Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het RIVM rapport ‘Kiezen voor een gezonde toekomst – Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024’ (Kamerstuk 32793-791)
32 793 Preventief gezondheidsbeleid
Nr. 810
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 21 februari 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief
van 20 januari 2025 inzake het RIVM rapport «Kiezen voor een gezonde toekomst – Volksgezondheid
Toekomst Verkenning 2024» (Kamerstuk 32 793, nr. 791).
De Staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 21 februari 2025. Vragen
en antwoorden zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
1
Welke invloed hebben de World Health Organization (WHO) danwel de International Health
Regulations (IHR) op de nationale Volksgezondheid Toekomst Verkenning?
Er is geen sprake van directe invloed van de WHO op de ontwikkeling van de VTV. Dat
geldt nog in sterkere mate voor de IHR. De IHR is een samenwerkingsinstrument voor
overheden wereldwijd om potentiële internationale gezondheidsbedreigingen zoals infectieziekten
tijdig te kunnen detecteren en indien nodig te bestrijden.
Binnen de WHO wordt op mondiaal niveau samengewerkt op verschillende gezondheidsthema’s,
waarvan er een aantal ook relevant zijn voor de Volksgezondheid Toekomstverkenning
(VTV). Denk aan thema’s als het gebruik van tabak en alcohol, gezond ouder worden
(healthy ageing), de effecten van klimaatverandering op de volksgezondheid, de effecten van sociaal-maatschappelijke
gezondheidsverschillend op de gezondheid, etc.
In het VTV-rapport wordt enkele malen verwezen naar WHO publicaties op deze gebieden,
naast een veelheid aan andere studies en rapporten. Een en ander wordt ook uiteengezet
in de VTV-2024 Methodenbeschrijving.1
2
De bouw van het nieuwe RIVM gebouw viel beduidend hoger uit o.a. door aanvullende
eisen die de IHR aan de bouw stelde, om welke eisen ging dit exact? Kan een opsomming
worden gegeven van de eisen, inclusief kostenspecificatie?
Ik verwijs u voor de beantwoording van deze vraag naar de door de Minister van VWS
toegezonden kamerbrief2 over de uitkomsten van de drie geschillenprocedures tussen MEET Strukton en de Staat
inzake de toedeling van de vertraging en meerkosten van het project Nieuwbouw RIVM
en naar de beantwoording van de Kamervragen naar aanleiding van voornoemde brief in
de recente kamerbrief.3 In deze kamerbrief is aangegeven wat deze eisen inhielden en hoe deze eisen doorwerking
hadden op het ontwerp van het polioreferentie-laboratorium in de RIVM-nieuwbouw.
3
Hoe gaat u werk maken van meer integraal gezondheidsbeleid in alle beleidsterreinen,
aangezien de opgaven die de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024 verder reiken
dan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport?
Uw Kamer heeft 13 december jl. de eerste contouren van een beleidsagenda «Gezondheid
in alle beleidsdomeinen» ontvangen.4 Deze beleidsagenda bevat allereerst een overzicht van maatregelen van dit kabinet
op impactvolle beleidsthema’s, zoals bestaanszekerheid en werk, gericht op het versterken
van de gezondheid en het tegengaan van gezondheidsachterstanden. Daarnaast worden
een aantal trajecten geschetst die bouwstenen moeten opleveren voor een meer fundamentele
aanpak voor integraal gezondheidsbeleid, zoals het investeringsmodel voor preventie.
Ook worden er sessies met onder meer verschillende departementen, externe partijen
en gemeenten georganiseerd, voor meer focus in de beleidsagenda en om langere termijndoelen
voor de toekomst te bepalen. Uw Kamer wordt in het najaar van 2025 geïnformeerd over
de voortgang van de beleidsagenda.
4
Hoe zijn de percentages en trends op het gebied van eenzaamheid en eigen regie berekend?
Zijn hier cijfers over bekend van voor 2022?
De trends zijn berekend door het RIVM op basis van demografische projecties van gegevens
uit de Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen uit 2022. Deze Gezondheidsmonitor
baseert zich op de vragen uit de gevalideerde en internationaal toegepaste eenzaamheidsschaal
van prof. J. Gierveld.5
De Gezondheidsmonitor wordt sinds 2012 elke 4 jaar door het RIVM en GGD-en uitgevoerd.
Er zijn dus gegevens beschikbaar uit eerdere jaren. Die zijn hier te vinden: https://bronnen.zorggegevens.nl/Bron?naam=Gezondheidsmonitor-Volwassene….
De gegevens uit de Gezondheidsmonitors worden ook gehanteerd bij VZinfo6 en de Staat van Volksgezondheid en Zorg.7
5
Wat is de reden dat de sterfte aan kanker nauwelijks afneemt? Wat wordt uw inzet als
het gaat om het doen dalen van sterfte aan kanker?
Uit cijfers van Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat de sterfte aan
kanker in absolute cijfers de afgelopen drie decennia gestegen is en naar verwachting
nog verder zal stijgen: van 35.420 in 1989 naar 45.878 in 2019. De prognose is een
toename tot 54.300 doden ten gevolge van kanker in 2032.
Ook is er een sterke toename van het aantal nieuwe kankerdiagnoses sinds 1989. In
1989 werd de diagnose kanker bij 55.872 personen gesteld, in 2019 waren dit er 118.492.
Het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL) voorziet een verdere stijging naar 156.000
kankerdiagnoses in 2032. Dit is voor een groot deel te verklaren door de groei van
het aantal ouderen. Daarnaast spelen leefstijlfactoren als roken, alcohol, zon en
overgewicht een belangrijke rol.
Het risico om aan de gevolgen van kanker te overlijden is in de afgelopen dertig jaar
dus afgenomen. Deze verbeterde prognose komt door een combinatie van betere behandeling,
diagnose en de introductie van bevolkingsonderzoeken.
De verbeterde prognose kan de toename van het aantal kankerpatiënten niet volledig
compenseren en daarom zal het aantal kankerdoden in de nabije toekomst verder stijgen
en niet afnemen.8
In de Kamerbrief van 13 februari jl.9 wordt de inzet van VWS en andere departementen op het terrein van kanker nader toegelicht.
6
Wat is volgens u de reden van de grote daling van sterfte aan hart- en vaatziekten?
Welke lessen kunnen hieruit getrokken worden om meegenomen te worden in de aanpak
van sterfte door andere aandoeningen?
De precieze reden van de grote daling is niet met zekerheid te zeggen. In het trendscenario
van de VTV-2024 zijn namelijk de toekomstprojecties gemodelleerd op basis van demografische
ontwikkelingen en langlopende trends in determinanten en uitkomstmaten van gezondheid
en zorg. De onderliggende oorzaken van trends bij specifieke aandoeningen zijn niet
nader onderzocht in de VTV.
In het algemeen is wel bekend dat voldoende bewegen en schonere lucht het risico op
hart- en vaatziekten verkleinen, en overgewicht en blootstelling aan veel geluid dit
risico juist verhogen.10
7
Hoe haalbaar acht u de doelen uit de Nederlandse Kankeragenda en andere akkoorden
zoals het Preventieakkoord, Integraal Zorgakkoord en Gezond en Actief Leven Akkoord
als u kijkt naar de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024?
De VTV-2024 maakt duidelijk dat blijvende aandacht en inzet nodig is om de gestelde
doelen te kunnen halen. De VTV benadrukt dat de doelen in alle drie de akkoorden nog
steeds belangrijk zijn. De VTV benoemt ook maatregelen die overwogen kunnen worden
en voedt daarmee de discussie met partijen daarover.
De Nederlandse Kanker Agenda (NKA) is een initiatief vanuit het (zorg)veld. De twintig
doelen van de NKA zijn door het veld zelf ontwikkeld. De doelen van de NKA zijn op
onderdelen ambitieuzer dan de doelen waar het Ministerie van VWS zich aan heeft gecommitteerd
in diverse akkoorden. Het Ministerie van VWS draagt als een van de partners van de
NKA wel bij aan het behalen van de doelen van de NKA, bijvoorbeeld via de – in het
regeerprogramma aangekondigde – samenhangende effectieve preventiestrategie die bijdraagt
aan de NKA doelen op het gebied van preventie. In de Kamerbrief van 13 februari jl.11 wordt de inzet van VWS nader toegelicht.
Ik werk op dit moment de in het regeerprogramma aangekondigde preventiestrategie uit.
Hierbij wordt vastgehouden aan de ambitie van een gezonde generatie in 2040 die in
het Nationaal Preventieakkoord (NPA) en in het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA)
is omarmd. In de preventiestrategie wordt ingegaan op de ambities van het preventiebeleid
en de inzet om deze te bereiken. Bij de uitwerking wordt ook gesproken met de partijen
die het NPA hebben ondertekend en zich aan de ambities van een gezonde generatie hebben
gecommitteerd.
Ook wordt momenteel gewerkt aan het Aanvullende Zorg en Welzijnsakkoord dat aanvullende
afspraken bevat op het IZA en GALA.
8
Als gekeken wordt naar de toename van mensen met een beperking op het gebied van zicht,
wat is dan de verwachte toename onder kinderen met bijziendheid?
Voor een beperking op het gebied van zicht is in de VTV-2024 geen uitsplitsing gemaakt
naar kinderen of bijziendheid. Daarmee geeft de VTV-2024 geen specifieke data over
een toename hiervan.
In het algemeen is wel bekend dat beeldscherm gebruik onder kinderen en jongeren stijgt.
En dat veel beeldschermgebruik kan leiden tot meerdere oogaandoeningen, waaronder
bijziendheid12. Het ligt dus in de lijn der verwachting dat het aantal kinderen met bijziendheid
inderdaad zal stijgen.
Ook jeugdartsen merken dit en hebben een «Factsheet beeldschermgebruik van dichtbij»
opgesteld13, waarmee aandacht gevraagd wordt voor de gezondheidsgevolgen van – overmatig – schermgebruik.
Zij adviseren hierin iedereen o.a. om de regel 20-20-2 te hanteren: na 20 minuten
beeldschermgebruik 20 seconden in de verte kijken, en 2u per dag buiten zijn.
Ik werk aan het opstellen van richtlijnen voor gezond en verantwoord scherm- en sociale
mediagebruik. Deze richtlijnen moeten ouders ondersteunen bij de opvoeding in de online
leefwereld en kunnen daarmee de positieve effecten van digitalisering, zoals het tegengaan
van eenzaamheid, versterken.
9
Hoe verhoudt de verwachting van het aantal volwassen rokers, zoals aangegeven in het
Trendscenario, zich tot de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Verwacht u dat
de samenhangende preventiestrategie waar nu aan gewerkt wordt meer effect heeft op
het doel om het aantal rokers te laten dalen?
Ondanks de dalende trend laat het Trendscenario van de VTV-2024 zien dat de daling
van het percentage rokers niet scherp genoeg is om de doelen uit het Nationaal Preventieakkoord
(NPA) te halen. Ik werk aan maatregelen om de jeugd te beschermen tegen roken en vapen.
Zeer binnenkort informeer ik u in mijn actieplan tegen vapen over hoe ik dat precies
beoog te doen. Daarnaast is er in de samenhangende preventiestrategie uiteraard ook
aandacht voor roken en vapen. Ik verwacht met de verschillende aan te kondigen maatregelen
de dalende trend te versterken.
10
Waar kan het volgens u aan liggen dat het zuidwesten van Nederland, Zuid-Limburg en
het oosten van Drenthe en Groningen ongunstige percentages laten zien als het gaat
om het voldoen aan de beweegnorm?
Er kunnen verschillende verklaringen zijn waarom in deze regio’s minder mensen voldoen
aan de beweegnorm. Een oorzaak kan zijn dat in deze regio’s relatief meer ouderen
wonen.14 Ouderen, met name in de leeftijdscategorie 75 jaar of ouder, hebben gemiddeld een
lager niveau van fysieke activiteit.15 Een andere oorzaak kan zijn dat binnen deze regio’s de afstanden tot voorzieningen
en sporthallen groter zijn.16 Dit geldt bijvoorbeeld voor delen in Zeeland. Het is aannemelijk dat het om een combinatie
van factoren gaat, maar welke factoren waar en in welke mate een rol spelen is zonder
aanvullend onderzoek niet met zekerheid te zeggen.
11
Wat is het aantal ziekenhuisartsen in Nederland en wat is de verwachting van dit aantal
voor de komende 10 jaar?
Een ziekenhuisarts is een profielarts KNMG met een driejarige opleiding. Ziekenhuisartsen
zijn werkzaam in ziekenhuizen, medisch specialistische revalidatiecentra en verpleeghuizen.
De toegevoegde waarde van deze opleiding zit er volgens de KNMG in dat, door de brede
opleiding, een ziekenhuisarts goed overzicht kan houden over meerdere aandoeningen
die patiënten hebben. In de praktijk worden voor de taken van de ziekenhuisarts ook
physician assistants (p.a.) ingezet.
Er zijn op dit moment zo’n 70 ziekenhuisartsen. Daarnaast zijn er 6 ziekenhuisartsen
in opleiding. De jaarlijkse instroom bedraagt daarmee gemiddeld ongeveer 2 ziekenhuisartsen.
Een groei van enkele ziekenhuisartsen per jaar lijkt op basis van deze cijfers aannemelijk.
12
Wat is de reden dat seksuele gezondheid niet wordt meegenomen in de Toekomstverkenning?
Seksuele gezondheid is een onderwerp met veel facetten, dat vraagt om een eigenstandige
en gedegen aanpak. Uit de inschatting bij de VTV-2024 van welke maatschappelijke ontwikkelingen
(of drijvende krachten) een belangrijke rol zullen spelen voor de volksgezondheid
in de toekomst, is dit onderwerp niet als belangrijkste naar voren gekomen. Wel is
er aandacht in VTV voor psychisch welbevinden en ook infectieziekten, twee onderwerpen
die hier op verschillende manier aan gelinkt zijn. In de methoden beschrijving van
de VTV is meer te lezen over het proces en de criteria voor de gemaakte keuzes.17
13
Hoe kijkt u naar de conclusie in de themaverkenning Zorg en sociaal domein dat Nederland
achterloopt in digitalisering van zorg? Wat kan Nederland van andere landen leren?
Nederland loopt niet achter ten opzichte van andere landen in digitalisering van de
zorg, maar wel t.o.v. de specifieke mogelijkheden om gezondheidsgegevens tussen zorgsectoren
goed uit te kunnen wisselen. Dat is gerelateerd aan de manier waarop ons zorginformatielandschap
(in sectoren) is ingericht. Hierdoor is ons huidige gezondheidsinformatiestelsel nog
niet toekomstbestendig. Om tot de juiste nationale oplossingen te komen is samen met
het veld de Nationale Visie en Strategie (NVS) op het Gezondheidsinformatiestelsel
(GIS) opgesteld en wordt hier uitvoering aan gegeven. Met de NVS sluiten we ook aan
op de verplichtingen die vanuit de European Health Data Space (EHDS) op ons afkomen.
Hierin werken we samen met andere (Europese) landen en wisselen we kennis en ervaring
uit.
14
Met het gegeven dat voor de toekomstige haalbaarheid van de zorg keuzes gemaakt moeten
worden, hoe gaat u inzetten op jeugdzorg en GGZ voor specifiek jongeren en volwassenen
met ernstigere problematiek?
Voor een te groot aantal jeugdigen en gezinnen is specialistische jeugdzorg onvoldoende
of niet tijdig beschikbaar, dat vind ik onwenselijk. Uw Kamer buigt zich op dit moment
over het wetsvoorstel «Verbetering beschikbaarheid jeugdzorg». In het wetsvoorstel
zijn maatregelen opgenomen om de beschikbaarheid van specialistische jeugdzorg te
verbeteren. Deze maatregelen liggen o.a. op het terrein van verplichte regionale samenwerking
door gemeenten en een mogelijkheid om, zo nodig, in lagere regelgeving landelijke
contractering van (hoog) specialistische jeugdhulpvormen te verplichten.
Voor jeugdigen met complexe problematiek zijn er ook regionale expertteams met als
doel passende hulp te organiseren, ongeacht de complexiteit van de zorgvraag. De acht
bovenregionale expertisenetwerken kunnen hierbij ook helpen.
In het Integraal Zorgakkoord zijn gerichte afspraken opgenomen om het aanbod en de
toegankelijkheid van cruciale GGZ zorg voor volwassenen te borgen. Regionaal wordt
momenteel in kaart gebracht wat nodig is om deze zorg te versterken. Daarnaast wil
ik aanvullende afspraken met verzekeraars en aanbieders maken over hoe vanaf 2026
de cruciale ggz gelijkgericht wordt ingekocht.
Ook gaat het Zorginstituut de actieaanpak toegankelijke cruciale ggz uitvoeren om
deze zorg voor mensen met een complexe zorgvraag toegankelijk te houden. In het voorjaar
van 2025 informeer ik uw Kamer over oplossingen die financiële prikkels wegnemen die
het aanbod van gespecialiseerde ggz ontmoedigen.
15
Wat is de reden dat de groep met dementie verwacht wordt zo hard te stijgen?
Op basis van bevolkingsonderzoek waren er in 2021 in Nederland naar schatting 290.000
mensen met dementie. De verwachting is dat dit aantal in de toekomst zal stijgen naar
meer dan 500.000 in 2040 en ruim 620.000 in 2050.18 Dementie is (nog) niet te genezen. Dementie is niet één ziekte, maar een verzamelnaam
voor ruim vijftig verschillende hersenaandoeningen met neurocognitieve stoornissen
als belangrijkste symptoom. Er is niet één oorzaak die alle gevallen van dementie
kan verklaren. Wel zijn er steeds meer risicofactoren bekend, die de kans op dementie
kunnen verhogen.Dementie ontstaat meestal uit een ingewikkeld samenspel van veroudering,
genetische gevoeligheid en leefstijl19. Dementie komt vaker voor bij vrouwen dan mannen en het aantal mensen met dementie
neemt sterk toe met de leeftijd. Nederlanders leven langer en het aandeel oudere mensen
in de bevolking neemt toe. In 2050 zullen er ongeveer 4,8 miljoen 65-plussers zijn,
van wie 1,94 miljoen mensen 80 jaar of ouder zijn. Nu zijn er 3,6 miljoen 65-plussers,
onder wie bijna 900.000 80-plussers.
Verder blijkt uit onderzoek dat er veertien beïnvloedbare risicofactoren voor dementie
bestaan, waaronder risicofactoren voor hart- en vaatziekten (hoge bloeddruk, verhoogd
LDL cholesterol, ernstig overgewicht en diabetes type 2), leefstijlfactoren (roken,
overmatige alcoholconsumptie en lichamelijke inactiviteit), psychosociale factoren
(depressie en sociale isolatie) en andere factoren (lage opleiding, verlies van gezichtsvermogen,
gehoorverlies, traumatisch hersenletsel en luchtverontreiniging). Ongeveer 45% van
alle gevallen van dementie wereldwijd is potentieel toe te schrijven aan die veertien
risicofactoren.20
16
Kunt u nader toelichten welke concrete maatregelen er worden genomen om erop toe te
zien dat er voldoende toegankelijke en begrijpelijke voorlichting, informatievoorziening
en zorg is?
Binnen het Nederlandse zorgstelsel bestaan uiteenlopende waarborgen om de positie
van de patiënt te verstevigen. Informatievoorziening aan patiënten is onderdeel van
het bredere patiëntenbeleid. Denk hierbij bijvoorbeeld aan subsidiering van patiëntenorganisaties.
Een van hun taken is om toegankelijke informatie te verstrekken over aandoeningen
en behandelingen. Denk ook aan kwaliteitsinformatie, waarbij zorgverleners worden
geacht patiënten zodanig te informeren dat zij in staat zijn om keuzes te maken voor
de best passende behandeling. Denk ook aan keuzehulpen, zoals Zorgkaart Nederland
en Thuisarts.nl die door VWS worden ondersteund.
Informatievoorziening is ook geregeld in wetgeving. Zo verplicht artikel 12 van de
Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) de Minister van VWS om een Landelijk
Register Zorgaanbieders (LRZa) in stand te houden. Het doel daarvan is om duidelijk
te maken wie, waar, welke zorg verleent en met welke bevoegdheid, opdat burgers inzicht
hebben in waar welke zorg is te verkrijgen.
Ook is er nadrukkelijk aandacht voor mensen met die minder gezondheidsvaardig zijn.
De Alliantie Gezondheidsvaardigheden (Pharos) heeft extra subsidie ontvangen voor
het delen van kennis en het versterken van samenwerking op dit thema. Het doel is:
voldoende toegankelijke en begrijpelijke voorlichting, informatievoorziening en zorg
voor iedereen, ongeacht achtergrond, opleidingsniveau etc. Ook wordt gewerkt aan ondersteuning
voor zorgorganisaties om hun toegankelijkheid en begrijpelijkheid te verbeteren. Zo
is voor medicijninformatie in 2018 het Netwerk Patientinformatie (NPI) opgericht in
opdracht van VWS. Dit netwerk heeft als doel om betrouwbare en begrijpelijke informatie
over medicijnen en vaccins te ontwikkelen en toegankelijk beschikbaar te stellen voor
alle inwoners van Nederland.
Ook neemt Nederland (RIVM en NIVEL) deel aan het Europese WHO-action netwerk M-POHL
om naast de gezondheidsvaardigheden van Nederlanders ook de begrijpelijkheid en toegankelijkheid
van ziekenhuizen te meten en de uitkomsten te vergelijken met andere EU-lidstaten.
De eerste resultaten hiervan worden begin 2026 verwacht. Met de onderzoeksresultaten
kan het beleid t.a.v. gezondheidsvaardigheden en de begrijpelijkheid en toegankelijkheid
van (informatie over) zorg verder worden aangescherpt voor de Nederlandse situatie.
Het Zorginstituut voert de subsidieregeling Leren gebruiken van uitkomstinformatie
voor Samen beslissen uit. Deze heeft in 2023 het thema Samen beslissen bij mensen
met beperkte gezondheidsvaardigheden gekregen en loopt tot eind 2025.
De IGJ is in 2023 gestart met het programma Toezicht met de Mens Centraal. De IGJ
wil in haar toezicht nadrukkelijk oog hebben voor mensen in een kwetsbare positie.
Zij kan zich richten op specifieke doelgroepen als voor hen toegankelijkheid en beschikbaarheid
in de zorg onder druk staan.
17
Is er een aparte samenvatting van de bijeenkomsten en enquêtes van het Burgerberaad
en de Burgerpanel?
De uitkomsten van de enquêtes van de Burgerraad en Burgerpanel staan in de uitgebreide
methoden beschrijving van de VTV. Deze is te vinden op de website van de VTV.21 De verslagen van de bijeenkomsten van de Burgerraad staan niet standaard op de website
maar kunnen opgevraagd worden via info@vtv.nl.
18
Welke ontwikkelingen kunnen geconstateerd worden in de opgaven van de Volksgezondheid
Toekomst Verkenning (VTV)-2018?
In de VTV die in 2018 is gepubliceerd stelt het RIVM dat de opgaven die van belang
zijn voor 2040, dat ook zijn voor 2050. Het RIVM noemt in dat verband de hoge ziektelast
door hart- en vaatziekten en kanker; de groeiende groep zelfstandig wonende mensen
met dementie en andere complexe problemen; en de toenemende mentale druk op jongeren
en jongvolwassenen. In juni ontvangt uw Kamer de voortgangsbrief van de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg over de nationale dementiestrategie en de Mantelzorgagenda.
Medio 2025 ontvangt u de inzet van het kabinet voor het verbeteren van de mentale
gezondheid als onderdeel van de Hervormingsagenda Jeugd en de werkagenda mentale gezondheid
en GGZ. En zie het antwoord op vraag 5 voor de inzet van VWS en andere departementen
op het terrein van kanker.
19
Welke mogelijke belangrijke thema’s zijn nog meer naar voren gekomen uit de raadpleging
naast de drie gekozen verdiepende themaverkenningen?
Het proces en de criteria voor de selectie van de drie gekozen thema’s van de VTV
zijn te vinden in de beschrijving van de methoden van de VTV.22 Binnen de drie gekozen thema’s is speciale aandacht geweest voor inclusie en diversiteit
en infectieziekten. Deze onderwerpen kwamen namelijk naar voren als belangrijk tijdens
de inventarisatie. En ze hebben invloed op de andere thema’s. Daarnaast is digitalisering
als belangrijk thema naar voren gekomen. Daarom is daar op verschillende plekken in
de VTV-2024 aandacht aan besteed. Bijvoorbeeld bij de mogelijke effecten van sociale
mediagebruik op de gezondheid van jongeren (themaverkenning Gezonde generaties 2050),
en bij de rol van digitalisering in de zorg (Themaverkenning Zorg en sociaal domein
en ook hoofdrapport Kiezen voor een gezonde toekomst).
20
Welke waarde heeft het Trendscenario als verkenning van mogelijke ontwikkelingen als
basis voor beleid?
Het Trendscenario kijkt vooruit naar het jaar 2050 en is een hulpmiddel om de maatschappelijke
opgaven voor de toekomst in kaart te brengen. Veel ontwikkelingen zijn op specifieke
dossiers al min of meer bekend. De VTV brengt deze inzichten samen. Uit mijn brief
van 27 november 202423 blijkt dat op veel terreinen voor VWS een beleidsopgave ligt waar de Minister van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke
Zorg of ik uw Kamer nader over informeer.
21
Welke redenen zijn er voor de grote bandbreedte in verschil in gezonde en algehele
levensverwachting (tussen 10 en 18 jaar)?
Zowel de levensverwachting als de gezonde levensverwachting stijgen. De VTV laat zien
dat de gezonde levensverwachting inderdaad 10 tot 18 jaar lager is dan de levensverwachting.
Een verklaring voor dit verschil lijkt de verschillende gezonde levensverwachting
per opleidingsniveau. De cijfers laten zien dat mensen met een po/vmbo/mbo1-opleiding
een lagere levensverwachting hebben dan de groep mensen met een hbo/wo opleiding.
Het verschil tussen deze groepen is nog groter als er gekeken wordt naar levensverwachting
in goed ervaren gezondheid. Mensen met een po/vmbo/mbo1-opleiding krijgen namelijk
gemiddeld eerder in het leven te maken met beperkingen en aandoeningen, waardoor zij
(vaak) als gevolg daarvan een minder goede kwaliteit van leven ervaren. Tegelijk is
bekend dat de oorzaken van gezondheidsverschillen complexer zijn dan alleen opleidingsniveau.
Ook onzeker werk, inkomen en slechte woonomstandigheden spelen een rol. Zie het antwoord
bij vraag 3 voor de inzet van het kabinet om gezondheidsachterstanden tegen te gaan.
22
Hoe is de gezonde levensverwachting (uitgesplitst naar man en vrouw) in Nederland
in vergelijking met het Europees gemiddelde?
De levensverwachting (het gemiddeld aantal nog te verwachten levensjaren op een bepaalde
leeftijd) bij geboorte voor mannen is in Nederland 80,2 jaar, terwijl dit in de EU
gemiddeld 77,9 jaar is. De levensverwachting bij geboorte is voor vrouwen in Nederland
83,1 jaar, terwijl het EU-gemiddelde 83,3 is.24
23
Wat is momenteel het aantal werknemers dat na de pensioengerechtigde leeftijd betaald
is blijven werken in de zorg?
VWS heeft aan het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) gevraagd om een inschatting
te maken van het aantal werknemers dat doorwerkt na de pensioengerechtigde leeftijd.
PFZW ontvangt van een groot deel van de werkgevers maandelijks een aangifte waarin
personen zitten die hebben gewerkt terwijl de AOW-gerechtigde leeftijd al is bereikt.
Van een aantal werkgevers krijgt PFZW geen gegevens door van deze groep. Dit kan komen
doordat er geen personen zijn met een dienstverband na de pensioenleeftijd, of omdat
deze personen niet in de pensioenaangifte staan. Voor deze groep is een schatting
gemaakt op basis van de gemiddelden van werkgevers die wel informatie aanleveren.
Op basis hiervan schat PFZW in dat op de peildatum 30 september 2024 ruim 16 duizend
werknemers doorwerkten na de pensioengerechtigde leeftijd. De grootste groep is werkzaam
in de Verpleeg- en Verzorgingshuizen en Thuiszorg (VVT), namelijk bijna 6 duizend
werknemers.
24
In hoeverre worden belemmeringen ervaren door zowel werknemers als werkgevers als
het gaat om het door willen werken na de pensioengerechtigde leeftijd? Hoe kunnen
deze belemmeringen worden weggenomen?
Het kabinet vindt het belangrijk dat mensen de kans krijgen om ook na het bereiken
van de AOW-gerechtigde leeftijd door te kunnen werken. Dit helpt onder meer in de
huidige krappe arbeidsmarkt waarbij kennis behouden blijft voor werkgevers. Dit is
ook een trend die zichtbaar is. Zo is de arbeidsdeelname van mensen met een AOW-leeftijd
of ouder toegenomen van 6,6% in 2013 naar 7,8% in 2023. Onder mensen tot 70 jaar is
dit zelfs gestegen van 13,1% naar 16,7%.25
Onderzoek van het NIDI laat zien dat belemmeringen om door te werken na de AOW-gerechtigde
leeftijd vooral bestaan uit niet meer (kunnen) werken vanwege gezondheidsredenen,
het opgeven van verworven vrijheden, en het verrichten van mantelzorg.26 Geld is geen belangrijk motief om door te werken, waar plezier in het werk, je nuttig
voelen en sociale contacten onderhouden dit wel zijn.
Uit de evaluatie van de Wet Werken na de AOW-gerechtigde leeftijd blijkt dat werkgevers
vooral AOW’ers in loondienst aannemen die zij al kennen en voor hen werkten. Van de
werkgevers die geen gebruik maken van AOW-gerechtigden doet een groot deel dit niet
omdat zij liever niet met AOW’ers werken, vermoedelijk vanwege (gepercipieerde) kenmerken
van AOW’ers, of door gebrek aan aanbod. Het risico bij ziekte is voor 10 procent van
de werkgevers een reden om niet met AOW’ers te werken.27
Wettelijke beperkingen om langer door te werken zijn er niet. Werkgevers en werknemers
kunnen afspraken maken over de mogelijkheid om door te werken. Werkenden die leeftijdsontslag
krijgen en graag willen blijven werken, kunnen zichzelf daarna opnieuw aanbieden op
de arbeidsmarkt. De mogelijkheden zijn alleen niet altijd bekend bij werkgevers en
werknemers. Dit is met uw Kamer gedeeld naar aanleiding van de motie van de leden
Den Haan/Paternotte28 die oproept om te onderzoeken of het mogelijk is om doorwerken na de AOW-leeftijd
makkelijker te maken.
Mede daarom is in 2023 de publiekscommunicatie «Sommige werknemers zijn niet te stoppen»
gestart.29 Het doel van de campagne was primair het kennisniveau te verhogen van werkgevers
over de mogelijkheden en de voordelen van het werken met AOW’ers. Ook heeft het tot
doel werknemers die binnenkort de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken te informeren
over de mogelijkheid om door te werken en de voordelen daarvan. Het kabinet stimuleert
dit door middel van een verlicht arbeidsrechtelijke regime dat geldt in geval dat
de werknemer de AOW-leeftijd heeft bereikt. Op dit moment ziet het kabinet geen (verdere)
belemmeringen om weg te nemen.
25
Kunt u een overzicht geven van het aantal mensen in Nederland dat bereid is mantelzorg
te verlenen in vergelijking met de rest van Europa? Is dit aantal gestegen, gedaald
of gelijk gebleven als gekeken wordt naar de afgelopen 10 jaar?
De bereidheid van mensen in Nederland om mantelzorg te verlenen is in de afgelopen
jaren licht gestegen, blijkt uit onderzoek van het Nivel. In 2022 gaf 78% aan bereid
te zijn om mantelzorg te verlenen. Dit percentage is licht gestegen ten opzichte van
2013 (74%). De bereidheid om mantelzorg te verlenen verschilt per taak en is met name
gericht op directe familie. Het aantal mensen dat momenteel mantelzorg verleent, ligt,
afhankelijk van de gebruikte definitie, op 15 tot 35 procent.30 Uit onderzoek van de Europese Unie uit 2018 blijkt dat circa 17 procent van de burgers
in de Europese Unie ten minste eenmaal per week voor een naaste zorgt. Het aantal
mantelzorgers in Nederland ligt, met de in dit onderzoek gebruikte definitie, met
18% net boven het Europees gemiddelde.31 Er is geen onderzoek bekend waarop op Europees niveau de bereidheid om mantelzorg
te verlenen wordt vergeleken.
26
Hoe bent u van plan te stimuleren dat er een groter vrijwilligersbestand kom bij sportverenigingen
om deze in stand te houden?
Nederlandse sportverenigingen leunen voor een belangrijkdeel op de één miljoen vrijwilligers
die de sector Rijk is. Door de vrijwillige inzet van al deze mensen blijft het rijke
verenigingsleven betaalbaar en bestuurbaar. Om die reden moeten we zuinig zijn op
deze groep. Toch zijn we de laatste jaren als samenleving meer van ze gaan vragen
en om die reden ondersteun ik waar mogelijk de sector om vrijwilligers te werven,
te behouden en te versterken. Dat doe ik onder anderen door via Sportakkoord II in
te zetten op het scholen van vrijwillig kader (bestuurlijk, technisch, arbitrage)
en op het verbeteren van vrijwilligersbeleid op verenigingen. Daarnaast wordt in de
Human Capital Agenda (HCA) Sport, die ik financieel ondersteun, gewerkt aan de wijze
waarop vrijwillige inzet onderdeel kan zijn van een loopbaan binnen de sector sport
en bewegen.
27
Hoe kunnen gemeenten bijdragen aan het creëren van een gezonde leefomgeving die jongeren
stimuleert tot bewegen?
Gemeenten zijn volgens de Omgevingswet verantwoordelijk voor afwegingen in de ruimtelijke
ordening. Hieronder vallen ook afwegingen ten behoeve van sportvoorzieningen, beweegmogelijkheden
en buitenspeelruimte. Onder de Omgevingswet hebben gemeenten verschillende mogelijkheden
om in te zetten op ruimte voor bewegen om jongeren te stimuleren meer te bewegen in
de leefomgeving. Daarnaast is een gezonde fysieke leefomgeving die uitnodigt tot bewegen
en ontmoeten één van de doelen van het GALA. Gemeenten kunnen hierop plannen maken
en budget inzetten vanuit de Brede SPUK om dit te realiseren.
28
Gezien de toenemende diversiteit in de samenleving, hoe kan het beleid beter aansluiten
bij verschillende culturele achtergronden zonder de Nederlandse normen en waarden
los te laten?
Tijdens de vorige regeerperiode heeft het Ministerie van VWS een aanpak opgezet om
te bevorderen dat het beleid gericht op de VWS-domeinen beter aansluit bij verschillende
(culturele) achtergronden.
Binnen de VWS-brede aanpak discriminatie en gelijke kansen krijgt het belang van diversiteitsensitief
werken in zorg en welzijn aandacht. Het centraal stellen van patiënten en cliënten
vraagt van zorgmedewerkers en andere professionals dat zij rekening houden met alle
aspecten van de persoon. Het gaat dus niet alleen om etnisch-culturele achtergronden,
maar ook bijvoorbeeld iemands seksualiteit of andere facetten die iemand maken tot
wie ze zijn. We spreken binnen VWS daarom over diversiteit-sensitieve zorg en ondersteuning.
Diversiteitsensitief werken is een onderdeel van persoonsgericht werken, waarbij de
professional zich bewust is van de achtergrond van een patiënt of cliënt en de verschillende
aspecten die daarbij een rol spelen, zoals sekse, nationaliteit of sociaaleconomische
positie. Vanuit dat bewustzijn kan de professional inspelen op deze aspecten en zo
tot zorg of ondersteuning op maat komen.
29
Wat is bekend over de effecten die de huidige klimaatregelen zullen hebben op de invloeden
van klimaatverandering op de volksgezondheid?
Wat goed is voor milieu en klimaat is vaak ook goed voor gezondheid. Dat blijkt uit
een drieluik van het RIVM over de gevolgen van klimaatbeleid voor gezondheid en veiligheid.32 De luchtkwaliteit verbetert en er komen minder stikstofoxiden en fijn stof in de
lucht als er steeds minder fossiele brandstoffen worden gebruikt. Daardoor hebben
mensen minder vaak astma, longaandoeningen en hart- en vaatziekten. Nu leven we in
Nederland gemiddeld 9 maanden korter door luchtverontreiniging.33 Daarnaast kan het afremmen van de opwarming van de aarde in Nederland op de lange
termijn zo’n 4.000 extra doden als gevolg van hitte schelen. Ook zullen door maatregelen
minder mensen huidkanker krijgen.
Beleid gericht op het gebruik van nieuwe energiebronnen heeft in verhouding tot het
gebruik van fossiele energiebronnen vrij kleine en beheersbare nadelen. Het RIVM wijst
er daarom op om bij het nemen van klimaatmaatregelen rekening te houden met onbedoelde
neveneffecten op de gezondheid.
De VTV, en de themaverkenning Leefomgeving & Klimaat daarbij, beschrijft dat klimaatmaatregelen
potentieel hebben om de leefomgeving gezonder te maken. Zo draagt vergroening van
woonwijken bij aan het beperken van hitte en het bevorderen van mentale gezondheid
en gezond gedrag zoals bewegen. Goed geïsoleerde woningen met goede ventilatiemogelijkheid
dragen niet alleen bij aan een lagere energierekening, maar ook aan een beter binnenklimaat
dan in de huidige woningvoorraad. En ook het beperken van consumptie van rood en bewerkt
vlees en zuivel draagt bij aan zowel klimaat als gezondheid.
Het kabinet zal binnenkort het definitief ontwerpKlimaatplan 2025–2035 aanbieden aan
uw Kamer. Dit Klimaatplan bevat onder andere een beleidsagenda voor de periode 2025–2035,
inclusief beleidsrichtingen. Het klimaatplan besteedt ook aandacht aan de relatie
tussen klimaat(verandering) en de volksgezondheid. Het Klimaatplan bevat ook een beschouwing
van de te verwachten (kwantitatieve) effecten van het klimaatbeleid. Hiervoor is een
impactanalyse uitgevoerd, waarin ook de effecten op gezondheid (waaronder luchtkwaliteit)
zijn meegenomen. De impactanalyse wordt gelijktijdig met het Klimaatplan gepubliceerd.
De Wetenschappelijke Klimaatraad en de Gezondheidsraad komen eind 2025 met een gezamenlijk
advies over de relatie tussen klimaat(verandering) en gezondheid.34
30
Wordt er met de aangekondigde bezuiniging op pandemische paraatheid oplopende tot
300 miljoen euro recht gedaan aan de uitspraak «als er iets duidelijk is geworden
door de coronapandemie, dan is het wel dat wij rekening moeten houden met grote of
wereldwijde uitbraken van (nieuwe) infectieziekten»?
De COVID-19-pandemie leerde ons inderdaad dat we beter voorbereid moeten zijn op potentiële
pandemieën. In de afgelopen jaren is hard ingezet op het versterken van onze paraatheid,
zoals te lezen is in de voortgangsbrief over het beleidsprogramma Pandemische Paraatheid35 en in de reactie op de rapporten van de OVV.36 Hier zijn het Ministerie van VWS en verschillende veldpartijen nog volop mee bezig.
De Minister van VWS wil zich hard maken voor de voortzetting van deze maatregelen
die Nederland weerbaar maken, zowel tegen militaire dreiging, natuurrampen en pandemieën.
In het hoofdlijnenakkoord zijn echter bezuinigingen opgenomen als het gaat om de pandemische
paraatheid. Voor 2025 is de impact daarvan geminimaliseerd door de activiteiten die
al gestart waren voort te zetten, enkel de start van enkele nieuwe activiteiten zijn
on hold gezet. Er wordt dus nog steeds hard gewerkt aan pandemische paraatheid en
het voornemen is dat te blijven doen in het kader van weerbaarheid. Het kabinetsbrede
weerbaarheidsbeleid, waar de Tweede Kamer 6 december jl.37 over is geïnformeerd, wordt in de komende maanden verder uitgewerkt onder regie van
de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en het Ministerie
van Defensie. In dit traject zal ook de weerbaarheidsopgave van het Ministerie van
VWS nader worden geconcretiseerd. Zoals al eerder is aangegeven wordt er gezocht naar
middelen hiervoor. Daar is tijd voor nodig. De Minister van VWS verwacht medio 2025
meer duidelijkheid te kunnen geven over de middelen voor 2026 en verder.
31
Kunt u nader toelichten welke concrete maatregelen u treft om personeel te ondersteunen
bij de toenemende digitalisering in de zorg?
Digitalisering in de zorg kan alleen slagen als medewerkers er mee om kunnen en willen
gaan. Het kabinet bevordert daarom op verschillende wijzen de juiste (digi)vaardigheden
van medewerkers in zorg en welzijn om anders te gaan werken. In het Integraal Zorgakkoord
is ook expliciet de doelstelling opgenomen om personeel én burger te ondersteunen
in het digitaal vaardig(er) worden.
Het bevorderen van de vaardigheden van zorgverleners bevordert het kabinet onder meer
door, samen met zorgbranches, de Coalitie Digivaardig in de zorg te ondersteunen.
Deze coalitie zorgt voor meer bewustzijn voor de noodzaak van digitale vaardigheden
en helpt de juiste randvoorwaarden te creëren, onder andere door het organiseren van
workshops, het ontwikkelen van leermateriaal en het ontwikkelen van functieprofielen.
Ook heeft de Minister van VWS de Hogeschool Windesheim verzocht actie-onderzoek te
doen om de digivaardigheden van mbo-studenten in zorgopleidingen te verbeteren.
Het communicatieplatform Zorg van Nu, een initiatief van het Ministerie van VWS, biedt
daarnaast kosteloos een geaccrediteerde e-learning over zorgtechnologie voor (toekomstige)zorgverleners.
Inmiddels gebruikten 21.000 deelnemers de e-learning en koppelden zesendertig onderwijs-
en zorginstellingen de e-learning aan hun scholingsaanbod. En vanuit de Stimuleringsregeling
Technologie in Ondersteuning en Zorg kan subsidie worden ingezet om te werken aan
de benodigde vaardigheden van medewerkers.
Om de toenemende digitalisering in de zorg te laten slagen, is een belangrijke voorwaarde
dat er een goed werkend gezondheidsinformatiestelsel is. Op 18 december 2024 heeft
uw Kamer de Nationale Strategie voor het Gezondheidsinformatiestelsel ontvangen.38
32
Kunt u nader toelichten welke concrete maatregelen u neemt om erop toe te zien dat
de digitalisering in de zorg niet de toegankelijkheid belemmert voor personen die
minder digitaalvaardig zijn?
Iedereen moet gebruik kunnen maken van de kansen die digitalisering te bieden heeft.
Het blijft belangrijk dat mensen samen met hun en zorg- en welzijnsprofessionals een
bewuste keuze maken over de vorm van zorg en ondersteuning die geboden wordt en dat
deze goed aansluit bij de persoonlijke mogelijkheden en wensen. Fysiek contact moet
mogelijk blijven voor degenen die hier de voorkeur aan geven en/of nodig hebben. Voor
mensen die moeite hebben met digitalisering is ondersteuning beschikbaar.
Ondersteuning bij digitalisering is een belangrijke randvoorwaarde om de mogelijkheden
van digitalisering in zorg en welzijn te kunnen benutten. Via het Integraal Zorg Akkoord
(IZA) zijn hier van 2023 tot en met 2027 middelen voor beschikbaar zijn. De Minister
van VWS neemt de volgende concrete maatregelen om digitale vaardigheden te versterken:
− De Alliantie Digitaal Samenleven zet zich in voor het verbinden van het lokale aanbod
voor digitale ondersteuning met lokale zorg- en welzijnsinstellingen. Het Ministerie
van VWS werkt hierin samen met onder andere het Ministerie van BZK van waaruit de
Alliantie Digitaal Samenleven is opgericht. Uit deze alliantie is ook de digihulplijn
voortgekomen. Hier kan iedereen terecht met een digitale vraag.
− Voor hulpvragen specifiek rondom digitale zorg kunnen mensen bij de Helpdesk Digitale
Zorg terecht. De landelijke hulplijn Helpdesk Digitale Zorg ondersteunt mensen bij
digitale zorgvragen en maakt knelpunten inzichtelijk.
− Stichting Pharos zet zich in om gezondheidsverschillen met gebruik van digitale zorghulpmiddelen
te verkleinen. Daarbij kijkt Pharos ook naar de toegankelijkheid van de digitale zorg
middelen en biedt hierin zorgorganisaties ondersteuning bij het aanbieden van begrijpelijk
en gebruiksvriendelijke communicatie richting mensen.
− Om het gesprek tussen mensen en hun zorgverlener over digitale zorg en welzijn te
bevorderen wordt nu door de Minister van VWS onderzocht welke factoren hier in werken.
Het is belangrijk om het gesprek hierover binnen zorg en welzijnsinstellingen te bevorderen.
Daarom opent binnenkort een Implementatie- en Opschalingcoach (IOC) regeling om dit
te stimuleren.
Naast deze concrete maatregelen is er zowel lokaal als nationaal ook al veel aanbod
beschikbaar. Zo kunnen mensen ook terecht bij bibliotheken voor het verbeteren van
hun digitale vaardigheden. Bibliotheken gebruiken via het programma DigiVitaler lesmateriaal
van het online educatieve trainingsprogramma; ze krijgen hier ook ondersteuning bij
van Stichting Digisterker.
33
Kunt u concreet benoemen welke rol u ziet voor digitalisering in de ouderenzorg?
Zoals uw Kamer in het regeerprogramma39 heeft kunnen lezen, levert digitale zorg een grote bijdrage aan het effectief en
efficiënt inzetten van zorgpersoneel, ook in de ouderenzorg. Zo kan beeldtechnologie
in de wondzorg ervoor zorgen dat op afstand ogen meekijken. Dat scheelt de professional
(reis)tijd en zorgt er ook voor dat de oudere sneller adequaat wordt geholpen.
Daarnaast kan digitale zorg een bijdrage leveren aan de kwaliteit van leven van ouderen.
Denk daarbij bijvoorbeeld aan laagdrempelig beeldschermcontact als er buiten de vaste
zorgmomenten een hulpvraag is, de heupairbag, de medicijndispenser, leefstijlmonitoring
etc. Dit is ook de gedachte achter de inzet op technologie binnen het programma Wonen,
Ondersteuning en Zorg voor Ouderen (WOZO). Om dat ook echt te kunnen realiseren, is
nog wel werk nodig aan randvoorwaarden binnen de zorg, zie de brief van de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg aan uw Kamer van 20 december 202440.
Een belangrijke randvoorwaarde bij het gebruik van digitale is zorg is de aansluiting
met de reguliere administratiesystemen van de zorgaanbieders. Zo zal bijvoorbeeld
de afspraak dat wordt overgegaan van fysiek contact naar beeldbellen moeten worden
vastgelegd in het elektronisch cliëntendossier (ECD). Om dit te kunnen doen moeten
de begrippen eenduidig zijn vastgelegd (eenheid van taal) en moet er sprake zijn van
een adequate data infrastructuur. Meer informatie hierover staat in de Kamerbrief
van de Minister van VWS die uw Kamer 18 december jl. heeft ontvangen.41
34
Kunt u nader toelichten hoe de verdeling van het voorkomen van chronische aandoeningen
eruitziet per leeftijdsgroep/levensfase?
In onderstaande tabel van VZinfo is een uitsplitsing te zien van het aantal chronische
aandoeningen per leeftijdsgroep.42 Uit deze cijfers blijkt dat chronische aandoeningen in alle leeftijdsgroepen voorkomen.
Het percentage mensen met één of meer chronische aandoeningen is echter hoger op hogere
leeftijd. Bij mensen van 75 jaar en ouder heeft zo’n 96% ten minste één chronische
aandoening. Bij mensen jonger dan 40 jaar ligt dit percentage tussen de 25 en 50%.
35
In hoeverre krijgt samenwerking tussen medisch specialisten en andere zorgverleners
een plek in het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord in het kader van de toename van
het aantal mensen met meerdere aandoeningen?
Het IZA is een integraal akkoord voor alle patiëntgroepen, zo ook patiënten met meerdere
aandoeningen. Het is belangrijk dat deze patiënten goed geholpen worden en kwalitatief
goede zorg ontvangen. Het beleid dat is ingezet, onder andere in het kader van passende
zorg, draagt hier aan bij. De Minister van VWS vindt het daarom belangrijk dat binnen
en tussen de ziekenhuizen en zorgaanbieders meer wordt samengewerkt. Met de afspraken
in het IZA zijn de eerste stappen gezet voor de benodigde transitie naar meer samenwerking,
netwerkzorg en meer digitale en hybride zorg. De inzet van de Minister van VWS is
er op gericht om via het aanvullend zorg- en welzijnsakkoord deze samenwerking verder
te bestendigen.
36
Hoe ziet u de rol van zorgverzekeraars in het faciliteren van samenwerking en multidisciplinair
overleg tussen artsen van patiënten met meerdere aandoeningen?
Het is uiteindelijk aan zorgaanbieders zelf om hier goede afspraken over te maken.
Zorgverzekeraars kunnen dit stimuleren via o.a. inkoopgesprekken, prijsafspraken en
het delen van goede voorbeelden.
37
Waarom groeit de groep met multimorbiditeit zo hard?
De voornaamste groei van multimorbiditeit zit bij de oudere leeftijdsgroepen. Dit
is dus vooral een effect van vergrijzing.
38
Kunt u nader toelichten welke factoren bepalen of de ziektelast van beroerte verder
af zal nemen?
De ziektelast van beroerte is een gevolg van een sterke recente historische daling
(trendanalyse) in de sterfte aan beroerte, die in de toekomstprojecties is meegenomen.
Het is mogelijk dat deze daling de komende jaren zich niet zo hard zal kunnen voortzetten,
omdat het maximale effect van toegenomen vroegdetectie en behandeling is bereikt.
Welke factoren dat bepalen, vraagt om nader onderzoek met meer specialistische kennis
en context over (de behandeling van) beroerte. Op de website VZinfo43 staat meer informatie over o.a. beroerte.
39
Hebben de onderzoekers van de Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2024 de verwachte
ziektelast door post-COVID berekend? Zo ja, wat is die in Disability Adjusted Life
Years (DALY’s) in de toekomst?
Nee, de toekomstige ziektelast van post-COVID is niet berekend. Over het verloop van
post-COVID is namelijk nog veel onbekend. De onderzoekers van de VTV hebben eerst
meer kennis en langjarige gegevens nodig om hier een goede inschatting (trendanalyse)
van te kunnen maken.
40
Aangegeven wordt dat door preventie en verbeterde behandeling, de ziektelast van beroerte
in het verleden sterk is gedaald. Kunt u een overzicht geven van de kosten en baten
van de ingezette preventiemaatregelen en verbeterde behandeling?
Op basis van de VTV is dit overzicht niet te geven. Op de website van VZinfo44 staat wel meer informatie over o.a. beroerte. Hier is ook te lezen dat leefstijlfactoren,
zoals ongezonde voeding, roken en weinig bewegen, het risico vergroten op hart- en
vaatziekten. In eerdere jaren is met meerdere preventie programma’s ingezet op het
tegengaan van overgewicht, roken en het stimuleren van bewegen. Dit blijft ook de
komende jaren inzet van beleid. Een causale relatie is op basis van de VTV-2024 echter
niet te geven.
41
Wat is uw reactie op de zin «zo zijn vaccinaties niet meer zo vanzelfsprekend als
vroeger»?
Er is al enige tijd sprake van een dalende trend in de vaccinatiegraden van het Rijksvaccinatieprogramma
(RVP). Men zou als gevolg kunnen zeggen dat vaccinaties niet meer zo vanzelfsprekend
worden gehaald als vroeger. Dit is een zorgelijke ontwikkeling, omdat ernstige infectieziekten
hierdoor vaker de kop opsteken.
Sinds 2018 wordt met een landelijke aanpak gewerkt aan het verhogen van de vaccinatiegraden
van het RVP. Met de huidige aanpak «Vol vertrouwen in vaccinaties» wordt ingezet op
het bewaken van het vertrouwen, het verstevigen van de informatievoorziening en het
vergroten van de toegankelijkheid van vaccinaties.
42
Wat is volgens u de rol van sporten en bewegen in valpreventie bij (thuiswonende)
ouderen?
Voldoende beweging beperkt het risico op vallen aanzienlijk en vermindert het risico
op ernstige gevolgen, zoals een heupfractuur. Om de spierkracht en de balans te verhogen
worden senioren met een matig tot hoog valrisico veelal doorverwezen naar een valpreventieve
beweeginterventie. Momenteel zijn er drie erkende valpreventieve beweeginterventies
beschikbaar die specifiek gericht zijn op het verminderen van valrisico’s. In het
GALA is met gemeenten en verzekeraars de afspraak gemaakt dat deze interventies lokaal
of regionaal in heel Nederland worden aangeboden. Het is van belang dat de senior
na een interventie doorgaat met bewegen en sporten, bijvoorbeeld met behulp van structureel
sportaanbod in de regio. Ook de buurtsportcoach kan hier een rol in spelen; deze is
in 77% van de gemeenten actief en draagt bij aan het stimuleren en organiseren van
passend beweeg- en sportaanbod voor deze doelgroep, ook bij de groep senioren met
(nog) een laag valrisico.
43
Is de toename van valincidenten (met ernstige gevolgen) onder thuiswonende ouderen
een procentuele toename of een absolute toename?
In de betreffende grafiek wordt de verwachte absolute toename in DALY’s (ziektelast)
gepresenteerd. Voor valincidenten is geen epidemiologische trend meegenomen, de toename
is het gevolg van alleen demografie.
44
Welke rol zou het onderwijs kunnen spelen bij het verbeteren van mentale gezondheid
en leefstijl van jongeren?
Door in te zetten op de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren kan
school bijdragen aan (mentale) weerbaarheid en wellicht mentale problemen voorkomen.
Een fijne en veilige studieomgeving en een goede mentale gesteldheid is van belang
om goed te kunnen leren. Onderwijsinstellingen nemen al verschillende maatregelen
om dit te bereiken. Zo wordt op diverse scholen vanuit de Gezonde School-aanpak en
Welbevinden op School integraal gewerkt aan de (mentale) gezondheid en leefstijl van
kinderen en jongeren in het po, vo en mbo. Ook worden mbo-, hbo- en wo-instellingen
met het programma STIJN ondersteund om het welzijn van studenten te verbeteren (bijvoorbeeld
door de samenwerking tussen gemeenten, zorgpartijen en onderwijsinstellingen te versterken).
De oorzaken van mentale problematiek liggen echter zowel binnen als buiten het onderwijs.
De gehele samenleving heeft hier dus een verantwoordelijkheid in.
In de Hervormingsagenda jeugd wordt ook ingezet op het steviger verbinden van jeugdhulp
aan aanpalende domeinen zoals onderwijs. De school als vindplaats van kinderen en
jongeren speelt daarin een fundamentele rol. Eén van de adviezen uit het onlangs gepubliceerde
adviesrapport «Groeipijn45» (Deskundigencommissie Hervormingsagenda Jeugd) is om te komen tot een laagdrempelige
basisinfrastructuur op scholen waar de verbinding tussen onderwijs, hulp en ondersteuning
geborgd is vanuit de noodzaak dat jongeren en hun ouders dergelijke steunstructuren
nodig hebben om in de huidige complexe samenleving hun plek te vinden.
45
Hoe gaat de u de kentering teweegbrengen zodat niet meer dan de helft van de Nederlanders
te weinig beweegt?
Binnen het sport- en beweegbeleid heb ik drie prioriteiten: de jeugd, mensen met een
handicap en mensen in armoede meer laten sporten en bewegen. In de Najaarsbrief Sport
en Bewegen 2024 heb ik uiteengezet hoe ik dit wil bereiken.46 Ook heb ik in het WGO over sport en bewegen op 2 december 2024 toegezegd dat ik voor
de zomer van 2025 zal schetsen hoe de ambities uit het programma Nederland Beweegt
voor de toekomst, mits financieel inpasbaar, gewaarborgd kunnen blijven in lijn met
de samenhangende preventiestrategie.
46
Gezond eten en een gezonder gewicht, voldoende bewegen, matig alcoholgebruik en niet
roken worden genoemd als belangrijk voor de bijdrage aan een betere gezondheid, maar
in hoeverre spelen medicatie en slaap/nachtrust hierin volgens u een rol?
Medicatie speelt een belangrijke rol bij gezondheid, zowel bij preventie (vaccins)
als bij behandeling van ziekten. Door de vergrijzing neemt de vraag naar en het gebruik
van geneesmiddelen toe. Gezonde leefstijl kan helpen bij het terugdringen van het
geneesmiddelengebruik en daarmee ook van de bijwerkingen van geneesmiddelen. Goede
slaap is onderdeel van een gezonde leefstijl en draagt bij aan een betere gezondheid.
47
Wat zegt de conclusie dat nog niet de helft van de Nederlandse bevolking voldoet aan
de Richtlijnen goede voeding over de effecten van bijvoorbeeld de Schijf van Vijf
en de Nutri-score? Zijn deze middelen duidelijk genoeg en voldoende te begrijpen voor
de gehele bevolking of ziet u hier mogelijkheden tot verbetering/verduidelijking?
Deze conclusie is niet één op één te koppelen aan de effecten en begrijpelijkheid
van de Schijf van Vijf en Nutri-Score. De hele fysieke, online en sociale omgeving
staat bol van beïnvloeding van voedselkeuze- en consumptiegedrag. Een groot deel hiervan
is afkomstig van andere (vaak commerciële) organisaties.
De Gezondheidsraad heeft op basis van wetenschappelijk onderzoek naar het effect van
voeding op de tien meest voorkomende chronische ziekten (zoals hart- en vaatziekten,
diabetes en kanker) richtlijnen Goede Voeding geformuleerd. De Schijf van Vijf is
een praktische vertaling van de richtlijnen Goede Voeding van de Gezondheidsraad,
in combinatie met specifieke adviezen voor voldoende energie en voedingsstoffen. Over
de Schijf van Vijf wordt gecommuniceerd via verschillende voorlichtingstools van het
Voedingscentrum voor diverse doelgroepen bijvoorbeeld via apps, video’s voor social
media, onderwijsmateriaal, maaltijdcriteria voor bijvoorbeeld verzorgingshuizen en
richtlijnen voor eetomgevingen.
Nutri-Score is een vrijwillig voedselkeuzelogo en gaat over de samenstelling van een
product. De communicatie en voorlichting over de Schijf van Vijf en Nutri-Score zijn
ontwikkeld in afstemming met de gebruikers om de begrijpelijkheid zo optimaal mogelijk
te maken. Het is vervolgens aan hen om hiervan gebruik te maken. Ik blijf mij via
het Voedingscentrum inzetten voor duidelijke voorlichting over de Schijf van Vijf
zodat consumenten stapsgewijs steeds gezonder kunnen gaan eten. Daarnaast blijf ik
voedingsmiddelenproducten en retailers stimuleren om gebruik te maken van Nutri-Score
en hierover eenduidig te communiceren op de winkelvloer en bij het online boodschappen
doen.
48
Welke plannen heeft u om leefstijl gerelateerde ziekten zoals diabetes type 2 vroeger
op te sporen?
De Minister van VWS heeft hier geen plannen voor. De richtlijnen voor de opsporing
van ziekten, zoals diabetes type 2, zijn aan het zorgveld.
49
Welke mogelijkheden ziet u om sportverenigingen sterker in te zetten als lokale gezondheidspartners
in wijken met gezondheidsachterstanden?
Sportverenigingen zijn zoveel meer dan alleen een plek om te sporten en bewegen. Ze
stimuleren sociale binding, betrokkenheid en bevorderen een gezonde leefstijl. Zeker
in wijken met gezondheidsachterstanden kan een sportvereniging een belangrijke rol
spelen. Vandaar dat de samenwerking tussen het Nationaal Programma Leefbaarheid en
Veiligheid, de Beweegalliantie en Sportakkoord II is ontstaan. In de 20 achterstandswijken
die hierin zijn benoemd wordt gekeken welke behoefte er in de wijk bestaat om sport
en bewegen in te zetten als middel om mensen meer in beweging te krijgen en hierdoor
meer sociale cohesie in de wijk te creëren. Ook bestaat er een verbinding tussen GALA
en Sportakkoord II door de Brede SPUK. Waarbij GALA als specifiek doel heeft om gezondheidsachterstanden
te verminderen door samenwerking met sport en bewegen. Verenigingen en clubs worden
vanuit Sportakkoord II en de Brede SPUK2 ondersteund om verschillende groepen mensen
te kunnen laten sporten op hun club of vereniging.
50
Hoe kijkt u aan tegen het inzetten van de bestaande sportinfrastructuur (verenigingen,
velden, faciliteiten) voor preventieve gezondheidsprogramma’s, vooral in gebieden
waar beweegdrempels hoog zijn?
Dat is een goed idee en is ook de bedoeling van de Brede SPUK.47 Daarin zijn de financiële middelen voor gemeenten op het gebied van sport, bewegen,
sociale basis en preventie in één regeling bij elkaar gebracht. En is er een verbinding
tussen GALA en Sportakkoord II. Op deze manier kan de buurtsportcoach of de beweegmakelaar
worden ingezet om kwetsbare groepen in beweging te krijgen of worden ze ingezet bij
het programma Valpreventie voor ouderen. Verenigingen hebben een rol bij het creëren
van een gezonde sportomgeving die rookvrij is en waar alcohol wordt teruggedrongen.
51
Hoe kijkt u aan tegen het slimmer en efficiënter inzetten van bestaande sportinfrastructuur,
zodat bijvoorbeeld sportkantines overdag niet leegstaan en een functie kunnen hebben?
Het slimmer en efficiënter inzetten van bestaande sportaccommodaties draagt bij aan
een meer toekomstbestendige sportinfrastructuur. De ruimte voor sport en bewegen staat
onder druk, onder andere door de opgaven voor de woningbouw en demografische ontwikkelingen.
Het inzetten op multifunctionaliteit van accommodaties vergroot de bezettingsgraad
van accommodaties en versterkt daarmee de relevantie die zij vervullen in de wijk
en de gemeenschap. Bovendien draagt het bij aan nieuwe exploitatiemodellen voor verenigingen
en gemeenten. Daarom is de inzet hierop ook onderdeel van Sportakkoord II. Concreet
zet ik in op het delen van werkbare voorbeelden hiervan tussen gemeenten en verenigingen.
Daarnaast neem ik multifunctionaliteit mee in mijn plan voor een toekomstbestendige
sportinfrastructuur dat medio 2025 met de Kamer gedeeld wordt.
52
Welke concrete ondersteuning kunnen sportverenigingen verwachten bij hun rol in het
terugdringen van de gesignaleerde kloof van 14 jaar in gezonde levensverwachting tussen
verschillende sociaaleconomische groepen?
Binnen het Sportakkoord heeft het kabinet tot en met 2026 afspraken gemaakt met NOC*NSF,
Platform Ondernemende Sport (POS) en Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) om verenigingen
hierbij zo goed mogelijk te ondersteunen. Zoals onder vraag 50 toegelicht bestaat
er een verbinding tussen GALA en Sportakkoord II. Waarbij GALA als specifiek doel
heeft om gezondheidsverschillen te verminderen. Clubs worden vanuit Sportakkoord II
en de Brede SPUK48 ondersteund om verschillende groepen mensen te kunnen laten sporten op hun club.
In de Najaarsbrief sport en bewegen49 heb ik uitgebreid omschreven welke ondersteuning clubs, waaronder sportverenigingen
krijgen. Er is clubondersteuning beschikbaar gericht op de ontwikkeling van de (organisatie
van de) gehele sportclub, zoals «procesbegeleiding» of bestuurscoaching. Daarnaast
is er clubkaderondersteuning beschikbaar om de kwaliteit van individuele bestuurders,
trainers, coaches en instructeurs te vergroten, bijvoorbeeld voor specifieke doelgroepen.
En verenigingen kunnen ook kleine microbudgetten per club aanvragen om bijvoorbeeld
het aanbod te versterken. Daarnaast ondersteunt Jeugdfonds Sport en Cultuur en Volwassenenfonds
Sport en Cultuur mensen bij het financieren van hun lidmaatschappen.
53
Gezien de sterke sociale functie van sportverenigingen in wijken, hoe kan hun rol
in mentale gezondheidspreventie, vooral bij jongeren, worden versterkt?
Sportverenigingen zijn zoveel meer dan alleen een plek om te sporten en bewegen. Ze
stimuleren sociale binding, betrokkenheid en mentale veerkracht. Sommige sportverenigingen,
maar ook ondernemende sportaanbieders bieden specifieke sportlessen aan om de mentale
veerkracht van jongeren te bevorderen.
Het Mulier Instituut heeft in 2024 ook inzichtelijk gemaakt hoe sport en bewegen succesvol
kan worden ingezet om de mentale gezondheid van mensen te verbeteren.50 Hierbij hebben ze geleerd van zes lokale sport- en beweeginitiatieven die gericht
zijn op de mentale gezondheid van deelnemers. Daaruit bleek dat de Brede SPUK51, onder het GALA en Sportakkoord II de mogelijkheid biedt voor gemeenten om een lokale
samenhangende aanpak te ontwikkelen op het gebied van (mentale) gezondheid, sport
en bewegen en sociale basis. Aanbevelingen uit dit onderzoek gericht op sport- en
beweegaanbieders waren o.a.:
• Werk samen met een mentale-gezondheidszorgorganisatie of -professional bij de ontwikkeling
en uitvoering van een initiatief. Dit helpt bij de begeleiding van deelnemers en zorgt
voor meer vertrouwen in het initiatief bij de gemeente en andere lokale partijen.
Hierdoor zijn zij mogelijk ook eerder bereid om potentiële deelnemers door te verwijzen
en/of trajecten te financieren.
• Zorg dat de sport- en beweegactiviteiten door twee trainers begeleid worden: een met
expertise op sportgebied en een met expertise op het gebied van mentale gezondheid.
• Werk nauw samen met de gemeente, die kan helpen bij het creëren van de (financiële)
randvoorwaarden voor uitvoering van het initiatief. De gemeente kan ook dienen als
sparringpartner en helpen bij het verbinden met andere organisaties en partijen in
de gemeente.
54
Welke mogelijkheden ziet u om de unieke combinatie van sociale binding en laagdrempelig
bewegen die sport biedt, beter te benutten in het preventiebeleid?
Het GALA en het Sportakkoord II bieden het fundament voor samenhangend gezondheidsbeleid.
Op basis van deze akkoorden en de bijbehorende specifieke uitkering (SPUK) kan een
samenhangende lokale aanpak ontwikkeld worden op het gebied van gezondheid, sport
en bewegen én sociale basis. GALA heeft als specifiek doel om de verbinding met de
sociale basis te versterken. En zoals ook in vraag 50 is toegelicht zijn ook GALA
en het Sportakkoord II verbonden. Bijvoorbeeld kan met de inzet van een buurtsportcoach,
beweegmakelaar of de coördinator sport en preventie de verbinding gemaakt worden tussen
de aanpak van eenzaamheid en sport en bewegen. Wandelgroepen zijn hier een goed voorbeeld
van.
55
Hoe kan de bestaande infrastructuur van sportverenigingen worden ingezet om ouderen
meer te laten bewegen, en welke ondersteuning is hiervoor beschikbaar?
De bestaande infrastructuur van sportverenigingen wordt ingezet om binnen het sport-
en beweegbeleid de doelgroep ouderen in beweging te houden maar ook om ze in beweging
te krijgen. Zo wordt de buurtsportcoach in ruim 77% van de gemeenten ingezet om juist
deze doelgroep aan het sporten & bewegen te houden of te krijgen. Dit kan op de lokale
sportvereniging zijn.
Vanuit de Beweegalliantie wordt er ingezet op het vraagstuk «Meer ouderen in beweging»
waarin verschillende partijen samen oplossingen bedenken die bijdragen aan een structurele
duurzame verandering.52
Ook in het Sportakkoord II is er aandacht voor de doelgroep ouderen en wordt er ingezet
op het in beweging krijgen en houden van ouderen via sportverenigingen, sport- en
beweegactiviteiten die door de gemeente georganiseerd worden of de commerciële sport.
Dit gebeurt onder andere via NOC*NSF, die via de «lokale verbinder 50plus» op verschillende
plekken in Nederland actief zijn. Zij doen dit met het versterken of ontwikkelen van
samenwerkingsverbanden rondom ouderen en er wordt via het themateam 50plus kennis
uitgewisseld tussen verschillende bonden.
De sportvereniging ziet VWS als een plek waar zowel de fitte maar ook de wat minder
fitte senioren een plek kunnen vinden. VWS droeg tot halverwege 2024 bij aan het Nationaal
Ouderenfonds en het verder door ontwikkelen van het erkende programma Old Stars. Met
dit programma Old Stars van het Nationaal Ouderenfonds blijven ouderen sociaal actief
en in teamverband in beweging. Old Stars is nu al mogelijk bij 462 verenigingen met
een bereik van 7000 Ouderen.
Een bestaande grote uitdaging is om voldoende geschoolde trainers en begeleiders te
hebben die de doelgroep kwetsbare ouderen een plek kunnen geven binnen de vereniging
en op de hoogte zijn van de uitdagingen die geriatrie met zich mee brengt. Dit probleem
komt ook naar voren in het Sportraadadvies Laat ze niet zitten! van de Nederlandse
Sportraad.53
56
Welke rol ziet u voor sportverenigingen in het creëren van beweegvriendelijke buurten,
en hoe kan dit worden gestimuleerd via beleid?
Zoals ik bij vraag 27 toegelicht heb, zijn gemeenten volgens de Omgevingswet verantwoordelijk
voor afwegingen in de ruimtelijke ordening. Hieronder vallen ook afwegingen ten behoeve
van sportvoorzieningen, beweegmogelijkheden en buitenspeelruimte. Daarmee staan gemeenten
aan de lat voor het creëren van beweegvriendelijke buurten.
Echter zijn sportverenigingen zoveel meer dan alleen een plek om te sporten en bewegen.
Ik zie dat de sportvereniging ook een rol kan spelen, en op verschillende plekken
al speelt, in sport en bewegen in de wijk. Binnen het Sportakkoord II is een van de
ambities efficiënte benutting en multifunctioneel inzetten van de huidige sportaccommodaties.
Hierbij wordt ook gekeken naar koppelingen met domeinen buiten de sport. Denk aan
sociaal domein, onderwijs of beweeginitiatieven als lokale wandelgroepen die gebruik
maken van de sportaccommodatie. Lokaal worden deze samenwerkingen geïnitieerd en geborgd
in de het GALA en/of Sportakkoord II.
57
Welke mogelijkheden ziet u om sporten en bewegen buiten georganiseerde verenigingen
verder te stimuleren?
Sport en bewegen gebeurt ook al buiten de georganiseerde verenigingen. Het is bekend
dat een steeds groter groeiende groep buiten de georganiseerde sport wil sporten en
bewegen. Dit gebeurt met de buurtsportcoaches, bij de commerciële sportaanbieders
en in de buitenruimte. Dit wordt ondersteund door de lokale sportakkoord middelen,
de Brede Regeling Combinatiefuncties en vanuit het Actieplan Nederland beweegt. Ook
is een gezonde fysieke leefomgeving die uitnodigt tot bewegen en ontmoeten één van
de doelen van het GALA. Gemeenten kunnen plannen maken en budget inzetten vanuit de
Brede SPUK om dit te realiseren. In de Najaarsbrief Sport en Bewegen 202454 heb ik toegezegd aan de slag te gaan met een plan voor voldoende ruimte voor sportvoorzieningen,
beweegmogelijkheden en buitenspeelruimte. Naar verwachting informeer ik medio 2025
uw Kamer hierover.
58
We eten te weinig vis, groente en fruit en we eten te veel rood vlees, zout en suiker.
Toch zien we dat Nederlanders de afgelopen jaren iets gezonder zijn gaan eten. Waarop
is deze stelling gebaseerd als we in vergelijking met 2021 minder vis, groente en
fruit eten?
Uit de Voedselconsumptiepeiling (VCP) van 2019–202155 blijkt dat we gezonder zijn gaan eten. We eten meer groenten, fruit, ongezouten noten
en peulvruchten en minder rood en bewerkt vlees en we drinken minder suikerhoudende
dranken. Ondanks deze gezonde ontwikkelingen eten we op basis van de richtlijnen tegelijkertijd
nog te weinig vis, groente en fruit en teveel rood vlees, zout en suiker. Dat we in
vergelijking met 2021 minder vis, groente en fruit zijn gaan eten, blijkt niet uit
de VCP.
59
Hoe betrouwbaar is het cijfer van mensen die maximaal één glas alcohol per dag drinken?
Van de Nederlanders van 50–64 jaar oud, gaf 44% in 2022 aan dat zij voldeden aan de
richtlijn van de Gezondheidsraad om niet te drinken of maximaal één glas per dag.
Het cijfer van 44% is afkomstig uit de Gezondheidsenquête van het CBS. Deze enquête
wordt jaarlijks onder een representatief deel van de Nederlandse bevolking uitgevoerd
en gegevens worden anoniem verwerkt. Er is geen reden om aan te nemen dat de cijfers
niet betrouwbaar zijn. Zie voor de cijfers ook www.staatvenz.nl.
60
Welke beleidsmaatregelen zouden effectief kunnen zijn om het gebruik van vapes onder
jongeren tegen te gaan?
De overheid heeft al veel gedaan om het vapen onder jongeren tegen te gaan. Denk aan
het smaakjesverbod, het online verkoopverbod en het rookverbod voor vapes in de openbare
ruimte. We zien echter helaas dat jongeren nog altijd veel vapen. Maatregelen om het
vapen verder terug te dringen zouden bijvoorbeeld het verder terugbrengen van verkooppunten
van vapes kunnen zijn of het voorlichten van ouders en jongeren om hen te informeren
over de schadelijkheid van vapes. Daarnaast is er inzet nodig om bestaande maatregelen
effectiever te kunnen handhaven, zodat jongeren niet meer beginnen met vapes door
aantrekkelijke smaakjes. Zeer binnenkort kom ik met een Actieplan tegen het vapen
om het vapen onder jongeren verder terug te dringen.
61
Hoe groot is de kans dat jongeren die vapen overstappen op sigaretten?
Het is niet duidelijk hoe groot die kans precies is. Wel is het duidelijk dat roken
en vapen hand in hand gaan. Twee derde van de jongeren die regelmatig vapet is ook
roker. Door te vapen beginnen jongeren aan een vaak levenslange verslaving aan nicotine.
62
Is het ook mogelijk om een uitsplitsing in trends te geven voor roken van echte sigaretten
en roken van e-sigaretten?
De toekomstprojecties over roken kunnen niet uitgesplitst worden naar echte sigaretten
en e-sigaretten. Voor e-sigaretten zijn er nog te weinig langjarige gegevens om trendanalyses
te doen. De opkomst van de e-sigaret is een recente ontwikkeling, met nog onzeker
beloop. Voor jeugd wordt vapen in recentere uitvraag rondes van de Gezondheidsmonitor
van het RIVM wel meegenomen. In 2019 was het dagelijks vapen van jeugd nog 0,6% en
in 2023 was het 5,4%; wekelijks vapen was in 2019 1,8% en in 2023 9,1%.
63
Welke aanvullende maatregelen kunnen genomen worden om de daling in beweeggedrag van
jongeren om te keren, gezien de trends in het rapport?
Zoals al in het antwoord op vraag 45 aan de orde is gekomen heb ik drie prioriteiten
bij het sport- en beweegbeleid: de jeugd, mensen met een handicap en mensen in armoede
meer laten sporten en bewegen. In de Najaar brief Sport en Bewegen heb ik de ambitie
gesteld dat in 2028 50 procent van de jongeren voldoende beweegt (t.o.v. 40% in 2023).
In diezelfde brief heb ik uiteengezet hoe ik dit wil bereiken.56 Onder andere heb ik toegezegd met partners in Sportakkoord II een gezamenlijke plan
rondom jeugdsport en talentonwikkeling opstellen, gericht op het stimuleren van bewegen
en sport bij kinderen en jongeren. Ook heb ik in het WGO sport en bewegen op 2 december
2024 toegezegd dat ik voor de zomer van 2025 zal schetsen hoe de ambities uit het
programma Nederland Beweegt voor de toekomst, mits financieel inpasbaar, gewaarborgd
kunnen blijven in lijn met de samenhangende preventiestrategie. De doelgroep jongeren
is een van de prioritaire doelgroepen in dit actieplan.
64
Hoe gaat u ervoor zorgen dat meer dan 33 procent van de jongeren aan de bewegingsrichtlijn
kinderen voldoet?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 63.
65
Welke onderzoeken zijn er in Nederland gedaan naar de blootstelling aan reclame voor
ongezonde producten bij jongeren? Hoe vaak en lang worden zij gemiddeld per dag blootgesteld
aan reclame voor ongezonde producten?
In 2023 heeft Panteia voor de zesde keer geïnventariseerd in welke mate kinderen van
0 tot 13 jaar met reclame voor voedingsmiddelen in aanraking (kunnen) komen en in
hoeverre de geïnventariseerde reclames lijken te voldoen aan de Reclamecode voor Voedingsmiddelen.57 Uit de monitor blijkt al enkele jaren dat kinderen nog te veel worden blootgesteld
aan marketing van ongezonde voedingsproducten en dat de reclamecode niet aansluit
bij de Schijf van Vijf. De mate waarin kinderen met ongezonde voedingsreclame in aanraking
komen verschilt per medium en kanaal.
66
Welke oorzaken ziet men voor de verslechterende levensstijl van jongeren?
De onderliggende oorzaken van een verslechterende leefstijl bij jongeren zijn er waarschijnlijk
meerdere en hangen onderling samen. Er is sprake van een toename in schermtijd, die
waarschijnlijk bijdraagt aan een toename in zittende tijd. Ook worden jongeren o.a.
via sociale media langdurig blootgesteld aan reclame voor ongezonde voedingsproducten
zoals snacks en suikerhoudende dranken. Daarnaast zijn er ook maatschappelijke factoren
die een rol spelen, zoals de inrichting van de leefomgeving. Dit betreft zowel de
voedselomgeving als de mate van beweegvriendelijkheid van de leefomgeving. Ook zijn
er maatschappelijke factoren zoals bestaanszekerheid of zorgen over de toekomst (resulterend
in stress) die een rol spelen. Zie voor meer informatie ook de Themaverkenning Gezonde
Generaties bij de VTV-2024.58
67
Wat is volgens u de rol van de ouders in het voorkomen van een ongezonde leefstijl
bij jongeren?
Ik onderschrijf het belang van de betrokkenheid van ouders in de opvoeding van jongeren
en het effect op hun leefstijl. Een gezonde leefstijl bestaat bijvoorbeeld uit gezonde
voeding, niet roken, geen of weinig alcohol drinken en voldoende bewegen. De Rijksoverheid
probeert de gezondheid van de Nederlanders te verbeteren door in te zetten op een
gezonde omgeving en leefstijlveranderingen. Maar we weten ook dat de verleidingen
voor een ongezond leven zowel voor jongeren als hun ouders de hele dag op de loer
liggen. De kennis die ouders hebben over leefstijlthema’s is van belang. Het lijkt
bijvoorbeeld zinvol om kennis van ouders over een gezonde leefstijl te vergroten en
hen te helpen hoe ze die bij de opvoeding kunnen inzetten. Daarnaast is het van belang
dat ouders bewust worden gemaakt van hun voorbeeldfunctie, en van het besef dat ze
daarmee het gedrag van hun kind kunnen beïnvloeden.
68
Hoe kunnen sociale media platforms een rol spelen in het bevorderen van een gezonde
leefstijl onder jongeren, gezien de invloed van schermtijd en reclame op hun gedrag?
Het is belangrijk dat er meer bewustwording komt onder influencers over hun rol bij
dit onderwerp. Vanuit JOGG wordt daarom regelmatig een bijeenkomst georganiseerd met
influencers, managementbureaus en contentcreators om hierover met elkaar in gesprek
te gaan. Het Ministerie van VWS neemt ook deel aan deze bijeenkomsten. Videoplatformdiensten
die gevestigd zijn in Nederland dienen zicht te houden aan de Mediawet en de daarin
vermelde regels met betrekking tot reclame, sponsoring en productplaatsing.
69
Wat zou de impact kunnen zijn van een structurele toename van overgewicht onder jongeren
op de zorgkosten in 2050?
Uit onderzoek blijkt dat de gemiddelde totale kosten van overgewicht en obesitas bij
volwassenen in Nederland bijna € 11.500 per volwassene met overgewicht/obesitas zijn.59 Een deel hiervan omvat zorgkosten, gemiddeld in totaal € 2.907 per volwassene met
overgewicht/obesitas. De totale kosten zijn hoger voor obesitas dan voor overgewicht,
en hoger bij laag en gemiddeld opgeleiden versus hoogopgeleiden. In 2023 had 50% van
de Nederlanders van 18 jaar en ouder matig of ernstig overgewicht en had 15.4% obesitas.
Ook is bekend dat overgewicht en/of obesitas in de jonge jaren tot een grotere kans
op overgewicht en/of obesitas op latere leeftijd leiden. Het is daarom aannemelijk
dat de zorgkosten in de toekomst stijgen door een structurele toename van overgewicht
onder jongeren. Onbekend is echter in hoeveel gevallen overgewicht en/of obesitas
daadwerkelijk leidt tot zorgkosten en bredere maatschappelijke kosten. De onderzoekers
van het hierboven aangehaalde onderzoek geven daarnaast aan dat er beperkingen zitten
aan de extrapolatie van de genoemde kosten waardoor het niet mogelijk is om de resultaten
te generaliseren naar de gehele Nederlandse bevolking. De onderzoeksgroep is een selecte
en niet-representatieve populatie van mensen met overgewicht en obesitas. Er is dan
ook geen eenduidige inschatting van de daadwerkelijke zorgkosten gerelateerd aan overgewicht
in Nederland beschikbaar.
70
Wat zou de impact zijn van strengere regelgeving op reclame voor ongezonde voedingsmiddelen
gericht op jongeren?
Het doel van het wetsvoorstel is dat kinderen en jongeren minder worden blootgesteld
aan marketing van ongezonde voeding. Veelvuldige blootstelling aan marketing leidt
niet alleen tot een positievere houding over die producten en merken, maar ook tot
een sterkere neiging om deze producten te kopen en te consumeren. Wetgeving heeft
daarnaast een normstellende werking waardoor het minder «normaal» wordt om bepaalde
marketingtechnieken gericht op kinderen te gebruiken om ongezonde voeding te promoten.
Bij het maken van nieuwe regelgeving wordt rekening gehouden met de proportionaliteit
van de maatregelen voor de betrokken partijen.
71
Gezien de verschillen in overgewicht tussen inkomensgroepen, welke specifieke aanpak
is nodig om jongeren in kwetsbare posities te ondersteunen?
Het stimuleren van een duurzaam gezond voedingspatroon bij jongeren en het verhogen
van hun voedselvaardigheid is van groot belang en tegelijkertijd heel ingewikkeld.
Jongeren zien doorgaans gezondheid op de lange termijn (nog) niet als een drijfveer
voor (leefstijl)gedrag. Ze zijn in een fase van ontdekken en het ontwikkelen van autonomie.
Ook zijn ze gevoelig voor sociale druk. Wel hebben hun ouders nog een zekere invloed,
ook al zijn zij zich er niet altijd van bewust hoe groot die in deze leeftijdsfase
nog kan zijn. Bij jongeren kan het ontwikkelen van overgewicht echter nog worden voorkomen
en het is urgent dat dit gebeurt, omdat als er eenmaal overgewicht is ontwikkeld het
slechts in twintig procent van de gevallen lukt om blijvend terug te keren naar een
gezond gewicht. De verleidingen voor een ongezond leven zijn overal. Voor jongeren
liggen er kansen om de groep direct aan te spreken, ze te betrekken, preventie van
overgewicht te ondersteunen en ze voor te bereiden op de volwassenheid. Het Voedingscentrum
is samen met de doelgroep jongeren bezig met het ontwikkelen van op hen afgestemde
praktische communicatie en aanpakken. Om zo de jongeren voor te bereiden op de volwassen
levensfase waarin het normaal is een gezond gewicht te behouden voor hun eigen gezondheid.
72
Gezien de toenemende diversiteit in de samenleving, hoe kan het beleid beter aansluiten
bij verschillende culturele achtergronden zonder de Nederlandse normen en waarden
los te laten?
Zie het antwoord op vraag 28.
73
Denkt u dat een verbod op kinderreclame, zoals aangekondigd, afdoende is om de trend
te keren dat dat overgewicht het sterkst toeneemt bij jongere generaties?
Overgewicht is een uitkomstmaat met meerdere mogelijke oorzaken, waaronder een ongezonde
leefstijl. Vanwege de complexiteit vraagt de aanpak van overgewicht een systeem brede
aanpak. De inzet op het beperken van kindermarketing van ongezonde voedingsproducten
is hier een onderdeel van. Alleen wetgeving op het beperken van kindermarketing van
ongezonde voedingsproducten zal niet voldoende zijn om de stijgende trend op overgewicht
te keren. Het doel van het wetsvoorstel is dat kinderen en jongeren minder worden
blootgesteld aan marketing van ongezonde voedingsproducten en daarmee minder in de
verleiding komen om ongezonde voedingskeuzes te maken.
74
Zijn de cijfers over overgewicht enkel gebaseerd op de Body Mass Index (BMI) of is
buikomvang ook meegenomen om de verwachtingen voor de toekomst in kaart te brengen?
De cijfers zijn gebaseerd op BMI. Over buikomvang zijn op dit moment geen betrouwbare
langjarige gegevens op populatieniveau.
75
Welke rol kunnen sportverenigingen spelen in het tegengaan van overgewicht en eenzaamheid,
en hoe kan het kabinet hen beter ondersteunen?
Overgewicht en eenzaamheid zijn grote maatschappelijke vraagstukken waarbij verschillende
factoren een rol spelen. Sportverenigingen zorgen ervoor dat mensen regelmatig kunnen
sporten en elkaar ontmoeten. Hierdoor kunnen zij bijdrage leveren aan het tegengaan
van overgewicht en eenzaamheid. Echter, een sportvereniging is ook bedoeld om gewoon
lekker met elkaar te sporten en plezier te hebben. Het is niet de oplossing voor alle
grote maatschappelijke vraagstukken. Voor de wijze waarop verenigingen worden ondersteund
verwijs ik u naar het antwoord bij vraag 52.
76
Hoe reflecteert u, gezien het belang van gezonde voedsel op ziektelast, op het belang
van een gedifferentieerde verbruiksbelasting?
Om ziektelast ten gevolge van ongezonde voeding te verlagen is het belangrijk om in
te zetten op het stimuleren van de gezonde keuze via verschillende maatregelen. Prijsmaatregelen
zijn hier een voorbeeld van. Uit eerder onderzoek is gebleken dat een gedifferentieerde
verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken resulteert in 15 tot 18% minder verkoop
van suiker via alcoholvrije dranken. Hierover is uw Kamer in 2023 geïnformeerd.60 Het vorige kabinet heeft vervolgens op 26 april 2024 vijf mogelijke scenario’s naar
uw Kamer gestuurd voor invoering van een gedifferentieerde verbruiksbelasting van
alcoholvrije dranken. Het kabinet beraadt zich momenteel over de omzetting van deze
verbruiksbelasting naar een gedifferentieerd tarief op basis van het suikergehalte
van de drank. Uw Kamer wordt hierover in het voorjaar van 2025 geïnformeerd.
77
Wat is het verschil tussen gedrag en persoonsgebonden determinanten?
Onder determinanten van (on)gezondheid verstaan we alle factoren die de volksgezondheid
beïnvloeden. In figuur 3.6 in de VTV-2024 is te zien wat er onder gedrag verstaan
wordt, en wat onder persoonsgebonden determinanten. Onder gedrag vallen de keuzes
die mensen (in principe) zelf kunnen maken t.a.v. hun leefstijl (bv. roken, bewegen).
Echter, ons gezonde of ongezonde gedrag wordt ook beïnvloed door de leefomgeving (bijvoorbeeld
de voedselomgeving) en door sociale netwerken (denk aan peer group bij jongeren).
Net als gedrag is ook de leefomgeving geen onveranderbaar gegeven maar kan deze variëren
of veranderen. Persoonsgebonden determinanten liggen soms vast in aanleg (genetisch)
of ontstaan in de loop van het leven (vaak via een wisselwerking tussen genen, leefstijl
en omgevingsfactoren). Ze zijn niet alleen te beïnvloeden via gedrag. Voorbeelden
van persoonsgebonden factoren zijn bloeddruk, serumcholesterol en overgewicht.
78
Hoe dienen de percentages van determinanten aan de ziektelast te worden geïnterpreteerd,
als deze niet opgeteld kunnen worden?
De percentages van determinanten van de ziektelast kunnen niet worden opgeteld omdat
ziektes meer dan één oorzaak kunnen hebben. Een voorbeeld hiervan is diabetes. Dat
kan zowel beïnvloed worden door roken als door overgewicht. In de analyse van de data
wordt bij het combineren van meerdere risicofactoren gecorrigeerd hiervoor. Dan komt
het percentage van de combinatie iets lager uit dan de afzonderlijke percentages.
79
Welke concrete maatregelen worden er genomen om eenzaamheid tegen te gaan, in het
bijzonder bij ouderen?
Met het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid is sinds 2018 gewerkt aan een nationale
en lokale beweging om het netwerk te versterken rondom mensen die zich eenzaam voelen,
van jong tot oud. Inmiddels is 80% van alle gemeenten aangesloten bij Eén tegen eenzaamheid,
net als 206 landelijke organisaties en bedrijven. Gemeenten en veel aangesloten organisaties
richten zich o.a. op het verminderen en voorkomen van eenzaamheid specifiek onder
ouderen. Gemeenten zijn sinds de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het verminderen van
eenzaamheid onder hun inwoners. Het actieprogramma biedt een landelijk ondersteunend
kader dat gemeenten helpt bij een effectieve aanpak en tegelijkertijd ruimte laat
voor lokale invulling. Daarnaast krijgen gemeenten vanuit de brede specifieke uitkering
(brede SPUK) van het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) tot en met 2025 financiële
middelen om hun aanpak eenzaamheid op te zetten of te versterken. Het actieprogramma
zet zich ook in op het herkennen van signalen van eenzaamheid o.a. bij ouderen, het
bespreekbaar maken van het onderwerp en het ondernemen van actie; voor jezelf en de
ander. Dit gebeurt onder meer met een publiekscampagne, de Week tegen Eenzaamheid
en het ontwikkelen en toepassen van kennis. Daarnaast versterken het Oranje Fonds
en het Ministerie van VWS met het programma Verminderen Eenzaamheid (2023–2025) maatschappelijke
initiatieven die zich richten op het voorkomen, verminderen en verzachten van eenzaamheid,
onder andere bij ouderen. Inmiddels hebben vijftig initiatieven een financiële bijdrage
ontvangen, een aantal richt zich specifiek op ouderen. Hoe eerder eenzaamheid wordt
(h)erkend, hoe meer je kunt doen voor jezelf of een ander. Daarom is het van belang
dat veel verschillende organisaties hun signaal kunnen doorgeven als ze zich zorgen
maken, bijvoorbeeld bij contactberoepen of op de werkvloer. De samenwerking en inspanningen
van PostNL en Sociaal Werk Nederland hebben ertoe geleid dat inmiddels in 260 gemeenten
door post- en pakketbezorgers een signaal kan worden doorgegeven aan de lokale sociaalwerkorganisatie
of GGD, als zij het gevoel hebben dat het niet goed gaat met een inwoner. In februari
2024 informeert de Staatssecretaris LMZ uw Kamer over de voortgang van het actieprogramma
Eén tegen eenzaamheid.
80
Welke oorzaken worden er gegeven voor het onvoldoende ervaren van regie hebben over
het eigen leven binnen de groep 75-plussers?
In de Volksgezondheid Toekomst Verkenning is eigen regie gedefinieerd als regie over
alle domeinen van het eigen leven én alles wat naar eigen inzicht nodig is om een
goed leven te leiden.
Als mensen ouder worden krijgen ze in meer of mindere mate te maken met beperkingen
die uiteindelijk kunnen leiden tot het ervaren van onvoldoende eigen regie. Er is
geen uitputtende lijst met oorzaken hiervoor te geven. Het onvoldoende ervaren van
regie kan te maken hebben met functieverlies van essentiële dagelijkse activiteiten
zoals wassen, aankleden en lopen maar bijvoorbeeld ook over beperkingen in mobiliteit.
81
Welke concrete maatregelen worden genomen om erop toe te zien dat 75-plussers weer
meer regie ervaren over hun eigen leven?
Als onderdeel van het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen wordt ingezet
op een maatschappelijke dialoog over ouder worden. De landelijke campagne «Praat vandaag
over morgen» is onderdeel van deze maatschappelijke dialoog en stimuleert mensen om
tijdig na te denken over welke keuzes ze nu kunnen maken om de dingen te kunnen blijven
doen die voor hen belangrijk zijn. Het, naar eigen inzicht, kunnen blijven leiden
van een goed leven draagt bij aan behoud van eigen regie.
Daarnaast wordt middels een programma dat wordt uitgevoerd door ZonMw ingezet op kennisontwikkeling
over reablement. Reablement is zowel een interventie als een gedachtengoed waarin
het gaat om het stimuleren van zelfredzaamheid. Reablement richt zich op wat ouderen
zelf nog kunnen of (weer) kunnen leren. (Digitale) hulpmiddelen kunnen daarbij ondersteunen.
Hierdoor kunnen zij zoveel mogelijk dingen blijven doen die voor hen belangrijk zijn.
Met het ZonMw-programma Reablement wordt onderzocht hoe reablement op dit moment al
wordt toegepast en wat het kan gaan betekenen voor de wijze waarop zorg en ondersteuning
wordt geleverd.
82
Kunt u nader toelichten welk verband er bestaat tussen gezond ouder worden en het
hebben van regie over het eigen leven en hoe dit werkt?
Wanneer iemand gezond ouder wordt, zal de mate van beperkingen waar iemand mee te
maken krijgt naar verwachting minder zijn. Hierdoor is de kans groter dat iemand langer
eigen regie behoudt en dingen kan blijven doen die voor hem/haar belangrijk zijn.
83
In hoeverre verwacht u dat digitalisering in de zorg een positief effect kan hebben
op ervaren van eigen regie bij 75-plussers?
In hoeverre digitale zorg een bijdrage kan leveren aan eigen regie, is uiteraard mede
afhankelijk van wat ouderen en hun naasten daarin zelf kunnen en willen. In de praktijk
zijn daarvan mooie voorbeelden te zien, zoals de medicijndispenser waardoor ouderen
niet meer hoeven te wachten op een zorgverlener en dus eerder verder kunnen met hun
dag. Ook kan leefstijlmonitoring bijdragen aan meer ervaren regie.
Daarbij is van belang dat ouderen en mantelzorgers samen met hun zorgverlener kunnen
beslissen over welke technologie wanneer passend is en ondersteund worden bij het
gebruik daarvan.
84
Gezien de toenemende mentale problemen bij jongeren, welke interventies zouden prioriteit
moeten krijgen in het toekomstige gezondheidsbeleid?
Recente monitors over mentale gezondheid van jongeren laten op bepaalde vlakken een
eerste voorzichtige verbetering van de mentale gezondheid van jongeren zien ten opzichte
van 2022. De mentale problematiek lijkt dus niet langer toe te nemen, maar staat nog
steeds onder druk en heeft aandacht nodig.
Mentale problemen van jongeren kunnen veel verschillende oorzaken hebben en om een
verschillende aanpak vragen.
De oorzaken van mentale problemen zijn divers. Indien hulp van familie of het bredere
sociale netwerk niet voldoende is kan een beroep worden gedaan op jeugdhulp. Hulpverleners
bepalen vaak op basis van hun professionele standaarden, richtlijnen en binnen de
kaders van de gegeven ruimte, tijd en financiering wat ze wanneer, hoe en hoelang
inzetten. In de databank effectieve interventies van het NJI* en in de database gezond
en actief leven van het RIVM* staan effectieve interventies gericht op het versterken
van de mentale gezondheid van jongeren. Er zijn oneindig veel (varianten van) interventies
mogelijk. Om meer kennis over werkzame elementen van interventies te vergaren, heeft
het consortium «Effectiviteit psychosociale interventies Jeugd» onderzocht welke (delen
van) interventies (wat), wanneer, bij wie en door wie het beste ingezet kunnen worden.
Onderzoekers van dit consortium hebben de Keuzehulp Kernelementen* ontwikkeld. Deze
helpt professionals en ouders om, op basis van richtlijnen en kwaliteitskaders, de
juiste aanpak en eventueel een interventie in te zetten. Met behulp van de Keuzehulp
kan de meest effectieve aanpak voor de problemen van de jongere en/of gezin gekozen
worden.
− Databank Effectieve jeugdinterventies | Nederlands Jeugdinstituut
− Interventies zoeken op thema en doelgroep | Loketgezondleven.nl
− Keuzehulp Jeugd en gezin deel III: Keuze voor passende hulp | Nederlands Jeugdinstituut
Vanuit de aanpak «Mentale gezondheid: van ons allemaal» is ook een checklist voor
gemeenten ontwikkeld. Als een initiatief (nog) niet erkend is, is het soms lastig
te beoordelen welke van de initiatieven die ontwikkeld worden kansrijk en effectief
kunnen zijn. De checklist is bedoeld om gemeenten te helpen bij de beslissing over
het subsidiëren van lokale initiatieven rondom mentale gezondheid.
− Checklist: Lokale initiatieven rondom mentaal gezondheidsbeleid.
85
Hoe zou de trend van toenemende eenzaamheid onder jongeren doorbroken kunnen worden,
rekening houdend met de sociale effecten van digitalisering
Sinds de toenemende eenzaamheid en mentale problemen onder jongeren tijdens de coronaperiode,
wordt vanuit VWS gewerkt aan het tegengaan van eenzaamheid onder jongeren. Bijvoorbeeld
door het (financieel) ondersteunen van landelijke en lokale initiatieven, zoals Stichting
Join Us, die met hun online en offline community een ontmoetingsplek voor jongeren
creëren.
Met het actieprogramma Eén tegen eenzaamheid is sinds 2018 gewerkt aan een nationale
en lokale beweging om het netwerk te versterken rondom mensen die zich eenzaam voelen.
Inmiddels is 80% van alle gemeenten aangesloten bij Eén tegen eenzaamheid, net als
206 landelijke organisaties en bedrijven. Samen met deze partners zet de Staatssecretaris
Langdurige en Maatschappelijke Zorg onder meer in op campagnes, de Week tegen Eenzaamheid,
onderzoek en het (financieel) ondersteunen van landelijke en lokale initiatieven,
zoals Stichting Join Us, die met hun online community een ontmoetingsplek voor jongeren
creëren. Dit jaar zet het actieprogramma extra in op de sector onderwijs. Voor scholen
(PO tot en met WO) wordt een handreiking ontwikkeld hoe zij eenzaamheid kunnen voorkomen
en verminderen in de klas. In februari 2024 informeert de Staatssecretaris Langdurige
en Maatschappelijke Zorg uw Kamer over de voortgang van het actieprogramma in 2024.
Ondertussen werk ik aan het opstellen van richtlijnen voor gezond en verantwoord scherm-
en sociale mediagebruik. Deze richtlijnen moeten ouders ondersteunen bij de opvoeding
in de online leefwereld en kunnen daarmee de positieve effecten van digitalisering,
zoals het tegengaan van eenzaamheid, versterken. Ook wordt met mijn steun binnenkort
het online platform mentale gezondheid voor jongeren met beginnende mentale problemen
gelanceerd. Het platform integreert meerdere functies, waaronder een peer-to-peer
forum waar jongeren ook contact met elkaar kunnen hebben en ervaringen kunnen uitwisselen.
Op deze manier draagt ook het platform bij aan de positieve effecten van digitalisering
en een gezonde online omgeving.
86
Wat is het verschil qua psychische klachten tussen meisjes en jongens?
In veel rapporten, zoals het recente rapport van de Kinderombudsvrouw «Als je het
ons vraagt»61, wordt geconstateerd dat meisjes in de puberteit hun leven een significant lager
cijfer geven dan jongens dat doen. Uit deze onderzoeken blijkt dat dit mede te maken
heeft met de manier waarop meisjes en jongens hun mentale gezondheid uitdrukken. Waar
meisjes internaliserend gedrag vertonen en emotionele problemen of eenzaamheid ervaren,
laten jongens externaliserend gedrag zien en zijn ze juist druk of agressief als ze
niet goed in hun vel zitten. Ook waarderen jongen en meisjes uitingen van mentale
problematiek anders. Het kabinet vindt het belangrijk om de verschillen in mentale
gezondheid tussen jongens en meisjes beter te interpreteren. Daarom laat ik een literatuuronderzoek
uitvoeren naar factoren die mentaal gezond opgroeien van jeugdigen bepalen en kunnen
verbeteren. Daarin wordt ingezoomd op hoe dit verschilt voor jongens en meisjes. Na
het onderzoek zullen duidingssessies worden georganiseerd met diverse experts, alsmede
de doelgroep zelf om de uitkomsten te interpreteren en eventueel aanvullende maatregelen
in te zetten.
87
Welke groep jongeren kampt op mentaal gebied nog met de gevolgen van de coronaperiode?
Hoe bent u van plan deze groep te bereiken?
Veel maatschappelijke ontwikkelingen en factoren zijn van invloed op de mentale gezondheid
van jongeren, waaronder bijvoorbeeld prestatiedruk, sociale media en armoede. Ook
de coronaperiode heeft een grote impact gehad op de mentale gezondheid van tieners
en jongvolwassenen. Echter ook voor corona was al sprake van een dalende mentale gezondheid
van jongeren.
Bij de Gezondheidsmonitor Jeugd 2023 (VO 2e en 4e klas) en andere recente monitors is niet specifiek gevraagd of de ervaren mentale
problemen een gevolg zijn van de coronaperiode. Wel blijkt uit deze monitor dat 27%
van de jongeren psychische klachten ervaart. Dit is een lichte verbetering ten opzichte
van 2021 (27,4%).
Bij de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen 2024 (16–25 jaar) is wel specifiek gevraagd
naar de gevolgen van de coronaperiode. Hieruit blijkt dat 30% van de jongvolwassenen
nog steeds negatieve gevolgen van de coronaperiode ervaart op het gebied van mentale
gezondheid.
88
Hoe bent u van plan de mentale weerbaarheid van jongeren te versterken, zodat zij
(beter) om kunnen gaan met toenemende maatschappelijke druk?
De mentale gezondheid van een te grote groep jongeren staat nog steeds onder druk.
Het is daarom belangrijk de mentale veerkracht en weerbaarheid van jongeren online
en offline te versterken. Ik heb hier al verschillende acties op ingezet:
− Binnenkort wordt het, grotendeels door VWS gefinancierde, online platform mentale
gezondheid gelanceerd. Het platform biedt betrouwbare informatie over mentale gezondheid
en verschillende vormen van ondersteuning, een peer-to-peer forum en een chat- en
belfunctie voor jongeren met beginnende mentale klachten en is een belangrijke aanvulling
op bestaande voorzieningen gericht op het voorkomen van mentale problemen.
− Vanuit de wetenschap dat problematisch social media gebruik negatieve gevolgen kan
hebben voor de mentale gezondheid ben ik bezig met het opstellen van richtlijnen voor
gezond en verantwoord scherm- en socialmediagebruik.
− Ook vind ik dat er meer inzicht moet komen in de verschillen tussen jongens en meisjes
ten aanzien van factoren die mentaal gezond opgroeien beïnvloeden. Hier laat ik onderzoek
naar doen, opdat ik zo nodig aanvullende maatregelen kan nemen.
Ondertussen vind ik het ook belangrijk dat we als samenleving en overheid in gesprek
blijven met jongeren over wat zij nodig hebben om de mentale veerkracht te versterken.
Welke ideeën hebben jongeren zelf om bijvoorbeeld prestatiedruk, stress en eenzaamheid
te verminderen? Wat kan school, de vereniging of de gemeente doen? Wat kunnen jongeren
zelf doen? Dit gesprek voer en faciliteer ik o.a. vanuit de bredere maatschappelijke
dialoog over het normaliseren en versterken van het gewone leven. Mentale gezondheid
is hiernaast ook één van de thema’s binnen de Nationale Jeugdstrategie.
Tot slot; voor de zomer lanceren we de Werkagenda Mentale gezondheid en GGZ (werktitel) met als ambitie: een mentaal gezonde samenleving. Met deze werkagenda zetten we ook
in op onder meer het versterken van de mentale veerkracht van jongeren.
89
Bij mentale gezondheidsproblemen wordt een vergelijking gemaakt met andere Europese
landen waaruit blijkt dat de mentale gezondheid van de jeugd in Nederland beter dan
in de meeste andere Europese landen. Waarom wordt geen Europese vergelijking gegeven
wat betreft de andere thema’s zoals bewegen, alcoholgebruik en roken?
Het hoofdrapport van de VTV-2024 is een synthese van de belangrijkste bevindingen
van alle onderliggende rapportages en analyses, maar is geen volledige opsomming.
In de Themaverkenning Gezonde Generaties 205062 staat nog meer informatie. Hierin wordt wel de Europese vergelijking voor de Nederlandse
jeugd gemaakt voor leefstijl op gebied van roken en alcohol. De onderliggende studie
met deze informatie en internationale vergelijking is openbaar.63 In het HBSC onderzoek is de Europese vergelijking van de meest recente cijfers te
vinden.64 Voor bewegen is ook in de themaverkenning geen Europese vergelijking opgenomen omdat
in de HBSC studie bewegen niet is uitgevraagd. Daarom is een internationale vergelijking
voor bewegen onder jongeren niet mogelijk.
90
Kan de zin «Onder jongeren is er nog steeds een beperkte groep die kampt met de gevolgen
van de coronaperiode», gespecificeerd worden met cijfers?
In de VTV-2024 wordt voor de huidige situatie van de jeugd vooral data uit de langjarige
internationale HBSC (Health Behaviour in School-aged Children studie) gebruikt, waar Nederland al jaren aan mee doet. Op basis van de resultaten
van deze studie verwachten de onderzoekers dat de invloed van de levensfase (vooral
de puberteit) en die van de coronacrisis in de loop van de tijd langzaam zal afnemen.
Dit komt overeen met de bevindingen uit een andere monitor, namelijk de Gezondheidsmonitor
Jongvolwassenen 202465.
Uit die bevindingen komen de volgende cijfers: voor de gezondheidsmonitor Jongvolwassenen
2024 zijn jongvolwassenen van 16 tot en met 25 jaar via een online social media campagne
gevraagd om een digitale vragenlijst in te vullen. Daaruit bleek dat ongeveer twee
derde van de jongvolwassenen (64%) op het moment van het invullen van de vragenlijst
nog negatieve gevolgen ervaart van de coronaperiode. Bijna de helft (48%) ervaart
(ook) nog positieve gevolgen. Op een aantal vlakken van mentale gezondheid is lichte
verbetering zichtbaar ten opzichte van de Gezondheidsmonitor Jongvolwassenen in 2022.
Voorbeelden hiervan zijn «eenzaamheid» (2022: 27% voelde zich sterk eenzaam / 2024:
23% voelt zich sterk eenzaam), «geluk» (2022: 56% voelt zich vaak tot voortdurend
gelukkig / 2024: 63% voelt zich vaak tot voortdurend gelukkig) en zich beperkt voelen
door psychische klachten, wat in 2022 gemeten is op 24% en in 2024 gemeten is op 18%.
91
Desondanks is de mentale gezondheid van de jeugd in Nederland beter dan in de meeste
andere Europese landen. Op welke plek stond Nederland in voorgaande jaren en op welke
plek staat Nederland nu wat dit betreft?
In de VTV wordt vooral data uit de langjarige internationale HBSC (Health Behaviour
in School-aged Children studie) gebruikt, waar Nederland al jaren aan mee doet. Een
beschrijving van de huidige mentale gezondheid van jeugd en de verwachting voor de
toekomst is te vinden in de themaverkenning Gezonde Generaties 205066.
Wat betreft de ontwikkeling over tijd in de internationale vergelijking laten de meest
recente cijfers uit die studie67 zien dat in 2017/2018 het percentage jongeren met psychosomatische klachten in ongeveer
90% van de landen hoger lag dan in Nederland, terwijl dat in 2021/22 in driekwart
van de landen het geval is. De percentages zijn in 2021/22 voor Nederlandse jongeren
daarmee nog steeds duidelijk lager dan het internationale gemiddelde. Een ranglijst
voor landen is niet opgenomen in het onderzoek.
92
In welke andere landen is de mentale gezondheid van de jeugd beter dan die van de
jeugd in Nederland?
Zoals bij vraag 91 aangegeven is de meest recente Europese vergelijking te vinden
in het rapport «HBSC-trends in welzijn en middelengebruik»68. Dit betreft een algemene vergelijking tussen Nederlandse jeugd en het internationaal
gemiddelde. Een ranglijst van landen is hierin niet opgenomen. In de minder recente
internationale publicatie (2020) met gegevens over 2017/2018 van deze HBSC studie
is voor verschillende indicatoren met betrekking tot mentaal welbevinden van jongeren,
wel een vergelijking te vinden tussen jongeren in verschillende EU landen69. Deze gegevens zijn echter niet meer actueel en zeggen niet voldoende over de situatie
op dit moment.
93
Is het burgerpanel gevraagd naar hoe verschil in opleiding invloed heeft op verschil
in overgewicht? Of op andere wijze oorzakelijk verband onderzocht?
Dit is niet aan het burgerpanel gevraagd. Er is in de VTV-2024 wel aandacht voor verschillen
tussen verschillende opleidingsgroepen, o.a. in overgewicht. Zie hiervoor het Trendscenario.70 Het terugdringen van de gezondheidsverschillen tussen mensen met een po/vmbo/mbo1
opleiding en een hbo/wo opleiding is ook één van de belangrijke opgaven in de VTV-2024.
Maar voor het vaststellen van een oorzakelijk verband is een andere type onderzoeksopzet
nodig.
94
Hoe gaat u de trend breken van steeds grotere gezondheidsverschillen naar opleiding?
Er kan volgens het RIVM niet geconcludeerd worden dat er sprake is van een trend van
steeds grotere gezondheidsverschillen naar opleiding. Het RIVM concludeert op basis
van huidige gegevens dat gezondheidsverschillen tussen groepen met een lage en hoge
sociaaleconomische status (SES), op basis van opleiding, inkomen of welvaart, wel
bestaan maar niet groter, en ook niet kleiner lijken te worden.
Opleidingsniveau is slechts een van de indicatoren om te kijken naar sociaaleconomische
gezondheidsachterstanden. De oorzaken van gezondheidsverschillen zijn namelijk veel
complexer dan alleen opleidingsniveau, denk aan onzeker werk, inkomen en slechte woonomstandigheden.
Ook raakt de Nederlandse bevolking als geheel steeds beter opgeleid, wat ook maakt
dat deze indicator volgens het RIVM in de toekomst minder betekenis zal hebben.
Het kabinet zet zich in om gezondheidsverschillen te verkleinen. De maatregelen hiertoe
staan in de beleidsagenda «gezondheid in alle beleidsdomeinen» die de Tweede Kamer
eind 2024 heeft ontvangen.71 Deze beleidsagenda is tevens de kabinetsreactie op het SER-advies over de aanpak
van gezondheidsverschillen «Gezond opgroeien, wonen en werken».
95
Hoe gaat ervoor gezorgd worden dat mensen met een po-/vmbo-/mbo-1 opleiding hun maatschappelijke
positie wel kunnen verbeteren?
Het kabinet zet via het herstelplan kwaliteit in op beter onderwijs voor alle kinderen
en jongeren. Centraal daarin staat een stevige aanpak voor de verbetering van de beheersing
van basisvaardigheden zoals lezen en rekenen voor alle leerlingen en goed en voldoende
onderwijspersoneel voor ieder kind.72 Zo wordt ook voor leerlingen in het vmbo, praktijkonderwijs en vso een stevige stap
gelegd om ze nog beter voor te bereiden op de vervolgstappen in de samenleving en
op de arbeidsmarkt of in het vervolgonderwijs. Voor een deel van deze leerlingen zien
we dat de eerste stap naar de arbeidsmarkt lastig is, terwijl die juist belangrijk
is voor het vervolg. Daarom heeft het kabinet voor jongeren in het praktijkonderwijs,
voortgezet speciaal onderwijs en mbo het wetsvoorstel van school naar duurzaam werk
ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel, met beoogde inwerkingtredingsdatum
van 1 jan 2026, bevat vier samenhangende maatregelen ter bevordering van het aantal
personen van 12 tot 27 jaar dat een startkwalificatie behaalt en ter verbetering van
de overgang van onderwijs naar de arbeidsmarkt. Het gaat dan bijvoorbeeld om het duidelijk
beleggen van de taken in de begeleiding tussen de gemeenten, de doorstroompunten en
de scholen. Verder wordt er in algemene zin ingezet op leven lang ontwikkelen voor
doelgroepen. Ook voor de groep jongeren die geen startkwalificatie behaalt, kan dat
helpen om zich ook op latere leeftijd verder te ontwikkelen.
96
Zijn er Nederlandse studies als die van Wales als het gaat over bestaanszekerheid
in relatie tot gezondheidsachterstanden?
Er zijn enkele Nederlandse studies die inzicht geven in de relatie tussen bestaanszekerheid
en gezondheidsachterstanden.73 Ook loopt er een programma Gezondheidsverschillen (2022–2026) binnen de Nationale
Wetenschapsagenda (NWA) waarin vier consortia onderzoek doen naar kansrijke maatschappelijke
en wetenschappelijke inzichten om gezondheidsachterstanden terug te dringen, onder
andere op het terrein van bestaanszekerheid.74
97
Hoe verhoudt de opvatting dat digitalisering invloed kan hebben op de arbeidsmarkt
in de zin van verlies van banen zich tot de steeds meer toenemende personeelstekorten?
Wat is de reden dat digitalisering als een negatief effect wordt benoemd en niet als
onderdeel van de oplossing van de krapte op de arbeidsmarkt?
Het kabinet verwacht niet dat digitalisering en de toepassing van artificiële intelligentie
zal leiden tot ontslagen binnen de zorg. Omdat er voldoende (ander) werk is binnen
zorg en welzijn kunnen digitalisering en de toepassing van artificiële intelligentie
juist bijdragen aan het terugdringen van het arbeidsmarkttekort en eraan bijdragen
dat de zorg ook in de toekomst toegankelijk blijft.75 Digitale hulpmiddelen zullen wel vragen om andere manieren van werken en mogelijk
leiden tot wijziging van beroepen. Het kabinet stimuleert daarom dat medewerkers in
zorg en welzijn hier voldoende in mee kunnen via onder meer ondersteuning bij het
ontwikkelen van de juiste (digitale) vaardigheden, bijvoorbeeld met het stimuleren
van de Coalitie Digivaardig in de zorg.
De VTV-2024 ziet de inzet van digitale middelen in de zorg juist als één van de oplossingen
voor de krapte op de arbeidsmarkt. Ook wijst de VTV-2024 op de kansen van digitalisering
voor kwaliteit bij schaarste. Voorwaarde daarbij is dat zorgaanbieders de manier van
werken en de organisatie van zorg aanpassen en de digitale middelen passend inzetten.
Hierover is een reeks van afspraken gemaakt in het Integraal Zorgakkoord.
98
Hoe gaat u extra aandacht geven aan de onvervulde behoefte bij zorgaanbieders als
het gaat om de implementatie van digitale toepassingen?
De inzet van digitale toepassingen is kansrijk en kan een bijdrage leveren aan het
vergroten van het arbeidspotentieel. Om het potentieel van digitale toepassingen in
zorgprocessen te benutten is een belangrijke rol weggelegd voor de zorgaanbieders.
Uit de e-healthmonitor 202376 blijkt dat zorgaanbieders hier ook al op inzetten. Zo wordt op veel plekken al gebruik
gemaakt van de medicijndispenser en slim incontinentiemateriaal. Om de aanbieders
in deze verandering verder te ondersteunen zet het kabinet in op het versneld realiseren
van de randvoorwaarden die voor de inzet nodig zijn. Het gaat dan o.a. om het realiseren
van gegevensuitwisseling, passende bekostiging, inkoopafspraken en het opnemen van
digitale zorg in de richtlijnen. Het Ministerie van VWS is en blijft in gesprek met
zorgaanbieders en andere betrokkenen in het veld van zorg en welzijn om te achterhalen
wat aanbieders nog meer nodig hebben bij de passende inzet van digitale zorg en ondersteuning.
Het kan daarbij gaan over het helpen herinrichten van zorgpaden, het vergroten van
de bewustwording van het nut van de inzet van digitale zorg en het vergroten van vaardigheden
van professionals, patiënten en hun omgeving. Dit wordt onder andere gedaan met de
Stimuleringsregeling Technologie in Ondersteuning en Zorg (STOZ), Zorg voor Innoveren77 en het stimuleren van het samen beslissen gesprek over de inzet van digitale zorg.
Via Datavoorgezondheid.nl wordt ten slotte het delen van informatie om gegevensuitwisseling
en databeschikbaarheid te verbeteren gestimuleerd.
99
Komt u met een overkoepelende strategie om één van de onderliggende hoofdoorzaken
van de gezondheidsverschillen, namelijk de financiële bestaansonzekerheid, tegen te
gaan?
Uw Kamer heeft op 13 december jl. de beleidsagenda «Gezondheid in alle beleidsdomeinen»
ontvangen. Deze agenda beschrijft de inzet van dit kabinet op het thema bestaanszekerheid
en werk.78
100
Welke gesprekken heeft u met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om financiële
bestaansonzekerheid, een belangrijke verklarende factor van ziekte, tegen te gaan?
De Minister van VWS spreekt binnenkort in een Catshuissessie met o.a. de Minister
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over toeslagen, waaronder de zorgtoeslag.
101
Wat zijn verklaringen voor het feit dat Fryslân, ondanks de beperkte materiële welvaart,
qua ervaren gezondheid hoort bij de gebieden die het hoogste scoren?
Het RIVM baseert deze conclusie op een publicatie van het planbureau Fryslan.79 Deze publicatie geeft hiervoor een aantal mogelijke verklaringen, zoals een sterke
sociale samenhang, Friese taal en cultuur die een gevoel van saamhorigheid geeft,
autonomie van de provincie Friesland en een hoog ervaren (sociale) veiligheid en weinig
criminaliteit.
102
Hoe is het te verklaren dat het naar verwachting de komende decennia in veel opzichten
goed gaat met onze gezondheid en dat we de extra levensjaren voor een groot deel doorbrengen
in goede gezondheid ondanks dat overgewicht en roken toeneemt?
Roken neemt onder volwassenen al tientallen jaren af. Recente gegevens over de stijging
van het gebruik van e-sigaretten (vapen) onder jeugd (zie vraag 62) zitten nog niet
in de gepresenteerde trends en toekomstprojecties in de VTV-2024. Een verwachte toename
van overgewicht zien we inderdaad onder alle leeftijdsgroepen. Het leidt niet automatisch
tot een minder goed ervaren gezondheid, omdat het ervaren van een goede gezondheid
afhankelijk is van veel meer factoren dan roken en overgewicht. Bovendien is je gezond
voelen niet hetzelfde als «niet-ziek-zijn». Door bijvoorbeeld goede behandeling of
ziektemanagement is er met een aantal aandoeningen goed te leven zodat de mensen die
deze aandoening hebben zichzelf niet «ziek» voelen.
103
Naar verwachting gaat het de komende decennia in veel opzichten goed met onze gezondheid
en de extra levensjaren brengen we voor een groot deel door in goede gezondheid, maar
geldt dit voor alle groepen in de maatschappij?
Het RIVM concludeert op basis van huidige gegevens dat gezondheidsverschillen tussen
groepen met een lage en hoge sociaaleconomische status (SES), op basis van opleiding,
inkomen of welvaart, niet groter, maar ook niet kleiner lijken te worden. Het RIVM
kan dit niet nader specificeren naar groepen, omdat gezondheidsachterstanden veranderen
en de groepen die deze ondervinden niet steeds hetzelfde zijn.
104
Waarom ligt de focus op gezond eten en voldoende bewegen? Op welke bron is dit gebaseerd?
In de VTV (p.39) staan drie belangrijke vraagstukken om aan te pakken in het kader
van gezondheidsbevordering: voedsel- en leefomgeving om gezond gedrag te stimuleren,
mentale gezondheid en gezondheidsachterstanden. Met betrekking tot het eerste punt
is er een focus op de blijvende toename van het aantal mensen met overgewicht. In
dat kader zijn gezond eten en voldoende bewegen van belang. Ongezonde voeding en onvoldoende
bewegen dragen aanzienlijk bij aan de ziektelast, net als alcoholgebruik, roken en
de andere leefstijlfactoren. Zie o.a. de volgende bronnen:
• Gezondheidsraad Richtlijnen goede voeding en beweegrichtlijnen.
• Eykelenboom M, Boer J, ten Dam J, Sanderman-Nawijn E, Hoekstra J, Bogaardt L, et al.
Doorrekening impact Nationaal Preventieakkoord: deelakkoord overgewicht.
• RIVM. Impact van het Nationaal Preventieakkoord voor roken, overgewicht en problematisch
alcoholgebruik. Samenvatting van de resultaten van de doorrekening. Bilthoven: Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieu; 2024. https://www.rivm.nl/documenten/impact-van-nationaal-preventieakkoord-vo…
105
Werkt de bestaande aanpak, qua dat die moet worden geïntensiveerd?
Uit de doorrekening van het Nationaal Preventie Akkoord door het RIVM blijkt dat bepaalde
maatregelen effect of enig effect hebben, maar onvoldoende om de ambities op met name
overgewicht en alcoholgebruik, maar ook roken te bereiken. Door intensivering van
die maatregelen, bijvoorbeeld breder of sneller toepassen of door afspraken te concretiseren,
kan meer bereikt worden. In het rapport aanvullende maatregelen heeft het RIVM in
kaart gebracht welke opties er zijn om daarnaast met aanvullende maatregelen meer
effect te behalen (zie bronnen bij vraag 104 en 139).
106
Wat is de bron van de conclusie dat prijs een rol speelt bij de voedselkeuze?
Een bron hiervoor is de factsheet impactvolle determinanten over ongezonde voeding
van het RIVM, zie hier: https://www.rivm.nl/sites/default/files/2021-07/LR_012065_131709_Factsh…
107
Op welke manier worden gezondheidsachterstanden beter in kaart gebracht?
Dit doet het RIVM op verschillende manieren. Zo wordt binnenkort op VZInfo80 voor een aantal gezondheidsindicatoren te weten roken, overgewicht en ervaren gezondheid
de trend gepresenteerd voor verschillende opleidingsgroepen en de verschillen in gezondheidsindicatoren
tussen deze groepen. Daarnaast wordt binnen de GALA-monitor gemonitord op welke manier
gemeenten invulling geven aan het GALA-doel «terugdringen van gezondheidsverschillen».
Op Regiobeeld worden trends voor een aantal indicatoren van het programma Kansrijke
Start gepresenteerd voor gezinnen in een kwetsbare situatie.81
108
Hoe gaat u extra aandacht besteden aan het beweeg- en zitgedrag van kinderen en jongeren?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 63.
109
Welke concrete maatregelen gaan er genomen worden om mantelzorgers beter te ondersteunen?
Er worden meerdere concrete maatregelen genomen om mantelzorgers zo goed mogelijk
te ondersteunen. Werkende mantelzorgers en werkgevers krijgen bijvoorbeeld praktische
handvatten om het gesprek aan te gaan over een betere combinatie van werk en mantelzorg
op de werkvloer via het programma «Mantelzorgvriendelijk Werkt» van Stichting Werk
& Mantelzorg. Bewustwording op de werkvloer wordt ook vergroot via de campagne «Mantelzorg
is hier». En sociale partners worden geattendeerd op het belang van werk en mantelzorg.
De handreiking «mantelzorgwonen» voor gemeenten82 is opgesteld en verspreid door de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en MantelzorgNL.
Goede voorbeelden van mantelzorgondersteuning worden gedeeld door Movisie. Zie voor
een uitgebreider overzicht van acties en maatregelen de Mantelzorgagenda 2023–2026.83 Deze agenda wordt uitgevoerd door een coalitie van MantelzorgNL, Stichting Werk en
Mantelzorg, VNG, ActiZ, Alzheimer Nederland, SWN, NOV, Strategische Alliantie Jonge
Mantelzorg, ZN en het Ministerie van VWS. De acties uit deze agenda verbeteren de
ondersteuning van mantelzorgers en versterken hun positie ten opzichte van de formele
zorg en ondersteuning.
110
Is er een land in Europa waar geen mantelzorg is?
Nee. Zorg is altijd een samenspel tussen formele zorgverleners en het informeel netwerk.
Hoewel de wijze waarop formele zorg is ingericht per land verschilt, evenals de rol
voor het informele netwerk, vindt overal mantelzorg plaats.
Onderzoek van de Europese Unie uit 2018 wijst aan dat circa 17 procent van de burgers
in de Europese Unie ten minste eenmaal per week voor een naaste zorgt.84
111
Verwacht u impact op de wachtlijsten in de zorg als gevolg van het aantal ZZP-ers
die stoppen?
Momenteel is niet goed in te schatten of de handhaving op schijnzelfstandigheid impact
heeft op de wachtlijsten. Ten eerste is niet bekend hoeveel schijnzelfstandigen er
zijn en stoppen als zzp’er. Ten tweede hoeft het stoppen van zzp’ers niet te betekenen
dat er minder zorgpersoneel beschikbaar is. Mogelijk gaan deze mensen in loondienst
werken. Naar aanleiding van de motie Tielen c.s.85 gaat de Minister van VWS twee metingen laten doen naar de effecten van de handhaving
op het aantal ingezette zzp’ers in de verschillende sub sectoren.
112
Wat verschilt er aan de (financiële) inrichting van het Nederlandse zorgstelsel in
vergelijking met andere OESO-landen, wat verklaart dat er in Nederland relatief meer
geld naar langdurige zorg gaat, en relatief minder naar curatieve zorg?
Ten opzichte van andere Westerse landen geeft Nederland relatief veel uit aan de langdurige
zorg (gezondheid en welzijn), per hoofd van de bevolking en als percentage van het
BBP. Dit weerspiegelt o.a. de brede dekking in de langdurige zorg voor ouderenzorg,
gehandicapten zorg en de langdurige GGZ86. Daarbij geeft Nederland relatief veel uit aan intramurale verpleeghuiszorg (de patiënt
overnacht, c.q. woont in de instelling) t.o.v. andere westerse landen. In Nederland
vallen de kosten voor inwoning en levensonderhoud binnen de vergoeding voor zorg in
een Wlz-instelling, in tegenstelling tot andere westerse landen.87 In landen zoals Denemarken en Duitsland maakt bovendien een groter deel van de zorgbehoevende
ouderen gebruik van thuiszorg88.
Een aandachtspunt bij internationale vergelijkingen is dat verschillen in definities
de cijfers kunnen vertroebelen. Zo is het mogelijk dat de sterke organisatie van de
langdurige zorg in Nederland, ertoe leidt dat de ziekenhuiszorg in Nederland wordt
ontlast. Het aantal ligdagen in het ziekenhuis in Nederland is bijvoorbeeld in internationaal
perspectief relatief laag89. Zorg die in andere landen in het domein van de ziekenhuiszorg valt, wordt in Nederland
mogelijk opgevangen in de langdurige zorg.
113
Welke overige ontwikkelingen staan in de blauwe balkjes verwerkt?
Ik neem aan dat u verwijst naar de blauwe balkjes in figuur 4.4 op pagina 45 van de
VTV.
Hierbij wordt het trendscenario weergegeven voor de hoogte van de zorguitgaven in
2022, 2030 en 2050, voor verschillende leeftijdsgroepen. Daarbij is vervolgens per
jaar en per leeftijdsgroep onderscheid gemaakt tussen «groei op basis van enkel demografie»
en «groei op basis van demografie en overige ontwikkelingen». De overige ontwikkelingen
zijn gebaseerd op trend analyses van zorguitgaven tussen 2003 en 2019. De factoren
die die trend veroorzaken zijn divers, bijv. meer of nieuwe behandelmogelijkheden
en technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Het is niet mogelijk voor het
RIVM om in de analyse de «overige ontwikkelingen» uit te splitsen in deze specifieke
factoren. Daarom zijn ze samengevoegd.
114
Het verschil tussen de startcijfers in figuur 4.7 is nu nauwelijks te zien. Kunt u
daarom deze cijfers in een tabel verwerken?
Tabel bij figuur 4.7 Ontwikkelingen in huisartsenzorg 2019–2050
Ademhalingswegen
Bewegingsstelsel
Hartvaatstelsel
Nieuwvormingen
Overig
Psychische stoornis
2019
6.459
9.163
5.794
2.527
36.086
6.745
2020
6.703
9.427
6.084
2.662
37.043
6.976
2021
6.953
9.688
6.379
2.801
38.003
7.210
2022
7.240
9.985
6.703
2.954
39.166
7.486
2023
7.542
10.297
7.044
3.117
40.396
7.782
2024
7.836
10.597
7.396
3.285
41.548
8.066
2025
8.136
10.898
7.762
3.459
42.688
8.350
2026
8.441
11.203
8.148
3.642
43.839
8.637
2027
8.757
11.513
8.555
3.835
45.013
8.930
2028
9.086
11.824
8.978
4.035
46.198
9.226
2029
9.427
12.138
9.418
4.242
47.406
9.526
2030
9.781
12.457
9.873
4.458
48.636
9.833
2031
10.149
12.784
10.351
4.681
49.906
10.151
2032
10.531
13.116
10.853
4.912
51.222
10.482
2033
10.924
13.452
11.367
5.151
52.555
10.818
2034
11.326
13.791
11.896
5.398
53.903
11.161
2035
11.737
14.136
12.439
5.655
55.260
11.511
2036
12.160
14.486
13.004
5.918
56.651
11.874
2037
12.595
14.842
13.591
6.190
58.078
12.250
2038
13.039
15.203
14.191
6.471
59.506
12.634
2039
13.491
15.572
14.809
6.762
60.946
13.027
2040
13.954
15.949
15.445
7.066
62.397
13.431
2041
14.428
16.332
16.102
7.379
63.869
13.847
2042
14.913
16.719
16.780
7.702
65.366
14.276
2043
15.410
17.113
17.477
8.034
66.876
14.715
2044
15.922
17.515
18.200
8.380
68.412
15.168
2045
16.450
17.923
18.949
8.739
69.974
15.633
2046
16.991
18.336
19.721
9.110
71.557
16.111
2047
17.547
18.753
20.515
9.492
73.163
16.602
2048
18.118
19.175
21.331
9.886
74.789
17.107
2049
18.707
19.604
22.178
10.294
76.449
17.628
2050
19.314
20.040
23.054
10.720
78.138
18.163
115
Welke achterliggende redenen ziet men bij de toename van meer complexe problematiek
in de gehandicaptenzorg?
Hoewel er geen echt onderzoek is gedaan naar de redenen voor de toenemende complexiteit
in de gehandicaptenzorg, blijkt uit gesprekken met het veld dat er verschillende redenen
kunnen zijn. Allereerst verandert de samenstelling van de groep die in een instelling
in de gehandicaptenzorg woont. Er worden minder mensen met een relatief lichte zorgvraag
opgenomen, waardoor zorgprofessionals ervaren dat de groep die zij begeleiden in zijn
totaliteit complexer wordt. Daarnaast lijken er steeds meer mensen met een verstandelijke
beperking in combinatie met ggz-problematiek de gehandicaptenzorg in te stromen. Vaak
heeft deze groep een complexere zorgvraag. Ook zou een verklaring kunnen zijn dat
de samenleving voor mensen met een licht verstandelijke beperking steeds ingewikkelder
wordt door toenemende digitalisering en individualisering. Zij lopen tegen steeds
meer drempels aan als het gaat om «meedoen», haken op een bepaald moment af en ontwikkelen
daardoor in toenemende mate een intensieve zorgvraag die gepaard gaat met complex
gedrag. De Staatssecretaris van Langdurige en Maatschappelijke Zorg heeft uw Kamer
30 januari jl. via een Kamerbrief90 geïnformeerd over de stand van zaken rondom de complexe zorg. In die brief wordt
verder ingegaan op zowel de bestaande problematiek als de maatregelen die samen met
het veld genomen worden om daar een antwoord op te bieden.
116
Zijn er naast de toenemende zorgvraag andere factoren die invloed hebben op de toename
aan hulpzoekenden bij psychische stoornissen?
Ja, dit lijkt wel het geval. De toename in psychische stoornissen is volgens het RIVM
minder goed te herleiden tot demografische ontwikkelingen, maar komt met name door
«overige ontwikkelingen». Dat zijn ontwikkelingen zoals de toename in het aantal mensen
met psychische klachten (als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals toenemende
bestaansonzekerheid en prestatiedruk) en het feit dat steeds meer mensen hulp zoeken
(bijvoorbeeld door afname van het taboe op het zoeken van hulp bij psychische klachten).
117
Kunt u nader toelichten waarom medische technologie gezien wordt als een van de oorzaken
van de stijgende zorguitgaven? Waar wordt de stijging door medische technologie door
veroorzaakt? In hoeverre heeft medische technologie juist een positief effect op bijvoorbeeld
personeelsinzet- en kosten?
De belangrijkste oorzaak van stijgende zorguitgaven is de opkomst van nieuwe behandelmogelijkheden
door de ontwikkelingen in de medische technologie en technologische mogelijkheden
voor geneesmiddelenontwikkeling, maar ook de veranderende zorgvraag. In de vorige
VTV is hier ook een themaverkenning aan besteedt.91
Er zijn diverse redenen waarom medische technologie een oorzaak kan zijn van de stijgende
zorgkosten. Te denken valt aan:
• Ontwikkeling van nieuwe technologie vraagt vaak grote investeringen, waardoor deze
producten in het begin vaak (tijdelijk) duurder zijn dan oude methoden.
• Dankzij nieuwe technologie komen meer patiënten voor behandeling in aanmerking en
wordt er vaak ook intensiever behandeld.
• Nieuwe technologieën maken nieuwe behandelingen mogelijk voor aandoeningen die eerst
niet behandeld of gediagnostiseerd konden worden.
• Met het in gebruik nemen van een nieuwe technologie stopt men niet altijd met het
gebruiken van de oude technologie.
Vanzelfsprekend zijn er ook mogelijkheden om met behulp van medische technologie juist
kosten te besparen:
• Betere behandelingen kunnen ook tot voorkomen van (ergere) ziekten leiden.
• Verplaatsing van zorg naar huis kan duurdere ziekenhuiszorg voorkomen.
• Arbeidsbesparende technologie kan handelingen vervangen die anders door mensen worden
uitgevoerd, bijvoorbeeld met robotica of de inzet van AI voor afhandeling van administratieve
handelingen. Door de vervanging van geleverde zorg kan dit tot personele- en kostenbesparingen
leiden.
118
De maatregelen tegen medicijntekorten leiden mogelijk tot hogere uitgaven staat in
de Toekomstverkenning, maar wat zijn de baten van deze maatregelen? Wegen deze op
tegen de mogelijk hogere uitgaven?
De beschikbaarheid van geneesmiddelen is van essentieel belang voor patiënten. De
Minister van VWS doet er dan ook alles aan om geneesmiddelentekorten waar mogelijk
op te lossen of – nog liever – te voorkomen. Hiervoor neemt zij verschillende maatregelen
waarvan een deel inderdaad geld kost. Denk hierbij aan de grotere voorraad van essentiële
antibiotica en salbutamol aerosolen die groothandels aanleggen, of het verbeteren
van de leveringszekerheid in Nederland en Europa door de productie van geneesmiddelen
te innoveren en moderniseren via het Important Project of Common European Interest
(IPCEI) Med4Cure. Een uitgebreid overzicht van alle acties op het gebied van beschikbaarheid
van geneesmiddelen is te vinden in de brief uw Kamer eind vorig jaar heeft ontvangen92. De baten van deze maatregelen zijn van groot belang. Het gaat niet alleen om de
verbeterde beschikbaarheid van geneesmiddelen en daarmee betere zorg voor patiënten.
Het betekent ook dat artsen en apothekers(assistenten) minder hinder zullen ondervinden
van geneesmiddelentekorten en minder werk hebben aan het vinden van een passende oplossing
voor patiënten in het geval van een tekort. Dat is belangrijk in het kader van de
krappe arbeidsmarkt en het werkplezier van mensen die in de zorg werken.
119
Hoe spelen geneesmiddelen precies een rol in de stijgende zorguitgaven bij de ziekenhuiszorg?
Komt dat doordat de geneesmiddelen duurder worden, doordat er meer nodig zijn of een
combinatie van redenen?
Dat komt niet zozeer doordat bestaande geneesmiddelen duurder worden maar wel door
de introductie van nieuwe geneesmiddelen voor nieuwe en bestaande aandoeningen en
de groei in het aantal gebruikers van deze, veelal dure, middelen.
120
Hoe denkt u de toenemende vraag voor huisartsenzorg op te vangen, gezien het huidige
tekort?
Landelijk gezien is er op dit moment geen tekort aan huisartsen. Toch kan op dit moment
niet iedereen zich inschrijven bij een huisartsenpraktijk93. In 2021 waren er ruim 13.000 werkzame huisartsen in Nederland94. Van hen werkt een groot deel met een vaste patiëntenpopulatie, bijvoorbeeld als
praktijkhouder, HIDHA of als vaste waarnemer. Echter, een steeds groter deel van de
huisartsen werkt als wisselende waarnemer, waardoor deze groep zich niet committeert
aan een vaste patiëntenpopulatie. Ook zijn er regio’s waar relatief weinig huisartsen
werkzaam zijn. Om ervoor te zorgen dat de huisartsenzorg toegankelijk is én blijft
voor iedereen in Nederland, zet de Minister van VWS zich in om het werken met een
vaste patiëntenpopulatie weer de norm te maken in de huisartsenzorg. Hoe dit gedaan
wordt, is eerder beschreven in de Kamerbrief Versterking Eerstelijnszorg95 en de Kamerbrief Verzamelbrief Eerstelijnszorg96. Bovendien wordt er ook geïnvesteerd in de toekomstige beschikbaarheid van huisartsen:
het aantal opleidingsplekken voor huisartsen is conform het advies van het capaciteitsorgaan
flink verhoogd.
121
Kan nader worden toegelicht hoe de zorg er anders uit komt te zien door de herschikking
van taken zorginnovaties?
De zorg zal er anders uit gaan zien door zorginnovatie en taakherschikking. Bijvoorbeeld
de inzet van de POH in de huisartsenpraktijk. Deze praktijkondersteuner begeleidt
onder andere patiënten met diabetes en ontlast daarmee de huisarts. Maar ook digitale
innovaties zoals eHealth en AI zullen een steeds grotere rol gaan spelen. Bij passende
inzet kunnen deze innovaties het werk van zorgverleners ondersteunen, processen efficiënter
maken en meer tijd vrijmaken voor de patiënt.
Innovatie en transformatie gaan hand in hand. Alleen door de zorg anders te organiseren
en professionals goed voor te bereiden op deze veranderingen, kunnen innovaties daadwerkelijk
bijdragen aan betere en efficiëntere zorg. Om dit te stimuleren zijn verschillende
afspraken gemaakt in het IZA. Daarnaast stimuleert dit kabinet dat medewerkers in
zorg en welzijn hierop worden voorbereid, bijvoorbeeld met het stimuleren van de Coalitie
Digivaardig in de zorg.
122
Is er een manier waarop de competenties van mantelzorgers gewaarborgd kunnen worden?
Er zijn verschillende goede (regionale) voorbeelden bekend die zich richten op het
ontwikkelen van competenties van mantelzorgers, de zogenaamde Mantelzorgacademies.
Zo werkt de Academie voor Patiënt en Mantelzorger van het Maastricht UMC+ op verschillende
manieren aan het versterken van de zelfredzaamheid na behandeling in het ziekenhuis.
Op andere plaatsen in het land wordt deze werkwijze steeds meer overgenomen. Daarnaast
is het belangrijk dat ook zorgmedewerkers competenties ontwikkelen om samen te werken
met mantelzorgers. Met actieve communicatie vanuit VWS krijgen medewerkers handvatten
hiervoor. Ook worden zij gewezen op relevante scholing en inzicht in de ruimte die
de Wet BIG biedt.
123
Deelt u de opvatting uit de Toekomstverkenning dat het een pluspunt zou zijn als thuiswonende
mensen één aanspreekpunt hebben voor de basiszorg? Zo ja, wat is dan de reden dat
dit niet is meegenomen in de Visie eerstelijnszorg zoals wel aangegeven in de reactie
op de initiatiefnota Tielen (Kamerstuk 36 396-3)? Zo nee, waarom niet?
Voor thuiswonende mensen met een zorg- en ondersteuningsbehoefte is het belangrijk
dat er een vast aanspreekpunt is. Dit hoeft echter niet altijd een zelfde functie
te zijn. In veel gevallen is dit de huisarts, maar voor thuiswonende ouderen kan dit
ook heel goed de specialist ouderengeneeskunde of de wijkverpleegkundige zijn. In
de visie eerstelijnszorg is afgesproken dat de samenwerking in de wijk door middel
van de hechte wijkverbanden wordt verbeterd. Er worden afspraken gemaakt over wie
wanneer het regiebehandelaarschap heeft en wie het eerste aanspreekpunt is voor een
patiënt.
124
Wie zou volgens u het aanspreekpunt moeten zijn? Gaat het dan om de wijkverpleegkundige
of iemand anders?
Dat verschilt per patiënt want het zal afhangen van de behoefte van de patiënt en
diens omgeving. In veel gevallen kan dit de huisarts zijn maar ook de wijkverpleegkundige
of de specialist ouderengeneeskunde kunnen hier een belangrijke rol vervullen. Zorgverleners
binnen een hecht wijkverband kunnen hier samen met de betreffende patiënt/cliënt afspraken
over maken.
125
Bij huidkanker is een grote stijging op basis van epidemiologie te zien, die mogelijk
is toe te schrijven aan onbeschermd zonnen in het verleden, zo staat in het Trendscenario.
Ziet u hier een verband met influencers die beweren dat zonnebrandcrème schadelijk
zou zijn? Zo ja, neemt u ook deze vorm van desinformatie mee bij het tegengaan van
onjuiste medische informatie?
De absolute toename van het aantal nieuwe gevallen van huidkanker is voor ongeveer
de helft toe te schrijven aan demografische veranderingen; de levensverwachting stijgt
en huidkanker is een chronische aandoening waarvan de incidentie toeneemt met de leeftijd.
De andere helft van de stijging kent tientallen mogelijke verklaringen, waaronder
onbeschermd zonnen in het verleden. Gecorrigeerd voor demografische ontwikkelingen
neemt de sterfte door huidkanker in Nederland niet toe: sinds de start van de registratie
in 1989 is de sterfte door plaveiselcelcarcinoom stabiel gebleven, terwijl de sterfte
aan melanoom juist daalt dankzij nieuwe behandelmethoden.
De kennisbasis voor «UV en Gezondheid» wordt in Nederland onderhouden door het Zonkrachtactieplatform
(ZAP), een samenwerkingsverband van diverse belanghebbende partijen, in opdracht van
VWS en gecoördineerd door het RIVM. Wanneer in de media aanbevelingen verschijnen
die afwijken van de vigerende wetenschappelijke inzichten en de hieruit voortgekomen
adviezen, neemt het ZAP contact op met de opstellers van deze berichten om actief
onjuistheden tegen te spreken en afspraken te maken over toekomstige media-uitingen.
Tot nu toe lijkt deze aanpak per geval te werken. Daarnaast wordt er actief tegengeluid
geboden in de media door partners van het ZAP, de Stuurgroep Huidkankerzorg Nederland
en het Huidfonds (dat voor VWS momenteel een meerjarige huidkankervoorlichtingscampagne
uitvoert). Een recent voorbeeld hiervan is een NPO-uitzending over het thema «influencers
en zonnebrandcrème».97
Het idee dat zonnebrandcrème schadelijk zou zijn, wordt pas sinds enkele jaren door
influencers verspreid. Het duurt tientallen jaren voordat huidkanker zich ontwikkelt
na blootstelling aan UV-straling, hierdoor kunnen de recente uitspraken van influencers
nu nog geen (deel-)verklaring zijn voor de waargenomen stijging van huidkankerincidentie.
Een veelgehoord argument onder influencers is dat de huid «getraind» zou moeten worden
door deze bloot te stellen aan UV-straling, bijvoorbeeld door zonnebaden of gebruik
van een zonnebank. Dit is onjuist: wetenschappelijk onderzoek toont aan dat elke vorm
van roodheid door UV-straling het risico op huidkanker vergroot. Dit deel van het
advies van influencers is dus al ontkracht. Om te kunnen vaststellen of regelmatige
blootstelling aan zeer lage doses UV-straling eveneens het risico op huidkanker vergroot,
wordt momenteel onderzoek uitgevoerd aan het Coronel Institute van het Universitair
Medisch Centrum Amsterdam. De uitkomsten hiervan zullen worden gebruikt om de adviezen
over huidkankerpreventie te actualiseren.
126
Op welke manieren kunnen valincidenten als toenemend gezondheidsrisico worden teruggedrongen?
Er zijn veel verschillende risicofactoren die kunnen leiden tot het een val. In en
om huis zijn mogelijke factoren bijvoorbeeld gladde vloeren, losliggende tegels, slechte
verlichting of trappen. Fysieke competenties zoals verminderde spierkracht, verminderd
zicht, en chronische aandoeningen als dementie spelen ook een belangrijke rol in het
valrisico.
Ik heb daarom in 2023 samen met gemeenten, zorgverzekeraars en zorgprofessionals een
ketenaanpak ingericht voor effectieve valpreventie voor ouderen vanaf 65 jaar die
thuis wonen, gericht op het wegnemen van bovenstaande risicofactoren.
Landelijke, regionale en lokale samenwerking tussen het medisch en sociaal domein
is hierbij van essentieel belang, hierover zijn in het GALA afspraken gemaakt en gelden
beschikbaar gesteld. Via een valrisicotest wordt bepaald of senioren een risico hebben
op vallen. Bij een laag risico wordt er voorlichting gegeven over wat de senior zelf
kan doen aan valpreventie en verwezen naar regulier sportaanbod om spierkracht en
balans te behouden. Bij een matig valrisico wordt er voorlichting gegeven en verwezen
naar een beweeginterventie in het sociaal domein. Bij een hoog risico kan de huisarts
een valrisicobeoordeling uitvoeren en advies op maat geven, bijvoorbeeld door iemand
door te verwijzen naar een valpreventieve beweeginterventie, een oogarts of bijvoorbeeld
naar de diëtist. Door deze integrale aanpak kunnen we het valrisico bij ouderen verminderen
en de gezondheid en zelfstandigheid van deze groep versterken.
127
Hoe kan het dat het percentage mensen met psychische klachten in Zeeland is verlaagd
ten opzichte van het landelijke gemiddelde?
In de VTV zijn door het RIVM ruimtelijke verschillen op een aantal indicatoren opgenomen
zoals ruimtelijke verschillen voor psychische klachten om de grote variëteit en het
belang van aanknopingspunten voor een aanpak op regionaal niveau te onderstrepen.
Het RIVM heeft echter geen aanvullende analyses gedaan die de achterliggende oorzaken
van deze verschillen tussen regio’s kunnen verklaren, waarmee op deze vraag geen antwoord
kan worden gegeven. Voor duiding van de achterliggende oorzaken is aanvullend onderzoek
en meer kennis over de lokale context nodig.
128
Welke extra maatregelen neemt u, die het RIVM adviseert, over?
In mijn Kamerbrief bij de aanbieding van de VTV-2024 aan uw Kamer afgelopen 27 november98 heb ik per opgave uit de VTV-2024 aangegeven welke initiatieven er lopen of genomen
worden, en wanneer u daarover reeds bent, of nog wordt geïnformeerd.
Het RIVM geeft namelijk inderdaad een aantal handelingsopties voor de verschillende
opgaven die in de VTV-2024 zijn gesignaleerd. Eén van die handelingsopties is bijvoorbeeld
het «Aanpakken van de leefomgeving inclusief voedingsaanbod en reclame». Mijn inzet
op gezonde voeding en het tegengaan van overgewicht komt onder andere terug in de
samenhangende preventiestrategie waarover uw Kamer in het eerste kwartaal van 2025
wordt geïnformeerd. Daarnaast werk zet ik aan een wetsvoorstel dat beperkingen stelt
aan de marketing van ongezonde voedingsmiddelen gericht op kinderen.
129
Hoe krijgen gezondheidsdoelen een plek in het beleid van het gehele kabinet, oftewel
worden er stappen gezet op het gebied van health in all policies?
Zie het antwoord op vraag 3.
130
Welke mogelijkheden ziet u om bijvoorbeeld voetbalverenigingen sterker in te zetten
als lokale gezondheidspartners in wijken met gezondheidsachterstanden, gezien de laagdrempeligheid
van voetbal en het bereik van 2800 verenigingen door heel Nederland?
Deels verwijs ik hiervoor naar het antwoord op vraag 49. Het klopt inderdaad dat voetbal
laagdrempelig is en hierdoor een belangrijke rol kan spelen. Ook de voetbalclubs kunnen
gebruik maken van de ondersteuning die in Sportakkoord II en de Brede SPUK beschikbaar
worden gesteld. Naast voetbal spelen de meer commerciële aanbieders in deze wijken
ook een grote rol. Fitness en vechtsporten zijn populaire sporten in deze wijken en
kunnen daardoor een rol spelen bij het tegengaan van gezondheidsachterstanden.
131
Hoe kijkt u aan tegen het inzetten van de bestaande voetbalinfrastructuur (verenigingen,
velden, faciliteiten) voor preventieve gezondheidsprogramma’s, vooral in gebieden
waar beweegdrempels hoog zijn?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 50.
132
Welke concrete ondersteuning kunnen (bijvoorbeeld) voetbalverenigingen verwachten
bij hun rol in het terugdringen van de gesignaleerde kloof van 14 jaar in gezonde
levensverwachting tussen verschillende sociaaleconomische groepen?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 52.
133
Gezien de sterke sociale functie van sportverenigingen in wijken, hoe kan hun rol
in mentale gezondheidspreventie, vooral bij jongeren, worden versterkt?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 53.
134
Welke mogelijkheden ziet u om de unieke combinatie van sociale binding en laagdrempelig
bewegen die sportverenigingen zoals voetbalclubs bieden, beter te benutten in het
preventiebeleid?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 54.
135
Hoe kan de bestaande infrastructuur van sportverenigingen worden ingezet om ouderen
meer te laten bewegen, en welke ondersteuning is hiervoor beschikbaar?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 55.
136
Welke rol ziet u voor sportverenigingen in het creëren van beweegvriendelijke buurten,
en hoe kan dit worden gestimuleerd via beleid?
Ik verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 56.
137
Is bekend hoeveel invloed beleidswijzigingen kunnen hebben op het trendscenario? Kan
hier per opgave een inschatting van worden gegeven?
De invloed van beleidswijzigingen op het trendscenario is niet bekend voor de VTV-2024.
Die betreft beleidsarme toekomstprojecties. Dat betekent dat er een schatting van
(on)gezondheid, determinanten en gevolgen gedaan worden «op basis van ongewijzigd
beleid».
Voor het preventieakkoord zijn wel mogelijke effecten beschreven door het RIVM.99 De wens om ook bij de VTV de impact van beleid inzichtelijk te maken neemt het RIVM
mee in het werk aan de VTV-2028.
138
Welke gesprekken heeft u met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om arbeidsomstandigheden,
een belangrijke verklarende factor van ziekte, tegen te gaan?
Onder zorgmedewerkers die in 2023 verzuimden, is de meest genoemde verzuimreden griep,
verkoudheid of een andere virusinfectie (51%), op afstand gevolgd door psychische
klachten (9%; bron AZW). Ruim een kwart van hen geeft aan dat het verzuim deels (18%)
of hoofdzakelijk (9%) een gevolg is van het werk. Daarbij worden besmetting, een te
hoge werkdruk en lichamelijk zwaar werk het vaakst genoemd als redenen voor de klachten.
In de Arbowet is vastgelegd dat de werkgever moet zorgen voor een veilige en gezonde
werkomgeving. De Nederlandse Arbeidsinspectie – vallend onder het Ministerie van SZW
– houdt daar toezicht op.
Daarnaast werkt de Minister van VWS samen met onder meer de Minister van SZW om de
krapte op de arbeidsmarkt tegen te gaan. Arbeidsmarktkrapte speelt immers breder dan
alleen in de zorg. Daarbij is ook aandacht voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden.
139
Kunt u een overzicht geven van welke onderzoeken er zijn van projecten, programma’s
en maatregelen die effectief zijn gebleken (reclame, prijs etc.?
In 2021 heeft het RIVM een inventarisatie gedaan van maatregelen die aanvullend kunnen
worden genomen om de ambities van het preventieakkoord te halen, zie hier: https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2021-0053.pdf. Deze inventarisatie was gebaseerd op literatuuronderzoek naar de effectiviteit van
maatregelen en expert opinie.
In de rapportage over de doorrekening van het preventieakkoord voor overgewicht staat
informatie over de effectiviteit van het beperken van reclame voor ongezonde producten
gericht op kinderen. Deze vindt uw Kamer hier: https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2023-0414.pdf.
140
Hoe kunnen gemeenten, provincies en GGD’en rekening houden met gezondheid bij ontwikkelingen
in de fysieke leefomgeving?
Dat kan op veel manieren. Het kan gaan om het beschermen van mensen tegen negatieve
invloeden uit de leefomgeving zoals luchtvervuiling, geur, hitte en infectieziekten.
Maar ook om het bevorderen van een gezonde leefstijl door voldoende en aantrekkelijke
ruimte te creëren voor sporten, spelen, bewegen en ontmoeten. Tot slot gaat het er
ook om een omgeving te creëren waar mensen prettig leven, met voldoende voorzieningen,
waar ze zich veilig voelen en waar ze eenvoudig kunnen deelnemen, ook als ze een beperking
hebben.
Gemeenten en provincies kunnen daarbij gebruik maken van de instrumenten die zij tot
hun beschikking hebben uit de Omgevingswet, bijvoorbeeld omgevingsvisies, omgevingsplannen
en vergunningen. De GGD’en doen onderzoek naar de gezondheid van mensen en adviseren
de gemeenten en eventueel ook de provincies over maatregelen in de leefomgeving.
Een aantal voorbeelden van maatregelen die gemeenten en provincies kunnen nemen, is
opgenomen in de volgende documenten:
• Gezond en Actief Leven Akkoord100
• Schone Lucht Akkoord101
• Voorontwerp Nota Ruimte102
• Handreiking gezonde leefomgeving, VNG103
• Kernwaarden gezonde leefomgeving, GGD GHOR Nederland104
• Gids Gezonde Leefomgeving, RIVM105
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier