Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Zbo-evaluatie Commissariaat voor de Media (Kamerstuk 25268-222)
25 268 Zelfstandige bestuursorganen
Nr. 226 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 juni 2024
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
over de brief van 2 april 2024 over Zbo-evaluatie Commissariaat voor de Media (Kamerstuk
25 268, nr. 222).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 april 2024 aan de Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 13 juni 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
3
•
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
4
II
Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
5
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de zbo-evaluatie
Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat). In het eindrapport valt te lezen
dat de evaluatie is begeleid door een begeleidingscommissie waarbij zowel het Ministerie
van OCW1 als het Commissariaat vertegenwoordigd waren. Deze commissie is drie keer bijeengekomen.
Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of er (op welke manier dan ook) zaken aangepast
zijn inzake de onderzoeksaanpak, eerste beelden/tussenconclusie en het concept-rapport
naar aanleiding van input van de afvaardigingen van het Ministerie van OCW en/of het
Commissariaat tijdens de drie bijeenkomsten met de begeleidingscommissie.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris voor de zomer komt met
een inhoudelijke reactie, waarin tevens de met het Commissariaat gemaakte afspraken
over verbeteringen zullen worden opgenomen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
in deze reactie uitgebreid inhoudelijk in te gaan op alle in het voorliggende eindrapport
gedane conclusies en aanbevelingen, alsmede de aanbevelingen die nog (deels) openstaan
vanuit de vorige evaluatie. Per aanbeveling vragen deze leden een uitgebreide toelichting
of deze wel of niet wordt overgenomen. Bij aanbevelingen die worden overgenomen, vragen
deze leden een uitleg op welke manier en op welke termijn dit gebeurt. Deze leden
lezen op bladzijde 13 van het eindrapport dat bestuurders van het Commissariaat, volgens
een NRC-artikel in 2019, nevenfuncties zouden hebben bekleed die moeilijk te verenigen
waren met hun werk als toezichthouder. Deze leden vragen of er regels worden gehanteerd
ten aanzien van activiteiten en/of lidmaatschappen van politieke partijen, zowel voorafgaand
aan de benoeming tot bestuurder, als tijdens de functie van bestuurder. Mochten er
regels gehanteerd worden dan vernemen deze leden graag zoveel mogelijk details van
de Staatssecretaris en als er geen regels zijn dan vernemen deze leden graag de visie
van de Staatssecretaris daarop. In het eindrapport valt te lezen dat een bekend jaarlijks
onderzoek van het Commissariaat de Mediamonitor is. Deze monitor kijkt naar ontwikkelingen
in de Nederlandse mediasector en geeft inzicht in de gevolgen van deze ontwikkelingen
voor de onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van de media voor het
publiek. Deze leden vragen de Staatssecretaris op welke manier het Commissariaat pluriformiteit
van politieke standpunten in kaart brengt bij bijvoorbeeld praatprogramma’s van omroepen.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kritische opmerking in het
eindrapport inzake het begroten van de inhuur. De realisatie van de kosten voor inhuur
van personeel zou gemiddeld zes keer hoger liggen dan wat ervoor is begroot in de
periode 2018–2022. Tevens merken deze leden op dat waar de Rijksoverheid een norm
van 10% van de totale personeelskosten aan inhuur van personeel hanteert, het in het
geval van het Commissariaat om 30% gaat. Deze leden vragen de Staatssecretaris of
de beschreven problematiek inzake begroten ook speelt bij andere zbo’s.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de zbo-evaluatie
van het Commissariaat. Deze leden vinden een onafhankelijke, pluriform en toegankelijk
media-aanbod van groot belang en vinden het belangrijk dat een onafhankelijk instituut
hierop toezicht houdt. In het rapport lezen deze leden dat het Commissariaat slechts
ten dele doeltreffend is. Op dit gebied zijn er al maatregelen genomen door het Commissariaat,
onder andere met betrekking tot het formuleren van een heldere toezichtstrategie en
invulling daarvan. Hoe wordt hierin ook rekening gehouden met het traject naar aanleiding
van het rapport van de Commissie Van Geel over de stelselherziening van de landelijke
publieke omroep? Deze leden schrikken van de constatering dat het bedrag voor inhuur
van personeel gemiddeld zes keer hoger is dan wat ervoor is begroot en dat er voor
toezicht op de BES2-eilanden een aantal jaren niets is begroot. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom
er op dit punt niet is ingegrepen?
Toezicht
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat het Commissariaat sinds 1 juli
2021 verantwoordelijk is voor het toezicht op de Gedragscode Integriteit Publieke
Omroep. Afgelopen jaren zijn er binnen de mediasector verschillende gevallen van grensoverschrijdend
gedrag aan het licht gekomen, die niet door het Commissariaat zijn opgemerkt. Waarom
is er in deze evaluatie niet ingegaan op het toezicht op deze gedragscode? Was het
niet de rol van het Commissariaat om toe te zien op schendingen van de gedragscode,
zo vragen deze leden.
Samenspel toezicht en beleid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat er niet of nauwelijks
sprake is van samenspel van beleid en toezicht. Dit kan worden verbeterd door de relatie
tussen het Ministerie van OCW en het Commissariaat te versterken, waarbij er veranderingen
nodig zijn aan beide kanten. Kan de Staatssecretaris reflecteren op deze bevindingen?
