Voorstel van wet : Voorstel van wet
36 606 Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning in 2025
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om in verband met de koopkrachtondersteuning
het kindgebonden budget in 2025 te intensiveren en een herverdeling toe te passen
binnen het kindgebonden budget door een verhoging van het afbouwpercentage van het
kindgebonden budget;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING VAN DE WET OP HET KINDGEBONDEN BUDGET
De Wet op het kindgebonden budget wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «€ 2.436» telkens vervangen door «€ 2.511».
2. In het zesde lid wordt «€ 3.480» vervangen door «€ 3.389».
3. In het zevende en achtste lid wordt «6,75%» vervangen door «7,10%».
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het opschrift wordt toegevoegd «en percentages».
2. In het eerste lid wordt «de artikelen 1, vierde lid, 2, tweede, vierde tot en met
zesde en achtste lid, en 3, zesde lid,» vervangen door «de artikelen 1, vierde lid,
2, tweede, vierde tot en met zesde en achtste lid, en 3, zesde en zevende lid,».
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Met ingang van de hieronder genoemde data komen de percentages, genoemd in artikel 2,
zevende en achtste lid, te luiden:
a. met ingang van 1 januari 2026 7,60%;
b. met ingang van 1 januari 2027 8,05%;
c. met ingang van 1 januari 2028 8,50%.
4. Het zesde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Onderdeel a vervalt, onder verlettering van de onderdelen b en c tot a en b.
b. In onderdeel a (nieuw) wordt «€ 62» vervangen door «€ 69».
c. In onderdeel b (nieuw) wordt «€ 17» vervangen door «€ 19».
5. Het zevende lid komt te luiden:
7. Met ingang van de hieronder genoemde data worden de bedragen, bedoeld in artikel 2,
tweede lid, telkens als volgt verhoogd, waarbij de gewijzigde bedragen in de plaats
treden van die bedragen en die gewijzigde bedragen door of namens Onze Minister worden
medegedeeld in de Staatscourant:
a. met ingang van 1 januari 2026 met € 66;
b. met ingang van 1 januari 2027 met € 64;
c. met ingang van 1 januari 2028 met € 66.
6. Er worden twee leden [waarvan de nummering aansluit op het laatste lid van dat artikel]
toegevoegd, luidende:
#. De verlaging, bedoeld in het zesde lid, en de verhoging, bedoeld in het zevende lid,
vinden plaats nadat het eerste lid toepassing heeft gevonden.
#. Het eerste lid vindt met ingang van 1 januari 2025 eenmalig geen toepassing voor
de bedragen, bedoeld in artikel 2, tweede en zesde lid, en artikel 3, zesde en zevende
lid.
ARTIKEL II. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2025.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Ondertekenaars
-
,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.