat er nu is. Er staat inderdaad
                     wel een clausulering in. Daar werd onder anderen door de heer Van Baarle aan gerefereerd.
                     Die clausulering gaat over wat de bestendigheid is van deze veiligheidswijziging en
                     hoe we daarmee omgaan als het gaat om herbeoordelingen. Er is gewoon een hoge drempel
                     vereist voor de herbeoordelingen van statussen. Dat zijn er op dit moment 71.000.
                     Dat is een enorm aantal mensen. Aangezien we sowieso al 17.000 nieuwe aanvragen hebben
                     liggen, kiezen we ervoor om daar nu mee aan te vangen. Wat betreft de herbeoordelingen
                     wachten we op het volgende ambtsbericht, om te kijken of wat we nu zien gebeuren,
                     namelijk de bestendiging van de situatie en de verbeterde veiligheid, doorzet. Dat
                     is volledig in lijn met het beleid dat we voor alle landen hanteren. Dat is ook in
                     lijn met hoe wij dat normaliter doen. Daar zit dus geen enkele discrepantie tussen.
                     Kort en goed betekent dit dus dat alle nieuwe aanvragen, of de aanvragen die nog niet
                     waren beoordeeld, nu gewoon afgehandeld kunnen worden door de IND. Wat betreft de
                     herbeoordeling wachten we het volgende ambtsbericht af om te bezien of deze veiligheidssituatie
                     de verbetering daarvan bestendigt.
                  
De kern van die veiligheidssituatie, om daar dan mee af te ronden ...
De voorzitter:
De heer Van Nispen heeft een korte interruptie.
De heer Van Nispen (SP):
Die gaat precies hierover. Ik kan dit toch niet helemaal volgen. Is het nou zo dat
                     de situatie in Syrië is zoals die is, dus verschillend per gebied, nog niet helemaal
                     veilig en bestendig et cetera? Maar dat geldt toch voor iedereen, of iemand nou een
                     lopende aanvraag heeft of dat iemands aanvraag al is ingewilligd? Is het nou om redenen
                     van uitvoerbaarheid voor de IND dat de Minister kiest voor deze volgorde? Of zit er
                     een andere reden achter?
                  
Minister Van Weel:
Nee, de uitvoerbaarheid is niet doorslaggevend. Het juridische kader, dat verschilt
                     voor eerste aanvragen en herbeoordelingen, is leidend. Het juridische kader voor herbeoordelingen
                     vereist dat er sprake is van een niet-voorbijgaand karakter – dat is dus eigenlijk
                     een bestendiging van het beeld dat nu al in het ambtsbericht opduikt – voordat je
                     tot een herbeoordeling over kan gaan. Maar dat geldt niet voor nieuwe aanvragen of
                     voor aanvragen die nog niet zijn beoordeeld. Daarvoor is de huidige situatie zoals
                     beschreven in het ambtsbericht, voldoende om de afweging te maken. Daarin zit het
                     onderscheid.
                  
De voorzitter:
De heer Van Nispen kijkt min of meer tevreden. De Minister vervolgt zijn betoog. O,
                     er is nog een interruptie van mevrouw Van Zanten.
                  
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik heb dezelfde vraag als de heren Van Nispen en Boomsma: hoe kan het nou dat voor
                     de ene groep andere regels gelden dan voor de andere groep? Hun land is toch veilig,
                     of niet?
                  
De voorzitter:
Volgens mij lichtte de Minister dit net precies toe, maar we vragen het nog een keer
                     aan hem. Hij gaat nog een poging doen.
                  
Minister Van Weel:
Heel simpel: dat onderscheid is vastgelegd in de codificatie van de EU-richtlijn.
                     Met andere woorden: er geldt gewoon een ander afwegingskader voor nieuwe aanvragen
                     dan voor herbeoordelingen. Dat hanteren we hier.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Van Zanten voor haar tweede interruptie.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dat snap ik; dat heb ik net ook in mijn inbreng genoemd. Maar dat is dan toch een
                     papieren werkelijkheid? Het is toch niet uit te leggen hoe een situatie ... Voor de
                     ene groep is het land wel veilig en voor de andere groep is het land niet veilig.
                     Ik snap dat het juridisch gezien anders werkt, maar dat hoort toch niet zo te zijn?
                     Het is toch eigenlijk krankzinnig dat de ene groep wel terug mag en de andere groep
                     niet? Dat is dan niet op basis van waar ze precies wonen, maar op basis van hun status.
                  
De voorzitter:
De Minister, en daarna mevrouw Piri voor haar interruptie.
Minister Van Weel:
Eén. De wet is zoals de wet is. Dat zeg ik als Minister van Justitie heel vaak. Die
                     wet hebben we ook met z'n allen opgesteld. In de kern is de veiligheidssituatie dezelfde
                     en afdoende voor het maken van afwegingen in alle gevallen. Alleen, er is juridisch
                     gezien een hogere drempel opgeworpen, voortvloeiend uit jurisprudentie daarna, voor
                     de groep die hier al langer zit en waaraan al een status is toegekend. Waarom? Omdat
                     je hiermee een status terugdraait. Daarvan is gezegd dat je een bestendiger beeld
                     moet hebben om dat besluit te nemen, omdat je iemand de facto iets afneemt – ik spreek
                     nu in mijn eigen lekentermen. Dat is anders voor iemand die een nieuwe aanvraag indient.
                     Daar komt het vandaan. Dat is de werkelijkheid die geldt.
                  
De voorzitter:
Uw laatste interruptie, mevrouw Van Zanten.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik ga de vraag toch stellen. Als de situatie nu wel duidelijk is voor nieuwe of lopende
                     aanvragen, maar nog niet voor mensen die al een status hebben omdat die situatie juridisch
                     gezien anders is, dan vraag ik me af wanneer het dan wel genoeg is. Is dat over een
                     week, of over een maand, of over een jaar? Wanneer besluiten we dan dat het nu echt
                     veilig is?
                  
De voorzitter:
De Minister. Daarna ga ik naar mevrouw Piri.
Minister Van Weel:
Het is nu dus echt veilig. De vraag is of dat zich bestendigt. Daarvoor hebben we
                     opnieuw een ambtsbericht uitgevraagd. U heeft gezien hoe omvangrijk en gedetailleerd
                     die zijn, dus daar zit echt wat tijd in. Ik verwacht dat ambtsbericht aan het einde
                     van het jaar te hebben. Dan zou je bij een ongewijzigd beeld dus over zes maanden,
                     over een halfjaar, ook het landenbeleid ten aanzien van de herbeoordelingen kunnen
                     aanpassen. Dan is het uitvoeringstechnisch gezien natuurlijk nog maar de vraag of
                     die 17.000 dan al door de pijplijn zijn, maar dat is een tweede.
                  
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik heb een vraag over specifiek de mensen van wie het asielverzoek nog loopt. Ook
                     ik heb het ambtsbericht gelezen. Daarin staat nergens de conclusie die deze Minister
                     trekt, namelijk dat het voor veel meer Syriërs veilig verklaard kan worden om terug
                     te keren. Ik neem aan dat er gewerkt gaat worden met elementen van dat ambtsbericht
                     om tot die conclusie te komen. Volgens mij had deze Minister drie opties: of verlengen
                     van het moratorium – daar heeft hij niet voor gekozen – of alleen behandelen van de
                     asielverzoeken die tot een positief besluit komen, bijvoorbeeld van alawieten en lhbti'ers,
                     of alles herbeoordelen. Kan hij mij iets zeggen over deze drie opties? Het is niet
                     zo dat dit besluit een logisch gevolg is van het ambtsbericht. Kan de Minister misschien
                     iets meer helderheid verschaffen over die afweging?
                  
Minister Van Weel:
Eén. Het is niet alleen een besluit dat de Minister neemt op basis van hoe hij 's
                     morgens zijn ministerie binnenstapt en dan denkt: goh, dit is «m. Er ligt ontzettend
                     veel werk in het ambtsbericht. Er zit ook ontzettend veel expertwerk in vanuit de
                     uitvoeringsorganisaties en het Ministerie van AenM om daar vervolgens een duiding
                     aan te geven, om gezamenlijk te komen tot iets waar je een politiek besluit over kunt
                     nemen. Dus het begint niet met de politiek; het begint met het ambtelijke vakwerk.
                     De logica in dit landenbeleid, dat voortvloeit uit het ambtsbericht, is dat de grootste
                     dreiging op vervolging voor Syriërs kwam vanuit het regime van Assad en vanuit het
                     feit dat de enige terugweg naar Syrië via Damascus was, waarbij je geregistreerd werd
                     door het regime van Assad. Met andere woorden, zolang het regime van Assad daar zat,
                     kon je niet uitsluiten dat iedere Syriër die terugging het risico liep op vervolging
                     in eigen land. Dat staat dus los van de veiligheidssituatie in algemene zin, die in
                     Syrië natuurlijk al meer dan tien jaar te wensen overlaat en ook nu niet perfect is.
                     Maar dat is niet waar dit landenbeleid op ziet. Dit ziet op de vraag of mensen individueel
                     kans lopen op willekeurig geweld in een bepaalde mate, dan wel op vervolging. Door
                     het wegvallen van het regime van Assad en door de eerste tekenen die het nieuwe regime
                     laat zien ten aanzien van welke groepen het wel of niet gunstig gezind is, trekken
                     we nu de conclusie dat we op basis van het ambtsbericht een uitzondering maken voor
                     twee risicocategorieën: de lhbtiq+'ers en de alawieten. Voor de overige Syriërs geldt
                     wat ons betreft een lagere dreiging. Nogmaals, de main driver daarvoor is het feit
                     dat het regime van Bashar Assad daar niet meer de dienst uitmaakt.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Piri voor haar tweede interruptie.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Het blijft natuurlijk zo dat er op basis van de mening van alle experts een ambtsbericht
                     gemaakt is, dat er vervolgens uit dat ambtsbericht verschillende beleidsopties komen
                     en dat hiervoor gekozen is. Maar even los daarvan, even kijkend naar het ambtsbericht:
                     we weten dat de regering niet alle delen van Syrië onder controle heeft. We weten
                     ook dat er een Turkse bezetting is in het noorden van Syrië. We weten dat er een Israëlische
                     bezetting is in het zuiden van Syrië. We weten hoe het voor druzen is. Dat hebben
                     we de afgelopen week gezien. Het is ook te lezen in het ambtsbericht. Er wordt iets
                     gezegd over de situatie van sjiieten in het algemeen, niet alleen die van alawieten.
                     Dus mijn vraag is alsnog: waarom kom je dan uiteindelijk op twee beperkte categorieën?
                  
