Schriftelijke vragen : Het bericht 'Opnieuw meer jongeren van middelbare school of mbo af zonder diploma'
Vragen van de leden Pijpelink en Tseggai (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Opnieuw meer jongeren van middelbare school of mbo af zonder diploma» (ingezonden 3 oktober 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Opnieuw meer jongeren van middelbare school of mbo
af zonder diploma»?1
Vraag 2
Wat vindt u van het gegeven dat 176.000 jongeren zonder een havo-, vwo- of mbo-2 school
verlaat? Wat vindt u van het feit dat dit de afgelopen drie jaar met ruim veertig
procent is gestegen?
Vraag 3
Waardoor denkt u dat jongeren voortijdig stoppen met hun opleiding? Heeft u meer inzicht
in de redenen waarom jongeren stoppen?
Vraag 4
Hoe reflecteert u op de uitkomst dat mentale problemen vaak een reden zijn om met
een opleiding te stoppen? Wat zijn de plannen van het kabinet om de mentale gezondheid
van jongeren te verbeteren?
Vraag 5
Bent u het eens dat het ontvangen van een stagevergoeding kan bijdragen aan het op
school houden van jongeren, omdat zij minder financiële stress ervaren en niet de
voorkeur geven aan het hebben van een betaalde baan boven het behalen van hun diploma?
Zo nee, waarom niet?
Vraag 6
Wat gaat het kabinet de komende periode doen om het aantal voortijdig schoolverlaters
terug te dringen? Gaat u het aanvalsplan voortijdig schoolverlaters doorzetten, en
zo ja op welke manier? Zijn er financiële middelen voor de uitvoering van dit plan?
Denkt u dat u het doel, minder dan 18.000 schoolverlaters in het mbo in 2026, gaat
halen?
Vraag 7
Kunt u deze vragen beantwoorden voor de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap?
Indieners
-
Gericht aan
E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Gericht aan
M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Indiener
Anita Pijpelink, Kamerlid -
Medeindiener
Mikal Tseggai, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.