Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 713 Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde gemeenten in staat te stellen voor meer voorzieningen een eigen bijdrage van de cliënt te vragen die afhankelijk is van zijn financiële draagkracht (Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015)
ARTIKEL I
ARTIKEL II
ARTIKEL III
ARTIKEL IV
ARTIKEL V
ARTIKEL VI
ARTIKEL VII
ARTIKEL VIII
ARTIKEL IX
ARTIKEL X
ARTIKEL XI
ARTIKEL XII
ARTIKEL XIII
ARTIKEL XIV
ARTIKEL XV
ARTIKEL XVI
ARTIKEL XVII
Nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het teneinde de beschikbaarheid van voorzieningen
als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 te borgen wenselijk is gemeenten
in staat te stellen voor meer voorzieningen een eigen bijdrage van de cliënt te vragen
die afhankelijk is van zijn financiële draagkracht, en dat het zogenoemde abonnementstarief
daartoe dient te worden vervangen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1.1.1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsomschrijving van cliënt vervalt «of persoonsgebonden budget».
2. In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd, luidende:
– duurzame hulpverleningsrelatie:
hulpverlening van persoonlijke en voortdurende aard in het kader van de levering van
een algemene voorziening;
– eigen bijdrage:
financiële bijdrage van de cliënt voor een voorziening;
– Sociale verzekeringsbank:
Sociale verzekeringsbank, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie
werk en inkomen;.
B
In artikel 2.1.3, vierde lid, vervalt «of een persoonsgebonden budget».
C
De artikelen 2.1.4 tot en met 2.1.5 worden vervangen door drie artikelen, luidende:
Artikel 2.1.4
1. Bij verordening kan de gemeenteraad bepalen dat de cliënt voor het gebruik van een
algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, een eigen bijdrage verschuldigd
is.
2. Bij een verordening als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald:
a. voor welke algemene voorzieningen de eigen bijdrage geldt;
b. per algemene voorziening hoe hoog de eigen bijdrage is of hoe de hoogte van de eigen
bijdrage wordt bepaald;
c. of en zo ja, voor welke groepen cliënten en voor welke algemene voorzieningen een
vrijstelling van of een korting op de eigen bijdrage geldt en in geval van een korting,
hoe hoog die korting is of hoe de hoogte van de korting wordt bepaald;
d. of en zo ja, in welke gevallen ontheffing kan worden verleend van de eigen bijdrage
voor het gebruik van een algemene voorziening.
3. De eigen bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening bedraagt ten hoogste
de kostprijs van die voorziening en is financieel passend voor de doelgroep van die
voorziening. Bij een verordening als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op welke
wijze de kostprijs wordt berekend. Bij een verordening als bedoeld in het eerste lid
of bij beleidsregels wordt bepaald wat financieel passend is.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de eigen bijdrage voor het gebruik van een algemene voorziening waarbij sprake is
van een duurzame hulpverleningsrelatie, waaronder regels met betrekking tot:
a. de periode waarover de eigen bijdrage verschuldigd is;
b. de mogelijke onderlinge samenloop van de eigen bijdragen en de mogelijke samenloop
van de eigen bijdragen met eigen bijdragen voor een maatwerkvoorziening of eigen betalingen
op grond van andere wettelijke voorschriften;
c. de vaststelling van de eigen bijdrage;
d. de termijn waarbinnen de eigen bijdrage moet zijn voldaan;
e. de invordering van de eigen bijdrage.
Artikel 2.1.4a
1. Bij verordening kan de gemeenteraad bepalen dat de cliënt een eigen bijdrage verschuldigd
is voor een maatwerkvoorziening bestaande uit de daarbij aangewezen diensten, hulpmiddelen,
woningaanpassingen en andere maatregelen.
2. Geen eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening is verschuldigd voor een maatwerkvoorziening
voordat de cliënt de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur kunnen andere gevallen worden bepaald waarin geen eigen bijdrage
is verschuldigd.