Ervaart de Staatssecretaris ook dat er niet of nauwelijks sprake is van samenspel
tussen beleid en toezicht? En zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dat de komende periode
verbeteren?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken van de toegezonden evaluatie. Daarin
lezen zij dat het Commissariaat slechts ten dele doeltreffend is en doelmatig opereert.
Zo is er geen structureel inzicht in resultaten en effecten van het werk van het Commissariaat,
worden verkeerde KPI's3 gebruikt, wordt niet jaarlijks op dezelfde wijze over KPI's gerapporteerd, is aan
de voorkant geen strategie expliciet zichtbaar, wordt gemiddeld zes keer meer extern
ingehuurd dan begroot en is er een hoog ziekteverzuim en verloop. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat dit geen conclusies zijn die passen bij een stabiele en
gezonde organisatie? Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het Commissariaat zelf
hierop reflecteert?
Gezien de stevige conclusies van het onderzoeksbureau KWINK Groep zijn de leden van
de VVD-fractie van mening dat het Commissariaat op dit moment niet goed functioneert.
Zij merken tevens op dat in de casuïstiek rond Ongehoord Nederland het Commissariaat
als toezichthouder zichzelf geen enkele rol toebedeelde, terwijl juist het Commissariaat
eerder duidelijkheid had kunnen scheppen. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op het
functioneren van het Commissariaat? Is zij voornemens actie te ondernemen? Is zij
ervan overtuigd dat de organisatie in huidige vorm in staat is om deze problematiek
aan te pakken?
De leden van de VVD-fractie zijn daarnaast verbaasd over de conclusie dat het Commissariaat
in een aantal jaren het toezicht op de BES-eilanden vergeten is te begroten. Hoe kan
dit gebeuren in een organisatie die reeds 36 jaar bestaat? Kan de Staatssecretaris
toelichten hoe de interne kwaliteitscontrole is vormgegeven bij het Commissariaat?
Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat het Commissariaat
volledig neutraal en objectief moet opereren, nu zij toezicht houdt op een pluriform
bestel en omroepen met een eigen identiteit? Zo ja, welke eisen worden gesteld aan
de commissarissen omtrent neutraliteit? Vindt de Staatssecretaris (actief) lidmaatschap
van een politieke partij te verenigen met het bekleden van een commissarisfunctie
bij het Commissariaat?
De leden van de VVD-fractie lezen in het meest recente jaarverslag van 2022 dat ongeveer
een derde van het personeelsbudget opgaat aan externe inhuur. Kan de Staatssecretaris
toelichten welk personeel hiervan wordt ingehuurd en voor welke tarieven? Wat wordt
bijvoorbeeld verstaan onder «bestuurs- en organisatiezaken», waar 8.2 fte extern ingehuurd
is? Wat vindt de Staatssecretaris van de continuïteit van een organisatie waar een
groot deel van het personeel tijdelijk extern wordt ingevlogen?
De leden van de VVD-fractie lezen in het meest recente jaarverslag dat het Commissariaat
op een begroting van negen miljoen euro een half miljoen euro kwijt is aan ICT-kosten.
Hoe verhoudt dit bedrag zich tot andere organisaties met een vergelijkbaar aantal
medewerkers?
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de zbo-evaluatie van het Commissariaat.
Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
In de evaluatie lezen de leden van de BBB-fractie dat het Commissariaat slechts ten
dele doeltreffend is en dat dit vooral komt omdat er geen structureel inzicht is in
de resultaten en effecten van het werk van het Commissariaat. Deze leden vragen welke
maatregelen er met betrekking tot monitoring noodzakelijk zijn om tot de data te komen
die voor goed toezicht noodzakelijk zijn.
Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat er sprake is van onduidelijkheid over
wat valt onder de taken van het Commissariaat en op welke wijze het Commissariaat
hier invulling aan geeft. Dit is volgens het Commissariaat logisch omdat er sprake
is geweest van een transitie en dat dit bij partijen soms tot onduidelijkheid leidt,
omdat deze verandering tijd vergt en omdat zij moeten wennen aan deze nieuwe aanpak.
Deze leden vragen welk tijdpad het Commissariaat voor ogen heeft om aan deze onduidelijkheden
een einde te maken.
In de evaluatie lezen de leden van de BBB-fractie dat er niet of nauwelijks sprake
is van samenspel van beleid en toezicht. De discussies over de positionering en rolverdeling
lijken daaraan in de weg te staan. Er zijn goede intenties en er zijn pogingen om
tot elkaar te komen, maar het lukt niet. Deze leden vragen wat de vervolgstappen zijn
om tot een goed samenwerkingsprotocol te komen.
De leden van de BBB-fractie merken op dat de evaluatie concludeert dat het van belang
is dat het Commissariaat en het Ministerie van OCW gezamenlijk een beeld vormen van
het naar behoren uitoefenen van taken. Dit zou onderdeel moeten zijn van de strategie
voor de lange termijn en zou moeten helpen bij het formuleren van de doelen voor het
komende jaar. Deze leden vragen hierbij hoe deze strategie verder vorm zal krijgen.
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie welke gevolgen de EMFA4 gaat hebben voor de positie van het Commissariaat, aangezien een secretariaat georganiseerd
door de Europese Commissie deel gaat uitmaken van de EMFA.
