Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Eerdmans en Tuinman over aanbestedingsbureaucratie bij defensieaankopen
Vragen van de leden Eerdmans (JA21) en Tuinman (BBB) aan de Minister van Defensie over aanbestedingsbureaucratie bij defensieaankopen (ingezonden 21 mei 2024).
Antwoord van Staatssecretaris Van der Maat (Defensie) (ontvangen 17 juni 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Met al die miljarden euro’s extra piept en kraakt
de inkoop van legerspullen»1 en «Defensie gefrustreerd door bureaucratie: «Ik ben er klaar mee dat Nederland
niks zelf kan»»?2
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe reflecteert u op de huidige balans tussen aanbestedingsregelgeving en een effectief
defensie-inkoopproces?
Antwoord 2
Het verwerven van goederen en diensten is onderworpen aan (Europese) aanbestedingsregelgeving,
namelijk de Aanbestedingswet 2012 (AW2012) en de Aanbestedingswet op defensie- en
veiligheidsgebied (ADV). Beide wetten bevatten uitzonderingsbepalingen en laten onverlet
dat een beroep kan worden gedaan op artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie (VWEU) als aan de voorwaarden daarvoor wordt voldaan.
Er wordt nu ook gekeken in hoeverre aanpassingen nodig zijn van de nationale en Europese
aanbestedingsregelgeving om te voorzien in de gereedstelling van de Krijgsmacht voor
optreden in het kader van diens eerste hoofdtaak, nl. het verdedigen van het eigen
grondgebied en dat van onze bondgenoten. Dat geldt in het bijzonder voor de inkoop
van civiele goederen en diensten, omdat de AW2012 minder uitzonderingen heeft die
geschikt zijn voor gereedstelling en ook nationale koppen bevat. De ADV bevat geen
nationale koppen, voor aanpassing van de ADV zal in beginsel de Europese Richtlijn
moeten worden gewijzigd.
Vraag 3
Is er volgens u sprake van een vertragende aanbestedingsbureaucratie die de operationele
inzetbaarheid van de krijgsmacht negatief beïnvloedt? Kunt u over uw antwoord uitweiden?
Antwoord 3
Het zo laag mogelijk houden van de administratieve lasten heeft constante aandacht.
Zoals eerder toegezegd aan de leden Valstar (VVD) en Dassen (Volt)3 wordt de Kamer hier voor de zomer over geïnformeerd.
Het vinden van het goede evenwicht tussen een verantwoorde besteding van overheidsgeld,
snelheid en rechtmatigheid is de opgave van Defensie bij de inkoop van het juiste
product. Dit betekent ook dat we waar het gaat om de toepassing van de aanbestedingsregels
scherper moeten gaan kijken naar het vinden van ruimte. We zien bij de inkoop voor
Oekraïne dat daar snellere resultaten mogelijk zijn.
Tegelijkertijd blijft het hoe dan ook nodig om controleerbaar vast te leggen hoe Defensie
overheidsgeld besteedt. Dit geldt ook als Defensie gebruik maakt van uitzonderingen,
artikel 346 VWEU of de escalatieprocedure voor onrechtmatige inkopen.
Defensie werkt aan het vasthouden en bijstellen van dit goede evenwicht afhankelijk
van het te verwerven product.
Vraag 4
Hoe vaak wordt er gevolg gegeven aan het gebruik van Artikel 346, lid 1, Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU), wat in de motie Knops en Van den Bosch (Kamerstuk
34 725 X, nr. 6) en de daaropvolgende kabinetsbrief (Kamerstuk 31 125, nr. 78) is toegezegd?
Antwoord 4
Defensie doet geen uitspraken over de frequentie van het toepassen van artikel 346
lid 1 sub b VWEU, dit vanwege de bescherming van het veiligheidsbelang waar artikel
346 lid 1 sub b VWEU voor wordt toegepast.
Vraag 5
Worden in beginsel defensieprojecten aangelopen vanuit de uitzonderingsgronden uit
het VWEU of met als uitgangspunt Europees aanbesteden?
Antwoord 5
De aanbestedingsstrategie wordt per project bekeken. Er is geen standaard uitgangspunt,
zodat voor elk materieelproject de meest geschikte weg kan worden bewandeld. Daarnaast
beoogt Defensie het oude mantra van beste product, voor de beste prijs los te laten
en laat de factor tijd en herkomst van het product – bij voorkeur Europees of Nederlands
– zwaarder meewegen. Dit draagt ook bij aan de ambitie van meer standaardisatie en
interoperabiliteit van systemen en materieel in Europa. Hier over is uw Kamer recent
geïnformeerd4.
Vraag 6
Kunt u zich vinden in de gedachte dat met het actuele dreigingsbeeld vaker een beroep
moet worden gedaan op het landsbelang en daarmee de uitzonderingsgronden in het VWEU?
Antwoord 6
Ja, de mogelijkheid bestaat dat Defensie in de huidige geopolitieke omstandigheden
meer dan voorheen een beroep op de uitzondering van artikel 346 VWEU zal doen. Dit
kan als aan alle criteria voor de toepassing van dit artikel wordt voldaan. Deze afweging
wordt voor elke aanschaf afzonderlijk gemaakt en vastgelegd.
Vraag 7
Welke exacte regelgeving en procedures dragen het meeste bij aan de bureaucratie,
complexiteit en administratieve last van defensieaankopen?
Antwoord 7
Defensiematerieel is vaak complex materieel. De inkoopregelgeving is maar een onderdeel
van alles wat komt kijken bij de aanschaf van defensiematerieel. Daarnaast is er ook
andere regelgeving die van toepassing kan zijn. Te denken valt aan gebieden zoals
beveiliging en veiligheid, kwaliteit, arbo en milieu om maar een paar zaken te noemen.
Het is niet aan te geven welke exacte regelgeving het meeste bijdraagt aan de complexiteit,
omdat dit per aankoop kan verschillen.
Vraag 8
Zijn er maatregelen te verwachten om de aanbestedingscomplexiteit en administratieve
lastendruk voor Defensie te verlichten? Op welke termijn zijn deze maatregelen te
verwachten?
Antwoord 8
Zoals eerder toegezegd aan de leden Valstar (VVD) en Dassen (Volt)5 wordt de Kamer hier voor de zomer over geïnformeerd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.