Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Geannoteerde Agenda informele Milieuraad 28-29 april (Kamerstuk 21501-08-992)
21 501-08 Milieuraad
Nr. 995
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 mei 2025
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief
van 22 april 2025 over Geannoteerde Agenda informele Milieuraad 28–29 april (Kamerstuk
21 501-08, nr. 992).
De vragen en opmerkingen zijn op 23 april 2025 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 8 mei 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, P. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Coco Martin
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reacties van de bewindspersoon
Algemeen
1.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
geannoteerde agenda voor de Informele Milieuraad op 28 en 29 april 2025. Wel willen
deze leden erop wijzen dat het de zoveelste keer is dat de geannoteerde agenda voor
een milieuraad op het laatste moment naar de Kamer wordt gestuurd. Wat was de oorzaak
van de vertraging? De deadline voor dit schriftelijke overleg moest er zelfs viermaal
door worden verschoven. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook met klem om
de stukken in het vervolg echt eerder naar de Kamer te sturen. Deze leden moeten voldoende
tijd hebben om zich voor te bereiden, de antwoorden te bestuderen en vervolgens te
beoordelen of zij een tweeminutendebat naar aanleiding van die beantwoording noodzakelijk
achten. Met deze werkwijze kunnen zij hun controlerende taak niet goed vervullen.
Antwoord
Het kabinet erkent het belang van het tijdig sturen van stukken naar de Kamer en betreurt
dat het toesturen van de geannoteerde agenda vertraging heeft opgelopen. Er was een
aantal politieke discussiepunten over de inhoud van de geannoteerde agenda. Het kabinet
zal zich inzetten om in de toekomst te voorkomen dat stukken te laat naar de Kamer
worden verstuurd en daarbij rekening houden met het op 24 april door de Kamer gedane
verzoek1.
2.
Tot slot roepen de leden van de D66-fractie de Staatssecretaris nadrukkelijk op om
persoonlijk deel te nemen aan de informele Milieuraad of een andere vertegenwoordiger
van de regering af te vaardigen, in plaats van een ambtelijke vertegenwoordiging.
De ernst en urgentie van klimaatverandering vereisen politiek eigenaarschap en actieve
betrokkenheid. Deze leden kijken uit naar de antwoorden en zo mogelijk de inzet van
de Staatssecretaris tijdens de informele Milieuraad.
Antwoord
Het kabinet hecht waarde aan regeringsvertegenwoordiging bij de (informele) Raden
en onderstreept het belang van actieve betrokkenheid op de verschillende dossiers.
Helaas kwam dit voor deze informele bijeenkomst van milieuministers planning-technisch
niet goed uit waardoor hoog ambtelijke vertegenwoordiging bij de bijeenkomst aanwezig
zal zijn.
Haalbaar, betaalbaar en realistisch
3.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de agenda, maar vragen zich tegelijkertijd
ook af of de regering rekening houdt met de principes haalbaar, betaalbaar en realistisch.
Antwoord
Ja, daar houdt het kabinet rekening mee.
Nationale koppen
4.
De leden van de PVV-fractie willen weten of de Staatssecretaris ook goed in acht neemt
dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen, en of hij kijkt naar
welke andere bestaande nationale koppen kunnen worden geschrapt in lijn met het hoofdlijnenakkoord.
Antwoord
Dat er geen nieuwe nationale koppen op Europees beleid komen, is gewaarborgd in de
Aanwijzingen voor de regelgeving.2 Aanwijzing 9.4 bepaalt dat bij implementatie van Europees beleid geen nationaal beleid
(en dus ook geen nationale koppen) mag worden meegenomen als dat niet noodzakelijk
is voor de implementatie. Wat wél kan, is nationaal beleid (inclusief nationale kop)
opnemen in een apart wetgevingstraject, los van de implementatie van Europese richtlijnen.
Er kunnen allerlei redenen zijn om nationaal regels te stellen, bijvoorbeeld ter uitvoering
van het Hoofdlijnenakkoord. Daar zal de Kamer transparant over worden geïnformeerd.
In 2006, 2007, 2012 en 2023 is onderzoek gedaan naar nationale koppen. Uit die onderzoeken
is gebleken dat er in Nederland niet veel nationale koppen zijn. De nationale koppen
die uit de onderzoeken kwamen, bleken over het algemeen weloverwogen politieke besluiten.
De Minister van Economische Zaken doet in 2025 opnieuw onderzoek naar nationale koppen
en het kabinet zal hier te zijner tijd naar kijken.
