Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van lid Flach over blauwtong
Vragen van het lid Flach (SGP) aan de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over blauwtong (ingezonden 6 augustus 2024).
Antwoord van Minister Wiersma (Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur) (ontvangen
24 september 2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 2536.
Vraag 1
Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de verspreiding van het blauwtongvirus,
de ontwikkeling van het aantal besmettingen en het ziektebeeld in vergelijking met
afgelopen jaar?1
Antwoord 1
Er zijn 6352 besmettingen met blauwtongvirus serotype 3 (BTV-3) vastgesteld op locaties
met herkauwers. Er is op veel bedrijven in het late voorjaar tegen blauwtongvirus
serotype 3 (BTV-3) gevaccineerd. Desondanks zijn er op veel locaties BTV-3 besmettingen
geweest. Het beeld bij deskundigen en houders is dat de infecties vaak wat milder
verlopen dan vorig najaar, maar ook nu worden er dieren ernstig ziek en gaat een aantal
daarvan dood. Ik verwijs voor meer details over de stand van zaken naar de brief aan
de Tweede Kamer die ik op 24 september heb verstuurd. Daarin zijn ook het verslag
van de deskundigengroep dierziekten en het onderzoeksrapport van de GD meegestuurd.
Vraag 2
Kunt u een inschatting geven van de effectiviteit van de onderscheiden vaccins?
Antwoord 2
Op dit moment zijn bij Bureau Diergeneesmiddelen ongeveer 89 meldingen gedaan van
bijwerkingen van de toegepaste vaccins. BD analyseert deze meldingen samen met de
fabrikanten. Ook Wageningen Bioveterinary Research inventariseert per inzending van
een bloedmonster of dit van een gevaccineerd of niet-gevaccineerd dier afkomstig is.
Het beeld bestaat dat de verschijnselen minder heftig lijken en de sterfte lager,
daarmee lijken de vaccins bij te dragen aan bescherming tegen het ontwikkelen van
ernstige BT-verschijnselen.
Ik kan nu geen inschatting geven van de effectiviteit, maar de indruk van de deskundigen
is dat er wel degelijk sprake is van bescherming tegen verschijnselen, zij het minder
dan gehoopt en verwacht. Zodra ik meer informatie heb, en er conclusies kunnen worden
getrokken, zal ik de Tweede Kamer daarover informeren. Ik verwijs ook naar de laatste
brief aan de Tweede Kamer over blauwtong.
Vraag 3
Kunt u een inschatting geven van de mate waarin vaccinaties bijdragen aan de beperking
van de verspreiding van het virus?
Antwoord 3
De vaccins zijn door de fabrikanten niet onderzocht op deze eigenschap. Ook is bekend
dat infectie met vaccinatie niet kan worden voorkomen. Wel zou de hoeveelheid virus
in een besmet dier lager kunnen zijn, wat mogelijk zou kunnen leiden tot minder spreiding.
Er is op geen inschatting te geven of vaccinatie heeft bijgedragen tot verminderde
spreiding. Wel heeft de deskundigengroep dierziekten aangegeven in hun duiding dat
runderen mogelijk meer bijdragen aan verspreiding dan schapen. Dan zou het voor de
populatie als geheel goed zijn als rundveehouders hun dieren zouden vaccineren, om
zo te kunnen profiteren van dit mogelijk indirecte effect van vaccinatie. Ik verwijs
ook naar de brief aan de Kamer met de laatste informatie over blauwtong.
Vraag 4
Zijn er op basis van ervaringen in het afgelopen jaar andere managementmaatregelen
aan te wijzen die effectief zijn gebleken in het beperken van besmettingsrisico’s
en ziektelast?
Antwoord 4
Royal GD heeft op mijn verzoek onderzoek gedaan naar maatregelen die mogelijk bijdragen
aan bescherming van runderen en schapen tegen infectie. Royal GD heeft twee beschermende
factoren geïdentificeerd. Eén factor was het vroeg in het jaar scheren van schapen,
zodat deze schapen in de piek van de epidemie door de aangroei van wol beter beschermd
zouden zijn tegen steken door knutten. De tweede factor was opstallen met daarbij
een goede ventilatie. De onderzoekers hebben dit nogmaals aangekaart tijdens het webinar
dat Royal GD onlangs heeft georganiseerd.
Vraag 5
Ziet u mogelijkheden om met name de schapenhouderij die al een zwaar blauwtongjaar
achter de rug heeft te ondersteunen, bijvoorbeeld middels vergoedingen van vaccins
of Rendac-kosten of door invoering van een graasdierpremie?
Antwoord 5
LTO heeft mij, mede namens een aantal andere belanghebbenden uit de schapenhouderij,
een brief geschreven met daarin een verzoek voor een gesprek. Op 14 augustus jl. heb
ik met vertegenwoordigers van de schapenhouderij een gesprek gehad over de huidige
situatie die veel zorgen geeft. Ik begrijp deze zorgen van de sector goed en deel
deze met hen. De schapenhouderij staat onder druk door de blauwtongepidemie, maar
ook door andere factoren waaronder de aanwezigheid van de wolf in de leefomgeving
van veel schapenhouders. De schapensector heeft een belangrijke maatschappelijk waarde.
Met het oog op een duurzaam toekomstperspectief van de sector vind ik het van belang
om goed zicht te krijgen op de financiële situatie en de draagkracht van de schapenhouderij.
Ik heb daarom, samen met de sector, besloten onderzoek te laten uitvoeren naar de
financieel-economische situatie van de schapensector en de impact van onder andere
blauwtong en de wolf. Vanwege de urgentie van de problematiek zal dit onderzoek op
zeer korte termijn starten en naar verwachting eind december gereed zijn. De sector
zal nauw betrokken worden bij het onderzoek. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek
zal ik, samen met de sector, bezien wat nodig is voor een duurzaam toekomstperspectief
van de schapensector in Nederland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.