Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2024 Homogene Groep Internationale Samenwerking (Kamerstuk 36601-3)
36 601 Homogene Groep Internationale samenwerking 2025 (HGIS-nota 2025)
Nr. 4
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2025
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen voorgelegd aan
de Minister van Buitenlandse Zaken over het jaarverslag van 21 mei 2025 inzake de
Homogene Groep Internationale Samenwerking (Kamerstuk 36 601, nr. 3).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 5 juni 2025. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Klaver
De griffier van de commissie, Westerhoff
Vragen en antwoorden
Vraag
1
Waarom is de realisatie voor de bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde
in internationaal verband circa € 34 miljoen lager dan begroot?
Antwoord
De belangrijkste oorzaak van de lagere realisatie op artikelonderdeel 2.4 is toegelicht
in de eerste suppletoire begroting en betreft een overheveling naar het Ministerie van Defensie voor de beveiliging
van personeel van een aantal hoog-risico posten. Daarnaast viel de Nederlandse contributie
aan VN-crisisbeheersingsoperaties lager uit dan geraamd. De VN heeft eind 2024 de
lidmaatschapspercentages opnieuw vastgesteld, waardoor de facturering is opgesplitst
in twee halfjaarlijkse betalingen. De eerste helft is in juli 2024 betaald. De tweede
overmaking vond plaats in december 2024 waarbij de hoogte van de betaling was gebaseerd
op een voorlopige schatting, mogelijk volgen in 2025 nog nabetalingen. De realisatie
op het Stabiliteitsfonds valt hoger uit dan begroot als gevolg van extra bijdragen
aan ontmijning, zoals toegelicht in de tweede nota van wijziging, en een extra bijdrage voor de VN-gezant voor vredesopbouw voor Gaza, zoals toegelicht
in de eerste suppletoire begroting.
Vraag
2
Daar waar u aangeeft dat er van publieke klimaatfinanciering 62 procent ten goede
kwam aan adaptatie, kunt u dit ook voor private klimaatfinanciering aangeven? Hoeveel
hiervan kwam ten goede aan adaptatie en hoeveel aan mitigatie?
Antwoord
De interesse van de private sector voor het financieren van mitigatieprojecten is
in de huidige markt groter dan voor adaptatieprojecten. Van de met Nederlandse middelen
gerealiseerde private financiering in 2024 kwam 16 procent (EUR 115 miljoen) ten goede
aan adaptatie, 61 procent (EUR 435 miljoen) aan mitigatie en 23 procent (EUR 164 miljoen)
aan zowel adaptatie als mitigatie (cross-cutting). Deze cijfers zijn exclusief de mobilisatie door de multilaterale ontwikkelingsbanken.
Vraag
3
Hoeveel van de Nederlandse klimaatfinanciering – zowel privaat als publiek – kwam
ten goede aan de armste en meest kwetsbare landen?
Antwoord
De Nederlandse klimaatfinanciering bestaat uit verschillende elementen waaronder publieke
klimaatrelevante uitgaven uit de BHO-begroting, de mobilisatie van private middelen
en financiering vanuit de Europese Commissie en multilaterale ontwikkelingsbanken
en -fondsen voor zover mogelijk gemaakt door Nederland. Hoeveel hiervan ten goede
komt aan de armste en meest kwetsbare landen wisselt per instrument en kanaal.
Uit een onderzoek van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB)
in de deelstudie «Financiële toezeggingen in transitie» (Nederlandse klimaatfinanciering
voor ontwikkeling 2016–2019, Kamerstuk 32 813, nr. 811) blijkt dat 60 procent van de publieke klimaatfinanciering aan lage inkomenslanden
wordt toegewezen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Klaver, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
A.W. Westerhoff, griffier