Schriftelijke vragen : Het intrekken van vergunningen bij onderbezetting van stallen
Vragen van het lid Flach (SGP) aan de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het intrekken van vergunningen bij onderbezetting van stallen (ingezonden 13 juni 2024).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Jurist: werk een de winkel voor gemeentes na
uitspraak RvS over onderbezetting stal»1 en de onderliggende uitspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2024:2142)?
Vraag 2
Hoe waardeert u de genoemde risico’s voor veehouderijbedrijven die te maken hebben
met een fluctuerende stalbezetting dan wel (tijdelijke) onderbezetting in verband
met deelname aan bijvoorbeeld het Beter Leven keurmerk?
Vraag 3
Deelt u de mening dat de genoemde risico’s extra relevant zijn nu in de Omgevingswet
geen sprake is van een termijn van drie jaar zoals onder de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht maar van een termijn van een jaar waarna vergunningen (gedeeltelijk)
kunnen worden ingetrokken?
Vraag 4
Ziet u het risico dat ondernemers ervoor kiezen binnen de termijn van een of drie
jaar hun stal tijdelijk vol te zetten om maar geen vergunningsruimte te verliezen,
terwijl dat onnodige extra emissies oplevert en het de gewenste deelname aan een dierenwelzijnskeurmerk
minder aantrekkelijk maakt?
Vraag 5
Bent u bereid samen met gemeenten te bezien hoe deze risico’s beperkt kunnen worden?
Vraag 6
Bent u bereid de regelgeving zo aan te passen dat veehouderijbedrijven kunnen kiezen
voor onderbezetting als onderdeel van een normale bedrijfsvoering zonder het risico
te lopen vergunningsruimte te verliezen?
Indieners
-
Gericht aan
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties -
Gericht aan
P. Adema, minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Indiener
André Flach, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.