Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Stultiens en Tseggai over het Advies van het college voor de Rechten van de Mens om de discriminatiegrond ‘opleiding’ op te nemen in de Algemene wet gelijke behandeling
Vragen van de leden Stultiens en Tseggai (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het advies van het college voor de Rechten van de Mens om de discriminatiegrond «opleiding» op te nemen in de Algemene wet gelijke behandeling (ingezonden 6 september 2024).
Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 8 oktober 2024).
Vraag 1
Kent u het bericht dat het College voor de Rechten van de Mens aanleiding ziet om
juridisch bescherming te bieden tegen onderscheid op grond van opleiding op het gebied
van aanbod en levering van goederen en diensten? Zo ja, wat vindt u van dit advies?1
Antwoord 1
Ja, dat advies ken ik. Het College voor de Rechten van de Mens heeft een uitgebreid
en afgewogen advies gegeven.
Vraag 2
Onderschrijft u het standpunt van uw ambtsvoorganger(s) dat gestreefd moet worden
naar een (meer) gelijkwaardige behandeling van verschillende onderwijstypen, en dat
daarbij vooral de positie van het middelbaar beroepsonderwijs een focuspunt moet zijn?
Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit streven concretiseren?
Antwoord 2
Voor mij zijn alle vormen van vervolgonderwijs van waarde en van belang. Ik wil dat
elke student diens eigen roeping vindt en kiest voor het type onderwijs dat daarbij
past. Het mbo is van groot belang voor onze economie en samenleving en mbo-studenten
verdienen daarvoor waardering. Dat is nog niet altijd het geval. In de Werkagenda
MBO staan diverse maatregelen om bij te dragen aan een gelijkwaardige positie van
mbo-studenten. Ik geef de komende periode verder uitvoering aan de Werkagenda en zal
de Tweede Kamer dit najaar informeren over de voortgang.
Vraag 3
Deelt u de mening dat iedereen moet worden beschermd tegen het ongerechtvaardigde
onderscheid naar sociaaleconomische status in het algemeen en naar verschil in opleiding
in het bijzonder? Zo ja, bent u bereid om uitvoering te geven aan de aangenomen motie
van de leden De Hoop en Bouchallikh en de Kamer een wetsvoorstel te sturen, waarin
opleiding als discriminatiegrond wordt toegevoegd aan de Algemene wet gelijke behandeling?
Zo nee, waarom niet?2
Antwoord 3
Het College voor de Rechten van de Mens ziet ruimte voor een bescherming van personen
vanwege hun opleiding in de sfeer van goederen en diensten. Het College merkt op dat
dit via een aantal uitzonderingsconstructies in theorie is te regelen in de Algemene
wet gelijke behandeling (Awgb), maar dat dit de huidige systematiek zou doorkruisen
waarin er één lijst met gronden is met dezelfde reikwijdte van de terreinen waarop
de wet van toepassing is. Daarom ligt volgens het College opname van opleiding(sniveau)
in een aparte wet voor de hand, zoals dit destijds ook voor de Wet gelijke behandeling
op grond van leeftijd bij de arbeid is gebeurd. Ik zal dit advies, samen met mijn
collega-minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, goed bestuderen. Wij
komen hierop terug in de kabinetsreactie, waar uw commissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap onlangs om heeft verzocht3.
Daarnaast stelt het College dat het wenselijk is dat de regering de mogelijkheid tot
opname van de grond sociaaleconomische status in de Awgb nader onderzoekt. Het College
merkt daarbij op dat de grond «sociaaleconomische status» moeilijk grijpbaar en af
te bakenen is. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zal dit onderzoek
initiëren. De resultaten daarvan zullen in de loop van 2025 met uw Kamer worden gedeeld.
Vraag 4
Neemt u zich andere maatregelen voor om ongerechtvaardigd onderscheid naar sociaaleconomische
status en, meer in het bijzonder, naar opleiding te bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, bent u bereid om deze op korte termijn met de Kamer te bespreken?
Antwoord 4
Zoals aangeven in antwoord op vraag 2 geef ik verder uitvoering aan de Werkagenda
MBO en aan de maatregelen die bijdragen aan een gelijkwaardige positie van mbo-studenten.
In de kabinetsreactie op het advies van het College van de Rechten van de Mens zal
ik samen met mijn collega-minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een
inhoudelijke reactie geven op het advies.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede namens
J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.