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de zbo-evaluatie
Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat). In het eindrapport valt te lezen
dat de evaluatie is begeleid door een begeleidingscommissie waarbij zowel het Ministerie
van OCW5 als het Commissariaat vertegenwoordigd waren. Deze commissie is drie keer bijeengekomen.
Deze leden vragen aan de Staatssecretaris of er (op welke manier dan ook) zaken aangepast
zijn inzake de onderzoeksaanpak, eerste beelden/tussenconclusie en het concept-rapport
naar aanleiding van input van de afvaardigingen van het Ministerie van OCW en/of het
Commissariaat tijdens de drie bijeenkomsten met de begeleidingscommissie.
Instelling van een begeleidingscommissie is een regulier element bij een zbo-evaluatie.
De begeleidingscommissie wordt ingesteld om te zorgen dat de juiste informatie beschikbaar
komt zodat het onderzoeksbureau voortgang kan boeken en kwalitatief goed onderzoek
kan verrichten. Daarnaast toetst de begeleidingscommissie bij tussentijdse conclusies
en bij de conceptrapportage of deze feitelijke onjuistheden bevatten. Voor aanvang
van het onderzoek zijn gesprekken gevoerd over de reikwijdte, onderzoeksaanpak en
over de praktische uitvoering van het onderzoek. Het onderzoeksbureau is echter onafhankelijk.
Dit is ook contractueel vastgelegd. Suggesties die de begeleidingscommissie heeft
aangedragen zijn aldus door het onderzoeksbureau gewogen en wel of niet doorgevoerd.
Daarbij is geen sprake geweest van fundamentele aanpassingen.
De leden van de PVV-fractie merken op dat de Staatssecretaris voor de zomer komt met
een inhoudelijke reactie, waarin tevens de met het Commissariaat gemaakte afspraken
over verbeteringen zullen worden opgenomen. Deze leden vragen de Staatssecretaris
in deze reactie uitgebreid inhoudelijk in te gaan op alle in het voorliggende eindrapport
gedane conclusies en aanbevelingen, alsmede de aanbevelingen die nog (deels) openstaan
vanuit de vorige evaluatie. Per aanbeveling vragen deze leden een uitgebreide toelichting
of deze wel of niet wordt overgenomen. Bij aanbevelingen die worden overgenomen, vragen
deze leden een uitleg op welke manier en op welke termijn dit gebeurt.
Deze leden lezen op bladzijde 13 van het eindrapport dat bestuurders van het Commissariaat,
volgens een NRC-artikel in 2019, nevenfuncties zouden hebben bekleed die moeilijk
te verenigen waren met hun werk als toezichthouder. Deze leden vragen of er regels
worden gehanteerd ten aanzien van activiteiten en/of lidmaatschappen van politieke
partijen, zowel voorafgaand aan de benoeming tot bestuurder, als tijdens de functie
van bestuurder. Mochten er regels gehanteerd worden dan vernemen deze leden graag
zoveel mogelijk details van de Staatssecretaris en als er geen regels zijn dan vernemen
deze leden graag de visie van de Staatssecretaris daarop.
De Mediawet (art. 7.4) stelt dat enkele (neven)functies niet verenigbaar zijn met
het lidmaatschap van het Commissariaat: (a) lidmaatschap van Eerste of Tweede Kamer,
provinciaal en gemeentelijk bestuur, (b) dienstbetrekking bij een ministerie, een
dienst, instelling of bedrijf vallende onder de verantwoordelijkheid van een Minister
en (c) lidmaatschap van een orgaan van of een dienstbetrekking bij de NPO, de RPO,
een publieke media-instelling, een omroepvereniging die in een samenwerkingsomroep
vertegenwoordigd is, een commerciële media-instelling of een uitgever van een persorgaan.
De Gedragscode van het Rijk die ook op het Commissariaat van toepassing is, heeft
dezelfde strekking. Deze regels zijn zowel van toepassing bij de benoeming tot bestuurder,
als gedurende de bestuurstermijn.
De Mediawet en de Gedragscode van het Rijksluiten het lidmaatschap van een politieke
partij niet uit naast het werk als ambtenaar. De Gedragscode vergt verder dat medewerkers
en bestuurders nevenactiviteiten doorgeven en daar waar twijfel is over integriteit
adviseert en beoordeelt de compliance officer. Overigens hebben de huidige commissarissen
bij het Commissariaat geen politieke nevenactiviteiten en zijn zij niet lid van een
politieke partij.
In het eindrapport valt te lezen dat een bekend jaarlijks onderzoek van het Commissariaat
de Mediamonitor is. Deze monitor kijkt naar ontwikkelingen in de Nederlandse mediasector
en geeft inzicht in de gevolgen van deze ontwikkelingen voor de onafhankelijkheid,
pluriformiteit en toegankelijkheid van de media voor het publiek. Deze leden vragen
de Staatssecretaris op welke manier het Commissariaat pluriformiteit van politieke
standpunten in kaart brengt bij bijvoorbeeld praatprogramma’s van omroepen.
Het behoort niet tot de toezichtstaak van het Commissariaat in kaart te brengen welke
politieke standpunten aan bod komen in praatprogramma’s en te bepalen of een gewenste
mate van pluriformiteit wordt bereikt. De reden hiervoor is dat omroepen redactionele
vrijheid genieten. Het Commissariaat treedt niet in deze vrijheid.
