Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Eerdmans over de berichten dat ASML en Boskalis dreigen te vertrekken uit Nederland
Vragen van het lid Eerdmans (JA21) aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de berichten dat ASML en Boskalis dreigen te vertrekken uit Nederland (ingezonden 19 maart 2024).
Antwoord van Minister Adriaansens (Economische Zaken en Klimaat) (ontvangen 21 juni
            2024). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1346.
         
Vraag 1
            
Bent u bekend met de berichtgeving dat zowel ASML als Boskalis dreigen te vertrekken
               uit Nederland?
            
Antwoord 1
            
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 2
            
Bent u bekend met het artikel «werkgevers bedrijven verplaatsen nieuwe investeringen
               naar het buitenland» dat op 22 januari op NOS.nl is verschenen waarin staat dat 60 procent
               van de ondernemers vindt dat het vestigingsklimaat de afgelopen jaren is verslechterd?1
Antwoord 2
            
Ja, daar ben ik bekend mee.
Vraag 3, 4 en 5
            
Deelt u de mening dat het vestigingsklimaat de afgelopen jaren is verslechterd?
Zo ja, wat is uw huidige visie op het verslechterende Nederlandse vestigingsklimaat?
Zo nee, kunt u duiden waarom 60 procent van de ondernemers toch het gevoel heeft dat
               het vestigingsklimaat verslechtert?
            
Antwoord 3, 4 en 5
            
Nederland beschikt over een solide ondernemingsklimaat, maar de kunst is dit hoge
               niveau vast te houden en knelpunten tijdig en doeltreffend aan te pakken. Ik baseer
               mij hierbij op onder meer de meest recente resultaten van de Monitor Ondernemingsklimaat1, het Jaarbericht van het Nederlands Comité voor Ondernemerschap2, consultatiebijeenkomsten en signalen vanuit het bedrijfsleven. Uit de Monitor Ondernemingsklimaat
               bleek bijvoorbeeld dat de waardering van het ondernemingsklimaat onder bedrijven afgelopen
               jaar is afgenomen van een 6,7 naar een 6,4. Met name het belastingklimaat, uitvoerbaarheid
               van regelgeving, financiering (specifiek durfkapitaal), voorspelbaarheid van beleid
               en het sentiment over het bedrijfsleven komen vaak naar voren als verbeterpunten.
            
Een aantrekkelijk ondernemingsklimaat is cruciaal voor investeringsbeslissingen van
               bedrijven en daarmee ook ons verdienvermogen op nationaal niveau. Daarom hebben we
               een gezamenlijke kabinetsstrategie ontwikkeld; de Strategische Agenda voor het ondernemingsklimaat
               in Nederland3. In de kern komt die strategie neer op het faciliteren van een set goede randvoorwaarden,
               accuraat inzicht in verbeteringen dan wel verslechteringen in het ondernemingsklimaat,
               het vergroten van de waardering voor het bedrijfsleven en het bevorderen van de wederkerigheid
               in de relatie tussen overheid en bedrijfsleven. Hierbij kijken we nadrukkelijk naar
               de sectoren, zogenaamde groeimarkten, waarmee we ook in de toekomst het geld voor
               Nederland kunnen verdienen. Aanvullend verkennen we, zoals door uw Kamer verzocht
               via moties van de leden Van Strien,4 Martens-America en Zeedijk5 – in aansluiting op de eerdergenoemde kabinetsstrategie – of en hoe een wederkerig
               ondernemersakkoord tussen overheid en bedrijfsleven van meerwaarde kan zijn voor het
               behalen van gemeenschappelijke doelstellingen gerelateerd aan het ondernemingsklimaat.
               Op 19 januari jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over deze acties in de vorm van een
               voortgangsrapportage6.
            
Vraag 6
            
Kunt u inzicht geven in de specifieke wet- en regelgeving en overheidsbeleid dat volgens
               ondernemers heeft geleid tot een lager rendement op investeringen in Nederland in
               vergelijking met andere landen in Europa en de Verenigde Staten?
            
