Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Rooderkerk en Bamenga over het artikel op de website PITANE.BLUE van 19 januari 2025: ‘OV-NL: doel uitstootvrije bussen in 2030 onder druk door gebrek aan stroom’
Vragen van de leden Rooderkerk en Bamenga (beiden D66) aan de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het bericht «OV-NL: doel uitstootvrije bussen in 2030 onder druk door gebrek aan stroom» (ingezonden 20 februari 2025).
Antwoord van Staatssecretaris Jansen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 10 maart
            2025).
         
Vraag 1
            
Hoeveel CO2 stootte de mobiliteitssector in 2024 uit? Hoeveel is dat verwijderd van het restemissiedoel
               van 24,9 megaton voor 2030?1 Ligt u op koers om de restemissiedoelen te halen? Zo nee, waarom niet?
            
Antwoord 1
            
In 2023 was de uitstoot van CO2 die afkomstig was van de binnenlandse mobiliteit 30,6 megaton. De cijfers voor 2024
               zijn nog niet bekend.
            
In de Klimaatwet is de doelstelling opgenomen om in 2030 de broeikasgasemissies met 55% te reduceren ten opzichte van 1990. Uit de Klimaat- en Energieverkenning
               2024 blijkt dat de kans kleiner dan 5% is dat met het huidige beleid deze doelstelling
               wordt gehaald. Daarom kijkt het kabinet dit voorjaar naar de mogelijkheden om alternatieve
               maatregelen te treffen, zoals ook afgesproken in het regeerprogramma.
            
Op 26 april 2023 heeft het toenmalige kabinet een pakket klimaatmaatregelen gepresenteerd2, waarmee werd gestuurd op circa 58% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990. Op die manier werd door «overprogrammering»
               een buffer gecreëerd om eventuele tegenvallers op te kunnen vangen. Deze sturing resulteerde
               in een indicatieve restemissie van 21 Mton CO2 voor de binnenlandse mobiliteit. In het kader van de Klimaat- en Energieverkenning
               2024 wordt de emissie van binnenlandse mobiliteit in 2030 geraamd op 23,2 megaton.
               Dit is hoger dan waar eerder van werd uitgegaan in de Klimaat- en Energieverkenning
               van 2023. De belangrijkste reden is dat geen rekening meer wordt gehouden met de invoering
               van Betalen naar Gebruik, dat ongeveer 1,1 tot 2,5 megaton CO2-reductie zou opleveren in 2030.
            
Vraag 2
            
Kunt u een set maatregelen noemen waarmee die restemissie-opgave in de mobiliteit
               gehaald kan worden? Heeft u deze maatregelen aangeboden aan Sophie Hermans voor haar
               Klimaatpakket?
            
Antwoord 2
            
In het voorjaar zal het kabinet integraal kijken naar het treffen van alternatieve
               maatregelen om zicht te houden op de doelen uit de Klimaatwet. Voor mobiliteit kan
               daarbij worden gedacht aan maatregelen gericht op elektrificatie van voertuigen of
               extra inzet van hernieuwbare energiedragers, zoals biobrandstoffen.
            
Vraag 3
            
Hoeveel geld heeft u nodig om de mobiliteit zodanig te verduurzamen dat de klimaatdoelen
               worden gehaald? Heeft u dit geld op de begroting staan? Zo nee, hoe gaat u dit oplossen.
            
Antwoord 3
            
Op de begrotingen van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is geen ruimte
               beschikbaar voor het treffen van aanvullende klimaatmaatregelen. Bij de voorjaarsbesluitvorming
               zal worden besloten welke alternatieve maatregelen worden getroffen en op welke manier
               die worden gefinancierd.
            
Vraag 4
            
Wat doet u om ervoor te zorgen dat de ambities van de OV-sector om uitstootvrij te
               rijden in 2030 kunnen halen?
            
Antwoord 4
            
Momenteel bereiden de Ministers van Klimaat en Groene Groei en Infrastructuur en Waterstaat
               samen met OV-partijen en netbeheerders het bestuurlijk akkoord netcongestie en OV
               voor. Dit is gericht op kennisuitwisseling en opschaling van innovatieve oplossingen,
               waarmee de OV-sector de klimaatdoelen ondanks netcongestie kan halen. Ook kan de sector
               bij de aankoop van emissievrije voertuigen gebruik maken van de subsidieregeling waterstof
               in mobiliteit en de subsidieregeling emissieloze touringcars. Daarnaast kunnen vervoerders
               met hulp van de subsidieregeling private laadinfrastructuur, naast een tegemoetkoming
               in de kosten voor de aanleg van laadinfrastructuur, compensatie ontvangen voor de
               inzet van bufferbatterijen om netcongestie het hoofd te bieden.
            
Vraag 5
            
Hoeveel infrastructuurprojecten liggen op dit moment stil door problemen met aansluiting
               op het net?
            
Antwoord 5
            
Op dit moment liggen er geen lopende laadinfrastructuurprojecten voor bussen stil.
               De problematiek rondom netcongestie en de capaciteit van het elektriciteitsnet is
               bekend en heeft ook vanuit het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat de volle
               aandacht. Samen met het beleidsverantwoordelijke Ministerie van Klimaat en Groene
               Groei en netbeheerders wordt voortdurend gekeken naar mogelijkheden om de beschikbare
               netcapaciteit zo efficiënt mogelijk te benutten. Voor het OV-busvervoer hanteren concessieverleners
               verschillende strategieën om, wanneer nodig, met netcongestie om te gaan. In de verschillende
               concessies wordt samen met de markt gezocht naar passende en innovatieve oplossingen
               om projecten, ondanks netcongestie, door te laten gaan.
            
Vraag 6
            
Welke bijdrage heeft elektrisch rijden de afgelopen jaren bijgedragen aan de luchtkwaliteit
               in Nederland?
            
Antwoord 6
            
De uitlaatgasemissies van nieuwe auto’s zijn afgelopen jaren veel schoner geworden
               en elektrische voertuigen hebben zelfs helemaal geen voertuigemissies bij gebruik.
               Er is sprake van een structurele afname van luchtverontreinigende stoffen zoals stikstofoxiden
               en fijnstof die zich de komende jaren zal voortzetten. De kwantitatieve gegevens hierover
               zijn terug te vinden in het rapport «Geraamde ontwikkelingen in nationale emissies
               van luchtverontreinigende stoffen3» dat door PBL in samenwerking met RIVM, TNO en WUR is opgesteld. Zo blijkt uit tabel
               2.2 van dat rapport dat autobussen in 2025 verantwoordelijk zullen zijn voor ongeveer
               0,35% van de stikstofoxiden in de mobiliteitssector en personenauto’s in ditzelfde
               jaar voor 8,66%. Begin maart worden de nieuwe emissieramingen verwacht in het rapport
               Emissieramingen Luchtverontreinigende stoffen 2025.
            
Vraag 7
            
Hoeveel geld is er op uw beleidsterrein beschikbaar voor de verduurzamingsopgave in
               de mobiliteitssector?
            
Antwoord 7
            
Op de rijksbegroting staat voor de periode 2025 tot en met 2029 bijna € 1,7 miljard
               cumulatief op de beleidsbegroting (Hoofdstuk 12, artikel 14). En op het Mobiliteitsfonds
               staat voor de periode 2025 tot en met 2029 € 233,6 miljoen cumulatief op de Rijksbegroting.
               Beide bedragen (tezamen € 1,9 miljard) dragen bij aan een mobiliteitssector zonder
               uitstoot in 2050.
            
Vraag 8
            
Is het voor u een optie om de verduurzamingsdoelen los te laten als dat in de uitvoering
               lastig blijkt?
            
Antwoord 8
            
Het kabinet heeft in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma afgesproken zich
               te houden aan de bestaande klimaatafspraken en alleen als de doelen niet worden gehaald
               met alternatief beleid komt.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