Voor de pluriformiteit van het media-aanbod als geheel, waarin de in Nederland levende
(politieke) opvattingen worden weerspiegeld, zijn de NPO en de omroepen gezamenlijk
verantwoordelijk. Het Commissariaat treedt niet in deze vrijheid zolang de omroepen
binnen de grenzen van de Mediawet blijven. Individuele omroepen kunnen, gelet op hun
missie en identiteit, bepaalde inhoudelijke keuzes maken en beschikken daarbij over
een grote mate van redactionele vrijheid. Het Commissariaat stimuleert de pluriformiteit
onder andere met diverse onderzoeken, waaronder de jaarlijkse Mediamonitor en het
Digital News Report.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de kritische opmerking in het
eindrapport inzake het begroten van de inhuur. De realisatie van de kosten voor inhuur
van personeel zou gemiddeld zes keer hoger liggen dan wat ervoor is begroot in de
periode 2018–2022. Tevens merken deze leden op dat waar de Rijksoverheid een norm
van 10% van de totale personeelskosten aan inhuur van personeel hanteert, het in het
geval van het Commissariaat om 30% gaat. Deze leden vragen de Staatssecretaris of
de beschreven problematiek inzake begroten ook speelt bij andere zbo’s.
Er is geen uniform beeld wat betreft begroten bij andere zbo's. Een deel van de zbo's
kent een vergelijkbare situatie waarbij de realisatie van externe inhuur hoger uitvalt
dan begroot, terwijl dat voor andere zbo's niet geldt. De zbo's zijn moeilijk met
elkaar te vergelijken, omdat de wettelijke taken die worden uitgevoerd substantieel
verschillen.
OCW bespreekt regelmatig de ontwikkeling van personeelskosten bij het Commissariaat.
Twee keer per jaar wordt tijdens een bestuurlijk overleg onder meer stilgestaan bij
de ontwikkeling van de taken en het strategisch personeelsbeleid. De 10%-norm die
gehanteerd wordt voor de Rijksoverheid geldt overigens formeel niet voor de zbo’s
vanwege hun onafhankelijke status.
In dit geval is relevant dat het Commissariaat bij het opnieuw opbouwen van de organisatie
in de onderzoeksperiode (2018–2022) een beroep heeft gedaan op externe expertise omdat
deze anders niet (op korte termijn) inzetbaar was. Ook voor specifieke toezichtexpertise
op nieuwe toezichtgebieden was en is het soms nodig om deze in te huren. Het Commissariaat
is sinds 2023 gericht vaste medewerkers aan het werven, en slaagt daar ook steeds
beter in.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de zbo-evaluatie
van het Commissariaat. Deze leden vinden een onafhankelijke, pluriform en toegankelijk
media-aanbod van groot belang en vinden het belangrijk dat een onafhankelijk instituut
hierop toezicht houdt. In het rapport lezen deze leden dat het Commissariaat slechts
ten dele doeltreffend is. Op dit gebied zijn er al maatregelen genomen door het Commissariaat,
onder andere met betrekking tot het formuleren van een heldere toezichtstrategie en
invulling daarvan. Hoe wordt hierin ook rekening gehouden met het traject naar aanleiding
van het rapport van de Commissie Van Geel over de stelselherziening van de landelijke
publieke omroep?
Het is aan een volgend kabinet keuzes te maken over het herzien van de publieke omroep
en de rol van toezicht daarin. Keuzes ten aanzien van toezicht volgen op de keuzes
die gemaakt worden ten aanzien van de opdracht en inrichting van het bestel. Uiteraard
zal daar te zijner tijd met het Commissariaat over gesproken worden. Daarbij teken
ik aan dat de toezichtaanpak van het Commissariaat uitgaat van de taken en verantwoordelijkheden
die de organisatie heeft op grond van de Mediawet terwijl het rapport Van Geel een
advies is over de inrichting van het (bredere) publieke bestel. Overigens neemt dat
niet weg dat verbetering van de doeltreffendheid van het Commissariaat nodig is en
dat het pad naar boven nu al moet worden ingezet. Ik ben daarover dan ook al met het
Commissariaat in gesprek.
Deze leden schrikken van de constatering dat het bedrag voor inhuur van personeel
gemiddeld zes keer hoger is dan wat ervoor is begroot en dat er voor toezicht op de
BES6-eilanden een aantal jaren niets is begroot. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom
er op dit punt niet is ingegrepen?
Zoals ik hierboven heb gemeld bespreekt OCW regelmatig de ontwikkeling van personeelskosten
bij het Commissariaat en geldt voor de onderzoeksperiode (2018 – 2022) de kanttekening
dat de organisatie toen opnieuw werd opgebouwd. In aanvulling daarop: ik hecht er
belang aan dat het Commissariaat al haar taken kan blijven uitvoeren zodat de continuïteit
van het toezicht gewaarborgd is. Gezien de krapte op de arbeidsmarkt en nieuwe expertise
die nog niet in huis was, bijvoorbeeld vanwege personele wisselingen of langdurige
ziekte, is daar tijdens de evaluatieperiode meer inhuur voor nodig geweest dan wenselijk.
Het Commissariaat zet sinds 2023 volop in op het werven van vaste medewerkers.