Antwoord 6
            
Ik maak uit de vraagstelling op dat er wordt gerefereerd aan een brief van VNO NCW/MKB-NL
               aan de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat van de Tweede Kamer d.d.
               14 februari 2023.7 In de brief maakt VNO NCW/ MKB-NL een verwijzing naar een analyse van McKinsey uit
               september 2022. Uit de analyse van ruim 2200 bedrijven wereldwijd met een omzet van
               meer dan een miljard blijkt dat in de periode 2014–2019 het rendement op investeringen
               van de grootste bedrijven in Nederland achterliep ten opzichte van de andere landen
               in Europa en de VS.8 Nederland is overigens een land waar men doorgaans graag in investeert.9
Aan verschillen tussen landen in het rendement op investeringen kunnen tal van verschillende
               factoren ten grondslag liggen, denk aan financieringskosten, belasting, arbeidswetgeving,
               milieu en klimaateisen, energieprijzen, infrastructuur, enzvoort. Het is dan ook lastig
               om nauwkeurig vast te stellen welke wet- en regelgeving hier direct op van invloed
               is. In meer algemene zin acht ik het waarschijnlijk dat er een link te leggen valt
               met de staat van het ondernemingsklimaat in verschillende landen. Bedrijven ervaren,
               zoals in bovenstaande beantwoording uiteengezet, diverse knelpunten. Dergelijke knelpunten
               spelen eveneens een rol in het behalen van rendement op investeringen. Met onder meer
               de eerdergenoemde Strategische Agenda voor het ondernemingsklimaat in Nederland probeer
               ik deze waar mogelijk weg te nemen.
            
Idealiter worden investeringen beloond met een aantrekkelijk rendement. Naast financiële
               doelstellingen kunnen investeringen ook maatschappelijke baten hebben. Zo wordt in
               Nederland bijvoorbeeld bewust gekozen voor strengere duurzaamheidseisen en betere
               arbeidsvoorwaarden dan in bijvoorbeeld de VS. Denk hierbij ook aan de pijler «de samenleving
               profiteert» uit mijn Perspectief op de economie.
            
Duurzame investeringen dragen bij aan de stabiliteit en groei op de lange termijn.
               Bedrijven die aandacht besteden aan duurzaamheid zijn vaak beter voorbereid op toekomstige
               uitdagingen, zoals schaarste aan grondstoffen en strengere milieuregels, wat hun overlevingskansen
               vergroot. Daarnaast helpen investeringen in duurzaamheid risico's te verminderen.
               Bedrijven die hun ecologische voetafdruk verkleinen en verantwoord omgaan met hun
               middelen, lopen minder risico op boetes, rechtszaken en reputatieschade. Investeringen
               in duurzame technologieën en hernieuwbare energiebronnen dragen bij aan de ontwikkeling
               van toekomstbestendige sectoren. Dit stimuleert innovatie en kan leiden tot nieuwe
               marktkansen en economische groei.
            
Verder voeren overheden steeds strengere regels in op het gebied van duurzaamheid
               en maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), zoals met de EU CSRD en CSDDD. Investeringen
               in duurzaamheid helpen bedrijven om te voldoen aan deze regelgeving. Duurzaamheidscriteria
               worden steeds belangrijker voor investeerders. Beleggingsfondsen en andere kapitaalverstrekkers
               richten zich steeds vaker op Environmental, Social, and Governance (ESG) criteria,
               wat betekent dat bedrijven die goed scoren op duurzaamheid gemakkelijker toegang hebben
               tot kapitaal.
            
Vraag 7
            
Bent u bereid een vergelijkende analyse uit te voeren van het Nederlandse vestigingsklimaat
               ten opzichte van dat in landen zoals de Verenigde Staten en Duitsland, waar bedrijven
               worden verleid met gunstige voorwaarden voor investeringen?
            