Voedselafval en keten
5.
De leden van de PVV-fractie vragen naar aanleiding van de plannen om voedselafval
te voorkomen of er een voedselpolitie wordt opgetuigd. Met andere woorden: laat dit
over aan de lidstaten zelf en laat Brussel erbuiten.
Antwoord
In het BNC-fiche over het voorstel tot de herziening van de Kaderrichtlijn Afvalstoffen,
die hoofdzakelijk voedselverspilling en textiel betreft, is een zorgvuldige afweging
gemaakt over de proportionaliteit en subsidiariteit. Beide zijn positief beoordeeld.3 Het kabinet vindt het van belang om voedselverspilling tegen te gaan. De maatregelen
vanuit Europa over het tegengaan van voedselverspilling zijn vooral gericht op verplichte
monitoring door lidstaten. Deze verplichting geldt niet voor de bedrijven. Dit betekent
dat het aan het kabinet is hoe hier invulling aan gegeven wordt. Deze monitoring is
door de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur belegd bij de
Wageningen University & Research (WUR). Een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven
werkt vrijwillig mee aan de monitoring en is aangesloten bij de Stichting Samen Tegen
Voedselverspilling.
6.
De leden van de PVV-fractie vragen of het efficiënt is om in Nederland de voedselketen
af te breken (lees: het verminderen van boerenbedrijven). Het argument dat wordt opgevoerd
om dit te bewerkstelligen is dat Nederland niet voor de halve wereld hoeft te produceren.
Ondertussen laten wij allerlei producten van de andere kant van de wereld hier naartoe
vervoeren om vervolgens deze te consumeren, zoals producten voor de avocadogeneratie.
Antwoord
De agrarische sector in Nederland, en voedsel dat door de Nederlandse agrarische sector
wordt geproduceerd, is van grote waarde. Het kabinet vindt het van belang om kritisch
te blijven kijken naar ons voedselsysteem en onze eigen productie versus import. Het
zal ook in de toekomst noodzakelijk blijven om voedsel te importeren en exporteren.
Sommige producten zijn geschikt en efficiënt om in Nederland te produceren en sommige
producten kunnen beter elders worden geproduceerd, dat is afhankelijk van bijvoorbeeld
het klimaat en de bodem. Nederlands geproduceerd voedsel is van grote waarde en daarom
is er ook wereldwijd vraag naar.
Circulaire voertuigen
7.
De leden van de PVV-fractie vragen of het lopende voorstel Verordening circulaire
voertuigen nog steeds in juni voor akkoord in de Raad wordt voorzien. In de Milieuraad
van 17 december 2024 kwam tijdens het beleidsdebat naar voren dat er nog een aantal
heikele punten waren. Deze heikele punten zaten op het vlak van verbreding van de
reikwijdte (zeer ambitieus), doelstellingen en de lijst met de te demonteren onderdelen.
Zijn deze heikele punten in de tussenliggende tijd weggenomen? In de vier genoemde
heikele punten lezen deze leden dat Nederland tot de landen behoorde die deze heikele
punten geen probleem vond. Is deze houding nog steeds zo?
Antwoord
Op de Milieuraad van 17 juni 2025 wordt een algemene oriëntatie voorzien op het voorstel
voor de Verordening Circulaire Voertuigen. Als zo’n akkoord wordt bereikt, kunnen
daarna de onderhandelingen tussen de Raad en het Europees Parlement (EP) beginnen.
Niet over alle punten die besproken zijn tijdens de Milieuraad in 17 december 2024
is consensus bereikt, zoals de verbreding van de reikwijdte en de hoogte van de doelstelling
voor een verplicht aandeel plasticrecyclaat (Kamerstuk 21 501-08, nr. 973).
Nederland is positief over de uitbreiding van de reikwijdte naar twee- en driewielige
bromfietsen, omdat het aandeel van deze voertuigen groot is. Daardoor is veel winst
te behalen als deze voertuigen worden meegenomen in de wetgeving, onder andere door
afvalbeheer en het in de keten behouden van meer onderdelen en materialen. Verder
is Nederland nog altijd voorstander van een doel van 25% plasticrecyclaat in voertuigen,
mede omdat uit het impact assessment van de Europese Commissie en uit overleg met de recyclingsector blijkt dat dit realistisch
en haalbaar is. Ook steunt Nederland de opname van een lijst van te demonteren onderdelen
omdat dit zowel hergebruik als de kwaliteit van recycling sterk bevordert.