Met betrekking tot het toezicht op de BES-eilanden is het niet zo dat er niets begroot
werd. In feite werd deze taak niet begroot als apart programma. Wel werden gedurende
de periode 2018–2022 steeds bedragen begroot voor de detachering van een medewerker
ter plaatse en daarnaast voor personeelskosten uit hoofde van toezicht werkzaamheden
inzake de BES-eilanden. Daarnaast is het zo dat, zoals het onderzoeksbureau ook signaleert,
activiteiten van het Commissariaat op het gebied van toezicht op de BES-eilanden vaak
niet afzonderlijk begroot maar wel gerealiseerd worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat het Commissariaat sinds 1 juli
2021 verantwoordelijk is voor het toezicht op de Gedragscode Integriteit Publieke
Omroep. Afgelopen jaren zijn er binnen de mediasector verschillende gevallen van grensoverschrijdend
gedrag aan het licht gekomen, die niet door het Commissariaat zijn opgemerkt. Waarom
is er in deze evaluatie niet ingegaan op het toezicht op deze gedragscode?
Was het niet de rol van het Commissariaat om toe te zien op schendingen van de gedragscode,
zo vragen deze leden.
Het toezicht op de Gedragscode werd eerst gedurende de laatste anderhalf jaar van
de evaluatieperiode (2018–2022) een taak van het Commissariaat. Daarbij is sprake
geweest van een opbouwperiode en heeft het Commissariaat enkele concrete stappen gezet
met betrekking tot het toezicht op de Gedragscode.
Bijvoorbeeld door het sectorbrede onderzoek in 2023 naar de beheersing van het risico
op belangenverstrengeling, naar aanleiding van een aantal incidenten op dat gebied.
Ook heeft het Commissariaat – met name na de berichtgeving over incidenten op het
gebied van sociale veiligheid in 2021 en 2022 – het toezicht op gedrag en cultuur
(onderdeel van de Gedragscode) geïntensiveerd en verscheidene toezichtinterventies
gedaan in de vorm van (voorlichtende of normoverdragende) gesprekken met betrokken
partijen. Het Commissariaat houdt op dit moment toezicht op de opvolging die partijen
geven aan de uitkomsten van het rapport van de commissie Van Rijn (over grensoverschrijdend
gedrag) en zal hierover zesmaandelijks rapporteren aan de Staatssecretaris.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het rapport dat er niet of nauwelijks
sprake is van samenspel van beleid en toezicht. Dit kan worden verbeterd door de relatie
tussen het Ministerie van OCW en het Commissariaat te versterken, waarbij er veranderingen
nodig zijn aan beide kanten. Kan de Staatssecretaris reflecteren op deze bevindingen?
Ervaart de Staatssecretaris ook dat er niet of nauwelijks sprake is van samenspel
tussen beleid en toezicht? En zo ja, hoe gaat de Staatssecretaris dat de komende periode
verbeteren?
Het onderzoeksbureau heeft terecht geconcludeerd dat discussies over de positionering
en rolverdeling in de weg leken te staan aan het samenspel van beleid en toezicht.
Het mag schuren tussen een onafhankelijke toezichthouder en het moederdepartement.
Maar in de evaluatieperiode is het voorgekomen dat beide weliswaar naast elkaar werkten
aan een gezond medialandschap, maar zonder elkaar daarin te versterken. Dat trek ik
mij aan en dat moet beter. Dat er goede intenties zijn en pogingen gedaan worden om
tot elkaar te komen, zoals het onderzoeksbureau ook signaleert, is niet voldoende.
OCW moet het Commissariaat meer in positie brengen en in haar rol ondersteunen. En
onafhankelijkheid van toezicht betekent niet «afstandelijkheid»: ook vanuit het Commissariaat
zal de samenwerking met OCW meer moeten worden opgezocht. Ik onderschrijf dan ook
de aanbeveling dat het Commissariaat en OCW geen afstand van elkaar moeten houden,
maar elkaar juist meer moeten opzoeken. De afgelopen tijd is daarom gewerkt aan een
gezamenlijke aanpak ter verbetering van de onderlinge werkrelatie. En ik ben blij
dat in de gesprekken naar aanleiding van de publicatie van de zbo-evaluatie ook het
Commissariaat het belang van goede samenwerking erkent, de aanbevelingen omarmt en
met OCW een constructieve samenwerking wil opbouwen, met oog voor zowel elkaars belangen
en verwachtingen als voor ieders eigen rol en verantwoordelijkheden.
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn geschrokken van de toegezonden evaluatie. Daarin
lezen zij dat het Commissariaat slechts ten dele doeltreffend is en doelmatig opereert.
Zo is er geen structureel inzicht in resultaten en effecten van het werk van het Commissariaat,
worden verkeerde KPI's7 gebruikt, wordt niet jaarlijks op dezelfde wijze over KPI's gerapporteerd, is aan
de voorkant geen strategie expliciet zichtbaar, wordt gemiddeld zes keer meer extern
ingehuurd dan begroot en is er een hoog ziekteverzuim en verloop. Is de Staatssecretaris
het met deze leden eens dat dit geen conclusies zijn die passen bij een stabiele en
gezonde organisatie? Kan de Staatssecretaris toelichten hoe het Commissariaat zelf
hierop reflecteert?