Antwoord 7
            
In januari jl. heb ik de Monitor Ondernemingsklimaat gepubliceerd. De monitor geeft
               een beeld van de staat van het Nederlandse ondernemingsklimaat, gebaseerd op een vragenlijst
               onder bestuurders en leidinggevenden van bedrijven in Nederland, (micro)data over
               de feitelijke bedrijvigheid in Nederland en een kwalitatieve metastudie van de Nederlandse
               positie binnen internationaal vergelijkbare ranglijsten en onderzoek. Voor laatstgenoemde
               wordt onder meer gekeken naar de World Competitiveness Ranking van de IMD, het Future
               of Growth Report van het WEF (opvolger van de Global Competitiveness Index) en de
               Global Innovation Index van de WIPO. In de volgende editie wordt – in lijn met uw
               wens – op een aantal indicatoren een expliciete vergelijking gemaakt met een aantal
               referentielanden. Overigens geef ik wel graag mee dat internationaal vergelijkende
               data veelal een langere verwerkingstijd kennen en dat daarmee dergelijke rankings
               in de «achteruitkijkspiegel» kijken.
            
Een volgende editie van de Monitor Ondernemingsklimaat verschijnt naar verwachting
               eind 2024 of begin 2025. Recent is het dashboard Ondernemingsklimaat10 op website bedrijvenbeleidinbeeld.nl gepubliceerd. Het Dashboard Ondernemingsklimaat
               biedt inzicht in de uitkomsten van de monitor Ondernemingsklimaat.
            
Vraag 8
            
Welke lessen kunt u trekken uit de benadering van Ierland ten aanzien van een laag
               en stabiel vennootschapsbelastingtarief, waarmee het land in redelijk korte tijd is
               opgeklommen van een relatief arm naar een van de rijkste landen van Europa?
            
Antwoord 8
            
Een stabiel en voorspelbaar fiscaal stelsel is een van de strategische actiepunten
               in de agenda voor het vestigings- en ondernemingsklimaat van dit kabinet.11 Sterke belastingconcurrentie tussen landen is geen duurzame oplossing om aantrekkelijk
               te zijn voor nieuwe investeringen. Om deze reden is ook de Wet minimumbelasting 2024
               ingevoerd die een ondergrens stelt aan het tarief van de vennootschapsbelasting van
               effectief 15% voor multinationale groepen met een omzet van 750 miljoen euro of meer.
               Deze wet is de implementatie van de EU-richtlijn minimumniveau van belastingheffing,
               die voortvloeit uit een internationaal akkoord tussen 138 landen.12 Het kabinet zal wel de verschillen tussen het Nederlandse stelsel en dat van andere
               (Europese) landen in de gaten blijven houden, met het oog op de internationale concurrentiepositie.
            
Vraag 9
            
Kunt u uitleggen welke maatregelen u neemt om de toenemende regeldruk en bureaucratische
               lasten, die volgens ondernemers het vestigingsklimaat in Nederland negatief beïnvloeden,
               te verminderen?
            
Antwoord 9
            
De regeldrukmonitor (regeldrukmonitor.nl) laat zien dat een groot deel van de regeldruk
               de afgelopen jaren is veroorzaakt door Europese regelgeving. Bij onderhandelingen
               over concrete dossiers is regeldruk voor ons land altijd een aandachtspunt en bij
               omzetting van EU-wetgeving in nationale regels werkt Nederland met het principe van
               lastenluwe implementatie (dus zo eenvoudig mogelijk en zonder onnodige regeldruk).
               Desondanks kunnen er bij gebruikmaking van nationale beleidsruimte toch effecten optreden
               die de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven nadelig beïnvloeden. Mede naar
               aanleiding van verschillende moties wordt de verplichte Bedrijfseffectentoets momenteel
               verder aangescherpt.13 Deze aanscherping moet ervoor zorgen dat departementen al vroegtijdig in het wetgevingstraject
               nadenken over de mogelijke gevolgen van gemaakte keuzes en deze ook goed in kaart
               brengen. Dit biedt uiteindelijk beter inzicht in potentieel nadelige gevolgen voor
               (de concurrentiepositie van) het Nederlandse bedrijfsleven en kan er in de politieke
               besluitvorming een betere afweging plaatsvinden.
            
Daarnaast wordt in het kader van de regeldrukaanpak voor bedrijven het MKB-indicator-bedrijvenonderzoek
               ingezet om de regeldruk binnen sectoren in kaart te brengen en aan te pakken. Een
               eerste onderzoek in zes sectoren is in 2023 afgerond.14 Dit onderzoek laat zien dat bedrijven binnen alle zes onderzochte sectoren veel last
               ervaren van generieke werkgeversverplichtingen (onder andere op het terrein van ziekte
               en ontslagrecht). Omdat een groot deel van deze verplichtingen om politieke besluitvorming
               vraagt, kunnen hier nog geen concrete maatregelen voor worden genomen. Voor andere
               knelpunten wordt nu bekeken op welke wijze deze in een eerste versie van een reductieprogramma
               kunnen worden opgenomen. Aanvullend hierop wordt op dit moment een tweede onderzoek
               naar MKB-indicatorbedrijven opgestart. Dit onderzoek zal gaan plaatsvinden in de zakelijke
               dienstverlening (financiële tussenpersonen), vervoer en de chemische mkb-maakindustrie.
            
Tenslotte heb ik oktober 2023 een conceptwetsvoorstel aan de Kamer gestuurd die het
               onafhankelijke Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) versterkt door een permanente
               status en uitbreiding van taken, onder meer door vroegtijdige betrokkenheid bij de
               beoordeling van EU-voorstellen.
            
Over de voortgang van het regeldrukprogramma zal in het vierde kwartaal 2024 een voortgangsrapportage
               aan de Kamer worden gestuurd.
            
Vraag 10
            
Welke maatregelen overweegt u om de voorspelbaarheid van het overheidsbeleid te verbeteren
               zodat Nederland aantrekkelijker wordt voor binnen- en buitenlandse investeringen?
            
Antwoord 10
            
Laat ik vooropstellen dat ik begrijp dat bedrijven behoefte hebben aan stabiel en
               voorspelbaar overheidsbeleid. Bedrijven moeten hun bedrijfsvoering – juist om de kansen
               van de transities te benutten – tijdig kunnen aanpassen op basis van duidelijke transitiepaden
               en langetermijndoelstellingen van de overheid. Zekerheid is bij dergelijke bedrijfsbeslissingen
               van groot belang, vooral wanneer investeringen over meerdere jaren terugverdiend moeten
               worden. Het streven naar meer stabiliteit in overheidsbeleid voor bedrijven is dan
               ook een van de strategische uitgangspunten ter versterking van ons ondernemingsklimaat.
               Daarbij bekijken we ook wanneer aanvullende stappen nodig zijn om het ondernemingsklimaat
               voor bepaalde sectoren aantrekkelijk te houden.
            
In voorkomende gevallen ziet het kabinet dat onder meer fiscale voorstellen die vanuit
               de Tweede Kamer worden gedaan, zoals bijvoorbeeld een versobering van de 30%-regeling
               voor inkomende werknemers uit het buitenland, van (vergaande) invloed kunnen zijn
               op ons ondernemingsklimaat en eventuele investeringsbeslissingen van bedrijven. Het
               kabinet heeft de Kamers reeds nader geïnformeerd over alternatieve dekkingsopties
               op vijf punten in dit verband. Daarover zijn in het Hoofdlijnenakkoord ook afspraken
               gemaakt door de nieuwe coalitie.
            
Het kabinet vraagt de Tweede Kamer om oog te hebben voor een zorgvuldige besluitvorming
               die rekening houdt met de invloed op het ondernemingsklimaat. Waar de invloed op het
               ondernemingsklimaat onvoldoende bekend is, is het van belang om dit zorgvuldig te
               onderzoeken alvorens besluiten worden genomen. Stabiliteit bewaken in het ondernemingsklimaat
               vraagt om zorgvuldigheid, voorspelbaarheid en de juiste maatvoering. Het zoeken is
               voortdurend naar de juiste balans.
            
Eveneens is het van belang dat Nederland EU-regelgeving en -normen als uitgangspunt
               neemt en terughoudend is bij het instellen van «nationale koppen». Zoals in de beantwoording
               van vraag 9 reeds benoemd, ben ik momenteel de Bedrijfseffectentoets verder aan het
               aanscherpen om de transparantie en inzichtelijkheid van gemaakte beleidsafwegingen
               met betrekking tot impact op het ondernemingsklimaat bij de implementatie van EU-regelgeving
               te verbeteren. De Tweede Kamer wordt hier door het nieuwe kabinet verder over geïnformeerd.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