De verwachting is dat met name het aandeel plasticrecyclaat in de bespreking tijdens
de Milieuraad weer aan de orde komt en dat een compromis gesloten zal worden dat rekening
houdt met de verschillende posities van de lidstaten. Uiteraard zal de Kamer tijdig
over de voortgang weer geïnformeerd worden via de geannoteerde agenda van de Milieuraad
in juni.
8.
De leden van de PVV-fractie vragen of het kabinetsstandpunt genoemd in de verzamelbrief
circulaire economie van 14 april 2025 (Kamerstuk 32 852, nr. 357) hiermee rekening heeft gehouden, gezien de reacties van de aangewezen rapporteurs
namens het Europees Parlement dat zij zich scharen achter de heikele punten en wezen
op de concurrentieproblemen met China en het aandeel recyclaat (verplicht toe te passen
hoeveelheid gerecycled plastic).
Antwoord
De voorziene doelstelling voor een verplicht aandeel plasticrecyclaat zou een Europese
wettelijke verplichting zijn die geldt voor alle betreffende voertuigen op de Europese
markt. Daardoor moeten alle autofabrikanten die voertuigen op de Europese markt plaatsen
voldoen aan deze verplichting en beïnvloedt dit de concurrentiepositie van Europese
autofabrikanten niet. Een verplicht aandeel plasticrecyclaat zal Europese recyclers
helpen om beter te concurreren met goedkoop plastic uit China, zowel fossiel als recyclaat.
Bij het innemen van het kabinetsstandpunt is rekening gehouden met verschillende belangen
en is het kabinet zich bewust van de ontwikkelingen in het EP. De onderhandelingen
met het EP beginnen na vaststelling van een algemene oriëntatie in de Raad. Het kabinet
is ervan overtuigd dat een verplicht aandeel plasticrecyclaat van 25% nodig is om
de concurrentieproblemen die onze recyclers ervaren, met name met China, te verminderen
en zal dit blijven inbrengen tijdens de onderhandelingen.
Desinformatie
9.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat er gesproken zal worden over
desinformatie op het gebied van milieu en klimaat. Betrouwbare wetenschap vormt de
basis voor goed milieu en klimaatbeleid. Desinformatie daarentegen ondermijnt de democratie
en het klimaatbeleid. Daarom zijn deze leden van mening dat er in Europa moet worden
gepleit voor een strategie voor het tegengaan van desinformatie over klimaatverandering.
Hiertoe heeft het lid Kröger ook een motie ingediend. Hoe kijkt de Staatssecretaris
hiernaar? Hoe geeft Nederland nu al zelf invulling aan het tegengaan van desinformatie
over klimaatverandering? Welke acties onderneemt de Staatssecretaris hierop?
Antwoord
Het kabinet vindt het van belang dat de wetenschappelijke inzichten, waarbij ruimte
is voor alle invalshoeken, en de feitelijke stand van zaken rond klimaatverandering
het fundament is om klimaat- en milieubeleid vorm te geven. Het kabinet deelt de zorg
dat desinformatie een bedreiging kan vormen voor de democratie en het klimaatbeleid.
De impact van desinformatie stopt niet bij de grens. Samen optrekken met andere Europese
landen is dan ook van groot belang. Het is daarom een goede zaak dat Polen dit onderwerp
heeft geagendeerd op de informele bijeenkomst van milieuministers. Het kabinet zal
hier conform de motie Kröger4 pleiten voor het belang van Europese samenwerking bij het veiligstellen van klimaatwetenschap
en -data.
Het is belangrijk dat wat Nederland in Europa bepleit, aansluit op de lopende EU inzet
in het kader van het Actieplan Desinformatie van de Commissie en de Europese Dienst
voor extern optreden (European External Action Service, EEAS) (2018)5 en de Commissiemededeling over het beheren van klimaatrisico’s ter bescherming van
de bevolking en de welvaart (2024).6 Hierin wordt desinformatie op het gebied van klimaat genoemd als risico voor effectieve
besluitvorming en worden acties aangekondigd om te monitoren en analyseren welke invloed
desinformatie heeft op het publieke debat, opinie, en gedrag.
Ook nationaal worden stappen gezet voor het tegengaan van des- en misinformatie, waaronder
via de Rijksbrede strategie.7 Elk ministerie is vervolgens verantwoordelijk voor het bestrijden van desinformatie
op hun eigen terrein. Zo weerlegt het Ministerie van Klimaat en Groene Groei in de
publiekscampagne «Zet ook de knop om» o.a. ook misvattingen over klimaat, die op sociale
media of andere kanalen worden verspreid.
10.
De leden van de BBB-fractie zien de bestrijding van desinformatie als een belangrijk
thema. Tegelijkertijd mag deze inzet nooit ten koste gaan van open debat, wetenschappelijke
diversiteit of de vrijheid van meningsuiting. Vanuit die optiek stellen deze leden
de Staatssecretaris de volgende vragen. Hoe waarborgt de Staatssecretaris in Europese
overleggen dat het onderscheid tussen desinformatie en legitieme kritiek of alternatieve
wetenschappelijke inzichten helder blijft? Zal de Staatssecretaris zich inzetten voor
het behoud van ruimte voor maatschappelijk en wetenschappelijk debat, ook wanneer
dat indruist tegen gangbare beleidslijnen? Hoe voorkomt de Staatssecretaris dat samenwerking
met de private sector in het bestrijden van desinformatie leidt tot eenzijdige beïnvloeding
of (onbedoelde) censuur van kritische geluiden, bijvoorbeeld van boeren, wetenschappers
of niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) die niet in de mainstream opereren? Is
de Staatssecretaris bereid in te brengen dat transparantie over de herkomst van data,
gebruikte modellen en aannames cruciaal is voor het vertrouwen in klimaatbeleid? In
hoeverre worden ook sectoren zoals landbouw betrokken bij de Europese discussie over
desinformatie, juist omdat zij regelmatig het onderwerp zijn van publieke beeldvorming
en (onjuiste) aannames?
Antwoord
Het kabinet erkent het belang van een open en eerlijk debat waarin ruimte is voor
elke meningsuiting. Daarom staan de waarden en grondrechten van onze rechtsstaat,
zoals de vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, altijd voorop bij maatregelen
die het Kabinet neemt tegen desinformatie.8 Ook is het van belang dat de wetenschappelijke inzichten, waarbij ruimte is voor
alle invalshoeken, en de feitelijke stand van zaken de basis vormen voor klimaat-
en milieubeleid. Het kabinet zal zich hier ook voor inzetten in Europese overleggen
en in samenwerking met alle sectoren en partijen. Tijdens de informele bijeenkomst
van milieuministers zal het kabinet het belang benadrukken van het verzamelen van
onderbouwde inzichten en data op het gebied van milieu en klimaat. Juist Europese
monitoringsraamwerken zoals het Achtste Milieu Actieprogramma (8MAP) zorgen voor transparante,
toegankelijke en uniforme informatie over klimaat- en milieubeleid.
Transparantie is van belang in het maatschappelijk debat. Zoals ook gesteld in de
beantwoording van eerdere Kamervragen9, is het van belang dat burgers in staat zijn de activiteiten en de mogelijke invloed
van belangenvertegenwoordigers te volgen. Transparantie en verantwoording over deze
contacten zijn essentieel om het vertrouwen van burgers in de Unie te behouden. Om
deze reden hebben het Europees Parlement en de Commissie in 2011 het EU-transparantieregister
ingesteld door middel van een interinstitutioneel akkoord. De Raad is in 2021 toegetreden
tot dit akkoord. Het kabinet is hier voorstander van. Het akkoord biedt een kader
voor een transparante en ethische interactie tussen de EU-instellingen en belangenvertegenwoordigers.
De EU-instellingen hebben zich gecommitteerd alleen bepaalde interacties met belangenvertegenwoordigers
aan te gaan wanneer deze zijn ingeschreven in het register.
PFAS
11.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tevens vragen over de beslissing die
lidstaten in mei zullen nemen over de verlenging van de goedkeuring van de stof flutolanil.
Dit middel is een pesticide met de Poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS)-stof Trifluorazijnzuur
(TFA) erin. Het spuiten van PFAS over weilanden moet volgens deze leden zo spoedig
mogelijk aan banden worden gelegd. Deze leden kunnen zich daarom goed vinden in het
voorstel van de Europese Commissie (EC) om deze stof niet te verlengen. Aangezien
Nederland zich in Europa inzet voor de PFAS-restrictie, nemen deze leden aan dat Nederland
daarom ook tegen de verlenging van dit middel zal stemmen. Kan de Staatssecretaris
dat bevestigen?
Antwoord
De Europese Commissie zal naar verwachting binnenkort een voorstel doen aan de lidstaten
over het al dan niet verlengen van de goedkeuring van flutolanil. De Minister van
Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur zal, zoals gebruikelijk, zich eerst
laten adviseren door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en
biociden (Ctgb) alvorens een standpunt in te nemen. De Kamer zal vervolgens hierover
worden geïnformeerd.
Kaderrichtlijn Water
12.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar de status en voortgang
rond de ingebrekestelling van Nederland op de Kaderrichtlijn Water. De commissie voor
Infrastructuur en Waterstaat is eerder vertrouwelijk geïnformeerd, maar gezien de
duur van het proces en het belang voor Nederland is een enkele briefing onvoldoende.
In de commissie Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur is afgesproken dat
de Minister de commissie regelmatig informeert over de voortgang rond ingebrekestellingen
op het gebied van landbouw en natuur. Deze leden verzoeken de Minister om de commissie
voor Infrastructuur en Waterstaat, voor zover juridisch mogelijk, te informeren over
de voortgang met betrekking tot de ingebrekestelling en daarnaast de voortgang rond
het aanpakken van de door Europa geconstateerde gebreken.
Antwoord
Volgens de Commissie is het periodiek actualiseren van beheersmaatregelen voor lozings-
en onttrekkingsactiviteiten onvoldoende in de Nederlandse wetgeving geregeld. Nederland
heeft hierover een inbreukprocedure (nr. INFR(2024)216110) lopen. Sinds de reactie aan de Commissie en de vertrouwelijke technische briefing
hierover van november 2024 heeft het kabinet geen formele reactie van de Europese
Commissie ontvangen. Zodra dat het geval is, zal de Kamer worden geïnformeerd. Wel
is bekend dat inmiddels Oostenrijk, Slovenië, België, Finland, Cyprus en Zweden een
vergelijkbare procedure hebben lopen. De lidstaten hebben hier onderling contact over.
De verwachting is dat de Commissie pas reageert als zij van deze lidstaten een eerste
reactie heeft ontvangen en dat is vermoedelijk pas na de zomer. Binnen Nederland loopt
het verbeterproject van het beleid over lozingen en onttrekkingen, waarbij wordt bekeken
welke aanpassing van wet- of regelgeving nodig is om tegemoet te komen aan de vragen
van de Commissie.
Klimaatadaptatie
13.
De leden van de D66-fractie benadrukken dat klimaatadaptatie bij uitstek grensoverschrijdend
van aard is. Deze leden constateren hierbij dat kennis over klimaatrisico’s en adaptatiemaatregelen
binnen de EU versnipperd is. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom om bij de
informele raad te pleiten voor een intensieve Europese en grensoverschrijdende aanpak,
waarin landen risico-eigenaarschap expliciet delen. Deze leden zien een kans voor
Nederland om leidend te zijn op het gebied van klimaatadaptatie in Europa. Deze leden
vragen de Staatssecretaris of hij bereid is hierin een voortrekkersrol te nemen.
Antwoord
Door de Europese Commissie wordt gewerkt aan een EU Climate Adaptation Plan, dat naar verwachting in 2026 uitkomt. Dit plan wordt getrokken door de Europese
Commissie en wordt gezamenlijk met de lidstaten opgesteld. Het kabinet neemt een actieve
rol in dit proces, op basis van de in Nederland ontwikkelde kennis en ervaring. Ook
kan Nederland haar voordeel doen met kennis en ervaring die in andere lidstaten is
ontwikkeld, bijvoorbeeld op het thema droogte en hitte. Daarnaast hecht het kabinet
waarde aan een grensoverschrijdende aanpak op klimaatadaptatie om beter voorbereid
te zijn op risico’s van weersextremen. Tegelijkertijd is het belangrijk dat er ruimte
blijft voor maatwerk en aansluiting op nationale systemen en strategieën.
14.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de kosten van klimaat gerelateerde rampen
aanzienlijk hoger zijn dan de kosten van effectieve adaptatiemaatregelen. De recente
overstromingen in Slovenië illustreren dit, waarbij de schade 10 tot 16 procent van
het bruto nationaal product (bnp) van Slovenië bedroeg. Dit zijn geen kleine bedragen.
Deze leden vragen de Staatssecretaris om nadrukkelijk bij de Europese collega’s te
pleiten voor het vergroten van investeringen in klimaatadaptatie, gezien de relatief
geringe kosten vergeleken met de te vermijden schade. Welke mogelijkheden ziet de
Staatssecretaris om dit perspectief nadrukkelijk op Europees niveau aan te kaarten?
Antwoord
Er zijn in en buiten Europa inderdaad meer recente voorbeelden van grote schade door
bijvoorbeeld hevige regenval, zoals in Spanje, Slovenië en Polen. Ook in Nederland
en buurlanden België en Duitsland hebben in het recente verleden grote overstromingen
plaatsgevonden. Hierdoor groeit bij de lidstaten het inzicht van de kosteneffectiviteit
van adaptatiemaatregelen. Het kabinet zal dit aspect benadrukken bij het ontwikkelen
van het EU Climate Adaptation Plan. Tevens vindt het kabinet het van belang dat klimaatadaptie geïntegreerd wordt in
verschillende beleidsterreinen om zodoende onze klimaatweerbaarheid te vergroten en
zal dit benadrukken tijdens de informele bijeenkomst van milieuministers.
15.
Tevens maken de leden van de D66-fractie zich zorgen over het gebrek aan bewustzijn
onder bedrijven over de daadwerkelijke risico’s van klimaatverandering. De nieuwe
Europese regelgeving zoals de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD)
is volgens deze leden beperkt en dreigt verder verwaterd te raken. Graag ontvangen
deze leden van de Staatssecretaris een reflectie op hoe de EC het bedrijfsleven in
de EU beter kan voorbereiden op klimaatrisico’s en hoe de regering zich daarvoor inzet.
Antwoord
De Commissie kijkt naar klimaatadaptatie in den brede en houdt hierbij ook rekening
met de rol van het bedrijfsleven. Bij het voorbereiden op effecten van extreme weersomstandigheden
is het vergroten van het bewustzijn van groot belang. Dit geldt ook voor bedrijven.
Zo werkt Nederland bijvoorbeeld aan een data portal voor de financiële sector. In
dit portal worden water- en bodemdata ontsloten zodat de financiële sector deze kan
betrekken bij bijvoorbeeld investeringsbeslissingen. De ervaringen hiermee zal Nederland
betrekken bij het ontwikkelen van het EU Climate Action Plan.
16.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het aankomende European Climate Adaptation Plan
(ECAP) Europa weerbaarder moet maken tegen klimaatverandering. Deze leden steunen
een pragmatische aanpak die aansluit bij nationale realiteiten, zeker in het landelijk
gebied. In dat licht hebben zij de volgende vragen. Zal de Staatssecretaris zich inzetten
voor voldoende ruimte voor nationale keuzes en maatwerk binnen het ECAP, met oog voor
verschillen tussen lidstaten en regio’s? Hoe waarborgt de Staatssecretaris dat het
ECAP praktisch uitvoerbaar blijft voor sectoren zoals de landbouw, waar de draagkracht
al zwaar onder druk staat? Is de Staatssecretaris bereid aandacht te vragen voor de
integratie van praktijkkennis van boeren, natuurbeheerders en waterschappen in adaptatiebeleid,
in plaats van louter te sturen op abstracte beleidsdoelen? Zal de Staatssecretaris
pleiten voor een resultaatgerichte benadering waarbij de daadwerkelijke effecten van
maatregelen leidend zijn, en niet alleen procesindicatoren? Hoe voorkomt de Staatssecretaris
dat nationale overheden worden opgezadeld met dubbele of disproportionele rapportageverplichtingen
vanuit EU-kaders? Tot slot willen de leden van de BBB-fractie benadrukken dat klimaatbeleid
alleen kans van slagen heeft als het aansluit bij de leefwereld van burgers en ondernemers.
Meer draagvlak begint bij eerlijk beleid dat werkt in de praktijk.
Antwoord
Voor klimaatadaptatie is het van belang dat het beleid ruimte geeft voor gebied-specifieke
oplossingen. Dit besef leeft ook breed binnen de Europese Commissie en de lidstaten.
Het kabinet zet zich ervoor in dat dit in het EU Climate Adaptation Plan terugkomt. Tegelijkertijd komt er ook aandacht voor grensoverschrijdende aspecten.
Het kabinet is van mening dat eventuele rapportageverplichtingen zo efficiënt mogelijk
moeten worden ingericht, en zoveel mogelijk moeten aansluiten bij bestaande cycli
(bijvoorbeeld van het IPCC). Hier zal het kabinet nadrukkelijk aandacht voor vragen
bij de vormgeving van het Plan. Draagvlak voor het beleid is inderdaad van groot belang.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
A.B. Coco Martin, adjunct-griffier