Met deze leden ben ik eens dat er op het terrein van doeltreffendheid en doelmatigheid
meer nodig is voor een stabiele en gezonde organisatie. Daarom ben ik blij dat het
Commissariaat mij heeft laten weten graag samen met OCW te onderzoeken welke passende
kritieke prestatie-indicatoren kunnen worden vastgesteld. Het Commissariaat onderschrijft
het belang om niet alleen doeltreffend en doelmatig te handelen maar tevens gestructureerd
gegevens over de activiteiten en resultaten vast te leggen en inzichtelijk te maken.
In 2023 is het Commissariaat daarom gestart met het programma Informatiehuishouding
en digitale agenda. Dit programma heeft onder meer tot doel om eerdergenoemde gegevens
meer gestructureerd vast te leggen, te analyseren, hierop te sturen en de resultaten
hiervan zichtbaar te maken.
Gezien de stevige conclusies van het onderzoeksbureau KWINK Groep zijn de leden van
de VVD-fractie van mening dat het Commissariaat op dit moment niet goed functioneert.
Zij merken tevens op dat in de casuïstiek rond Ongehoord Nederland het Commissariaat
als toezichthouder zichzelf geen enkele rol toebedeelde, terwijl juist het Commissariaat
eerder duidelijkheid had kunnen scheppen. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op het
functioneren van het Commissariaat? Is zij voornemens actie te ondernemen? Is zij
ervan overtuigd dat de organisatie in huidige vorm in staat is om deze problematiek
aan te pakken?
Het Commissariaat kende tijdens de evaluatieperiode (2018–2022) een aantal grote uitdagingen
als gevolg van een bestuurscrisis in 2019. Effecten daarvan zijn op bepaalde terreinen
inderdaad nog zichtbaar. Anderzijds ligt de evaluatieperiode op dit moment bijna anderhalf
jaar achter ons en is het Commissariaat volop in ontwikkeling en zijn positieve stappen
gezet, zoals de onderzoeksbureaus Rijnconsult en Kwink vaststellen. Daarnaast gaan
er ook zeker zaken goed. Het oordeel dat het Commissariaat niet goed zou functioneren
vind ik dan ook geen adequate weergave van de zbo-evaluatie, en doet tekort aan de
stappen die het Commissariaat sinds de evaluatieperiode heeft gezet. Gezien de bereidheid
van het Commissariaat om, in overleg met OCW en andere relevante partijen, een gedragen
koers tot verbetering en professionalisering in te zetten denk ik dat het Commissariaat
haar rol steeds beter zal kunnen invullen. Hierin word ik gesterkt door de verbeter-
en moderniseringsprojecten die het Commissariaat in de anderhalf jaar sinds de onderzochte
periode is gestart en nu hun vruchten beginnen af te werpen. Maar dit is wel een project
van de lange adem waarbij alle partijen voortdurend scherp zullen moeten blijven.
Over de casus Ongehoord Nederland en het optreden van de daarbij betrokken partijen
hebben mijn ambtsvoorgangers de Kamer eerder geïnformeerd8. Bij de bestuurlijke gesprekken naar aanleiding van de aanbevelingen van de zbo-evaluatie
zullen de rolopvattingen van toezichthouder en ministerie een belangrijk gespreksonderwerp
zijn. Daarbij streef ik ernaar het Commissariaat in positie te brengen om een sterke
rol als onafhankelijk toezichthouder te kunnen spelen.
De leden van de VVD-fractie zijn daarnaast verbaasd over de conclusie dat het Commissariaat
in een aantal jaren het toezicht op de BES-eilanden vergeten is te begroten. Hoe kan
dit gebeuren in een organisatie die reeds 36 jaar bestaat? Kan de Staatssecretaris
toelichten hoe de interne kwaliteitscontrole is vormgegeven bij het Commissariaat?
Zoals ik hierboven heb geantwoord is het niet zo dat er niets begroot werd voor het
toezicht op de BES-eilanden, maar werd deze taak niet begroot als apart programma.
Ook werden wel steeds bedragen begroot voor de detachering van een medewerker ter
plaatse en voor personeelskosten uit hoofde van toezicht werkzaamheden inzake de BES-eilanden.
In aanvulling daarop het volgende. De kwaliteitsborging van het Commissariaat is neergelegd
bij het college van commissarissen. Zij geven richting, benoemen resultaten en geven
beleidskaders mee aan de werkorganisatie. Het college borgt de totale productie en
de kwaliteit van het werk van het Commissariaat. De aanpak, werkwijze en de inzet
van mensen en middelen om het resultaat binnen de afgesproken kaders te bereiken zijn
de verantwoordelijkheid van de voorzitter. Het systeem voor de interne kwaliteitscontrole
functioneert op drie niveaus. Allereerst gebruikt het Commissariaat beheersinstrumenten
zoals besluitvormings- en coördinatiemechanismen om risico's te verminderen die de
organisatie als geheel bedreigen (entity controls). Daarnaast zijn de afdelingshoofden
verantwoordelijk voor het leiden het primaire proces rondom verschillende wettelijke
taken (frontoffice controls). Tenslotte is het afdelingshoofd voor bestuurlijke en
organisatorische zaken verantwoordelijk voor o.m. de planning en control-cyclus en
bedrijfsvoering (backoffice controls). Daarnaast vindt er een accountantscontrole
plaats van de rechtmatigheid van uitgaven en getrouwheid van vermogen en resultaat
per begrotingsjaar.
Is de Staatssecretaris het met de leden van de VVD-fractie eens dat het Commissariaat
volledig neutraal en objectief moet opereren, nu zij toezicht houdt op een pluriform
bestel en omroepen met een eigen identiteit?
