Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 353 Voorstel van wet van de leden Diederik van Dijk, Van der Wal, Boswijk, Dassen, Olger van Dijk, Paternotte, Eerdmans en Ceder houdende vaststelling van regels ten behoeve van de verdediging en de bescherming van de belangen van het Koninkrijk en de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde alsmede het voldoen aan (financiële) afspraken binnen de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en andere bondgenootschappen (Wet financiële defensieverplichtingen)
Nr. 12 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 3 december 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 1 worden twee leden toegevoegd, luidende:
3. Na de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer bepaalt de regering in de eerstvolgende
Voorjaarsnota voor het begrotingsjaar en de vier daarop aansluitende begrotingsjaren
de geraamde bedragen die beschikbaar worden gesteld om te voldoen aan het tweede lid.
De geraamde bedragen worden bepaald op grond van de meest recente meerjarige macro-economische
ramingen van het bruto binnenlands product van het Centraal Planbureau.
4. Indien in enig jaar uit het Centraal Economisch Plan blijkt dat de macro-economische
raming van het bruto binnenlands product van het land Nederland voor een of meer van
de begrotingsjaren waarvoor geraamde bedragen beschikbaar zijn gesteld als bedoeld
in het derde lid hoger blijkt dan het bruto binnenlands product op grond waarvan de
bedragen zijn bepaald die eerder voor die begrotingsjaren beschikbaar zijn gesteld,
stellen de regering en de Staten-Generaal voor die begrotingsjaren aanvullende middelen
ter beschikking om te voldoen aan het tweede lid.
B
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Defensieplan» vervangen door «Defensievisie».
2. In het eerste lid wordt «een defensieplan» vervangen door «een defensievisie» en
wordt «Dit defensieplan» vervangen door «Deze defensievisie».
3. In het tweede lid wordt «Het defensieplan» vervangen door «De defensievisie».
4. Het derde lid komt te luiden:
3. De defensievisie omvat een analyse van de strategische omgeving en de ambities
en doelstellingen voor Defensie voor de lange termijn.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Defensiemonitor» vervangen door «Strategische monitor».
2. Het eerste lid komt te luiden:
1. Onze Minister van Defensie geeft ten minste iedere vier jaar opdracht tot het opstellen
van een strategische monitor. Deze strategische monitor, inclusief een kabinetsreactie
waarin in ieder geval een analyse opgenomen is van beleidsopties, wordt toegezonden
aan de beide Kamers der Staten-Generaal en de Staten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. De strategische monitor omvat een analyse van de trends en dreigingen ten aanzien
van de vitale belangen van het Koninkrijk.
4. In het derde lid wordt «defensiemonitor» vervangen door «strategische monitor of
de kabinetsreactie», wordt «geeft» vervangen door «geven» en wordt «het defensieplan»
vervangen door «de defensievisie».
Toelichting
Deze nota van wijziging ziet op een tweetal punten. In de eerste plaats wordt een
wijziging aangebracht in de systematiek om te berekenen dat twee procent van het bruto
binnenlands product (bbp) aan defensie wordt uitgegeven (artikel 1). In de tweede
plaats worden enkele wijzigingen voorgesteld ten aanzien van de aanduiding van de
verschillende onderdelen van de plancyclus (artikelen 2 en 3).
1. Berekeningssystematiek
De initiatiefnemers hebben in de nota naar aanleiding van het verslag toegelicht welke
systematiek van toepassing is voor het berekenen van de middelen die nodig zijn om
minimaal twee procent van het bbp te investeren in Defensie. Na de inbreng van de
Kamer in eerste termijn hebben de initiatiefnemers nader overleg gevoerd over de berekeningssystematiek.
Zij hebben besloten de systematiek technisch aan te passen en te verduidelijken. In
plaats van een raming op basis van het laatste jaar van de kabinetsperiode is gekozen
voor het jaarlijks toetsen van de op dat moment actuele begrotingsstanden1 aan de bbp-raming en, zo nodig, de uitgaven bij te stellen tot twee procent van het
bbp. Deze nota van wijzing biedt een duidelijke verankering van de beoogde systematiek
in de wet en geeft een toelichting op de gemaakte keuzes.
De nota van wijziging gaat voor het berekenen van het bedrag dat tijdens de kabinetsperiode
beschikbaar moet worden gesteld uit van de meerjarige macro-economische ramingen in
het Centraal economisch plan (CEP) van het CPB. Dat plan komt jaarlijks rond februari
uit. Bij Voorjaarsnota worden voor dat jaar en de vier volgende begrotingsjaren op
basis van de ramingen van het CPB de bedragen bepaald die voor Defensie beschikbaar
zullen zijn. Deze keuze leidt tot een voorspelbare systematiek die aansluit bij de
verplichting van artikel 2.26, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2016. Volgens
dit artikel wordt de Voorjaarsnota uiterlijk 1 juni aangeboden.
Naast de systematiek van de meerjarenraming voor een periode van vijf jaar gaat de
nota van wijziging uit van jaarlijkse herijking van de ramingen door de regering bij
de Voorjaarsnota. De hoogte van het bbp is namelijk onderhevig aan schommelingen.
Dat kan ertoe leiden dat de bedragen die bij aanvang zijn bepaald in latere jaren,
op basis van de geactualiseerde ramingen, niet meer toereikend zijn om te voldoen
aan de norm van twee procent. Deze nota van wijzing regelt dat aanvullende middelen
beschikbaar worden gesteld om de twee procent van het bbp te behalen indien de CEP-raming
daartoe noopt.
Uit de tekst van het voorgestelde derde lid («de bedragen die beschikbaar worden gesteld»)
volgt dat niet ten nadele van Defensie kan worden afgeweken van de bedragen die bij
aanvang van de kabinetsperiode zijn bepaald. Het gaat om bedragen die ten minste beschikbaar
zullen zijn. De bedoeling van het wetsvoorstel is immers om een stabiel budget te
garanderen op basis waarvan Defensie structurele investeringen kan aangaan. De nota
van wijziging gaat dus uit van asymmetrische bijsturing: ten opzichte van de bedragen
die bij aanvang van de periode zijn vastgesteld kan wel ten voordele, maar niet ten
nadele van Defensie worden afgeweken.
De voorgestelde wijziging van de systematiek behoudt de mogelijkheid om kasschuiven
te kunnen toepassen, zoals toegelicht in de memorie van toelichting en de nota naar
aanleiding van het verslag. Aangezien de kans aanmerkelijk is dat door jaarlijkse
bijstellingen aanvullend budget beschikbaar komt voor Defensie, krijgt Defensie te
maken met extra begrotingstechnische uitdagingen. Omdat het niet altijd mogelijk is
het budget op korte termijn te besteden, stijgt het risico op onderuitputting.
Tot slot wijzen de initiatiefnemers erop dat periode voor de meerjarenplanning niet
altijd volledig gelijkloopt met de zittingsduur van het kabinet. Het blijkt niet mogelijk
om een eenvoudige regeling te treffen die rekening houdt met de uiteenlopende politieke
factoren die aan de orde kunnen zijn, zoals de duur van de kabinetsformatie en de
consequenties van de val van een kabinet. De meest duidelijke keuze is om aan te sluiten
bij de verkiezing van de Tweede Kamer. De inhoud van de voorgestelde systematiek,
het waarborgen van de 2 procent, maakt het behalen van de 2%-norm niet meer afhankelijk
van politieke keuzes op dat moment. Die waarborgfunctie dient daarom na de verkiezingen
door de zittende regering vervuld te worden, ongeacht haar status. Vanzelfsprekend
staat het een nieuwe regering vrij om in de startnota hogere bedragen beschikbaar
te stellen.
De consequentie van de voorgestelde systematiek is ook dat bij tussentijdse verkiezingen
reeds eerder dan na vier jaar een nieuwe meerjarenplanning bepaald moet worden. De
initiatiefnemers vinden het wenselijk om in die situatie toch eerder tot een herijking
van de meerjarenplanning te komen om zoveel mogelijk aansluiting te houden bij de
cyclus van kabinetsperioden.
2. Aanduiding plancyclus
De initiatiefnemers hebben besloten de benamingen «defensieplan» en «defensiemonitor»
te wijzigen in respectievelijk defensievisie en strategische monitor.
De benaming defensievisie sluit beter aan op het doel van de wet dan het defensieplan,
aangezien een defensievisie uitdraagt dat er breed naar de toekomst en veiligheidsdreigingen
gekeken wordt. De term defensieplan kan de indruk wekken dat alles in plannen en maatregelen
weggezet moet kunnen worden.
De defensievisie waarborgt dat wordt gewerkt op basis van een lange termijnvisie.
Deze visie wordt ten minste eens in de vijftien jaar opgesteld. De nota van wijziging
laat ongewijzigd dat de defensievisie aangepast kan worden op basis van defensienota’s
indien daaraan behoefte bestaat. Er kan echter ook een geheel nieuwe defensievisie
worden opgesteld wanneer het kabinet of de Tweede Kamer daartoe noodzaak ziet, bijvoorbeeld
op basis van veranderende geopolitieke omstandigheden.
De benaming strategische monitor sluit beter dan de term defensiemonitor aan op het
doel van de wet om de koppeling tussen budget en beleid te verbeteren. Hiervoor beschrijft
de wet een meerjarenperspectief waarmee naast de vaststelling van een defensievisie
ook een monitor meer inzicht geeft in de internationale veiligheidssituatie. Deze
strategische monitor wordt in opdracht van de Minister opgesteld door externe experts
(zoals bijvoorbeeld een denktank of kennisinstellingen) en wordt door Defensie voorzien
van een kabinetsreactie.
De Defensienota beschrijft welke beoogde investeringen en maatregelen naar aanleiding
van toegekende (extra) middelen in de kabinetsperiode het Kabinet gaat doen. De Defensievisie
en de strategische monitor zijn hierbij richtinggevend. Omgekeerd kan de Defensienota
(als ook de strategische monitor) aanleiding geven tot actualisatie of herziening
van de Defensievisie.
Diederik van Dijk
Van der Wal
Boswijk
Dassen
Olger van Dijk
Paternotte
Eerdmans
Ceder
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Diederik van Dijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Derk Boswijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Laurens Dassen, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
C. van der Wal, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Olger van Dijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Joost Eerdmans, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Don Ceder, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
Jan Paternotte, Tweede Kamerlid