3. De hoogte van de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening is afhankelijk van het
inkomen en het vermogen van de cliënt of, indien de cliënt een echtgenoot heeft, van
hun gezamenlijke inkomen en vermogen.
4. De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening voor zover bestaande uit een hulpmiddel
of een woningaanpassing bedraagt ten hoogste de kostprijs van het hulpmiddel of de
woningaanpassing. Bij een verordening als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald
op welke wijze de kostprijs wordt berekend.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over
de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening, waaronder regels met betrekking tot:
a. de wijze van berekening van de eigen bijdrage, waaronder het berekenen van de kostprijs
van een hulpmiddel of woningaanpassing en het stellen van een maximum aan de hoogte
van de eigen bijdrage per maand;
b. de periode waarover de eigen bijdrage verschuldigd is;
c. een vrijstelling van de eigen bijdrage;
d. de bevoegdheid van de gemeenteraad om bij verordening te bepalen dat:
1°. voor groepen van cliënten een vrijstelling van de eigen bijdrage geldt of de eigen
bijdrage op nihil wordt gesteld; of
2°. voor groepen van cliënten of voor een maatwerkvoorziening zonder hulpmiddel of woningaanpassing,
zo nodig in afwijking van het derde lid, een andere eigen bijdrage geldt, met dien
verstande dat, indien deze afhankelijk is van de kostprijs, bij verordening wordt
bepaald op welke wijze de kostprijs wordt berekend;
e. de verlening van een ontheffing van de eigen bijdrage;
f. de mogelijke samenloop van eigen bijdragen voor maatwerkvoorzieningen en van dergelijke
bijdragen met eigen betalingen op grond van andere wettelijke voorschriften;
g. de vaststelling van de eigen bijdrage;
h. de termijn waarbinnen de eigen bijdrage moet zijn voldaan;
i. de invordering van de eigen bijdrage.
Artikel 2.1.4b
1. Het college of een van de volgende instanties stelt de eigen bijdrage voor het gebruik
van een algemene voorziening vast en int deze: een aanbieder als bedoeld in artikel
2.6.3, tweede lid, het dagelijks bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel
8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, het dagelijks bestuur van
een gemeenschappelijk orgaan als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van die wet of
een orgaan of persoon als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van die wet.
2. Het CAK stelt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening vast en int deze. Het
CAK draagt de geïnde eigen bijdragen af aan de gemeente.
3. In afwijking van het tweede lid wordt de eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening
door het college of een instantie als bedoeld in het eerste lid vastgesteld en geïnd:
a. indien de cliënt opvang ontvangt;
b. indien uit een verordening als bedoeld in artikel 2.1.4a, vijfde lid, onderdeel d,
tweede subonderdeel, voortvloeit dat een eigen bijdrage verschuldigd is waarvan de
hoogte niet afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt of, indien
de cliënt een echtgenoot heeft, van hun gezamenlijke inkomen en vermogen.
4. Het college of een instantie als bedoeld in het eerste lid doet aan het CAK mededeling
van de eigen bijdragen die voor een maatwerkvoorziening bestaande uit opvang zijn
vastgesteld, voor zover niet betrekking hebbende op personen aan wie opvang worden
verstrekt en die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico's voor hun
veiligheid als gevolg van huiselijk geweld.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over:
a. de gegevensverstrekking door het college, een instantie als bedoeld in het eerste
lid en het CAK voor het vaststellen en innen van de eigen bijdrage, de daarbij in
acht te nemen termijn en de gevolgen van een termijnoverschrijding voor de vaststelling
en inning van de eigen bijdrage;
b. de melding door de cliënt van feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs
duidelijk moet zijn dat zij aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de vaststelling
van de eigen bijdrage en waarover het college, een instantie als bedoeld in het eerste
lid en het CAK niet reeds op grond van enig wettelijk voorschrift beschikken voor
de uitvoering van deze wet.
D
Artikel 2.3.2, vierde lid, onderdeel g, komt te luiden:
g. welke eigen bijdrage de cliënt verschuldigd zal zijn.
E
In artikel 2.3.5, achtste lid, wordt «, bedoeld in het derde lid» vervangen door «als
bedoeld in het derde of vierde lid».
F
In artikel 2.3.10, eerste lid, onderdelen b, c, d en e, vervalt «of het persoonsgebonden
budget».
G
In artikel 2.4.1, eerste lid, wordt «artikel 2.3.10, onderdeel a» vervangen door «artikel
2.3.10, eerste lid, onderdeel a» en vervalt «of het ten onrechte genoten persoonsgebonden
budget».
H
Artikel 2.4.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt «of een persoonsgebonden budget».
2. In het tweede lid vervalt «of het persoonsgebonden budget».
I
Artikel 2.5.4 komt te luiden:
Artikel 2.5.4
1. Het CAK, de colleges en de instanties, bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, verstrekken
Onze Minister desgevraagd kosteloos de gegevens, niet zijnde persoonsgegevens, die
hij nodig heeft om te beoordelen welke effecten de eigen bijdragen in de praktijk
hebben.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de te verstrekken gegevens
en de wijze van verstrekking.
J
In artikel 2.6.2, eerste lid, vervalt «, genoemd in artikel 3 van de Wet structuur
uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,».
K
Artikel 5.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 2.3.8» vervangen door «artikel 2.1.4b, 2.3.8».
2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met
tiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:
7. Het college is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de cliënt of zijn
echtgenoot, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid, die noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van artikel 2.5.4.
3. In het achtste lid (nieuw) wordt «eerste tot en met zesde lid» vervangen door «eerste
tot en met zevende lid».
4. In het tiende lid (nieuw) wordt «het achtste lid» vervangen door «het negende lid»
en wordt «het zevende lid» vervangen door «het achtste lid».
L
Artikel 5.1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef van het eerste lid wordt «Een aanbieder die een maatwerkvoorziening
levert en een derde aan wie ten laste van een persoonsgebonden budget betalingen worden
gedaan» vervangen door «Een aanbieder die een maatwerkvoorziening levert of een derde
aan wie ten laste van een persoonsgebonden budget betalingen worden gedaan».
2. In onderdeel b van het eerste en tweede lid wordt na «artikel 2.1.4» een komma ingevoegd.
M
Artikel 5.1.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het CAK en een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, zijn bevoegd
tot het verwerken van persoonsgegevens van de cliënt en zijn echtgenoot, waaronder
gegevens over gezondheid, die noodzakelijk zijn voor de vaststelling en inning van
de eigen bijdrage, voor zover deze op grond van artikel 2.1.4b, 5.2.1, 5.2.2, 5.2.3,
5.2.5, of artikel 3.2 van Wet basisregistratie personen zijn verkregen en noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van artikel 2.1.4, 2.1.4a of 2.1.4b.
2. In het tweede lid wordt «Het CAK is» vervangen door «Het CAK en een instantie als
bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, zijn», wordt «een bijdrage als bedoeld in artikel
2.1.4, 2.1.4a of 2.1.5» vervangen door «de eigen bijdrage» en wordt «en artikel 40,
tweede lid, van de Ziektewet» vervangen door «of artikel 40, tweede lid, van de Ziektewet».
3. Het derde en vierde lid komen te luiden:
3. Het CAK en een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, zijn bevoegd
tot het verwerken van persoonsgegevens van de cliënt of zijn echtgenoot, waaronder
persoonsgegevens betreffende de gezondheid, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering
van artikel 2.5.4.
4. Het CAK respectievelijk een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid,
is de verwerkingsverantwoordelijke voor de verwerking, bedoeld in het eerste, tweede
en derde lid.
N
Artikel 5.2.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel a wordt «artikel 2.3.8» vervangen door «artikel 2.1.4b, 2.3.8».
b. in onderdeel c vervalt «of van het CIZ»;
c. onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma wordt
een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. van het CIZ op grond van artikel 5.2.5, derde lid.
2. Het tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. het CAK, een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, of een ander college
voor zover deze noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de artikelen 2.1.4, 2.1.4a,
2.1.4b of 2.5.4;.
O
In artikel 5.2.2, onderdeel b, wordt «het CAK of een andere instantie als bedoeld
in artikel 2.1.4, zevende lid,» vervangen door «het CAK of een instantie als bedoeld
in artikel 2.1.4b, eerste lid,».
P
Artikel 5.2.3 komt te luiden:
Artikel 5.2.3
De rijksbelastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale
verzekeringsbank zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd verplicht aan het
college, een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, of het CAK persoonsgegevens
te verstrekken voor zover deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen
2.1.4a, 2.1.4b of 2.5.4.
Q
Artikel 5.2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het CAK en een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, zijn bevoegd
uit eigen beweging en desgevraagd verplicht de ter uitvoering van de artikelen 2.1.4,
2.1.4a, 2.1.4b of 2.5.4 verkregen persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over
gezondheid die zijn verkregen ten behoeve van de vaststelling en inning van de eigen
bijdrage, te verstrekken aan het college, voor zover deze noodzakelijk zijn voor de
uitvoering van de artikelen 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.4b of 2.5.4 door het college.
2. In het tweede lid vervalt «2.1.5,».
3. In het derde lid wordt «artikel 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.4b, 2.1.4a, 2.1.4b, 2.1.5» vervangen
door «de artikelen 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.4b».
R
In artikel 5.2.5, derde lid, wordt «het college» vervangen door «het college, een
instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid, of het CAK» en wordt na «artikel»
ingevoegd «2.1.4, 2.1.4a, 2.1.4b,».
S
Voor artikel 5.2.6 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 5.2.5b
Een openbaar lichaam, een gemeenschappelijk orgaan, een bedrijfsvoeringsorganisatie
of een orgaan of persoon als bedoeld in respectievelijk artikel 8, eerste, tweede,
derde en vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen enerzijds en het college
van een deelnemende gemeente anderzijds zijn bevoegd uit eigen beweging en desgevraagd
verplicht elkaar persoonsgegevens, waaronder persoonsgegevens over gezondheid, ten
behoeve van de vaststelling en inning van de eigen bijdrage te verstrekken, voor zover
deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de artikelen 2.1.4, 2.1.4a, 2.1.4b of
2.5.4.
T
In artikel 5.2.9, eerste lid, wordt «een andere instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b,
tweede lid,» vervangen door «een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid,».
U
In de artikelen 5.3.2, eerste lid, en 5.3.3, eerste en derde lid, 5.3.4, eerste lid,
en 5.3.5, eerste lid, wordt «een andere instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, tweede
lid,» vervangen door «een instantie als bedoeld in artikel 2.1.4b, eerste lid,».
V
De artikelen 8.3, 8.4, 8.5 en 8.6 vervallen.
ARTIKEL II
In artikel 57, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet wordt «een maatwerkvoorziening
of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel
1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door «een maatwerkvoorziening,
al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt verstrekt voor beschermd
wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015».
ARTIKEL III
In artikel 20, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet wordt «een maatwerkvoorziening
of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel
1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door «een maatwerkvoorziening,
al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt verstrekt voor beschermd
wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015».
ARTIKEL IV
In artikel 39, tweede lid, van de Werkloosheidswet wordt «een maatwerkvoorziening
of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel
1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door «een maatwerkvoorziening,
al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt verstrekt voor beschermd
wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015».
ARTIKEL V
In artikel 57, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
wordt «een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd
wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015»
vervangen door «een maatwerkvoorziening, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden
budget, wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste
lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015».
ARTIKEL VI
In de artikelen 2:55, tweede lid, en 3:47, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten wordt «een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt
verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke
ondersteuning 2015» vervangen door «een maatwerkvoorziening, al dan niet in de vorm
van een persoonsgebonden budget, wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld
in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015».
ARTIKEL VII
In artikel 30, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt «een
maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd wonen
als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen
door «een maatwerkvoorziening, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget,
wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015».
ARTIKEL VIII
Artikel 6.18, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel d wordt «bijdragen» vervangen door «eigen bijdragen».
2. In onderdeel i wordt «bijdrage» vervangen door «eigen bijdrage».
ARTIKEL IX
In artikel 54, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt
«een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd
wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015»
vervangen door «een maatwerkvoorziening, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden
budget, wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste
lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015».
ARTIKEL X
In artikel 71, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «een
maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor beschermd wonen
als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen
door «een maatwerkvoorziening, al dan niet in de vorm van een persoonsgebonden budget,
wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015».
ARTIKEL XI
In artikel 40, tweede lid, van de Ziektewet wordt «een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden
budget wordt verstrekt voor beschermd wonen als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet
maatschappelijke ondersteuning 2015» vervangen door «een maatwerkvoorziening, al dan
niet in de vorm van een persoonsgebonden budget, wordt verstrekt voor beschermd wonen
als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015».
ARTIKEL XII
Indien het bij koninklijk besluit van 30 januari 2023 ingediende voorstel van wet
tot Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en enkele andere wetten
met het oog op een integrale en gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek
en de daarvoor benodigde gegevensverwerking (Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal
domein) (Kamerstukken 36 295) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel I, onderdeel A, van die wet later in werking treedt dan artikel I van deze
wet, vervalt in het in artikel I, onderdeel A, van die wet voorgestelde eerste subonderdeel
van de begripsomschrijving cliënt in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 «of persoonsgebonden budget»;
b. artikel I, onderdelen J, L en N van die wet later in werking treden dan artikel I
van deze wet, wordt in die onderdelen «of een persoonsgebonden budget» vervangen door
«of een beslissing tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een
persoonsgebonden budget»;
c. artikel I, onderdeel K, van die wet later in werking treedt dan artikel I van deze
wet, wordt in het in artikel I, onderdeel K, van die wet voorgestelde artikel 2.3.9,
eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 «of een persoonsgebonden
budget» vervangen door «of een beslissing tot verstrekking van een maatwerkvoorziening
in de vorm van een persoonsgebonden budget».
ARTIKEL XIII
Indien het bij koninklijk besluit van 30 januari 2023 ingediende voorstel van wet
tot Wijziging van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en enkele andere wetten
met het oog op een integrale en gecoördineerde aanpak bij meervoudige problematiek
en de daarvoor benodigde gegevensverwerking (Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal
domein) (Kamerstukken 36 295) tot wet is of wordt verheven en:
a. artikel I, onderdeel G, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel
I van deze wet, komt artikel I, onderdeel D, van deze wet te luiden:
D
Artikel 2.3.2, vierde lid, onderdeel f, komt te luiden:
f. welke eigen bijdrage de cliënt verschuldigd zal zijn.
b. artikel I, onderdeel Q, van die wet eerder in werking treedt of is getreden dan artikel
I van deze wet, komt artikel I, onderdeel L, subonderdeel 2, van deze wet te luiden:
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt na «artikel 2.1.4» een komma ingevoegd.
ARTIKEL XIV
Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zendt binnen zes jaar na de inwerkingtreding
van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten
van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL XV
Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel
I, onderdeel C, blijft van toepassing op:
a. bijdragen als bedoeld in artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015,
zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip, voor het gebruik van een
algemene voorziening in de periode tot dat tijdstip;
b. bijdragen als bedoeld in artikel 2.1.4a van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015, zoals dat luidde onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip, voor de levering
van een maatwerkvoorziening in de periode tot dat tijdstip of, indien de maatwerkvoorziening
in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt, voor de in de periode tot
dat tijdstip toegestane aanwending van het persoonsgebonden budget.
ARTIKEL XVI
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat
voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL XVII
Deze wet wordt aangehaald als: Wet vervanging abonnementstarief Wmo 2015.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.