Ja.
Zo ja, welke eisen worden gesteld aan de commissarissen omtrent neutraliteit?
Over de onverenigbaarheid met bepaalde functies heb ik u hierboven bericht. Verder
zijn de commissarissen professionele toezichthouders die neutraal en objectief opereren.
De waarborg hiervoor is dat het Commissariaat onafhankelijk is van het departement.
Vindt de Staatssecretaris (actief) lidmaatschap van een politieke partij te verenigen
met het bekleden van een commissarisfunctie bij het Commissariaat?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik naar wat ik hierboven over dit onderwerp
heb gemeld, namelijk het Commissariaat zich houdt aan de toepasselijke gedragscode
voor het Rijk en dat de huidige commissarissen niet lid zijn van een politieke partij.
De leden van de VVD-fractie lezen in het meest recente jaarverslag van 2022 dat ongeveer
een derde van het personeelsbudget opgaat aan externe inhuur. Kan de Staatssecretaris
toelichten welk personeel hiervan wordt ingehuurd en voor welke tarieven? Wat wordt
bijvoorbeeld verstaan onder «bestuurs- en organisatiezaken», waar 8.2 fte extern ingehuurd
is?
Het Commissariaat is een relatief klein zelfstandig bestuursorgaan met een beperkte
formatie terwijl het een bijzondere expertise heeft. Soms moeten kleine rollen (bijv.
0,4 fte) worden ingevuld. Het vinden van goede mensen op een krappe arbeidsmarkt kan
dan moeilijk zijn. Daarom wordt personeel ingehuurd voor vervanging van vaste formatie,
wanneer die functie niet meteen kan worden ingevuld. Ook is er tijdelijke vervanging
bij zwangerschap en langdurige ziekte en tijdelijke (projectmatige) inhuur op expertise,
bijvoorbeeld om nieuwe functies vorm te geven of al langer liggende zaken op te pakken.
Sinds 2023 werkt het Commissariaat aan het zoveel mogelijk werven en selecteren van
personeel in vaste dienst, onder meer door inschakeling van een zgn. dedicated recruiter.
Daardoor verwacht het Commissariaat de inhuur van externe medewerkers fors terug te
kunnen brengen.
De afdeling Bestuurs- en organisatiezaken ondersteunt het college van commissarissen
en de werkorganisatie op specialistische disciplines die niet het primaire proces
betreffen (bijv. HR, financiën, communicatie). In 2023 werd tijdelijke inhuur voor
deze afdeling onder meer gebruikt voor tijdelijke vervanging bij ziekte en bij uitstroom
van verschillende medewerkers. Daarnaast vond onder meer inhuur plaats ten behoeve
van de renovatie van het gebouw alsmede ten behoeve van begeleiding van (Europese)
aanbestedingstrajecten.
Wat vindt de Staatssecretaris van de continuïteit van een organisatie waar een groot
deel van het personeel tijdelijk extern wordt ingevlogen?
Een stabiel en divers personeelsbestand, dat bestaat uit een harde kern van vaste
professionele medewerkers en een flexibele schil, biedt de beste garantie voor continuïteit.
Het Commissariaat werkt momenteel aan het beperken van de inhuur van externen en waar
mogelijk vaste invulling van functies.
De leden van de VVD-fractie lezen in het meest recente jaarverslag dat het Commissariaat
op een begroting van negen miljoen euro een half miljoen euro kwijt is aan ICT-kosten.
Hoe verhoudt dit bedrag zich tot andere organisaties met een vergelijkbaar aantal
medewerkers?
Het Commissariaat onderhoudt regelmatige contacten met andere toezichthouders zoals
de ACM, de Kansspelautoriteit en de Autoriteit Persoonsgegevens. Afgaande op de openbare
jaarverslagen van de genoemde organisaties lagen de gemiddelde ICT-kosten per fte
van het Commissariaat in 2023 lager dan de ICT-kosten per fte van de Kansspelautoriteit
en licht hoger dan de gemiddelde ICT-kosten per fte van het ACM9.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de zbo-evaluatie van het Commissariaat.
Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.
In de evaluatie lezen de leden van de BBB-fractie dat het Commissariaat slechts ten
dele doeltreffend is en dat dit vooral komt omdat er geen structureel inzicht is in
de resultaten en effecten van het werk van het Commissariaat. Deze leden vragen welke
maatregelen er met betrekking tot monitoring noodzakelijk zijn om tot de data te komen
die voor goed toezicht noodzakelijk zijn.
Om beter inzicht en grip te krijgen op de doeltreffendheid van de organisatie is het
Commissariaat eerder dit jaar het project «Sturings- en management-informatie» gestart.
Dit project moet bijdragen aan de structurele beschikbaarheid van sturings- en managementinformatie
om de effectiviteit en professionaliteit van het Commissariaat. Er moet beter worden
verantwoord welk werk er gedaan wordt en welke middelen daarvoor nodig zijn. Inzicht
in de inzet van handhavingsinstrumenten en de effectiviteit ervan moet leiden tot
beter inzicht in doeltreffendheid en doelmatigheid van het Commissariaat. Met deze
bedrijfskundige sturingsinstrumenten wil het Commissariaat de effectiviteit vergroten.
