Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
36 555 Wijziging van onder meer de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek in verband met het stellen van voorschriften met betrekking tot de onderwijstaal, de mogelijkheid regie te voeren op een doelmatig onderwijsaanbod en de toegankelijkheid van het hoger onderwijs (Wet internationalisering in balans)
Nr. 8
                   NADER VERSLAG
            
Vastgesteld 13 november 2024
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
                  onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen
                  van haar bevindingen.
               
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
                  afdoende zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit
                  wetsvoorstel voldoende voorbereid.
               
Inhoudsopgave
Gezamenlijke inbreng commissie
2
                         
                         
                         
                         
1.
Masteropleidingen
2
2.
Hoger beroepsonderwijs (hbo)
2
3.
Wetsvoorstel in relatie tot lagere regelgeving
2
4.
Toets anderstalig onderwijs
2
5.
Bevordering van de Nederlandse taalvaardigheid
3
                         
                         
                         
                         
Inbreng leden van fracties
3
                         
                         
                         
                         
1.
Algemeen
3
2.
Probleem- en doelstelling
5
2.1
Taal
6
2.2
Regievoering
6
3.
Inhoud van het wetsvoorstel
7
3.1.
Taalbeleid van de instelling
7
3.2.
Toets anderstalig onderwijs
7
3.3.
Regievoering
9
4.
Gevolgen (met uitzondering van financiële gevolgen)
9
4.1.
Gevolgen voor de instellingen
10
4.2.
Doenvermogen en gevolgen voor studenten
10
5.
Financiële gevolgen
11
6.
Evaluatie
12
Gezamenlijke inbreng commissie
               
1. Masteropleidingen
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat in de huidige staat van het wetsvoorstel
                  Wet internationalisering in balans (hierna: WIB) de masters volledig buiten beschouwing
                  blijven. Met 80% anderstalige opleidingen is de verengelsing ook daar heel ver doorgevoerd
                  en het aantal internationale studenten eveneens hard toegenomen. Welke maatregelen
                  vindt de regering gerechtvaardigd om ook in de masterfase balans aan te brengen in
                  het anderstalige aanbod? Zou het masteraanbod niet ook aan een lichte toets anderstalig
                  onderwijs moeten worden onderworpen om de doelmatigheid hiervan te toetsen?
               
Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie of het klopt dat in de status quo nieuwe
                  opleidingen alleen worden getoetst op doelmatigheid wat betreft arbeidsmarkt. Vindt
                  de regering het een goed idee om in de reguliere doelmatigheidstoets van nieuwe opleidingen
                  taal op te nemen als criterium voor masteropleidingen?
               
2. Hoger beroepsonderwijs (hbo)
               
De leden van de NCS-fractie zijn geïnteresseerd in de verschillen tussen hbo en universiteit.
                  Hoeveel Engelstalige associate degree- of bacheloropleidingen zijn er in het hbo en
                  hoeveel Engelstalige bacheloropleidingen in het wetenschappelijke onderwijs? Hoeveel
                  internationale studenten studeren momenteel in het hbo en hoeveel in het wetenschappelijke
                  onderwijs?
               
3. Wetsvoorstel in relatie tot lagere regelgeving
               
De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering stelt dat de bezuiniging niet
                  leidt tot een wijziging of aanscherping van het wetsvoorstel, maar dat dit in lagere
                  regelgeving wordt meegenomen. Deze leden willen graag zo spoedig mogelijk meer duidelijkheid
                  over wat de regering hiermee precies bedoeld en hoe dit zich verhoudt tot het bestuurlijk
                  akkoord waaraan in de budgettaire gevolgen van het hoofdlijnenakkoord wordt gerefereerd.
                  Zij vinden dit namelijk van groot belang voor de verdere behandeling van dit wetsvoorstel.
                  Door middel van de delegatiebepalingen kan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
                  meer sturing geven aan de balans tussen internationale studenten en Nederlandse studenten,
                  maar de rol van de Kamer is na aanneming van dit wetsvoorstel beperkt. Kan de regering
                  hier eens op reflecteren? Kan de regering voor de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel
                  meer duidelijkheid en inzicht geven in de lagere regelgeving en de uitwerking hiervan?
                  In de nota naar aanleiding van het verslag stelt de regering dat er op een drietal
                  thema’s lagere regelgeving in voorbereiding is. De leden van de CDA-fractie vragen
                  of er meer lagere regelgeving wordt voorbereid nu er per 2026 wordt bezuinigd op het
                  aantal internationale studenten. Zo nee, kan de regering toelichten waarom dat niet
                  het geval is?
               
4. Toets anderstalig onderwijs
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat een proces van zelfregie uitgevoerd is
                  door universiteiten, waarin onder andere parallelle Nederlandstalige trajecten werden
                  ingericht en taalcursussen werden ingericht. Het is ons onduidelijk hoe dit zich nu
                  verhoudt tot het wetsvoorstel. Kan de regering uitleggen hoe zelfregie en het wetsvoorstel
                  zich tot elkaar verhouden?
               
In de nota naar aanleiding van het verslag lezen de leden van de NSC-fractie dat de
                  CDHO1 eerst alle aanvragen gaat verzamelen, integraal gaat beoordelen en de Minister alle
                  besluiten tegelijk neemt. Hoe houden clusteraanvragen in deze werkwijze een meerwaarde?
                  Kan de regering duidelijkheid geven over het verschil in behandeling van clusteraanvragen
                  versus behandeling van aanvragen van één opleiding? Deze leden maken zich zorgen over
                  de volgende stap in het proces van zelfregie, want dit kan ook tot conflicten leiden
                  zoals we die eerder bij de kinderhartchirurgie hebben gezien. Dit kan potentieel schade
                  aanbrengen aan de samenwerking die zich juist zo positief ontwikkelt in het kader
                  van de sectorplannen. Omdat dit keer de samenwerking gepaard gaat met een bezuiniging,
                  in plaats van een investering vanuit het Rijk, zijn zij bezorgd dat de samenwerking
                  mogelijk niet goed verloopt. Wat gebeurt er wanneer clusteraanvragen niet tot stand
                  komen, omdat de opleidingen er onderling niet uitkomen? Wat gebeurt er wanneer niet
                  alle opleidingen in het stelsels meedoen met een clusteraanvraag? Wat gebeurt er wanneer
                  een clusteraanvraag wordt afgewezen? Wanneer de aanvragen toch allemaal integraal
                  beoordeeld worden, kan het CDHO dan niet zelf de beoordeling maken of anderstaligheid
                  van een opleiding in het geheel aan voorzieningen gerechtvaardigd is?
               
5. Bevordering van de Nederlandse taalvaardigheid
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat universiteiten en hogescholen taalcursussen
                  willen aanbieden aan anderstalig personeel. Deze leden vragen de regering hoe waarschijnlijk
                  het is, met ook de andere bezuinigingen in het hoger onderwijs in het vooruitzicht,
                  dat universiteiten en hogescholen daadwerkelijk gaan investeren in anderstalig personeel
                  als zij ook al op andere vlakken moeten bezuinigen. Ook vragen zij waarom hogescholen
                  alleen anderstalige medewerkers met een vaste aanstelling van ten minste 0,5 fte een
                  cursus Nederlands willen aanbieden. Wat gebeurt er met diegenen die een flexibel contract
                  hebben en/of een aanstelling van minder dan 0,5 fte?
               
Inbreng leden van fracties
               
1. Algemeen
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding
                  van het verslag op de WIB.
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd hoe de voornemens van deze regering
                  zich verhouden tot de uitgangspunten van de vorige regering binnen de WIB. Deze leden
                  begrijpen dat er zeer kritische geluiden binnen het hoger onderwijs klinken. Zij constateren
                  daarnaast dat de regering niet bereid is om met alle stakeholders, zoals de vakbonden,
                  binnen het hoger onderwijs overleg te voeren. En welke invloed heeft het betoog van
                  vele grote werkgevers (verenigd in VNO-NCW), die zich ernstige zorgen maken om de
                  economische gevolgen van het beleid, op de internationaliseringspolitiek? Hoeveel
                  internationale studenten gaan uiteindelijk bij Nederlandse winstgevende bedrijven
                  werken en waarom zet de regering dit op het spel voor taalbeleid? Kan de regering
                  aangeven wat de reden is dat zij geen overleg wil voeren met vakbonden over de voorgenomen
                  bezuinigingen? Is er inmiddels, ambtelijk of op bestuurlijk niveau, overleg gevoerd
                  met vakbonden over het wetsvoorstel en de voorgenomen bezuinigingen op het hoger onderwijs?
               
De leden van de VVD-fractie danken de regering voor onderhavige stukken. Deze leden
                  hebben enkele vragen.
               
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aanscherping
                  en de verduidelijking van de toets anderstalig onderwijs. Deze leden maken van dit
                  nader verslag gebruik om nog een aantal aandachtspunten te belichten en vragen te
                  stellen.
               
Volgens de leden van de NSC-fractie bestaat nog onduidelijkheid over de zogenaamde
                  «clusteraanvragen» waarin dit wetsvoorstel voorziet en de zelfregie die de regering
                  hier verwacht van de onderwijsinstellingen. Daarbij is er een aantal zaken die deze
                  leden belangrijk vinden, maar waarvan de borging door het huidige wetsvoorstel nog
                  onzeker is of tekortschiet.
               
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota naar aanleiding van het
                  verslag van het wetsvoorstel WIB en danken de regering voor de beantwoording. Vervolgens
                  maken deze leden graag gebruik van de mogelijkheid nogmaals vragen te stellen.
               
De leden van de CDA-fractie begrijpen het overkoepelende doel van dit wetsvoorstel
                  goed, namelijk het introduceren van sturingsmaatregelen om de internationalisering
                  van het hbo en wo beter in balans te brengen. Sinds 2015 is het aantal studenten in
                  het Nederlandse hoger onderwijs sterk toegenomen wat leidt tot krapte in de studentenhuisvesting.
                  Anderzijds hebben we hoger opgeleiden studenten in de techniek en ict nodig, omdat
                  hier sprake is van arbeidskrapte.
               
Volgens de leden van de CDA-fractie zet het aantal anderstalige studies de toegankelijkheid
                  van het hoger onderwijs en het behoud van de Nederlandse taal onder druk. De regering
                  geeft aan dat zij meer balans zoekt tussen die verschillende belangen. Die redenering
                  kunnen deze leden volgen. Zou de regering voor hen concreter kunnen omschrijven hoe
                  zij het terugdringen van de instroom van internationale studenten en het rekening
                  houden met arbeidskrapte op bepaalde terreinen nu precies voor zich ziet? In welke
                  mate wil de regering sturend optreden?
               
Tegelijkertijd constateren de leden van de CDA-fractie dat de regering voornemens
                  is een bezuiniging door te voeren op het aantal internationale studenten. Het bedrag
                  loopt vanaf 2026 € 29 miljoen structureel op tot € 293 miljoen. Kan de regering aangeven
                  waar dit bedrag op gebaseerd is? Maakt de bezuiniging de balans, die met dit wetsvoorstel
                  wordt gezocht, niet een stuk complexer? Begrijpt de regering dat deze bezuiniging
                  dit wetsvoorstel in een ander perspectief plaatst?
               
Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie met hoeveel procent het aantal internationale
                  studenten moet dalen om de bezuiniging structureel te halen. Is de regering nog steeds
                  voornemens om middels een bestuursakkoord afspraken met universiteiten en hogescholen
                  te maken? Zo ja, hoe verhoudt het bestuurlijk akkoord zich tot het onderhavige wetsvoorstel?
                  Is het bestuursakkoord beschikbaar bij de verdere behandeling van onderhavig wetsvoorstel?
                  Wat zijn de gevolgen van dit wetsvoorstel en de voorgestelde bezuinigingen voor universiteiten
                  en hogescholen in zogenaamde krimpgebieden en voor onderwijsinstellingen aan de grenzen
                  van Nederland, die immers procentueel gezien meer internationale studenten blijken
                  te hebben?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de tot nu toe voorgestelde maatregelen
                  volgens de regering niet voldoende zijn voor het behalen van de bezuiniging die oploopt
                  tot € 293 miljoen en dat ook een eigen inzet van de onderwijsinstellingen nodig is.
                  Tevens lezen deze leden dat de regering de intentie heeft om het collegegeld voor
                  niet-EER-studenten2 te verhogen. In de beslisnota lezen zij dat deze maatregel een onzeker effect heeft
                  op internationale studentenstromen, maar wel als verlichting zou kunnen dienen voor
                  een deel van de taakstellingen. Hoe beoordeelt de regering dat instellingen voor het
                  bekostigen van het onderwijs van Nederlandse studenten straks nog afhankelijker zijn
                  van de inkomsten uit het collegegeld voor niet-EER-studenten? Acht de regering dit
                  een wenselijke situatie?
               
Daarnaast vragen de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering als mogelijk
                  effect van de maatregelen verwacht dat instellingen actiever niet-EER-studenten moeten
                  gaan werven om de financiële gaten (deels) te vullen die worden geslagen door de bezuinigingen
                  van de regering. Hoe reflecteert de regering hierop?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de beslisnota’s dat met het Ministerie
                  van Financiën is afgesproken dat de taakstelling gecorrigeerd kan worden bij een daling
                  van de instroom van (internationale) studenten ten opzichte van de ramingen. Deze
                  leden merken op dat de prognose is dat bijvoorbeeld in het hbo het aantal studenten
                  de komende jaren zal afnemen. Kan de regering een inschatting maken welk deel van
                  de bezuinigingen zal kunnen worden ingevuld door de daling van het aantal studenten?
               
2. Probleem- en doelstelling
               
Probleemstelling
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering in de nota naar aanleiding van het
                  verslag stelt dat het niet mogelijk is om een gedetailleerd overzicht te geven van
                  de concrete knelpunten en problemen van internationalisering waar dit wetsvoorstel
                  een oplossing voor is, uitgesplitst per regio, stad, instelling, opleiding en sector,
                  omdat deze informatie veelal niet op centraal niveau beschikbaar is. Deze leden vragen
                  de regering hoe zij op deze manier kan inschatten wat het probleem is dat zij wil
                  oplossen. Zij wijzen er daarbij op dat onderwijsinstellingen, koepels en regio’s zélf
                  aangegeven hebben dat de effecten van dit wetsvoorstel niet tegemoetkomen aan de knelpunten.
                  Kan de regering hierop reageren? Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie de regering
                  of zij eerst een knelpunteninventarisatie zou willen doen.
               
De leden van de D66-fractie danken de regering voor delen van de huidige instroomcijfers.
                  Graag vragen deze leden de regering om hieraan de absolute en relatieve studentenaantallen
                  per vakgebied, instellingen en sector (mbo, hbo, wo) toe te voegen. Zij zijn van mening
                  dat enkel de instroomcijfers immers geen volledig beeld geven en leiden tot onjuiste
                  stellingen zoals «40% van de studenten aan in het hoger onderwijs is internationale
                  student» wat evident onjuist is.
               
Doelstelling
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering aangeeft dat een van de doelen
                  van dit wetsvoorstel is om de Nederlandse cultuur beter te beschermen. Deze leden
                  vragen de regering waar in het onderwijs zij vindt dat de Nederlandse cultuur op dit
                  moment onvoldoende wordt beschermd. Zij vragen de regering dit wetsvoorstel in het
                  perspectief te plaatsen van de verkiezing van Donald Trump in de Verenigde Staten.
                  De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij de opvatting deelt dat de internationale
                  «war on talent» hierdoor nog belangrijker is geworden.
               
2.1. Taal
               
De leden van de NCS-fractie vinden het belangrijk dat er voor stages en scripties
                  altijd een mogelijkheid moet zijn voor studenten om deze in het Nederlands te doorlopen
                  en schrijven. Deze leden willen daarom aan de regering vragen in hoeverre het wetsvoorstel
                  hier al in voorziet en welke mogelijkheden zij zo nodig ziet het wetsvoorstel op dit
                  punt te herzien. Zij vragen ook of stages en scripties meetellen bij het criterium
                  van maximaal eenderde anderstaligheid.
               
2.2. Regievoering
               
Is de regering het met de leden van de D66-fractie eens dat zelfregie van instellingen
                  de voorkeur verdient boven een wettelijk verplichte toets anderstalig onderwijs? Ziet
                  de regering een scenario voor zich waarin de zelfregie van hogescholen en universiteiten
                  dermate effectief is, dat daardoor een verplichte toets anderstalig onderwijs niet
                  meer nodig is? Kan de regering aangeven wanneer dit het geval is?
               
De leden van de D66-fractie vragen of de regering kan aangeven hoe de instroomcijfers
                  van 2024/2025 zich verhouden tot verdere aanscherpingen gericht op minder internationale
                  studenten. Hoe kijkt de regering aan tegen de specifieke effecten per faculteit? Kan
                  de regering een uitsplitsing maken van voor welke faculteiten de daling volgens haar
                  in lijn is met de ambities van het kabinet?
               
Stayrate van internationale studenten
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering niet weet wat de effecten
                  zijn van het strenger maken van eisen voor studiefinanciering voor internationale
                  studenten voor de stayrate van internationale studenten. Deze leden vragen de regering
                  vóór de wetsbehandeling hiervan een inventarisatie te doen.
               
De leden van de D66-fractie hebben de regering in het verslag gevraagd welke juridische
                  ruimte er is om maatwerk te voeren voor studenten met het oog op toegankelijkheid
                  voor internationale studenten met een lager inkomen. De regering licht op basis hiervan
                  toe wat het huidige stelsel is. Is het juist dat deze leden concluderen dat DUO3 of de instelling geen juridische ruimte heeft om ervoor te kiezen een student extra
                  te ondersteunen? Is het daarnaast ook juist te concluderen dat er geen aanvullend
                  beurzenstelsel mogelijk is? Zo niet, dan vragen zij de regering om een uitgebreidere
                  beantwoording.
               
3. Inhoud van het wetsvoorstel
               
3.1. Taalbeleid van de instelling
               
De leden van de NCS-fractie vinden het belangrijk dat het taalbeleid echt een verbetering
                  gaat brengen in de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheden van studenten. Niet alleen
                  voor Nederlandse studenten, maar ook omdat het de integratie en blijfkans van internationale
                  studenten zal bevorderen. Het wetsvoorstel noemt echter geen criteria waaraan dit
                  beleid dient te voldoen en de regering geeft aan dit via bestuurlijke afspraken in
                  te vullen. Wat dreigt is eenzelfde vrijblijvendheid die nu al bestaat. Is de regering
                  het ermee eens dat kennisinstellingen baat hebben bij een invulling van het taalbeleid
                  met een algemene maatregel van bestuur? Is de regering voornemens om deze algemene
                  maatregel van bestuur alsnog te maken? Op welke wijze wordt het taalbeleid aangescherpt
                  ten opzichte van de huidige situatie?
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat er al veel taalcursussen beschikbaar zijn
                  in het hoger onderwijs. Hoe kijkt de regering naar het advies van de Taalunie om studenten,
                  voor een betere bevordering van de taalvaardigheid, naast vakken óver Nederlands ook
                  opleiding-specifieke vakken ín het Nederlands te onderwijzen?4 Is het verstandiger om in een anderstalige opleiding ook altijd één of twee vakken
                  in het Nederlands te blijven aanbieden?
               
3.2 Toets anderstalig onderwijs
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de regering of alle stakeholders, inclusief
                  vakbonden, vooraf worden benaderd bij de totstandkoming van lagere regelgeving van
                  de WIB. Hoe verklaart de regering de tegenstrijdigheid tussen de oproep tot zelfregie
                  en het gelijktijdig aanscherpen van de WIB en de toets anderstalig onderwijs? Hoe
                  kunnen universiteiten effectief aan zelfregie doen als ze geen enkele garantie hebben
                  dat hun gezamenlijke afspraken door de toets anderstalig onderwijs komen?
               
De leden van de VVD-fractie vragen de regering in hoeverre zij kan inschatten dat
                  de toets anderstalig onderwijs kan bijdragen aan positieve effecten voor onderwijsinstellingen
                  in krimpregio’s en grensregio’s. Deze leden onderschrijven de ambitie om de Nederlandse
                  taal centraler te stellen, maar vragen de regering wel wat deze wet betekent voor
                  de wendbaarheid van het laten aansluiten van opleidingen op de arbeidsmarkt. Hoe kijkt
                  de regering hiernaar?
               
De leden van de NSC-fractie lezen dat de regering in de nota naar aanleiding van het
                  verslag schrijft dat de CDHO sommige criteria als subjectief ervaarde. Welke waren
                  dat? Hoe is dit aangepast?
               
De regering geeft aan dat artikel 7.2, vierde lid van de Wet op het hoger onderwijs
                  en wetenschappelijk onderzoek de mogelijkheid biedt om bij ministeriële regeling het
                  anderstalig verzorgen van opleidingen of groepen van opleidingen aan te merken als
                  evident doelmatig. Deze opleidingen hoeven dan niet de toets anderstalig onderwijs
                  te doorlopen. De leden van de D66-fractie lezen dat de regering in dit kader stelt
                  in elk geval te denken aan opleidingen waarbij meer dan eenderde van het curriculum
                  gericht is op het verwerven, doorgronden en/of leren doceren van een taal anders dan
                  het Nederlands. Met andere woorden: de regering vindt investeren in taalstudies doelmatig.
                  Deze leden vragen de regering in dit licht te reflecteren op de besluiten van de Universiteit
                  Utrecht en de Universiteit Leiden om hun taalstudies te sluiten naar aanleiding van
                  de bredere bezuinigingen.
               
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat iedereen zich zo goed mogelijk
                  kan ontwikkelen en zijn eigen talenten kan inzetten. Daarbij hoort ook het onderwijs
                  aan de hotelscholen, University Colleges, BKKI5-opleidingen, kunstopleidingen en opleidingen in de technieksector. De regering heeft
                  gesteld dat na zorgvuldige weging deze instituties niet categoraal uitgezonderd zullen
                  worden van de Nederlandse taaleis. Deze leden concluderen dat de regering geen expliciete
                  onderbouwing hiervoor geeft, behalve dat zij aangeeft dat een categorale uitzondering
                  niet wenselijk is. Zij vragen de regering om te reflecteren en om per sector aan te
                  geven waarom zij deze opleidingen niet als evident doelmatig bestempelt.
               
De leden van de D66-fractie concluderen dat de regering geen antwoord geeft op de
                  vraag of zij drie voorbeelden kan geven van opleidingen die vanwege de unieke aard
                  van de opleiding nodig zijn in het opleidingsaanbod van Nederland of van opleidingen
                  die bijdragen aan internationale positionering van Nederland. Deze leden vragen de
                  regering dit met het oog op de duidelijkheid van het wetsvoorstel alsnog te doen.
               
De leden van de D66-fractie constateren dat de regering geen antwoord heeft gegeven
                  op de vraag welke Engelstalige opleidingen op 25 kilometer van een landsgrens worden
                  aangeboden zoals beschreven in het criterium «regionale omstandigheden». Graag zouden
                  deze leden de regering vragen om dit concreet te maken. Zij vragen de regering nogmaals
                  welke onderwijsinstellingen binnen het criterium «regionale omstandigheden» vallen
                  en welke onderwijsinstellingen in krimpregio’s liggen. De vorige regering heeft een
                  aantal jaar geleden € 90 miljoen beschikbaar gesteld voor kleine hbo-opleidingen in
                  krimpregio’s. De leden van de D66-fractie vragen de regering of zij dit blijft doen,
                  omdat deze leden vinden dat deze opleidingen van groot belang zijn.
               
De leden van de CDA-fractie vrezen dat de gevolgen van dit wetsvoorstel per regio
                  behoorlijk kunnen verschillen. Het overzicht in figuur 5 stelt dat de grensprovincies
                  meer internationale studenten hebben. Hoe ziet de regering dit in relatie tot de voorgestelde
                  bezuiniging?
               
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering vervolgens stelt dat de algemene
                  maatregel van bestuur inzake de toets anderstalig onderwijs in juni 2024 in internetconsultatie
                  is gegaan. De definiëring en afbakening van de krimpregio’s is een onderwerp dat verwerkt
                  wordt op basis van de opbrengsten van de consultatieronde. Kan de regering aangeven
                  hoe na de internetconsultatie de definiëring en afbakening van de krimpregio’s nu
                  is?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering voornemens is de uitwerking
                  van de criteria voor de toets anderstalig onderwijs in onderliggende regelgeving verder
                  aan te scherpen. Deze leden vragen wanneer de verscherpte concept-algemene maatregel
                  van bestuur met betrekking tot de toets anderstalig onderwijs in internetconsultatie
                  wordt gebracht. Tevens verzoeken zij de regering om in het onderhavige wetsvoorstel
                  een voorhangbepaling toe te voegen. De uitwerking van deze algemene maatregel van
                  bestuur is immers zeer bepalend voor de werking van de wet. Is de regering bereid
                  deze voorhangbepaling toe te voegen aan onderhavig wetsvoorstel?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering het uniciteitscriterium
                  wil aanscherpen zodat slechts een klein aantal opleidingen een beroep zal kunnen doen
                  op dit criterium. Zo moet het criterium alleen toepasbaar zijn indien er maar één
                  opleiding is die het onderwezen onderwerp aanbiedt. Kan de regering dit verder toe
                  te lichten? Wanneer is bijvoorbeeld een curriculum of arbeidsmarktprofiel uniek genoeg
                  dat er op dit criterium beroep zal kunnen worden gedaan? Ziet de regering een risico
                  dat unieke expertise van een instelling in een bepaald vakgebied verloren kan gaan
                  doordat de opleiding als zodanig niet «uniek» genoeg wordt aangemerkt?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre de regering bereid is om de
                  (studenten)huisvestigingsproblematiek in een bepaalde regio of om de bestuurlijke
                  afspraken omtrent huisvesting in een regio mee te laten wegen in de toets anderstalig
                  onderwijs. Deze leden merken op dat in de omgeving van bepaalde onderwijsinstellingen
                  de druk op huisvesting niet of minder een probleem is, terwijl internationale studenten
                  wel kunnen bijdragen aan het oplossen van regionale uitdagingen. Dit kan nopen tot
                  een lichter toetsingsregime. Kan de regering hierop reflecteren?
               
3.3. Regievoering
               
De leden van de NSC-fractie constateren dat de Vrije Universiteit Amsterdam recent
                  over een daling van 23,5% van de internationale studenten bericht heeft.6 Is de regering op de hoogte van wat hier speelt? Wat is de oorzaak hiervan? En is
                  de regering het ermee eens dat alleen de daling van internationale studenten ongewenst
                  is en het taalbeleid voorop moet staan? Is de regering het er ook mee eens dat er
                  strategische keuzes moeten worden gemaakt en dat bij sommige studies internationale
                  studenten juist zeer wenselijk zijn en de werving hiervoor ook? Acht de regering het
                  verstandig als universiteiten internationaal blijven werven voor Nederlandstalige
                  studies die opleiden voor tekortberoepen?
               
4. Gevolgen (met uitzondering van de financiële gevolgen)
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit de beantwoording van de regering
                  dat de medezeggenschap haar gebruikelijke rechten heeft. Deze leden constateren dat
                  de medezeggenschap nu al onvoldoende betrokken wordt; hoe kan de regering ervoor zorgen
                  dat de medezeggenschap ook daadwerkelijk invloed kan hebben op de besluitvorming binnen
                  een instelling? Ook vragen zij in hoeverre de regering ziet dat de medezeggenschap
                  het beleid van de werkgever nog kan beïnvloeden, in het kader van advies of instemmingsrecht,
                  vanwege de omvangrijke bezuinigingen? Deelt de regering het beeld dat de medezeggenschap,
                  vanwege die omvangrijke bezuinigingen, weinig kan veranderen in het beleid? Hoe worden
                  kort en goed studenten en medewerkers betrokken bij het proces van verandering binnen
                  het onderwijs als gevolg van de WIB?
               
4.1 Gevolgen voor de instellingen
               
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering aangeeft dat er geen problemen verwacht
                  worden bij de transitie van Engels naar Nederlands als voertaal binnen het hoger onderwijs.
                  De regering heeft hierbij te kennen gegeven dat dit komt, omdat zij verwacht dat internationale
                  docenten zich zullen bijscholen in de Nederlandse taal. Tegelijkertijd lezen deze
                  leden dat de regering geen onderbouwde verwachting kan geven hoeveel internationale
                  docenten zullen gaan bijscholen. Zij vragen of de regering hier een inventarisatie
                  naar kan doen.
               
De regering kan geen prognose bieden van het aantal internationale docenten dat ervoor
                  zal kiezen om te vertrekken. De leden van de D66-fractie vinden het van groot belang
                  te weten wat de effecten zijn van dit wetsvoorstel voordat over dit wetsvoorstel wordt
                  gestemd. Deze leden vragen de regering of zij bereid is een inventarisatie te doen
                  onder internationale docenten of zij overwegen om uit Nederland te vertrekken.
               
Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie of de regering kan aangeven welke ruimte
                  zij ziet op de Nederlandse arbeidsmarkt om meer mensen te werven voor de Nederlandse
                  universiteiten en hogescholen. Deze leden vragen of de regering bereid is hier eerst
                  onderzoek naar te doen. Zij willen in dit licht ook hun zorg uitspreken over de wenselijkheid
                  om hierop te vertrouwen en of dit pas bij zorgvuldig beleid. De leden van de D66-fractie
                  vragen de regering om hierop te reflecteren.
               
4.2. Doenvermogen en gevolgen voor studenten
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien, zoals bekend, grote uitdagingen waarvoor
                  studenten en medewerkers gesteld zullen worden. Deze leden vragen waarom vastgehouden
                  wordt aan dit bureaucratisch wetsvoorstel nu aan de inschrijfcijfers reeds te zien
                  is dat de groei van inkomende internationale studenten grotendeels gestopt is. Waarom
                  wil de regering in de verantwoordelijkheden van onderwijsinstellingen treden, die
                  zelf in staat zijn om met extra instrumenten de overmatige groei te beheersen? Denkt
                  de regering dat het juridisch houdbaar is om van bovenaf te sturen op welke vakgebieden
                  wel groei van internationale instroom mag plaatsvinden? Welke internationale voorbeelden
                  heeft de regering van een vergelijkbare, in de praktijk functionerende strategie?
                  Hoeveel Nederlandse studenten zullen na invoering van deze wet en algemene maatregel
                  van bestuur naar verwachting niet meer de Engelstalige studie kunnen kiezen die ze
                  het liefst willen doen, in vergelijking met de huidige situatie? Is hierover gesproken
                  met de studentenvertegenwoordiging en wat leverde dat op? Hoe gaat de regering om
                  met de verminderde flexibiliteit voor Nederlandse studenten die een Engelstalige opleiding
                  willen volgen, omdat ze bijvoorbeeld een internationale carrier ambiëren? Wat zijn
                  de gevolgen voor Nederlandse studenten als gevolg van de verminderde instroom van
                  internationale studenten? Wat zijn de gevolgen van het huidige beleid voor internationale
                  studenten die al in Nederland studeren? Moeten zij bijvoorbeeld de Nederlandse taal
                  gaan leren? Wat zijn de plannen om de taalvaardigheid van studenten te verbeteren
                  in het kader van Nederlandstalig onderwijs? Komen er speciale taalscholen of taalessen
                  voor internationale studenten die de taal moeten gaan leren? Zo ja, hoe gaan deze
                  dan gefinancierd worden? Wat zijn bijvoorbeeld de huidige criteria voor het toekennen
                  van beurzen aan studenten en gaan deze worden aangescherpt op basis van de afnemende
                  beschikbaarheid van deze beurzen?
               
Ook hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen over de positie van internationale
                  studenten. Verwacht de regering dat de WIB invloed gaat hebben op het aantal Erasmusstudenten
                  dat naar Nederland komt om een uitwisseling te doen? Welke communicatiekanalen worden
                  gebruikt om studenten te informeren over de veranderingen in de onderwijstaal en instroom
                  van internationale studenten? Wat zijn de plannen om de urennorm voor EU-studenten
                  te verhogen en welke obstakels zijn er in de huidige regelgeving? Verwacht de regering
                  dit in Europa te kunnen gaan regelen?
               
De leden van de D66-fractie hebben enkele overige vragen bij de transitie naar Nederlands
                  als voertaal. Vind de regering het realistisch om te verwachten dat een internationale
                  docent in het Nederlands op academisch niveau les kan geven? Welk effect verwacht
                  de regering hiervan voor de onderwijskwaliteit? De regering stelt dat zij geen vérgaande
                  gevolgen verwacht voor de kwaliteit van het onderwijs. Deze leden lezen daarin dat
                  de regering het mogelijk acht dat dit wetsvoorstel negatieve effecten verwacht voor
                  de kwaliteit van het onderwijs. Verwacht de regering dat dit wetsvoorstel ertoe zal
                  leiden dat de onderwijskwaliteit bij sommige opleidingen zal dalen? Kan de regering
                  daarnaast toelichten waarom zij onderwijskwaliteit een individueel perspectief noemt?
               
5. Financiële gevolgen
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn verbaasd over de constatering van de
                  regering dat dit wetsvoorstel niet tot vele ontslagen zal leiden. Deze leden vragen
                  de regering of de regering dit kan onderbouwen, mede in relatie met de forse bezuinigingen
                  die universiteiten en hogescholen moeten doorvoeren vanwege de invoering van de langstudeerboete
                  en het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen. Hoe ziet de regering haar
                  reactie dat dit wetsvoorstel niet tot vele ontslagen zal leiden in relatie tot de
                  uitspraak van de voorzitter van het College van Bestuur van de Universiteit Twente
                  dat er mogelijk 500 banen zullen wegvallen,7 maar ook het besluit van de Universiteit Utrecht om te stoppen met de studies Duits,
                  Frans, islam en Arabisch, Italiaans, Keltisch en religiewetenschappen?8
De regering stelt dat het wetsvoorstel rekening houdt met de positie van internationale
                  docenten en ander personeel met een vast contract dat de Nederlandse taal niet machtig
                  is. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de regering dit voor ogen ziet
                  als diezelfde regering in 2026 al een bezuinigingsopdracht bij universiteiten en hogescholen
                  neerlegt. Kan de regering bovendien aangeven wat het effect gaat zijn voor de grote
                  groep docenten en ander personeel met een flexibel contract die de Nederlandse taal
                  niet machtig zijn? Gaat dit wetsvoorstel, en de aanvullende bezuinigingen, ook effect
                  hebben op (Nederlandstalig) ondersteunend personeel, zoals studiebegeleiders? Zo ja,
                  kan de regering inzichtelijk maken om hoeveel banen dit gaat? Kan de regering verder
                  aangeven hoe de zij denkt, als deze eerste bezuiniging al in 2026 doorgevoerd dient
                  te worden, dat anderstalig personeel binnen Nederlandstalige opleidingen en trajecten
                  kan worden ingezet? Deze leden vragen de regering in hoeverre dit realistisch is.
               
In de beslisnota lezen de leden van de NCS-fractie dat het bedrag dat staat ingeboekt
                  bij de WIB zou betekenen dat de invoering van deze wet tot gevolg zou hebben dat er
                  30% of 30.000 internationale bachelorstudenten minder in ons land zouden studeren.
                  Is dit gerekend inclusief of exclusief de studiefinanciering die inmiddels 20.000
                  studenten met een kleine baan krijgen? Welke andere bedragen zouden er met de WIB
                  gemoeid kunnen zijn bijvoorbeeld met betrekking tot huur en/of zorgtoeslag? Kan de
                  regering bevestigen dat dit geen streefgetal is, maar een gevolg van het beleid?
               
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering aangeeft aan dat de middelen voor
                  onderzoek voor universiteiten niet zijn meegegroeid met de studentenaantallen, wat
                  leidt tot financiële krapte in de sector. Deze leden vragen de regering uiteen te
                  zetten wat de negatieve effecten hiervan zijn en hoe dit wetsvoorstel bijdraagt aan
                  het oplossen van deze financiële krapte.
               
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de exacte omvang van
                  de financiële besparing een keuze is van de formatietafel en dat het wetsvoorstel
                  niet primair ontworpen is om financiële besparingen te realiseren. Deze leden concluderen
                  dat de regering geen antwoord geeft op de vraag hoe het bedrag van € 293 miljoen tot
                  stand is gekomen. Zij vragen de regering de rekensom toe te lichten.
               
De leden van de D66-fractie lezen dat de regering bij dit wetsvoorstel expliciet niet
                  heeft gekozen te werken met een cijfermatige doelstelling. Tegelijkertijd lezen deze
                  leden dat de regering stelt dat als dit beleid niet leidt tot verwachte daling de
                  rijksbijdrage per student zal dalen. Zij vragen de regering of er hiermee niet een
                  de facto cijfermatige doelstelling is. Wat voor effect zal dit hebben op de zelfregie
                  van instellingen?
               
De leden van de CDA-fractie willen nogmaals aandacht vragen voor de budgettaire gevolgen
                  van dit wetsvoorstel. De regering vindt deze gevolgen, zoals blijkt uit de nota naar
                  aanleiding van verslag, relatief klein ten opzichte van de totale uitgaven. Deze leden
                  zijn nog steeds niet overtuigd door de beantwoording van de regering. De regering
                  brengt in kaart wat de uitvoering van deze wet organisaties als DUO en CDHO kost aan
                  eenmalige en structurele kosten, maar doet dit niet voor de hogescholen en universiteiten.
                  Het doen van clusteraanvragen zal leiden tot afstemming. Waarom is dit niet bij dit
                  wetsvoorstel betrokken? Zij stellen dus nogmaals de vraag aan de regering of zij hierbij
                  niet uitgaan van te kleine budgettaire gevolgen en dat dit de uitvoering van de wet
                  in praktijk juist zal bemoeilijken. Zeker omdat ook de ATR9 stelt dat dit wetsvoorstel leidt tot een verhoging van de administratieve lasten,
                  lijkt het de leden van de CDA-fractie logisch dat het ook meer gaat kosten. Graag
                  ontvangen deze leden een reflectie van de regering op dit punt.
               
6. Evaluatie
               
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit de beantwoording dat de redelijke
                  termijn voor het om- of afbouwen van opleidingen vier jaar is (nominale duur + één
                  jaar). Klopt dat? Wat is de reden waarom er niet, zoals waar de vakbonden voor pleiten,
                  gekozen is voor minimaal vijf jaar? Tevens begrijpen deze leden dat het mogelijk kan
                  zijn om de redelijke termijn te verlengen. Kan de regering aangeven welke «verschillende
                  elementen» aanleiding kan geven om de redelijke termijn te verlengen? Zij vragen ook
                  naar de lange termijnplannen van de regering om het onderwijs aan te passen aan de
                  verwachte krimp in de bevolking als tegelijkertijd minder internationale studenten
                  worden aangetrokken. En hoe is de regering voornemens in te spelen op de impact van
                  de wijzigingen op de kwaliteit van het onderwijs?
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering uitgebreider wil toelichten
                     op welke manier de eventuele budgettaire gevolgen van de effecten van de toets anderstalig
                     onderwijs op de internationale studentenaantallen worden meegenomen in de evaluatie.
                  
Deze leden vragen of de regering verwacht dat naar aanleiding van de voorgenomen maatregelen
                     andere landen strenger zullen worden in het toelaten van Nederlandse studenten. Zo
                     ja, hoe kijkt de regering hiernaar?
                  
De voorzitter van de commissie, Bromet
Adjunct-griffier van de commissie, Huls
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 L. Bromet, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 M.H.M. Huls, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
