Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Kent over de handhaving van het verbod op varend ontgassen
Vragen van het lid Van Kent (SP) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over handhaving van het verbod op varend ontgassen (ingezonden 16 april 2025).
Antwoord van Minister Madlener (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 15 mei 2025).
Vraag 1
Welke maatregelen worden genomen om het verbod op varend ontgassen te handhaven?
Antwoord 1
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) handhaaft op het geldende verbod. De
ILT doet dit op basis van signalen en werkt risicogestuurd. Hierbij wordt het huidige
e-nosenetwerk benut. Dit netwerk zal in de toekomst verder worden uitgebreid. Aanvullend
op het bestaande netwerk zet de ILT mobiele installaties met drones in om ook risicogestuurd
te handhaven en zichtbaar te zijn. Daarnaast houdt ILT administratief toezicht op
de losverklaring en vindt er handhaving aan boord plaats. Om het administratief toezicht
te verbeteren zet Nederland zich internationaal in om de digitale losverklaring als
standaard te hanteren.
Vraag 2
Bent u er in geslaagd voldoende gekwalificeerd personeel aan te nemen en materieel
zoals drones en eNoses in te kopen voor toezicht en handhaving? Zo nee, welke stappen
gaat u nemen om dat te regelen, en wanneer verwacht u voldoende personeel en materieel
te hebben?
Antwoord 2
Op basis van de Handhaafbaarheids-, Uitvoerbaarheids- en Fraudebestendigheids (HUF)-toets
zijn nieuwe inspecteurs geworven om op het verbod toe te zien en waar nodig te handhaven.
Ook zijn er drones beschikbaar. De ILT heeft afspraken gemaakt met de eigenaren en
de leverancier van e-noses om de data van deze e-noses centraal te kunnen monitoren.
Op dit moment werkt het Ministerie van IenW samen met de ILT om het e-nose netwerk
verder uit te breiden daar waar de behoefte ligt, mede op basis van de opgedane ervaringen
sinds de inwerkingtreding van de verboden op basis van het Scheepsafvalstoffenverdrag
CDNI.
Vraag 3
Hoe kunnen handhavers constateren of er een overtreding van het verbod op varend ontgassen
is gemaakt? Gaan inspecteurs aan boord om toezicht te houden?
Antwoord 3
Op basis van meldingen en signalisatie, bijvoorbeeld door e-noses of een klacht, stelt
de ILT onderzoek in. De ILT zal, in het geval er sprake is van een mogelijke ontgassing
van een verbodsstof, aan boord van het betreffende tankschip een onderzoek uitvoeren.
Vraag 4
Hoeveel overtredingen zijn er na de invoering van het verbod geconstateerd? Hoeveel
dwangsommen en boetes zijn uitgedeeld?
Antwoord 4
Na de inwerkingtreding van het ontgassingsverbod is ten aanzien van vier tankschepen
vast komen te staan dat er sprake was van een overtreding van het verbod. Het betrof
hierbij stoffen uit fase I, waarvan is bepaald dat deze stoffen in het gehele Verdragsgebied
niet meer naar de atmosfeer mogen worden uitgestoten. Door de ILT is hierop in alle
gevallen bestuursrechtelijk opgetreden, door middel van het opleggen van lasten onder
dwangsom.
Vraag 5
Hoeveel ontgassingsinstallaties zijn er in Nederland? Kunt u dat toelichten per provincie?
Hoeveel aanvragen om nieuwe ontgassingsinstallaties te bouwen lopen er nog en op welke
locaties moeten deze komen? Hoe wordt bepaald waar ontgassinginstallaties worden geplaatst?
Antwoord 5
Op dit moment biedt afvalverwerker ATM in Moerdijk een ontgassingsinstallatie aan
waar zes schepen kunnen afmeren en vier schepen tegelijkertijd ontgast kunnen worden.
In Amsterdam is bij een brandstofterminal een vaste installatie beschikbaar voor het
ontgassen, maar hier is op dit moment nog onvoldoende vraag naar. Bij het bedrijf
Rubis Terminal B.V. in Rotterdam Botlek is een ontgassingsinstallatie aanwezig met
beperkte beschikbaarheid voor schepen van derden. Bij verschillende andere bedrijven
in Nederland zijn dampverwerkingsinstallaties aanwezig maar die mogen alleen gebruikt
worden voor activiteiten in het kader van hun eigen processen (waaronder het beladen
en lossen van schepen). Deze installaties mogen niet gebruikt worden voor het ontgassen
van schepen van derden. Daar is een speciale vergunning voor nodig.
Vraag 6
Bent u van mening dat er voldoende ontgassingslocaties zijn? Ontvangt u signalen van
schippers dat er behoefte is aan meer ontgassingslocaties? Zo ja, kunt u deze met
de Kamer delen?
Antwoord 6
Alle signalen wijzen erop dat er, voor wat betreft fase I en II, voldoende capaciteit
is om schepen aan ontvangstinrichtingen te ontgassen als dat nodig is. De markt heeft
sinds de inwerkingtreding van het verbod een veel groter aandeel van het vervoerde
product als eenheids- of verenigbaar transport vervoerd. Dan hoeft er ook niet ontgast
te worden. Bovendien is er vanwege de marktomstandigheden een relatief groot aanbod
van beschikbare schepen waaruit verladers kunnen kiezen. Zij zullen een opdracht eerder
gunnen aan een schip dat niet ontgast hoeft te worden. Deze signalen worden onderschreven
door schippersorganisaties. Voor wat betreft de inwerkingtreding van fase III van
het verbod wordt nu al door de sector gekeken naar de benodigde ontgassingsbehoefte.
Vraag 7
Hoe vaak is er gebruik gemaakt van ontgassingsinstallaties? Kunt u dit toelichten
per ontgassingslocatie?
Antwoord 7
ATM Moerdijk meldt dat er over het algemeen sinds het ingaan van het verbod 20% meer
vraag is naar het ontgassen aan een installatie, maar dat er geen sprake is van langdurige
wachttijden of verstoring van de logistieke keten. Dit is verklaarbaar aangezien de
markt andere logistieke maatregelen heeft genomen om te kunnen voldoen aan het verbod,
zie het antwoord bij vraag 6.
Vraag 8
Wat doet ATM met de restladingen na het ontgassen van schepen?
Antwoord 8
Voor het innemen van scheepsafvalstoffen, zoals het ontgassen van ladingtanks, beschikt
de ATM over een vergunning. Het ontgassen gebeurt door middel van verbranding van
de ingenomen gassen. De omgevingsdienst die de vergunning heeft afgegeven controleert
of bij de verbranding niet te veel wordt uitgestoten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B. Madlener, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.