Om dit mogelijk te maken zal het Commissariaat ook een kwaliteitsverbetering doorvoeren
in de wijze en momenten waarop informatie wordt vastgelegd. Dit is onderdeel van de
bredere ambitie om het informatiebeheer verder te professionaliseren. Overigens is
het realiseren van de toezichtdoelstellingen slechts ten dele te vangen in prestatie-indicatoren.
Daarom blijft het Commissariaat evenzeer aandacht schenken aan de kwalitatieve verantwoording.
Dit komt tot uitdrukking in het jaarverslag en in afzonderlijke berichten op de website
over specifieke onderwerpen, zoals bijvoorbeeld de onderzoeken naar belangenverstrengeling
en doelmatigheid.
Daarnaast lezen de leden van de BBB-fractie dat er sprake is van onduidelijkheid over
wat valt onder de taken van het Commissariaat en op welke wijze het Commissariaat
hier invulling aan geeft. Dit is volgens het Commissariaat logisch omdat er sprake
is geweest van een transitie en dat dit bij partijen soms tot onduidelijkheid leidt,
omdat deze verandering tijd vergt en omdat zij moeten wennen aan deze nieuwe aanpak.
Deze leden vragen welk tijdpad het Commissariaat voor ogen heeft om aan deze onduidelijkheden
een einde te maken.
Het Commissariaat heeft begin 2024 een nieuwe Toezichtaanpak gepubliceerd. In combinatie
met de jaarlijkse toezichtbrieven krijgen partijen binnen de sector daardoor inzicht
in de wijze waarop het Commissariaat het toezicht uitvoert, op welke basis en met
welke instrumenten, alsmede welke onderwerpen het Commissariaat als prioritair beschouwt.
Daarnaast heeft het Commissariaat een serie constructieve gesprekken gevoerd met de
vertegenwoordigers van de landelijke publieke omroepen waarbij gezamenlijk uitgangspunten
zijn geformuleerd om de rolverdeling zo helder mogelijk vorm te geven. In het doorlopende
gesprek tussen Commissariaat, partijen in de sector en het departement zullen actualiteit
en ontwikkelingen in en verwachtingen van het toezicht een terugkerende rol gaan spelen.
In de evaluatie lezen de leden van de BBB-fractie dat er niet of nauwelijks sprake
is van samenspel van beleid en toezicht. De discussies over de positionering en rolverdeling
lijken daaraan in de weg te staan. Er zijn goede intenties en er zijn pogingen om
tot elkaar te komen, maar het lukt niet. Deze leden vragen wat de vervolgstappen zijn
om tot een goed samenwerkingsprotocol te komen.
Zoals ik ook hierboven heb gemeld onderschrijf ik de aanbeveling van het onderzoeksbureau
dat het Commissariaat en OCW geen afstand van elkaar moeten houden, maar elkaar juist
meer moeten opzoeken. Sinds de publicatie van de zbo-evaluatie hebben het Commissariaat
en OCW dan ook gezamenlijk gewerkt aan de opvolging van de aanbevelingen. De afgelopen
tijd is daarom gewerkt aan een gezamenlijke aanpak ter verbetering van de onderlinge
werkrelatie.
En ik ben blij dat in de gesprekken naar aanleiding van de publicatie van de zbo-evaluatie
ook het Commissariaat het belang van goede samenwerking erkent, de aanbevelingen omarmt
en met OCW een constructieve samenwerking wil opbouwen, met oog voor zowel elkaars
belangen en verwachtingen als voor ieders eigen rol en verantwoordelijkheden.
De leden van de BBB-fractie merken op dat de evaluatie concludeert dat het van belang
is dat het Commissariaat en het Ministerie van OCW gezamenlijk een beeld vormen van
het naar behoren uitoefenen van taken. Dit zou onderdeel moeten zijn van de strategie
voor de lange termijn en zou moeten helpen bij het formuleren van de doelen voor het
komende jaar. Deze leden vragen hierbij hoe deze strategie verder vorm zal krijgen.
Het Commissariaat en OCW intensiveren hun contacten op bestuurlijk en ambtelijk niveau,
met respect voor elkaars verantwoordelijkheden en belangen. Dit betreft zowel de politiek-bestuurlijke
actualiteit, ontwikkelingen in het toezicht, alsmede beheerszaken. Daarnaast zal het
Commissariaat in 2024 de meerjarenstrategie herijken. Ook daarbij zal afstemming plaatsvinden
met OCW.
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie welke gevolgen de EMFA10 gaat hebben voor de positie van het Commissariaat, aangezien een secretariaat georganiseerd
door de Europese Commissie deel gaat uitmaken van de EMFA.
De EMFA heeft gevolgen voor het Commissariaat, zo zal de uitvoering van de verordening
extra taken met zich meebrengen. Daarnaast zal de internationale samenwerking worden
versterkt via de «board» (de Europese raad voor mediadiensten, het samenwerkingsverband
van Europese mediatoezichthouders). OCW is hierover momenteel met het Commissariaat
in gesprek. De board en het beoogde secretariaat krijgen overigens zelf geen toezichthoudende
taken of bevoegdheden, het toezicht blijft primair een nationale aangelegenheid. In
de EMFA zijn voldoende waarborgen opgenomen om het secretariaat van de raad onafhankelijk
te laten opereren van de Commissie. De Kamer is daarover eerder geïnformeerd11.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier