Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Plas over de door het Ministerie van I&W uitgezette enquête over geur van veehouderijen
Vragen van het lid Van der Plas (BBB) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de door het Ministerie van I&W uitgezette enquête over geur van veehouderijen (ingezonden 13 maart 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 2 april
2025).
Vraag 1
Bent u bekend met de door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uitgezette
enquête over geur van veehouderijen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Kunt u aangeven waarom in de enquête eenzijdige en sturende vragen worden gesteld,
zoals de vraag: «Heeft de geur van de stallen van veehouderij(en) in uw woonomgeving
weleens invloed op uw (sociale) leven? Bijvoorbeeld doordat u minder vaak bezoek wilt
ontvangen of dat u minder aan buitenactiviteiten doet, zoals buiten zitten, fietsen,
sporten of tuinieren?» Deelt u de mening dat een dergelijke sturende vraag gevolgen
kan hebben voor de objectiviteit van dit onderzoek?
Antwoord 2
Ik begrijp dat het onderwerp geurbeleving uit stallen van veehouderijen gevoelig ligt,
zowel bij veehouders, als omwonenden en andere belanghebbenden. De enquête, die is
uitgezet bij omwonenden van veehouderijen in zes gemeenten, is onderdeel van een participatietraject.
De enquête bevat vragen over geurbeleving. Om dit zo zorgvuldig mogelijk te doen en
niet sturend te zijn, heb ik een extern bureau (Antea Group) opdracht gegeven om de
enquête op te zetten en uit te voeren. De enquête is zowel naar omwonenden als veehouders
in de omgeving gestuurd. Elk antwoord op de vragen wordt gelijk gewogen.
Ter achtergrond: dit traject is aangekondigd aan de Tweede Kamer in de planningsbrief
«Traject aanpassing geurregelgeving veehouderijen van november 2024».2 Het is onderdeel van het aangekondigde regelgeving wijzigingstraject rondom geur
van stallen van veehouderijen.
Het horen en betrekken van alle belanghebbenden via een participatietraject hoort
bij een zorgvuldig beleidsproces. Het uiteindelijke doel is te komen tot een evenwichtige
afweging van alle betrokken belangen. Daarvoor is het nodig dat alle belangen worden
geïnventariseerd en meegewogen. Naast deze geurbelevingsenquête bij omwonenden zullen
er gesprekken plaatsvinden met andere belanghebbenden op dit onderwerp, zoals de veehouderijsectoren,
overheden, milieuverenigingen, de GGD en onderzoeksinstituten. In de toelichting bij
de enquête wordt aangeven dat er een breder participatietraject zal plaatsvinden waarin
alle belangen gehoord zullen worden. Het onderwerp geurbeleving uit stallen leeft
erg onder veehouders, omwonenden en andere belanghebbenden. Daarom is het belangrijk
om alle perspectieven te horen, waarbij dit onderzoek slechts één onderdeel is bij
het in beeld brengen van het bredere onderwerp.
De inzichten uit de enquête zullen samen met alle andere bevindingen uit het participatietraject
worden meegenomen zoals gebruikelijk is in een beleidsvormingsproces. Uiteindelijk
zullen concrete voorstellen voor aanpassing van regelgeving in consultatie gaan en
aan de Kamer worden voorgelegd.
Vraag 3
Waarom wordt in zo'n eenzijdige en sturende enquête een financiële beloning in het
vooruitzicht gesteld voor deelnemers?
Antwoord 3
Het is vrij gebruikelijk bij belevingsenquêtes om deelname te bevorderen door het
beschikbaar stellen van een mogelijke prijs. Bij deze enquête is ervoor gekozen om
VVV-bonnen van 30 euro onder deelnemers te verloten. Dit wordt ingezet om deelname
van een grotere en evenwichtigere groep mensen te bevorderen. Burgers met een sterke
mening doen immers sneller mee, dan burgers met een minder sterke mening of burgers
die weinig stilstaan bij de ontwikkeling rondom de regelgeving. Deze groep kun je
motiveren tot deelname met een potentiële prijs. Dit moet bijdragen aan het doel om
een genuanceerd en completer beeld te genereren over de geurbeleving van omwonenden.
Vraag 4
Deelt u de mening dat een financiële prikkel mensen kan aansporen om negatief te antwoorden?
Antwoord 4
Een eventuele VVV-bon wordt gegeven na verloting en staat geheel los van de antwoorden.
Zoals aangegeven is het verloten van VVV-bonnen vrij gebruikelijk bij belevingsenquêtes
en kan het bijdragen aan het doel om een genuanceerd en completer beeld te generen.
Vraag 5
Kunt u verklaren hoe de vragen in deze enquête tot stand zijn gekomen en wie gewerkt
hebben aan de opzet van het onderzoek en de vragen?
Antwoord 5
Voor begeleiding van het participatietraject heb ik extern bureau Antea Group ingeschakeld. Dit bureau heeft de vragen en keuzemogelijkheden in samenspraak met
het Ministerie van IenW opgesteld. Daarbij zijn de betrokken gemeenten ook in de gelegenheid
gesteld om mee te denken.
Vraag 6
Kunt u alle correspondentie omtrent de totstandkoming van dit onderzoek en deze vragen
openbaar maken?
Antwoord 6
Het rapport over het eerste deel van het participatieonderzoek naar de geurbeleving
van omwonenden wordt door het onderzoeksbureau uiterlijk in het derde kwartaal van
2025 opgeleverd. Daarin zal ook de onderzoeksmethodiek nader verantwoord worden. Ik
zal de Tweede Kamer hierover tijdig informeren.
Vraag 7
Waar zijn deze folders precies allemaal verspreid en hoeveel folders zijn er verspreid?
Kunt u hierbij niet alleen de gemeenten noemen, maar specifiek aangeven in welke gebieden
en op hoeveel meter afstand de mensen wonen van een veehouderij?
Antwoord 7
De flyers zijn verspreid in gebieden van zes gemeenten verspreid over het land. Er
zijn in totaal 1828 flyers verstuurd. Hierbij is gekozen voor een aantal gemeenten
in concentratiegebieden (Venray, Land van Cuijk, Ede en Tubbergen) en een aantal gemeenten
in niet-concentratiegebieden (Molenlanden en Midden-Drenthe). De afstand tussen de
woningen en de veehouderijen verschilt. Ook is er in sommige gevallen sprake van de
aanwezigheid van meerdere veehouderijen in de omgeving. Om individuele herleidbaarheid
te voorkomen, is het niet wenselijk om op detailniveau aan te geven in welke specifieke
gebieden binnen de gemeentes de vragenlijst is uitgezet.
Vraag 8
Waarom is specifiek voor deze gebieden gekozen?
Antwoord 8
De gekozen gebieden zijn verspreid over het land zodat burgers in de verschillende
gebieden de gelegenheid hebben te participeren en om zo een breed beeld te krijgen
van de geurbeleving van omwonenden van veehouderijen. Bij de gebiedsselectie is rekening
gehouden met een verdeling tussen gemeenten in en buiten concentratiegebieden en met
de aard van de in dat gebied gevestigde veehouderijen.
Vraag 9
Zijn er soortgelijke onderzoeken over andere sectoren? Zo ja, welke en kunt u deze
folders delen met de Kamer?
Antwoord 9
Belevingsonderzoeken zijn integraal onderdeel van participatieprocessen die horen
bij het beleidsproces. Een van de bekendere en grotere belevingsonderzoeken is de
belevingsvlucht Lelystad Airport uit 20183. Er worden niet voor elk belevingsonderzoek folders gemaakt, per beleidsthema wordt
gekeken op welke manier de doelgroep het beste te bereiken is.
Vraag 10
Indien dit soort onderzoeken (met folderverspreiding, of via internet) ook over andere
sectoren zijn gehouden, wat is met de resultaten gedaan en tot welk beleid heeft dit
geleid?
Antwoord 10
Dit soort onderzoeken zijn gebruikelijk bij participatieprocessen in het kader van
een zorgvuldige proces bij de totstandkoming van Rijksbeleid en wetgeving. Het verschilt
per beleidsonderwerp wat er met de resultaten is gedaan en tot welk beleid dit heeft
geleid.
Vraag 11
Hoe waarborgt u dat de uitkomsten van deze enquête niet worden gebruikt als een legitimering
voor beleid zonder dat er sprake is van een objectieve, wetenschappelijke en evenwichtige
analyse van geurbeleving, omdat het onderzoek door deze opzet de objectiviteit en
wetenschappelijke betrouwbaarheid mist?
Antwoord 11
Ik begrijp dat het uitvoeren van een enquête over geurbeleving van omwonenden tot
zorgen kan leiden bij de veehouder. In de toelichting van de enquête wordt uitgelegd
dat er een breder participatietraject zal plaatsvinden waarin alle belangen zorgvuldig
gehoord en meegenomen zullen worden. Het is belangrijk voor een goede beleidsontwikkeling
dat duidelijk wordt wat er leeft onder burgers. Participatie is daarom een vast onderdeel
van beleidsontwikkeling. Het gaat hier specifiek om een geurbelevingsonderzoek onder
omwonenden van veehouderijen dat onderdeel is van een breder participatietraject,
waarbij de belangen, ideeën, wensen, behoeften en zorgen van alle betrokken partijen
gehoord en betrokken zullen worden. Door alle belanghebbenden actief te betrekken
bij de totstandkoming van nieuw beleid wordt informatie verzameld die een evenwichtig
beeld van alle belangen geeft voor de uiteindelijke beleids-en besluitvorming. Ook
wordt er onderzoek uitgevoerd over de eventuele impact van verschillende beleidsopties,
voordat er beleidsconclusies volgen.
Vraag 12
Hoe beoordeelt u het feit dat het Ministerie van I&W belastinggeld inzet voor een
enquête waarin burgers financieel worden gestimuleerd om klachten te uiten over een
specifieke sector?
Antwoord 12
Het past bij een goede beleidsvorming om te vragen wat betrokkenen vinden en ervaren.
Het verloten van een VVV bon (30 euro) onder de deelnemers aan een enquête is, zoals
aangegeven in het antwoord op vraag 2, vrij gebruikelijk en is bedoeld om zoveel mogelijk
mensen te bewegen aan de enquête deel te nemen.
Vraag 13
Hoeveel geld wordt jaarlijks beschikbaar gesteld door uw ministerie en andere ministeries
om burgers te betalen om deel te nemen aan onderzoeken?
Antwoord 13
Dit is niet bekend of te achterhalen want dit wordt niet apart bijgehouden. Het vragen
naar wat betrokkenen ergens van vinden maakt deel uit van de reguliere beleidsvoorbereiding.
Vraag 14
Deelt u de mening dat de overheid met dit soort onderzoeken boeren in een kwaad daglicht
zet en bijdraagt aan een negatief beeld over de sector?
Antwoord 14
Ik begrijp dat het onderwerp geur van stallen van veehouderijen in de maatschappij
leeft, zowel bij veehouders als bij omwonenden en andere belanghebbenden. Als onderdeel
van het brede participatieproces zullen alle perspectieven in beeld worden gebracht.
Vraag 15
Erkent u dat geurbeleving subjectief is en dat wat de een niet als geurbelasting ervaart,
iemand anders wel zo kan ervaren?
Antwoord 15
Geurbeleving gaat zoals het woord zegt over hoe iemand geur ervaart. Dat is aan de
ene kant persoonlijk. Maar aan de andere kant is het ook zo dat – los van hoe iemand
zelf geur precies ervaart – bekend is dat hoe hoger de geurbelasting is, hoe hoger
de ervaren geurhinder zal zijn.
Vraag 16
Deelt u de mening dat de mate van geurbelasting wetenschappelijk onderzocht dient
te worden en niet via folders huis-aan-huis?
Antwoord 16
Dit onderzoek gaat niet over geurbelasting, maar over geurbeleving.
Vraag 17
Bent u bereid de enquête per direct op te schorten en opnieuw te laten beoordelen
op objectiviteit en effect op de agrarische sector? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 17
De enquête is zoals aangegeven in de antwoorden op bovenstaande vragen onderdeel van
het reguliere participatietraject dat hoort bij een zorgvuldige beleidsvoorbereiding.
Ik zal de enquête daarom niet opschorten. Het is begrijpelijk dat het uitvoeren van
een enquête over geurbeleving van omwonenden tot zorgen kan leiden bij veehouders.
Ik wil benadrukken dat in de toelichting van de enquête wordt uitgelegd dat er een
breder participatietraject zal plaatsvinden waarin alle belangen en zorgen zorgvuldig
worden gehoord en meegenomen. Het participatietraject dient ervoor te zorgen dat iedereen
zich gehoord en begrepen voelt. Het is van belang om een goede balans vinden tussen
de verschillende belangen bij de uiteindelijke beleidsvorming. Dit onderzoek draagt
daar deels aan bij. Zodra de onderzoeksresultaten beschikbaar zijn worden deze kritisch
bekeken en wordt er gekeken hoe deze in een vervolg worden meegenomen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.