Minister Van Weel:
Ook dat is een weging. Dat is niet alleen een keuze van de Minister; ook daar komen
                     expertgroepen aan te pas. Er zitten gradaties in het geweld dat alawieten, sjiieten
                     in algemene zin en christenen hebben ondergaan en in wat de verwachting is ten aanzien
                     daarvan. Het ambtsbericht is een enorme stapel papier; dit is de vertaling en weging
                     daarvan. Die ziet er iets meer zwart-wit uit, omdat je uiteindelijk wel moet bepalen:
                     welke risicocategorie wel en welke risicocategorie niet. Dat ziet er iets meer zwart-wit
                     uit dan alle nuances die je in een ambtsbericht hebt. Uiteindelijk geldt natuurlijk
                     nog steeds dat elke individuele casus op zijn merites wordt beoordeeld. Dat is een
                     proces dat nog steeds voor al die aanvragen gaat lopen. Alleen is de basisgrond daaronder
                     dat we vinden dat het niveau van willekeurig geweld laag is en dat de algemene dreiging
                     die van het regime uitging, is komen te vervallen.
                  
De voorzitter:
De heer Van Baarle voor een interruptie. Sorry, mevrouw Piri heeft eerst haar derde
                     interruptie.
                  
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Omdat het voor heel veel mensen in ons land nogal wat betekent, ga ik hier toch even
                     op door. We waren met de commissie voor Buitenlandse Zaken een maand geleden in Libanon.
                     Daar vangen ze heel veel Syriërs op. Sinds de val van Assad zijn er ongeveer 100.000
                     Syriërs teruggegaan en hebben ze 110.000 Syriërs ontvangen. Ik snap natuurlijk dat
                     het voor andere groepen misschien niet meer veilig is in Syrië. Daar zit dus mijn
                     ongemak. Was het ambtsbericht er voor die enorme massaslachting van alawieten in het
                     noorden geweest, dan was je asielaanvraag als alawiet in Nederland gewoon afgewezen.
                     Een paar weken later zagen we grote aanvallen op druzen. Het hangt er dus ook maar
                     net van af: de situatie is heel volatiel, maar er worden wel definitieve besluiten
                     genomen door de IND op basis van wat er in dit specifieke ambtsbericht staat. Vandaar
                     dat ik verbaasd ben dat je nu zo definitief besluiten durft te nemen in zo'n volatiele
                     situatie over iets wat nogal fundamenteel is, namelijk of je recht hebt op bescherming
                     of niet. Ik heb dat bij andere Europese landen ook niet gezien. Dus ik vraag aan de
                     Minister: waarom pakken we dit niet in Europees verband aan?
                  
Minister Van Weel:
Laat ik met die laatste vraag beginnen. Ik denk dat het een hele grote opgave is om
                     het asielbeleid van alle EU-lidstaten op één lijn te krijgen. Ik denk dat we met het
                     Migratiepact een grootse poging gaan doen om daar in grote lijnen wel een aantal kaders
                     in te stellen. Ik kom zo nog terug op de vraag van de heer Boomsma over het landenbeleid
                     van andere landen, maar ik heb niet de illusie dat we het landenbeleid nu allemaal
                     in één keer recht gaan trekken, ook niet waar het gaat om het beleid op Syrië op dit
                     moment. We gaan zien wat andere landen gaan doen met dit moratorium. Op basis van
                     wat we de afgelopen maanden hebben gezien en op basis van wat het ambtsbericht ons
                     vertelt, vind ik dit op dit moment een verantwoord besluit. Ik zeg er nog steeds bij
                     dat de individuele afweging per dossier daar nog altijd bij geldt. Maar ik sta voor
                     de brief die ik heb gestuurd.
                  
De voorzitter:
De heer Van Baarle en daarna mevrouw Podt. Eerst de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
In de beslisnota lezen we dat Syrië nog altijd te maken heeft «met verschillende actieve
                     gewapende conflicten, vele gewapende groepen, een zeer slechte economische situatie»
                     en een fragiele veiligheidssituatie. Over de cijfers van burgerdoden staat in het
                     ambtsbericht dat er de afgelopen periode in Syrië ontzettend veel burgerdoden gerapporteerd
                     zijn. Als de Nederlandse regering dan zegt dat ze dit veilig genoeg vindt, dan snap
                     ik gewoon niet in welke werkelijkheid deze Minister leeft. Of deze Minister ziet gewoon
                     niet dat het daar niet veilig is, of hij speelt bewust Russische roulette met mensen.
                     Welke van de twee is het?
                  
Minister Van Weel:
Ik hou nooit zo van de binaire keuzes die de heer Van Baarle mij voorspiegelt, omdat
                     dat nooit mijn woorden zijn geweest. Deze Minister leeft in de werkelijkheid van de
                     afspraken zoals we die hebben gemaakt over het behandelen van asielaanvragen. Daarbij
                     is zeker in het geval van mensen die gevlucht zijn uit een conflictgebied zelden sprake
                     van volledige en absolute veiligheid of rust in het land van herkomst. Dat is geen
                     reden om te zeggen dat je geen asielaanvragen kunt behandelen of dat je asielaanvragen
                     op individueel niveau niet kunt afwijzen. Wij wijzen ook asielaanvragen uit Jemen
                     af. Dat is ook niet in alle opzichten een rustig land. Dat geldt ook voor Afghanistan,
                     en zo kan ik nog wel meer landen noemen. Het systeem werkt niet met het criterium
                     dat een asielstatus alleen afgewezen mag worden als een land geen enkel geweld, geen
                     zwakke economische situatie of iets dergelijks kent.
                  
De voorzitter:
Uw tweede interruptie.
De heer Van Baarle (DENK):
Mijn vraag was hoe deze Minister tot zijn conclusie is gekomen dat het in Syrië veilig
                     genoeg zou zijn om asielaanvragen van mensen te kunnen afwijzen. We zien dat in de
                     eigen stukken van deze Minister gesproken wordt over vele gewapende groepen, vele
                     conflicten en bijna 200 burgerdoden in de meest recente cijfers. Mensenrechtenorganisaties
                     geven aan dat je dit niet moet doen en dat kinderen kunnen sneuvelen door bommenresten.
                     Hoe kan de Minister aangeven dat dat veilig genoeg is om asielaanvragen van mensen
                     af te wijzen? Dat kan toch niet?
                  
Minister Van Weel:
Dat kan wel, want dat doen we op basis van de criteria die we hanteren. We hebben
                     ingeschat dat het risico op willekeurig geweld in algemene zin laag is, met uitzondering
                     van het risico voor enkele risicogroepen. Zo doen we dat ook voor een heleboel andere
                     landen. Ik zou niet weten waarom we dat voor Syrië anders zouden moeten doen.
                  
De voorzitter:
Uw laatste vraag. U bent er gelijk weer doorheen.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, ik ga mijn laatste vraag stellen, want deze Minister geeft alleen procesantwoorden.
                     Ik vraag de Minister naar onderbouwing. Heel veel mensen in Nederland, de Syrische
                     Nederlanders, zijn op dit moment in hele grote onzekerheid over de implicaties van
                     dit besluit. Wat we weten, is wat er in de stukken staat: de vele burgerdoden, de
                     mensenrechtenorganisaties die aangeven dat je dit niet moet doen en de stukken van
                     de Minister die aangeven dat er vele gewapende conflicten zijn; vele gewapende conflicten.
                     En dan komt de Minister hier met het procesantwoord dat hij dit veilig mag verklaren
                     op basis van het proces, terwijl uit alles blijkt dat het niet veilig is. Ik vind
                     dat immoreel; ik vind dat echt immoreel.
                  
De voorzitter:
De vragen kunnen korter, want anders gaan we de eindtijd niet halen. Dus ik vraag
                     de Minister ook kort antwoord te geven.
                  
Minister Van Weel:
Dat «immoreel» werp ik verre van mij. Dit zijn nooit gemakkelijke besluiten, maar
                     er ligt wel ontzettend veel grondwerk aan ten grondslag. Zoals ik zei, is er geen
                     enkele vereiste dat een land volledig zonder criminaliteit of geweld moet zijn. Het
                     gaat erom of mensen daar met een laag risico op willekeurig geweld en zonder angst
                     voor vervolging een leven kunnen opbouwen. Ik kan hier de 160 pagina's van het ambtsbericht
                     wel gaan doornemen, maar de conclusie die wij eruit trekken is dat dat kan, tenzij
                     je tot enkele risicogroepen behoort of tenzij de individuele afweging aanleiding geeft
                     om dat anders te zien. U zegt dat mensen in onzekerheid zitten. Dat zie ik ook, maar
                     ik zie het ook de andere kant op. 17.000 mensen zitten al sinds december van afgelopen
                     jaar in een proces dat compleet gestopt is en waarin helemaal niets gebeurt. Er wordt
                     geen hoorzitting meer gehouden. Er wordt geen dossier opgebouwd. Er is geen behandeling.
                     Die mensen bevinden zich in onze overvolle opvangcentra en weten ook niet waar ze
                     aan toe zijn. Vanuit die optiek denk ik dat daar nu in ieder geval beweging in komt.
                     Dat zal niet voor iedereen uitpakken op de manier zoals ze dat wellicht voor zich
                     zouden zien, maar dat is wel hoe het asielbeleid werkt.
                  
Mevrouw Podt (D66):
De Minister zegt dat we meer dan 17.000 mensen opnieuw gaan beoordelen. We hebben
                     op dit moment geen diplomatieke relatie met Syrië. Dus mensen die terug moeten en
                     niet zelf terug willen, kunnen op dit moment niet terug. De situatie is bovendien
                     enorm volatiel, dus tegen de tijd dat we die diplomatieke relatie wel hebben, is de
                     situatie misschien alweer helemaal veranderd. Het klinkt natuurlijk heel stoer dat
                     we mensen nu zouden gaan uitzetten, of weet ik veel wat de terminologie was, maar
                     ik vraag me wel af, naast al het andere wat al is genoemd, of het nou de beste besteding
                     van iedereens tijd is om dit op deze manier te gaan doen.
                  
Minister Van Weel:
Dat denk ik wel. Nogmaals, een moratorium eindeloos laten voortduren is ook voor de
                     mensen die in een procedure zitten niet goed. Het is ook niet goed voor de asielzoekerscentra,
                     die overvol zitten. En de instroom duurt verder voort. Dus ik sta achter dit besluit
                     om nu in ieder geval werk te gaan maken van deze groep van 17.000 mensen. Het zijn
                     er volgens de laatste telling die ik tot me kreeg overigens iets minder dan 17.000.
                     Dat we geen diplomatieke betrekkingen hebben met Syrië is overigens geen beletsel
                     voor het vrijwillig kunnen laten terugkeren van mensen; dat gebeurt nu ook al. Daar
                     hebben we die banden niet voor nodig. Overigens is het natuurlijk nog maar de vraag
                     hoe dat de komende maanden verloopt, want we zien dat er wel degelijk een kans wordt
                     geboden aan het nieuwe regime in Syrië om er een reputabel land van te maken en om
                     dat land verder op te bouwen.
                  
De voorzitter:
Ik wil wel dat de Minister zo door kan met het volgende onderwerp, anders komen we
                     er echt nooit. Mevrouw Podt.
                  
Mevrouw Podt (D66):
Nu ben ik wel de draad kwijt, voorzitter.
De voorzitter:
Dit is uw tweede interruptie.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, dat begrijp ik, maar ik ben even kwijt wat de Minister nou als laatste zei, waar
                     ik op in wilde gaan.
                  
De Minister zegt: de azc's zijn overvol en er zitten mensen al heel lang te wachten.
                     Daar kun je natuurlijk ook andere besluiten voor nemen. Je zou kunnen zeggen: de aanvragen
                     van de specifieke groepen die nu in de brief van de Minister zijn aangemerkt, gaan
                     we wel vast behandelen. Voor het oplossen van het probleem van de volle azc's is dit
                     sowieso geen oplossing, want zoals gezegd: ja, er zullen misschien een paar mensen
                     vrijwillig teruggaan, maar mensen die dat niet willen, gaan op dit moment niet terug.
                     Het zou natuurlijk hartstikke mooi zijn als die diplomatieke relatie er op een gegeven
                     moment weer is en mensen veilig terug kunnen, maar de situatie is zo volatiel dat
                     je ook zou kunnen beslissen om nog heel even door te gaan met de mensen die op dit
                     moment niet onder die speciale groepen vallen. Op het moment dat die diplomatieke
                     relatie er is, kun je dat natuurlijk altijd nog doen, maar dan hebben we onze tijd
                     goed besteed. Ik snap gewoon niet waarom het op deze manier moet.
                  
Minister Van Weel:
Omdat het de bedoeling is dat we ook de aanvragen die uiteindelijk geen kans maken,
                     wel doorgang laten vinden, en dus niet alleen de asielaanvragen die automatisch leiden
                     tot een positief besluit. Anders doen we ook geen recht aan de situatie. Om dit maar
                     door te laten lopen onder het motto «we kijken het nog even aan» ... We hebben het
                     aangekeken. We hebben dit ambtsbericht afgewacht. We zijn nu ruim zes maanden verder.
                     Het is nu tijd voor een volgende stap en we beginnen met deze groep van 17.000-min.
                  
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
Laat ik dan nog één voorbeeld eruit halen. De christenen werden genoemd. Waarom hebben
                     we die niet aangemerkt en de alawieten wel? Op het moment dat er nieuwe berichten
                     binnenkomen die daar aanleiding toe zouden geven, wordt daar natuurlijk naar gekeken.
                     Dit is geen 100% statisch proces. Ik zei al: in algemene zin geldt dat iedereen een
                     individuele behandeling van zijn asielaanvraag krijgt. Gedurende de verslagperiode
                     van het ambtsbericht waren de kerken geopend, konden daar christelijke feestdagen
                     worden gevierd en hadden christelijke leiders over het algemeen goede relaties met
                     de overgangsregering. Er zijn incidenten geweest tegenover christenen, maar de overgangsregering
                     heeft dit in een enkel geval veroordeeld en heeft hun in andere gevallen toestemming
                     gegeven om zichzelf te beschermen in de vorm van vrijwillige burgerwachten. Daarom
                     zijn christenen niet aangemerkt als risicogroep. Om andere redenen zijn ook sjiieten
                     in bredere zin dat niet, maar alawieten weer wel. Er zit dus een gradatie in de afweging
                     die uiteindelijk tot het landenbeleid leidt.
                  
Mevrouw Rajkowski vroeg hoe we kunnen omgaan met criminele Syrische asielzoekers die
                     zijn veroordeeld en of we daar een versnelde behandeling van de asielaanvragen op
                     kunnen zetten. Een versnelde behandeling van asielaanvragen is al onderdeel van de
                     aanpak van overlast en criminaliteit. Dat gebeurt nu hoofdzakelijk bij mensen met
                     een kansarme aanvraag, maar met het nieuwe landenbeleid wil ik graag gaan kijken of
                     dat ook voor Syrische criminele asielzoekers zou kunnen gelden.
                  
Hoe gaan we nu om met het openbaar maken van de ambtsberichten? Dit kabinet had inderdaad
                     besloten om dat niet meer te doen, maar u heeft afgelopen vrijdag gezien dat de Minister
                     van Buitenlandse Zaken in antwoord op een Woo-besluit het ambtsbericht toch in zijn
                     volledigheid naar buiten heeft willen brengen. Er loopt ook nog een tweetal rechtszaken,
                     eentje naar aanleiding van het Syrische ambtsbericht en eentje naar aanleiding van
                     het Jemenitische ambtsbericht. Ik wil niet vooruitlopen op hoe we hier in de toekomst
                     mee omgaan, maar het moge duidelijk zijn dat de route die is gekozen, niet houdbaar
                     blijkt. De reden waarom daarvoor werd gekozen, is nog steeds legitiem, namelijk voorkomen
                     dat er casus worden opgebouwd op basis van ambtsberichten die uiteindelijk niet legitiem
                     zijn, maar ik zal er bij u op terug moeten komen hoe we hier in de toekomst mee omgaan,
                     want hier is wel wat veranderd. Ik ga ervan uit dat de Minister van Buitenlandse Zaken
                     ook het ambtsbericht over Jemen naar aanleiding van het Woo-verzoek op hele korte
                     termijn openbaar zal maken.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
Dat was het kopje Syrië, voorzitter.
Dat brengt mij bij de implementatie van het Migratiepact. Mevrouw Rajkowski en anderen
                     vroegen: krijgen we dat nog voor het zomerreces? Ja. Volgende week gaat de implementatiewet
                     naar de ministerraad, dan gaat hij naar de Raad van State en dan komt hij na de zomer
                     terug naar uw Kamer.
                  
Mevrouw Podt vroeg of het financiële plan voor de implementatie van het Migratiepact
                     al ingediend is. Waarom is dat vertraagd en wanneer gaan we dat doen? Hierover zijn
                     wij nu in gesprek met de Commissie. We zijn echt in de finale fase om deze plannen
                     te bespreken. We gaan ervan uit dat we de deadline van eind juni gewoon kunnen halen.
                  
De heer Van Nispen vroeg naar het opsplitsen van het EU-pact en of we met het versnellen
                     van delen het de uitvoeringsorganisaties niet nog moeilijker maken, ook met de twee
                     wetten die nu nog boven de markt hangen, namelijk de noodmaatregelenwet en het tweestatusstelsel.
                     Het is iets wat EU-lidstaten vrijwillig kunnen doen. Het kabinet kiest daar nadrukkelijk
                     niet voor. Wij versnellen dus niet, juist om de reden die u noemt, om de uitvoering
                     niet overmatig te belasten.
                  
Hoe kijk ik naar de samenloop met nationale wetgeving en hoe ingewikkeld wordt dat?
                     Dat is eigenlijk een beetje een aanhangige vraag. De Asielnoodmaatregelenwet en het
                     tweestatusstelsel zijn niet strijdig met het Migratiepact. In die zin vallen die binnen
                     de reikwijdte van het Migratiepact en zullen er dus geen stappen heen en weer terug
                     worden gezet. Er worden stappen heen gezet en met het Migratiepact worden er nog aanvullende
                     stappen gezet om te voldoen aan het Migratiepact. Sorry, ik leg het heel simpel uit.
                     Daarmee zijn er wel degelijk twee momenten van inspanning voor de uitvoeringsorganisaties,
                     maar natuurlijk gaan we ook met de Asielnoodmaatregelenwet goed kijken naar wat de
                     uitvoering op dat punt aankan.
                  
Mevrouw Podt vroeg of ik een brief naar de Kamer kan sturen met inzicht in de stand
                     van zaken van de implementatie van het pact. Het korte antwoord daarop is ja.
                  
Dat was alweer mijn blokje implementatie Migratiepact.
De voorzitter:
Kunt u misschien gelijk even aangeven wanneer die brief ongeveer kan komen? Staat
                     dat toevallig in de ...
                  
Minister Van Weel:
Nee, maar dan geeft dat mij alle vrijheid.
De voorzitter:
Ja, zo is dat.
Minister Van Weel:
Ik heb «voor de zomer» gezegd, dus dat is dan voor uw zomerreces.
De voorzitter:
Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
De heer Boomsma vroeg wat Duitsland nu precies doet aan de binnengrenzen, of de Minister
                     de uitspraak van de rechter aan zijn laars lapt en wat wij daarvan vinden. Hij vroeg
                     ook naar de «burgergrenswachten», zeg ik met opzet tussen aanhalingstekens. Duitsland
                     voert al enige tijd binnengrenscontroles uit. Sinds mei hebben ze die geïntensiveerd.
                     Daarmee geeft Duitsland een duidelijk signaal af dat het secundaire migratie wil tegengaan.
                     Daar steunen wij Duitsland in. Nogmaals, wij hebben zelf ook weer grenscontroles opgestart.
                     Uiteraard moet Duitsland zich daarbij aan de Europese en nationale regels houden.
                     Het is te vroeg om op basis van die ene uitspraak in die specifieke casus te zeggen
                     of daar een opschortende werking van uitging voor de volledige Duitse grenscontroles.
                     Ik kan dus vanaf hier niet beoordelen of ze de uitspraak van de rechter aan hun laars
                     lappen doordat ze nu doorgaan, maar het is duidelijk dat ze daar voorlopig wel mee
                     doorgaan.
                  
Via allerlei rare omwegen schijnt dat te hebben geleid tot wat wij hebben gezien aan
                     de grens bij Ter Apel, in de vorm van Nederlandse burgers die daar een soort van grenscontroles
                     uitvoerden. Laat ik vooropstellen: ik heb absoluut begrip voor de frustratie die mensen
                     voelen rondom de instroom die te hoog is en ik heb er begrip voor dat elk signaal
                     dat zij daarover oppikken op de emotie speelt. Maar het recht in eigen hand nemen
                     is niet de oplossing daarvoor. Dat heb ik ook al eerder gezegd. Wat doen we daar dan
                     vervolgens aan? Ik kan daarover zeggen dat als de politie strafbare feiten constateert,
                     die daartegen optreedt. Dat weten de mensen die deze controles willen uitvoeren ook.
                     Laat ik twee voorbeelden geven van wanneer je de grens van de wet over gaat en je
                     dus strafbaar bezig bent. Ten eerste is dat als je doet alsof je gezag bent, zoals
                     politie, marechaussee of iemand die de autoriteit heeft om mensen te controleren terwijl
                     dat eigenlijk niet zo is. Dat is strafbaar. Ten tweede is het strafbaar om het verkeer
                     te hinderen zonder dat daarvoor een gerechtvaardigde aanleiding is. Zodra de politie
                     dat ziet, zal daartegen worden opgetreden. Deze mensen weten dat ook. Dat is niet
                     aan mij, maar aan de lokale driehoek. Ik heb daarover contact gehad met de burgemeester
                     van Ter Apel.
                  
De voorzitter:
De heer Eerdmans heeft een vraag.
De heer Eerdmans (JA21):
Dat is natuurlijk de ene kant van het verhaal. De Minister heeft inderdaad gezegd
                     dat dat niet de bedoeling is. De andere kant is: kunnen we die mensen ter wille zijn?
                     Is er niet een intensivering van de grenscontroles bij Ter Apel mogelijk? Kan dat
                     die mensen worden toegezegd? Ze zitten namelijk hoog in de frustratie en wij begrijpen
                     dat. Ik zou de Minister dus willen oproepen om naar die bewoners te gaan en hun te
                     melden dat er extra controles gaan plaatsvinden bij de grens bij Ter Apel. Punt.
                  
Minister Van Weel:
Twee dingen in antwoord op de heer Eerdmans. Eén. In algemene zin is de samenwerking
                     met de Duitse politie goed en vinden dit soort overdrachten van asielzoekers plaats
                     in goede harmonie. Dat gebeurt soms in aanwezigheid. Dat heet dan een «warme overdracht».
                     Soms gebeurt dat ook via een melding. Dat heet dan een «koude overdracht». Dat is
                     dus in algemene zin, maar ik sluit niet uit dat het soms anders gebeurt.
                  
Dan over de grenscontroles. Die hebben wij zelf ook, zoals u weet. Daar werden ook
                     al vragen over gesteld, onder anderen door mevrouw Podt. Er werd gevraagd om te reageren
                     op de bevindingen uit het Algemene Rekenkamerrapport dat de grenscontroles niet effectief
                     zijn. Wij zetten die wel door. U ontvangt binnenkort een nieuwe evaluatie daarvan.
                     De ARK erkent in het rapport namelijk ook dat het aantal mensen dat de toegang werd
                     geweigerd aanzienlijk hoger is dan tijdens de MTV-controles en dat het daarmee een
                     grotere bijdrage levert aan het tegengaan van irreguliere migratie dan eerdere MTV-controles
                     hebben gedaan. Ik ben dus niet zo van de school dat deze grenscontroles geen effect
                     hebben. Ik wil ook graag in overleg met de marechaussee kijken hoe we dat op een nog
                     effectievere wijze kunnen doen.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog. O, sorry, de heer Boomsma op hetzelfde punt.
De heer Boomsma (NSC):
De Minister zegt dat de grenscontroles door de Duitsers doorgaan. Oké, maar er worden
                     nu dus ook heel veel mensen teruggestuurd naar Duitsland. Mijn vraag is hoe er wordt
                     gereageerd op de verschillende soorten mensen die zich daar melden. Je hebt dus Dublinclaimanten,
                     mensen zonder papieren en mensen die asiel aanvragen. Wat is nu de procedure voor
                     de Duitsers en voor onszelf ten aanzien van die drie verschillende groepen?
                  
Minister Van Weel:
Ik ga het risico lopen dat ik bij een categorie net de plank missla, dus ik ga u een
                     brief toezeggen waarin ik uit de doeken doe hoe er met de verschillende categorieën
                     wordt omgegaan.
                  
De voorzitter:
De Minister vervolgt zijn betoog.
Minister Van Weel:
Mevrouw Vondeling vroeg wat ik eraan ga doen, met het oog op Zaventem en het artikel
                     waaraan gerefereerd werd, om te voorkomen dat terroristen of criminelen vanuit België
                     naar Nederland toe komen. Lidstaten zijn zelf primair verantwoordelijk voor de bewaking
                     van hun deel van de gezamenlijke buitengrenzen. Dat geldt ook voor België in het geval
                     van Zaventem. Zij moeten gewoon voldoen aan dezelfde eisen als hier, namelijk de Europese
                     regelgeving en de Schengengrenscode. Ook Zaventem moet daaraan voldoen. Ik weet niet
                     wat de directeur van Zaventem heeft aangekondigd, maar die komt niet weg met lichtere
                     controles dan wij die hier hanteren. Als lidstaten wel in gebreke blijven, kan dat
                     voor de Commissie aanleiding zijn om een Schengenevaluatie uit te voeren om de naleving
                     van de grensbewaking te toetsen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Vondeling wil daar nog iets over vragen.
Mevrouw Vondeling (PVV):
De Minister zegt: ze komen er niet mee weg. Misschien komen ze er wel mee weg. Dat
                     maakt mij verder ook niet uit. Het gaat mij om Nederland. Het ligt gewoon vlak bij
                     Nederland. Kennelijk gaat het daar ook helemaal niet goed met de detectie. Dat geeft
                     een enorm veiligheidsrisico. De Minister zegt dat ze daar niet mee wegkomen, maar
                     kan hij bij de JBZ-Raad niet even met zijn Belgische collega praten over wat ze daar
                     nu van plan zijn en welke gevolgen dat voor Nederland kan hebben?
                  
Minister Van Weel:
Ik heb er geen enkel probleem mee om dat te doen. Ik zal in dit geval aan de Staatssecretaris
                     meegeven om dat te bespreken met mijn collega, de heer Quintin.
                  
De voorzitter:
Gaat u verder.
Minister Van Weel:
De livegang van het Entry/Exit System is vertraagd. Hoe komt dat? Wanneer gaan we
                     alsnog klaar zijn? Ik kan hier de blijde boodschap brengen dat wij tijdens deze JBZ-Raad
                     gaan melden dat wij in oktober live kunnen gaan, samen met Frankrijk en Duitsland,
                     wat betreft het Entry/Exit-systeem.
                  
Dat brengt mij op het kopje terugkeer. Mevrouw Rajkowski vroeg of de Minister er op
                     Europees niveau voor kan pleiten om de schorsende werking van het terugkeerbesluit
                     uit de Terugkeerverordening te krijgen. Het korte antwoord is ja. Wij zullen hiervoor
                     pleiten. Het is nieuw ten opzichte van de Terugkeerrichtlijn. Het huidige systeem
                     functioneert naar onze mening goed. Een schorsende werking zou de terugkeerprocedure
                     kunnen vertragen, dus daar zijn wij niet voor. Daarom zijn wij wel voor hetgeen mevrouw
                     Rajkowski vraagt.
                  
U vroeg ook wat we eraan doen om de vaart erin te houden, aangezien het niet tijdens
                     de komende Raad voorligt. Er vindt wel een gedachtewisseling over terugkeer plaats
                     tijdens de lunch. Daar zullen wij ook aandacht vragen voor het voortvarender verlopen
                     van de lopende onderhandelingen daarover, want ook wij willen sneller komen met een
                     efficiëntere en effectievere Terugkeerverordening.
                  
De heer Van Nispen vraagt of er in EU-verband niet een grotere vuist kan worden gemaakt
                     richting landen van herkomst om meer voortgang te maken bij het terugnemen van inwoners.
                     Wij zijn er enorm voorstander van om dat in EU-verband te doen en om meer druk uit
                     te oefenen. We hebben verschillende maatregelen om die druk uit te oefenen. Denk aan
                     negatieve visummaatregelen, maar ook aan het beperken van de Europese markt onder
                     het Algemeen Preferentieel Stelsel voor landen die hier onvoldoende aan zouden meewerken.
                     Maar om echt tot een grote structurele verbetering te komen, hebben wij ons gericht
                     op het verbreden van de terugkeeropties, waaronder bijvoorbeeld terugkeerhubs. Dat
                     is een van de zaken die ook in de Terugkeerverordening terugkomen, omdat wij denken
                     dat dat de druk zal opbouwen.
                  
Dan innovatieve oplossingen.
De voorzitter:
De heer Van Nispen had hier nog een vraag over, zo te zien.
De heer Van Nispen (SP):
Nu komt de Minister net op de innovatieve oplossingen, die ik helemaal niet zo innovatief
                     vind. Ik vind dat kopje al vreemd. Dat geef ik de Minister alvast mee, voordat hij
                     dadelijk aan dat kopje begint.
                  
«Terugkeerhubs» is ook een vreemd woord, want het zijn natuurlijk geen terugkeerhubs.
                     Die mensen komen daar namelijk niet vandaan en zijn daar nooit geweest. Als de Minister
                     zegt er voorstander van te zijn om met Europese landen een vuist te maken richting
                     de landen van herkomst zodat zij mensen terugnemen, zet daar dan vooral op in. Als
                     dat een succes zou worden, dan heb je die terugkeerhubs toch helemaal niet nodig?
                     Volgens mij mag de Minister zelfvertrouwen uitstralen: dat gaan wij met elkaar bereiken.
                     Volgens mij zijn er met Marokko ook goede resultaten bereikt in het verleden. Ik zou
                     zeggen: zet daar nou vooral op in, organiseer dat met de Europese collega's en zorg
                     dat je daar de inspanning op levert. Aan die terugkeerhubs zitten allerlei haken en
                     ogen. Je koopt eigenlijk die plaatsen af. Die mensen komen daar niet vandaan, dus
                     het zijn geen terugkeerhubs.
                  
Minister Van Weel:
Wij zetten daar vol op in, zowel met andere EU-landen als bilateraal. We hebben gezien
                     dat dat bilateraal met Marokko ook enig effect heeft gehad. Uiteindelijk zul je zowel
                     met de carrot als de stick deze landen moeten bewegen om hun eigen landgenoten terug
                     te nemen. Die balans is van belang. Ik ben het met u eens dat de terugkeerhubs geen
                     alternatief daarvoor zijn, maar die kunnen natuurlijk wel bijdragen aan een versnelde
                     terugkeer, in ieder geval uit de EU. Daar komt het vandaan.
                  
Het woord «innovatief» zal ik niet meer gebruiken. Ik zal het «andere avenues» noemen.
De voorzitter:
U mag dat best «innovatieve oplossingen» noemen, hoor. De heer Van Nispen gaat niet
                     over uw woorden.
                  
Minister Van Weel:
Ik veer gaarne mee als dat leidt tot een meer constructieve houding ten opzichte van
                     deze oplossing.
                  
Het buiten de EU opvangen van asielzoekers is een van de avenues die het kabinet graag
                     wil verkennen. Dat kan via de toepassing van een «veilig derde land» zijn, zeker wanneer
                     het bandencriterium daar niet meer aan verbonden is. Daar pleiten we dus ook actief
                     voor. We verwelkomen dan ook het voorstel om het bandencriterium niet langer als verplichtende
                     voorwaarde te stellen.
                  
De heer Eerdmans vroeg waarom Nederland niet het initiatief neemt om concreet hubs
                     uit te werken. Hij ziet graag een concreet plan voor de uitwerking van de terugkeerhubs.
                     Wij zijn koploper als het gaat om het verkennen, onderzoeken en uitwerken van de transithubs.
                     De Minister-President heeft hier samen met Italië en Denemarken aandacht voor gevraagd
                     tijdens de laatste Europese Raad. Zoals u weet, zijn we ook in gesprek met Uganda
                     om een samenwerking op het gebied van de transithubs te verkennen. Bij dit soort nieuwe
                     afspraken is het van belang dat juridische en operationele kaders goed in kaart worden
                     gebracht. Daar zijn we op dit moment mee bezig. Dit zijn wel allemaal zaken die gebeuren
                     in de vertrouwelijke sfeer. Daarom kan ik daar nu niet veel over delen. Ik sluit wel
                     een beetje aan bij de vraag van de heer Boomsma of u op de hoogte wordt gehouden van
                     wat er gebeurt in de diplomatieke bubbel, om het zo maar te zeggen. Ik bied u een
                     vertrouwelijke briefing aan op korte termijn, op een moment van uw wens, om u bij
                     te praten over de verschillende initiatieven die lopen met derde landen.
                  
De heer Van Nispen vroeg hoe ik reageer op de recente berichten over de terugkeerhub
                     in Albanië, die wordt omschreven als een gevangenis. De voorziening was eerst voorzien
                     als een gesloten locatie voor de behandeling van asielaanvragen, maar wordt nu ook
                     ingezet als terugkeerlocatie. De terugkeerprocedure wordt hier onder Italiaanse jurisdictie
                     uitgevoerd, in lijn met de Europese wetgeving, inclusief de fundamentele rechten.
                     Het concept van de transithub die Nederland verkent en de terugkeerhub die in de Terugkeerverordening
                     staat genoemd, is vormvrij. Dat kan dus ook een open locatie betreffen. In ieder geval
                     moet de hub altijd voldoen aan de fundamentele rechten en het EVRM. Noodzakelijk hierbij
                     is dat er onafhankelijke monitoring plaatsvindt, ook ten aanzien van de condities.
                  
De voorzitter:
U heeft een interruptie van de heer Eerdmans. Dat is zijn tweede.
De heer Eerdmans (JA21):
Er is dus een kopgroep voor die returnhubs; dat zegt de Minister op mijn vraag of
                     er een plan is. Dan wil ik dat plan weleens zien. We kennen deze woorden: er is een
                     ontwikkeling, een hub, en die wordt met een aantal landen besproken. Waar is het plan,
                     gewoon met een kop en een staart? Daar ben ik gewoon benieuwd naar. Anders dien ik
                     daar een motie over in, maar ik hoop dat het ons kan worden toegezonden.
                  
Minister Van Weel:
Mag ik dat, gelet op het vertrouwelijke karakter, meenemen in de briefing die we hebben
                     toegezegd? Want we zijn daar nog mee bezig. Dan krijgt u ook een update van hoe dat
                     plan eruitziet. Ik heb het over de briefing die ik net heb aangeboden.
                  
De heer Eerdmans (JA21):
Mag ik nog iets zeggen?
De voorzitter:
U mag altijd iets zeggen als u nog interrupties heeft. Die heeft u nog.
De heer Eerdmans (JA21):
Nee, die heb ik niet.
De voorzitter:
Doe maar.
De heer Eerdmans (JA21):
Over die briefing: het is voor mij altijd heel makkelijk om te zeggen dat ik kom,
                     maar ik ben ook nu in mijn eentje. Dan is het dus wat lastig om dat zeker toe te zeggen.
                     Kan dat dan ook op papier, zodat ik dat krijg? Of kan dat niet omdat het vertrouwelijk
                     is?
                  
Minister Van Weel:
Ik vrees dat ik als eerste toch die vertrouwelijke briefing moet aanbieden. Dan kunt
                     u ons na afloop laten weten of zij voldeed aan de informatiebehoefte of niet.
                  
De voorzitter:
Laten we het als volgt doen: u geeft die vertrouwelijke briefing. Als de heer Eerdmans
                     die niet kan bijwonen, is er weer nader contact. U vervolgt uw betoog.
                  
Minister Van Weel:
Oekraïne. Mevrouw Rajkowski vroeg naar nuttige scholing voor Oekraïners met het oog
                     op de heropbouw. We denken erover na om scholing te koppelen aan sectoren waarin Nederland
                     een bijdrage kan leveren aan de wederopbouw. Voor de zomer kom ik nog met een verzamelbrief
                     Opvang Oekraïne. Daarin zult u ook aandacht hieraan besteed zien.
                  
Mevrouw Piri vroeg naar de stand van zaken met betrekking tot de nationale terugvaloptie
                     ten aanzien van Oekraïne: moeten we aansluiten bij de rechten en plichten zoals ook
                     andere vluchtelingen die hebben en in hoeverre sluiten we aan bij wat andere lidstaten
                     daarbij doen? Er wordt ook nagedacht over de lange termijn, voor de periode na de
                     Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Een onderdeel daarvan is een nationaal alternatief
                     voor terugkeer en verblijf. Daarbij kijken we ook naar de rechten, plichten en voorzieningen
                     van andere vluchtelingen als voorbeeld. En ja, we hebben ook oog voor de initiatieven
                     die in andere EU-lidstaten en door de Europese Commissie naar voren worden gebracht.
                     Zo hebben we met interesse kennisgenomen van de aanbeveling van de Europese Commissie
                     voor de transitie uit de tijdelijke bescherming. Die aanbeveling richt zich op een
                     gecoördineerde aanpak. Ook daarover zal ik in de verzamelbrief Opvang Oekraïne voor
                     de zomer informatie opnemen. Ik zal op korte termijn ook de aanbeveling van de Europese
                     Commissie appreciëren. Hierover praten we de komende tijd verder op Europees niveau.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Podt twijfelt.
Mevrouw Podt (D66):
Ja, dit was nog in vrij algemene termen. Ik had ook specifiek gevraagd naar het idee
                     om die visa om te gaan wisselen.
                  
Minister Van Weel:
Ik kan u daar vooruitlopend op de brief nog geen definitief antwoord op geven. Ik
                     beloof u dus om daar in de brief Opvang Oekraïne voor de zomer een antwoord op te
                     geven.
                  
De voorzitter:
Prima. U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
U vroeg ook of Nederland al maatregelen neemt tegen Oekraïners die in meerdere landen
                     zijn geregistreerd. Wij maken gebruik van het TPP, het Temporary Protection Registration
                     Platform. Daarmee kunnen EU-lidstaten informatie uitwisselen over tijdelijk beschermden.
                     Als een begunstigde van tijdelijke bescherming bescherming aanvraagt in een andere
                     lidstaat, kan de IND de tijdelijke bescherming hier stopzetten. Dat is dus het systeem
                     dat we daarvoor hanteren.
                  
Dat brengt mij bij het kopje overige belangrijke vragen.
De voorzitter:
Mevrouw Vondeling wil iets vragen.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Ik had nog een vraag over de derdelanders uit Oekraïne. Ik neem aan dat zij vallen
                     onder het kopje Oekraïne. Op de site van de IND en ook in de brief van de Minister
                     lees ik dat de opvang pas in september wordt beëindigd. Ik vraag me af of dat versneld
                     kan worden.
                  
Minister Van Weel:
Daar kom ik zo bij u op terug.
De voorzitter:
Dat doen we in de tweede termijn. Anders kan het misschien in die brief. De Minister
                     vervolgt zijn betoog en was bij het blokje overige aangekomen.
                  
Minister Van Weel:
Ik begin met de vraag van de heer Eerdmans of de EU als entiteit gaat toetreden tot
                     het EHRM. Hij vroeg ook naar het negatieve advies van het Europees Hof, of je als
                     asielzoeker dan nog een keer een procedure in kan et cetera, et cetera. Wat vind ik
                     daarvan? Wij zijn al lid van het EVRM. Daaruit vloeit voort dat we ook voorstander
                     zijn van de toetreding van de EU als zodanig tot het EHRM. Het negatieve advies zit
                     «m niet op asiel- en migratiegerelateerde zaken, omdat we daar geen dubbeling in voorzien,
                     maar bijvoorbeeld in de toepasbaarheid tijdens EU-missies die niet op Europees grondgebied
                     plaatsvinden, maar waar in een keer via de EU wel een jurisdictie zal liggen over
                     bijvoorbeeld Nederlandse onderdanen die daar actief zijn in een missie. Daarin zien
                     wij een risico. Dat zijn de beperkingen die we daarbij willen meegeven. Vreemdelingen
                     kunnen nu al procederen bij het Europees Hof op basis van wat ze in individuele lidstaten
                     meemaken, maar daar gelden ook zeer strikte voorwaarden voor. Ik verwacht dus geen
                     verhoging van het aantal processen door de toetreding van de EU tot het Europees Hof.
                  
De heer Eerdmans (JA21):
De conclusie is dus dat er door deze toetreding van de EU niet een extra mogelijkheid
                     wordt geschapen voor vreemdelingen om nog een keer in procedure te gaan tegen de beslissing.
                     Dat vind ik heel belangrijk. Dan hebben we dat afgekaderd.
                  
Minister Van Weel:
Het antwoord is nee.
O ja, dit was ook nog een overige vraag: wat gaat de Minister anders doen dan zijn
                     voorganger? Er werd gevraagd om een top vijf. De heer Van Nispen vroeg om een top
                     tien, geloof ik. Laat ik helder zijn: de prioriteit die het kabinet, ook in demissionaire
                     staat, toekent aan asiel, zoals verwoord in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma,
                     is onverminderd. Zolang ik waarnemend Minister ben op deze portefeuille, ligt de prioriteit
                     bij het uitvoeren van het hoofdlijnenakkoord. Als ik moet kijken naar de top vijf
                     van prioriteiten daarbinnen, gaat het natuurlijk om de asielwetgeving die nu in uw
                     Kamer voorligt, de implementatie van het Migratiepact, de terugkeerverordeningen en
                     wat ik niet meer «innovatieve oplossingen» zal noemen. Ik wil dat doen op een constructieve
                     en open manier. Ik heb daar zeer goede ervaringen mee in andere commissies. Ik weet
                     wat het belang is van uw Kamer als medewetgever. De zorgvuldigheid die u betracht
                     in het helpen om wetten beter te maken, is wat mij betreft de insteek die ik meeneem
                     zolang ik dit dossier onder mijn hoede heb.
                  
Dan was er de vraag waarom het kabinet de EVRM-brief niet heeft ondertekend. Met de
                     strekking van die brief zijn we het helemaal niet oneens. Wij willen een strengere
                     asielaanpak. Als we daarvoor juridische kaders moeten veranderen of zelfs het EVRM,
                     dan deinzen we daar niet voor terug; dan moeten we dat doen. Dat is onze taak. Daar
                     gaan wij als politiek over. Wij gaan niet over de interpretatie die rechters hebben
                     gegeven aan het EVRM in specifieke uitspraken. Dan gaan we namelijk echt op de stoel
                     van de rechter zitten. Dat was waar deze brief net een grens over ging. Er zijn suggesties
                     gedaan om dat met tekstvoorstellen nog aan te passen, maar daar was helaas geen ruimte
                     meer voor. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de afweging dat we de geest van de brief
                     en de dialoog die we daarover kunnen hebben wel degelijk ondersteunen, maar dat we
                     de interpretatie daarvan door rechters niet kunnen veroordelen.
                  
De voorzitter:
Eerst de heer Eerdmans voor zijn laatste interruptie, en daarna de heer Boomsma.
De heer Eerdmans (JA21):
Ik heb de brief van die negen landen hier. Daarin wordt geen enkele concrete zaak
                     genoemd. Het gaat alleen om de algemene interpretatie van het Hof op basis van het
                     EVRM. Er staat niets over een bepaald land waar een streep door een vonnis moet worden
                     gezet. Het gaat puur en alleen om het gesprek over de interpretatie en de reikwijdte
                     van het verdrag op het gebied van migratie en asiel en het feit dat lidstaten daar
                     enorm veel moeite mee hebben. Ik vraag me dus zeer af waarom dat niet past binnen
                     de kaders van het hoofdlijnenakkoord.
                  
Minister Van Weel:
Nogmaals, de geest van wat we willen bereiken, is niet anders. Maar zodra je het hebt
                     over de interpretatie door rechters, heb je het over uitspraken. Dat is namelijk de
                     enige manier waarop rechters die interpretatie geven. Dat doen ze via uitspraken.
                     Ze geven geen interviews in de pers; nee, ze doen uitspraken. Dat is hun interpretatie
                     van het EVRM, en daar vindt deze brief wat van. Daarin ligt de gevoeligheid in staatsrechtelijke
                     zin.
                  
De heer Boomsma (NSC):
Dank voor de toelichting. Ik vind het zeker interessant dat de Minister zegt: wij
                     steunen wel de geest van de brief en de achterliggende gedachte dat je moet kunnen
                     kijken naar de uitwerking van die verdragen en zelfs het EVRM, en de manier waarop
                     zich dat verhoudt tot de politieke ruimte om te komen tot het beleid dat we nastreven.
                     Maar is het dan een idee om die intentie en die geest, die het kabinet blijkbaar wel
                     steunt, op een andere manier over te brengen, bijvoorbeeld door zelf een andere brief
                     op te stellen? Hoe gaat het kabinet die intentie delen met collega's, bijvoorbeeld
                     nu bij de JBZ-Raad?
                  
Minister Van Weel:
Of we in ons eentje ook The New York Times halen, weet ik niet, maar ik wil wel bekijken
                     hoe we dat in JBZ-verband woorden kunnen geven.
                  
De voorzitter:
Ik denk dat het handig is als de Minister of degene die daar geweest is even terugkoppelt
                     wat daarmee gedaan is in de brief die altijd komt na zo'n Raad.
                  
Minister Van Weel:
Vanzelfsprekend. We gaan kijken hoe we daar een plek voor kunnen vinden binnen de
                     agenda.
                  
Dan had mevrouw Vondeling nog de vraag of er nu een streep gaat door het azc in Venlo,
                     want Venlo voldoet toch immers al aan het verdeelbesluit? Op basis van het provinciale
                     verslag van de commissaris van de Koning van de provincie Limburg – ik moet eigenlijk
                     «gouverneur» zeggen – is afgelopen najaar vastgesteld dat de provincie per 1 juli
                     van dit jaar tot sluitende invulling van de provinciale opgave zou komen. Op dat moment
                     was de precieze verdeling over de Limburgse gemeenten nog niet bekend en is het verdeelbesluit
                     vastgesteld met de afspraak dat aan een Limburgse regietafel tot een nadere en sluitende
                     invulling gekomen zou worden. De plannen voor het azc in Venlo maken hiervan onderdeel
                     uit en zijn dus nodig voor de Limburgse gemeenten om aan de provinciale opgave te
                     voldoen. Verder wil ik daar niet in treden, want het is nu echt aan de provincies
                     om voor 1 juli te voldoen aan de afspraken zoals die zijn vastgelegd in het verdeelbesluit.
                     Pas daarna komt de jurisdictie in beeld van mij of iemand anders op deze plek.
                  
Ik heb het al over het besloten bijpraten gehad. Voorzitter, volgens mij ben ik aan
                     het einde van mijn beantwoording.
                  
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik mis volgens mij het antwoord op drie vragen, of ik heb het gemist. Hoe staat het
                     met de uitvoering van mijn motie over het tijdelijk stopzetten van gezinshereniging?
                     Ik had ook nog de vraag of de Minister, net als veel van de ons omliggende landen,
                     de grenzen van het Europese recht wil gaan opzoeken en benutten. De derde vraag was
                     of de Minister in Europees verband wil kijken of de achterhaalde verdragen kunnen
                     worden aangepast naar de huidige moderne tijd om zo niet meer af te gaan op 75 jaar
                     geleden.
                  
De voorzitter:
Ik kijk even naar de Minister of hij de vragen nu wil beantwoorden of dat hij dat
                     liever in de tweede termijn doet. Het mag ook in de tweede termijn; wat u wil.
                  
Minister Van Weel:
Ik kom er in tweede termijn op terug.
De voorzitter:
Ja, dat lijkt mij iets comfortabeler. We gaan snel over naar de tweede termijn. U
                     heeft ieder één minuut. Ik zou u willen vragen om zo min mogelijk te interrumperen
                     op elkaar. Dan heeft de Minister ook een kans om antwoord te geven. Ik begin met de
                     heer Eerdmans, die al met zijn pasje in de hand zit. Hij is al onderweg in geest!
                  
De heer Eerdmans (JA21):
Ik ben al weg! Nee, ik moet dus naar een ander debat, maar ik wil graag een tweeminutendebat
                     aanvragen voor straks. Ja, het is al aangevraagd, maar ik moest het nog definitief
                     maken.
                  
De voorzitter:
Zeker. Bemoeit u zich niet allen met de orde. De heer Eerdmans heeft zojuist een tweeminutendebat
                     aangevraagd. Zo werkt dat.
                  
De heer Eerdmans (JA21):
Hoe laat is dat tweeminutendebat?
De voorzitter:
Dat moet u mij nu niet allemaal gaan vragen. Ik hoor om 18.00 uur. Past dat?
De heer Eerdmans (JA21):
Oké, dat is goed.
De voorzitter:
Ik ga naar de heer Boomsma voor zijn tweede termijn.
De heer Boomsma (NSC):
Dank, voorzitter. Ook dank aan de Minister voor de antwoorden. Misschien heb ik het
                     antwoord gemist, maar ik had gevraagd wanneer de brief komt over de ambtsberichten
                     in het buitenland en of daarin ook wordt ingegaan op geheimhouding en de aanpak daarvan
                     in andere landen.
                  
Ik had ook gevraagd naar de verhouding tussen de veiligelandenlijsten van Nederland,
                     de EU en buurlanden. Hoe verhouden die zich tot elkaar en hoe voorkom je dat daarin
                     en in de secundaire migratie grote verschillen ontstaan?
                  
Dan Syrië. Betekent het dat mensen die geen alawiet of lhbtiq+'er zijn in principe
                     geen asiel meer krijgen, tenzij ze dat op individuele gronden wel krijgen? Is dan
                     ook de verwachting dat een groot deel van de aanvragen die nu nog lopen, wordt afgewezen?
                     Kan de Minister al een inschatting geven van wat daarvan de effecten zijn?
                  
De voorzitter:
Mevrouw Vondeling.
Mevrouw Vondeling (PVV):
Voorzitter. Ondanks dat het weer veilig is in Syrië – de Minister zegt het net zelf
                     – gaat de Minister geen verblijfsvergunningen intrekken van Syriërs, met als gevolg
                     dat meer dan 70.000 Syriërs straks permanent in Nederland blijven. De PVV wil dat
                     alle Syriërs teruggaan naar Syrië, het liefst vandaag nog. Ik zal daarom een motie
                     indienen.
                  
Verder wacht ik nog even het antwoord af op de vraag of de opvang van derdelanders
                     vanuit Oekraïne sneller kan worden beëindigd.
                  
Ook wil ik toch een motie indienen over Venlo. Voor zover ik het lees in de media
                     voldoet Venlo al aan de opgave en kan er een streep worden gezet door het azc van
                     600 asielzoekers.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vondeling. Dan gaan we naar mevrouw Rajkowski.
Mevrouw Rajkowski (VVD):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de Minister voor een aantal toezeggingen. Het is belangrijk
                     dat we de implementatiewetgeving voor het EU-Migratiepact snel in de Kamer bespreken
                     en dat die goed langs de Raad van State gaat, maar ook dat, waar mogelijk, de aanvragen
                     van Syrische asielzoekers die zijn veroordeeld voor een strafbaar feit, met voorrang
                     worden behandeld. Dus dank daarvoor.
                  
Ik wil ook nog even het belang onderstrepen vanuit de VVD – ik hoorde het de Minister
                     ook zeggen – dat er in samenwerking wordt bekeken wat we de komende weken op het gebied
                     van asiel kunnen doen. Het kabinet is misschien gevallen, maar Nederland wacht niet.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Piri.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ook namens mij dank aan de Minister. Ik heb een aantal vragen gesteld die niet zijn
                     beantwoord. Wat moet er in een volgend ambtsbericht staan om over te gaan tot een
                     herbeoordeling van de al afgegeven verblijfsvergunningen? Dat wil de Minister nu nog
                     niet doen. Welke criteria zijn dus nodig voordat daartoe kan worden overgegaan?
                  
Dan het tweede. Is de Minister bereid om te starten met de beoordeling van de verzoeken
                     van alawieten en lhbti'ers? We hebben het hier in totaal om 17.000 verzoeken. De Minister
                     zegt zelf dat het zeer volatiel is, dus dat het zo kan zijn dat we dat nog moeten
                     aanpassen. Start dan in ieder geval met degene die je moet toekennen in plaats van
                     met degene die je moet afwijzen.
                  
Ik heb geen antwoord gekregen op de vraag hoe deze Minister en het rompkabinet nu
                     staan tegenover de aangenomen motie in de Kamer voor een «go and see»-regeling.
                  
Tot slot, voorzitter. Neemt u in de brief over Oekraïne alstublieft het volgende mee.
                     Het is echt schrijnend dat er Oekraïense jongeren zijn die een vwo-diploma hebben
                     gehaald, maar in september niet kunnen starten met een studie. Niemand kan namelijk
                     € 20.000 per jaar betalen voor een studie. Kan het kabinet daar ook naar kijken?
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Piri. Ik ga naar de heer Van Nispen.
De heer Van Nispen (SP):
Dank u wel, voorzitter. Op de vraag wat de Minister anders gaat doen dan zijn voorganger,
                     zei hij: ik ga op een constructieve en open manier werken. Dat staat genoteerd en
                     gemarkeerd. Ik vond dat opmerkelijk, maar ik snap het wel. Vervolgens noemde hij bij
                     zijn prioriteiten wel alleen asiel. Ik wil hem eraan herinneren dat hij wel de Minister
                     van Asiel én Migratie is. Ik weet niet hoelang het nog gaat duren – nogmaals, misschien
                     wordt hij binnenkort door drieën gesplitst – maar het gaat niet alleen om asiel. Dat
                     moet ook gelden voor de prioriteiten. De arbeidsmigranten vormen bijvoorbeeld een
                     veel grotere groep. Ik vind dat het kabinet juist daar ook meer aandacht voor moet
                     hebben.
                  
Ik wil het punt van mevrouw Piri onderstrepen over de «go and see»-regeling, niet
                     alleen vanwege de inhoud, omdat het heel verstandig is, maar ook vanwege het principe
                     dat dit kabinet aangenomen moties behoort uit te voeren. Deze Minister krijgt echt
                     een herkansing van iets wat zijn voorganger heeft laten liggen.
                  
Inhoudelijk blijf ik bezorgd over de antwoorden op de vragen over het landenbeleid
                     Syrië. Ik kan me toch heel moeilijk voorstellen dat een land als veilig kan worden
                     bestempeld, ook voor kinderen, als er nog explosieve oorlogsresten liggen, maar er
                     juist geen huizen, onderwijs of schoon drinkwater beschikbaar zijn. Ik vind dat toch
                     heel moeilijk te volgen. Volgens mij geeft het ambtsbericht daar ook niet precies
                     aanleiding toe.
                  
Tot slot, over het ambtsbericht gesproken: de discussie die wij vandaag kunnen hebben
                     vanwege het ambtsbericht van 160 pagina's, laat het belang zien dat die ambtsberichten
                     openbaar zijn. Deze Minister gaat dat heroverwegen, want hij is door de rechter gedwongen
                     om dat nu, in dit geval, openbaar te maken, maar het kan nooit tot een andere conclusie
                     leiden dan dat ambtsberichten voortaan weer openbaar zijn.
                  
De voorzitter:
Dank u wel. Dat was 30 seconden te lang, maar ik dacht: u was zo netjes. Mevrouw Podt.
Mevrouw Podt (D66):
Dank, voorzitter. Steun, zeker voor de laatste opmerking van collega Van Nispen.
Ik blik toch even terug op het debat. Het is wel verfrissend dat je antwoord krijgt
                     op vragen; ik was het al bijna niet meer gewend.
                  
Misschien heel kort nog even: we hebben het nieuws gekregen over de drie-eenheid.
                     Ik noem het even zo; laten we hopen dat dat het wordt. Ik maak me daar wel een beetje
                     zorgen over. Het is natuurlijk wel een beetje een gekke move om het ministerie in
                     drieën te delen. Daar komt bij dat ik op het lijstje met de verdeling heb gezien dat
                     de drie verschillende uitvoeringsorganisaties, namelijk het COA, de IND en DT&V, alle
                     drie onder een verschillende bewindspersoon komen te vallen. Dat lijkt mij nou niet
                     echt hoopgevend op het gebied van goede ketensamenwerking. Ik wil dus eigenlijk aan
                     de Minister vragen of hij met zijn collega's even een brief wil maken voor de Kamer
                     om uit te leggen hoe ze dat gaan doen. Hopelijk kan hij ons een beetje geruststellen
                     dat deze constructie niet gaat leiden tot nog meer chaos.
                  
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Podt. Ik ga naar mevrouw Van Zanten.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Dank aan de Minister voor het beantwoorden van de vragen.
                     Ik wacht zijn tweede termijn af voor het restant van de antwoorden op mijn eerder
                     gestelde vragen. Ik wilde als laatste toch nog even zeggen dat ik het gek blijf vinden
                     dat Syrië voor de ene groep, voor asielzoekers in de procedure en voor Syriërs die
                     een nieuwe aanvraag doen, veilig is, maar dat het voor de andere groep, statushouders,
                     niet veilig is. In het tweeminutendebat kom ik daarop terug.
                  
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank. Ik ga naar de heer Van Baarle, ten slotte.
De heer Van Baarle (DENK):
Voorzitter. Ik ga het heel kort houden. Ik sluit me aan bij de oproep van onder anderen
                     mevrouw Piri voor een reactie op de «go and see»-regeling, de oproep van de heer Van
                     Nispen voor het openbaar maken van de ambtsberichten en de frustratie van vele andere
                     sprekers dat de informatie in het ambtsbericht en de informatie van mensenrechtenorganisaties
                     die zich uiterste zorgen maken over de veiligheid in Syrië nooit kunnen leiden tot
                     de afweging die dit kabinet maakt in deze uiterst summiere brief, dus wij zullen daar
                     in ieder geval een motie over indienen.
                  
Ik dank u, voorzitter.
De voorzitter:
De Minister heeft aangegeven dat hij gelijk door kan, dus hij gaat nu de resterende
                     vragen beantwoorden. Ik geef het woord aan de Minister. Probeer het aantal interrupties
                     beperkt te houden, please.
                  
Minister Van Weel:
Dank, voorzitter. Nogmaals dank voor de vragen en excuus voor degene die ik heb gemist
                     in eerste termijn. Die neem ik nu zo goed mogelijk mee. De heer Boomsma heeft gelijk:
                     hij heeft nog een openstaande toezegging voor een brief over de manier waarop andere
                     landen omgaan met hun landenbeleid. Dat heeft wat voeten in de aarde, omdat niet alle
                     landen even forthcoming zijn, zeg ik maar in goed Nederlands, over hoe zij daarmee
                     omgaan. We zijn daar wel mee bezig. U krijgt die brief. We moeten t.z.t. wel even
                     kijken of dat in de openbaarheid kan of dat sommige landen daar bezwaar tegen maken.
                     Daar kom ik dus nog op terug.
                  
Mevrouw Vondeling had een vraag over het versnellen van het uitzetten van derdelanders.
                     Dat kan helaas niet. De uitvoeringsorganisaties en de medeoverheden hebben daarvoor
                     voorbereidingstijd nodig. Daar zullen we op moeten wachten. Wat betreft Syriërs: ik
                     heb u gehoord. Tegelijkertijd wil ik zeggen dat we nu een behoorlijke stap zetten
                     door in ieder geval het moratorium op te heffen en in gang te zetten dat we asielaanvragen
                     uit Syrië weer op een normale manier kunnen behandelen. Ik denk dat dat een belangrijke
                     stap voorwaarts is.
                  
Wat moet er dan in dat volgende ambtsbericht staan om over te gaan tot een herbeoordeling?
                     Dat was een vraag van mevrouw Piri. Eigenlijk gaat dat niet om meer dan een bestendiging
                     van het huidige beeld. Het is dus meer de voortduring van de huidige situatie zoals
                     die is geschetst in het ambtsbericht. Die is dan voldoende om op basis van een volgend
                     ambtsbericht over te kunnen gaan tot de herbeoordelingen.
                  
Nemen we dan de alawieten...
De voorzitter:
Mevrouw Piri, voor een hele korte vraag.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Even kijken of ik het goed begrijp. Als er een nieuw ambtsbericht komt over zes maanden
                     en er geen verslechtering van de situatie is, wil de Minister, het kabinet – hopelijk
                     niet meer dit kabinet – daartoe overgaan?
                  
Minister Van Weel:
Ik wil hier niet op vooruitlopen en niet, mogelijk, over mijn graf heen regeren, maar
                     als u mij nú vraagt wat er in een volgend ambtsbericht zou moeten staan om daartoe
                     over te kunnen gaan, dan is het niet meer dan een bestendiging van het huidige beeld,
                     een voortduring.
                  
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Van Weel:
U vroeg mij nog of aanvragen van alawieten en lhbtiq+-asielzoekers nu ook worden opgepakt.
                     Jazeker, die worden zeker meegenomen in de prioriteit van de 17.000 in totaal. Daar
                     zitten deze absoluut tussen.
                  
Dan de «go and see»-regeling. Ik ben vooralsnog niet geneigd om het kabinetsstandpunt
                     daarover te veranderen, omdat ik het wel eens ben met de afweging die we collectief
                     hebben gemaakt dat het «go and see»-principe zich niet goed verhoudt tot de reden
                     waarom de status verleend is, en al helemaal niet bij iemand die een aanvraag indient
                     om die status te verkrijgen. Daar zit gewoon een spanning tussen. Dat wil ook weer
                     niet zeggen dat Nederland zich keihard gaat maken tegen andere EU-landen die wel zo'n
                     «go and see»-regeling zouden willen hebben. Dus als het daartoe komt, dan is dat zo,
                     maar vooralsnog zie ik geen reden om ons eigen standpunt te wijzigen.
                  
U vroeg ook naar studiegeld voor Oekraïne. Ik neem dat mee in de brief waar ik nog
                     voor de zomer mee kom. Daar ga ik u op die manier in tegemoetkomen.
                  
De voorzitter:
Mevrouw Piri, heel kort.
Mevrouw Piri (GroenLinks-PvdA):
Ik hoop toch dat de Minister er nog één keer in wil duiken. Hij zegt hier even heel
                     inclusief: een collectief besluit. De Kamer vindt iets anders. Volgens mij is een
                     van de partijen die hier heel erg tegen was, inmiddels uit het kabinet verdwenen,
                     dus je zou toch denken dat er misschien een andere afweging komt. Iets meer «we luisteren
                     ook naar wat de Kamer vindt» zou fijn zijn bij een nieuwe Minister.
                  
De voorzitter:
Ik hoor geen nieuwe vraag. De Minister heeft dit gehoord, neem ik aan. We gaan door.
Minister Van Weel:
Dat brengt mij bij de vragen van mevrouw Van Zanten. Ze begint met het stoppen van
                     de gezinshereniging en haar motie daarover. Laat ik mijn externe geheugen er even
                     bij pakken. Ik begin nu met uw andere twee vragen, want die kan ik uit mijn hoofd
                     beantwoorden.
                  
Een vraag ging over de grenzen van het EU-recht opzoeken. Wij staan open voor alles
                     wat we kunnen doen om de instroom te beteugelen en om een beter en meer draagbaar
                     asielbeleid tot stand te brengen. Dat mag blijken uit het hoofdlijnenakkoord en het
                     regeerprogramma. Ik denk dat er een aantal belangrijke stappen zijn gezet. De wetten
                     die in uw Kamer voorliggen, zijn een begin daarvan. Het EU-Migratiepact is daar een
                     begin van. Het beter nakomen van Dublinafspraken is ook een begin daarvan. Ik heb
                     net ook al gezegd in antwoord op de brief dat wij in beginsel niet terugdeinzen voor
                     het eventuele aanpassen van het EVRM. U zult daar dus geen grenzen vinden, dus zowel
                     niet in het EU-recht alsook niet in verdragen.
                  
Dan uw motie over het stoppen met nareis. Nareis volgt uit de EU-Gezinsherenigingsrichtlijn
                     en uit het EVRM. Er mogen in dat verband wel beperkingen worden opgelegd en dat zijn
                     de beperkingen die nu juist neergelegd zijn in het wetsvoorstel over het tweestatusstelsel
                     dat in uw Kamer ligt. De maximale ruimte die Nederland binnen het EVRM heeft, is verankerd
                     en gecodificeerd in het wetsvoorstel over het tweestatusstelsel. Dat is een van de
                     redenen waarom we dat nog steeds als een prioriteit hebben staan. Zonder een wettelijke
                     basis kunnen we niet verder gaan dan dat.
                  
Voorzitter, volgens mij heb ik nu alle...
De voorzitter:
Nog even mevrouw Van Zanten en daarna mevrouw Podt en dan gaan we afronden.
Mevrouw Van Zanten (BBB):
Ik vraag me af waarom andere Europese landen dit dan wel doen. Waarom kan het daar
                     wel en bij ons toch niet en moeten wij wachten tot de invoering van het tweestatusstelsel?
                     Waarom kan dat niet nu al meteen, terwijl het in bijvoorbeeld Oostenrijk wel kan?
                  
Minister Van Weel:
Het antwoord daarop is simpel: die hebben al een tweestatusstelsel. Die hebben dat
                     al in wetgeving verankerd en dat is wat wij nu ook proberen te doen.
                  
Ik was de vraag van mevrouw Podt over de verdeling van de posten helemaal vergeten.
                     Zodra ik meer weet en de mist is opgestegen, zullen wij met een heldere brief naar
                     uw Kamer komen over de verdeling, niet alleen van deze posten, maar ook wat betreft
                     de verdere waarneming voor de andere vrijgevallen ministersposten gedurende de resterende
                     kabinetsperiode; daar ben ik van overtuigd.
                  
De voorzitter:
Minister, ik geloof dat de vraag van de Kamer is of u in de brief ook zou kunnen ingaan
                     op de keten. Ik denk dat dat de vraag is. Ik probeer het even. Mevrouw Podt, ik geef
                     u nog een keer een kans, maar dit debat ging over de JBZ-Raad.
                  
Mevrouw Podt (D66):
Dat was inderdaad mijn vraag. Het ging me specifiek inderdaad om de ketensamenwerking,
                     want dat lijkt me ingewikkeld. Staande de vergadering kreeg ik ook een appje over
                     een al veel langer lopend dossier waar wij als Kamer mee bezig zijn. De ondernemers
                     in Ter Apel vragen bij wie zij terechtkunnen op het moment dat zij het willen hebben
                     over het schadeloket en de problemen die zij daar ervaren. Ik zie de collega's knikken.
                     Ik denk dat het belangrijk is om daar even op terug te komen.
                  
De voorzitter:
Dan zullen we het zo doen. Als de Minister dat straks in het tweeminutendebat toevallig
                     weet, kan hij het dan zeggen en anders komt het terug in die brief. Dank u wel, mevrouw
                     Podt.
                  
Ik ga de toezeggingen van de Minister in dit debat herhalen.
– De Minister van Asiel en Migratie zegt toe de Kamer voor het zomerreces de stand van
                           zaken van de implementatie van het Migratiepact te doen toekomen.
                        
– De Minister zegt toe de Kamer een brief te sturen over hoe tijdens grenscontroles
                           omgegaan wordt met verschillende categorieën passanten.
                        
– De Minister komt in de brief over de nieuwe portefeuilleverdeling of in het tweeminutendebat
                           – dat is aan u – terug op de ketensamenwerking en bij wie ondernemers in Ter Apel
                           terechtkunnen.
                        
Van Nispen heeft tóch nog iets bedacht.
De heer Van Nispen (SP):
Ja. Ik zit altijd te broeden of ik nog iets kan bedenken. Op welke termijn gaat de
                     Minister de Kamer informeren over hoe in de toekomst met de ambtsberichten zal worden
                     omgegaan?
                  
Minister Van Weel:
Kort voor dan wel na de zomer. Dus laat ik zeggen: kort na de zomer. Dan valt voor
                     de zomer mee, maar ik wil dit even goed wegen.
                  
De voorzitter:
Het is ook niet een verantwoordelijkheid die alleen bij u ligt. Dat begrijp ik dus
                     heel goed.
                  
Ik zou de Kamerleden, de Minister, de ambtenaar en de ambtelijke ondersteuning willen
                     danken. Al om 18.00 uur, dus razendsnel, is het tweeminutendebat.
                  
Sluiting 16.58 uur.
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
J.A. Vijlbrief, voorzitter van de vaste commissie voor Asiel en Migratie - 
              
                  Mede ondertekenaar
M.C. Burger, griffier - 
              
                  Mede ondertekenaar
C.A.M. van der Plas, voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken