Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Soepboer over de berichten ‘Kleine scholen kunnen ‘zomaar’ worden opgeheven’ en ‘Zorgen over toekomst van Amelander basisschool: “Dan vergrijst het dorp”
Vragen van het lid Soepboer (Nieuw Sociaal Contract) aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de berichten «Kleine scholen kunnen «zomaar» worden opgeheven» en «Zorgen over toekomst van Amelander basisschool: «Dan vergrijst het dorp»» (ingezonden 31 oktober 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Paul (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 november
2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Kleine scholen kunnen «zomaar» worden opgeheven» en
het voorbeeld van de basisschool in Ballum op Ameland?1
2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Deelt u de opvatting dat genoemde voorbeelden exemplarisch zijn en dat vele kleine
scholen in de regio hun deuren moeten sluiten?
Antwoord 2
In de artikelen worden voorbeelden genoemd van kleine basisscholen in de regio die
door hun bestuur gesloten worden. Er sluiten elk jaar ongeveer 40–50 scholen in het
primair onderwijs hun deuren3. Het overgrote deel van deze scholen fuseert met een andere school. Een kleiner deel
wordt daadwerkelijk opgeheven. Het stelsel van instandhouding en opheffing houdt rekening
met verschillen tussen stad en regio. Opheffingsnormen zijn namelijk gedifferentieerd
en worden berekend aan de hand van de leerlingdichtheid van de gemeente waarin de
school ligt: in dichtbevolkte gemeenten liggen deze hoger dan in dunbevolkte gemeenten.
Zo is de opheffingsnorm in Den Haag bijvoorbeeld 200 leerlingen en is die van Ameland
23 leerlingen. Deze differentiatie is cruciaal voor het behoud van voldoende onderwijsaanbod
in dunbevolkte gebieden.
Vraag 3
Bent u het ermee eens dat kleine scholen een belangrijke functie hebben voor de leefbaarheid
in de dorpen?
Antwoord 3
Ja. Kleine scholen in dorpen zijn soms de enige school in de omgeving. Deze scholen
zijn belangrijk voor de leefbaarheid van deze dorpen en de omliggende gebieden. De
kwaliteit van onderwijs moet altijd leidend zijn, maar ook de bereikbaarheid van onderwijs
is belangrijk. Ik zet mij in voor het behoud van een voldoende dekkend scholenaanbod
overal in Nederland. Door de omvorming van de kleinescholentoeslag tot een dunbevolktheidstoeslag
wil ik het scholenaanbod in dunbevolkte regio’s versterken. Ik ben voornemens uw Kamer
hier nog voor het einde van het jaar nader over te informeren.
Vraag 4
Kunt u aangeven of u het eens bent met het gegeven dat als een school verdwijnt deze
meestal niet terug komt? Zo ja, bent u het ermee eens dat het daarom belangrijk is
dat waar mogelijk sluiting moet worden voorkomen?
Antwoord 4
Het klopt inderdaad dat veel scholen die sluiten, niet opnieuw in dezelfde vorm gesticht
worden. Soms komt dat omdat de wensen van ouders veranderen en er minder belangstelling
is voor hetzelfde type school. Het stelsel van stichting, instandhouding en opheffing
laat ruimte voor het scholenaanbod om mee te bewegen met de wensen van ouders, leerlingen
en onderwijspersoneel, die op hun beurt weer meebewegen met maatschappelijke veranderingen.
Soms is echter sprake van bevolkingskrimp, waardoor een school niet (langer) levensvatbaar
is en waardoor ook de kwaliteit onder druk kan komen te staan. Het is voor leerlingen,
ouders en onderwijspersoneel aangrijpend als een school haar deuren sluit; er verdwijnt
immers iets dat voor hen persoonlijk van groot belang is. Ook in dunbevolkte gebieden
moet er aanbod zijn van goed en veilig onderwijs. Vandaar dat ik mij ook inzet om
het stelsel zodanig vorm te geven dat in de regio voldoende aanbod blijft. Op sommige
plekken kan dat vragen om samenwerking tussen besturen.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat de kwaliteit van het onderwijs juist op kleine scholen goed
kan zijn?
Antwoord 5
Dat is niet noodzakelijkerwijs het geval. Er is geen duidelijke eenzijdige relatie
tussen schoolgrootte en onderwijskwaliteit. Kleine scholen kunnen ook kwetsbaarder
zijn.4, 5 Dit kan onder andere te maken hebben met de klassenvorming: op kleine scholen worden
vaker (noodgedwongen) combinatieklassen toegepast. «Volgens de Inspectie (Staat van
het Onderwijs 2020) kan de complexiteit van onderwijs aan combinatieklassen een rol
spelen bij het feit dat kleine basisscholen (<100 leerlingen) vaker dan gemiddeld
onvoldoende en zeer zwakke onderwijskwaliteit hebben. Hoewel het overgrote deel van
de kleine scholen aan de basiskwaliteit voldoet, stelt de Inspectie vast dat kleine
scholen kwetsbaar zijn.»6 In een advies van de Onderwijsraad uit 2013 stelt de raad dat deze kwetsbaarheid
op meer vlakken speelt dan alleen klassenvorming: «Zo zijn er op kleine scholen minder
mogelijkheden voor het personeel om taken te verdelen en zijn er doorgaans minder
professionaliseringsmogelijkheden. (...) Uit onderzoek van de Inspectie blijkt daarnaast
dat bepaalde risicofactoren voor de kwaliteit vaker voorkomen op scholen die met krimp
te maken hebben. Voorbeelden daarvan zijn een grotere werkdruk, meer combinatieklassen
en meer dan twee leraren voor een groep.»4 Bovendien kunnen er op zeer kleine scholen risico’s ontstaan voor leerlingen op sociaal-emotioneel
gebied. Ze hebben immers minder klas- en schoolgenoten.
Vraag 6
Welke concrete stappen gaat u, naast de dunbevolktheidstoeslag, nemen om het tij te
keren?
Antwoord 6
Ik weet niet op welke trend hier gedoeld wordt. Ik wil mij in ieder geval richten
op het keren van negatieve trend als het gaat om onderwijskwaliteit. Daarvoor is het
van cruciaal belang dat we een voldoende aanbod hebben van goede en veilige scholen.
Dit vraagt om een stelsel met regionale gedifferentieerde normen. De afgelopen maanden
is een zorgvuldige analyse van het huidige stelsel van instandhouding en opheffing
uitgevoerd, die op dit moment en gedurende de komende maanden in samenspel met veldpartijen
verder wordt uitgewerkt. De Kamer wordt voor het einde van het jaar over deze ambities
geïnformeerd.
Vraag 7
Welke mogelijkheden ziet u voor de ouders in een dergelijke situatie?
Antwoord 7
Ouders hebben belang bij een toekomstbestendige school die goed en veilig onderwijs
verzorgt. Ik ga ervan uit dat ouders constructief meedenken over hoe onderwijs in
hun regio zo goed mogelijk gerealiseerd kan worden. Via de medezeggenschapsraad kunnen
ouders hun mening uiten over samenwerkingen tussen scholen en over mogelijke fusies.
Daarnaast zijn er manieren waarop ouders kunnen bijdragen aan het behoud van een school;
het artikel over de school in Griendtsveen, waar ouders zelf een bestuur hebben opgericht
en de school draaiende hebben gehouden, is hier een voorbeeld van. Dit vraagt wel
een grote verantwoordelijkheid van deze ouders, die daarmee zelf een schoolbestuur
en gelijk ook werkgever worden en verantwoordelijk zijn voor de onderwijskwaliteit
op school.
Ik zet mij in voor een voldoende dekkend scholenaanbod, zodat er voor zoveel mogelijk
leerlingen op fietsafstand onderwijs te volgen is en scholen die van groot belang
zijn voor het onderwijsaanbod in een regio open kunnen blijven.
Vraag 8
Bestaat er een landelijk loket instandhouding kleine scholen waar ouders en/of schoolleiders
en bestuurders aan kunnen kloppen voor hulp?
Vraag 9
Zou een dergelijk meldpunt volgens u kunnen helpen bij het voorkomen van sluitingen?
Antwoord 8, 9
Het sluiten of openhouden van een school is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van
het schoolbestuur. Als bestuurders of schoolleiders twijfels hebben bij de haalbaarheid
van het verwezenlijken van kwalitatief goed onderwijs op een kleine school, kan sluiting
tot een van de mogelijkheden behoren. Ouders kunnen via verschillende routes, waaronder
de medezeggenschapsraad, betrokken zijn bij dit proces. Schoolbestuurders zouden zich
voor advies of ondersteuning kunnen richten tot de sectorvereniging, zoals de PO-Raad.
Uiteraard kunnen schoolbestuurders, schoolleiders en ouders bij ingewikkelde gevallen
ook altijd bij mijn ministerie terecht met vragen.
Vraag 10
Bent u het ermee eens dat er diverse perverse prikkels bestaan die op dit moment sluiting
in de hand werken?
Vraag 11
Kunt u aangeven welke prikkels nog meer meespelen bij het sluiten van een school?
Vraag 12
Deelt u de opvatting dat het bestaan van dit soort prikkels niet wenselijk is voor
het voortbestaan van scholen in kleine dorpen?
Antwoord 10, 11 en 12
Voor besturen spelen verschillende overwegingen een rol bij een besluit over het sluiten
van een school. Onder andere matige onderwijskwaliteit, een teruglopend leerlingenaantal
of een personeelstekort spelen een rol in de besluitvorming. Ik vind het van belang
dat bij deze besluiten de medezeggenschap goed betrokken wordt.
De wet kent een aantal prikkels om een school te sluiten of in stand te houden, zoals
gedifferentieerde opheffingsnormen per gemeente, uitzonderingen op deze normen en
de bekostigingssystematiek. Scholen waarop minder leerlingen staan ingeschreven dan
de geldende opheffingsnorm kunnen een beroep doen op een aantal uitzonderingsgronden.
Een veel gebruikte uitzondering is de «gemiddelde schoolgrootte» waarmee een bestuur
een te laag leerlingaantal op een school kan compenseren met een hoger leerlingaantal
op een andere school. Daarnaast ontvangen alle scholen met minder dan 150 leerlingen
momenteel kleinescholentoeslag; dus ook kleine scholen in de stad. Dit zijn beiden
prikkels voor instandhouding van kleine scholen. Waar in dunbevolkt gebied bepaalde
prikkels voor instandhouding wenselijk kunnen zijn voor het behoud van het onderwijsaanbod
en daarmee de leefbaarheid in kleine kernen, speelt dit in stedelijk gebied in minder
sterke mate een rol en kan het behoud van een groot aantal relatief kleine scholen
leiden tot ondoelmatige inzet van middelen.
Zoals aangegeven informeer ik uw Kamer voor het einde van dit jaar verder over mijn
ambities om het stelsel te herzien en beter in balans te brengen, en over de wijze
waarop ik hierover in gesprek ben en blijf met het veld.
Vraag 13
Kunt u deze vragen voor de OCW-begrotingsbehandeling beantwoorden?
Antwoord 13
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.