Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag van het ministerie van Financiën en Nationale Schuld
36 560 IX Jaarverslag en slotwet Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2023
Nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 juni 2024
De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister
van Financiën over het Jaarverslag Ministerie van Financiën en Nationale Schuld 2023
(Kamerstuk 36 560 IX, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2024. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tielen
Adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Kunt u een compleet overzicht geven van alle koopkrachtmaatregelen die tijdens het
kabinet Rutte IV zijn genomen en dit graag uitsplitsen per maatregel, jaar en bedrag?
Gaat het nog steeds om 17,2 miljard euro (stand van zaken Miljoenennota 2023)? Kunt
u tevens per maatregel aangeven wanneer deze afliep? Welke koopkrachtmaatregelen liepen
in 2023 af en welke bedragen waren daarvoor gereserveerd? Kunt u hetzelfde vermelden
voor het jaar 2024?
Antwoord op vraag 1
In onderstaande tabel worden de koopkrachtmaatregelen van het kabinet Rutte IV met
effect op de jaren 2022 tot en met 2024 getoond. Hierbij heeft de volgende selectie
plaatsgevonden:
– Initiatieven uit de Tweede Kamer van tijdens de demissionaire periode Rutte IV, zoals
de verhoging van de kinderbijslag zijn in de tabel opgenomen;
– Het wetsvoorstel voor de beleidsmatige WML-verhoging per 1 juli 2024 is in de Eerste
Kamer verworpen en daarom niet in onderstaande tabel opgenomen.
– Tegenover (een deel van) de koopkrachtmaatregelen staan dekkingsmaatregelen. Zo zijn
een aantal maatregelen om de lasten op arbeid te verlagen gedekt door de lasten op
vermogen te verhogen. Deze dekkingsmaatregelen zijn niet opgenomen in onderstaande
tabel.
– Fiscale maatregelen waarvan sommige impact gehad kunnen hebben op de koopkracht van
burgers, zoals het verhogen van de vliegbelasting, zijn niet genomen met doel om de
koopkracht van burgers te veranderen en daarom niet opgenomen in de tabel.
De in de tabel genoemde bedragen zijn in principe bedragen uit de begrotingen of ten
tijde van besluitvorming, tenzij anders aangegeven in de tabel. Aan de inkomstenkant
geldt dat alleen vooraf (ex ante) een raming wordt gemaakt van de budgettaire gevolgen
van maatregelen. Het is niet mogelijk om achteraf (ex post) vast te stellen hoe groot
de gerealiseerde opbrengst of derving is, omdat het niet mogelijk is onderscheid te
maken tussen economische effecten en beleidsmatige effecten. Voor de koopkracht is
dit ook minder van belang. De microparameters (tarieven, schijfgrenzen, hoogte van
(uitkerings)bedragen) zijn leidend voor de besteedbare inkomens van huishoudens. Voor
het prijsplafond is het budgettair beslag wel in kaart gebracht. Uw Kamer is op regelmatige
basis geïnformeerd over de stand van zaken hierover, waaronder het budgettaire beslag.
In onderstaande tabel is het budgettaire beslag voor het prijsplafond opgenomen.
Het maatregelenpakket dat is aangekondigd in de Miljoenennota 2023 had een budgettair
beslag van 17,2 miljard euro. In het najaar van 2022 is besloten de verlaging van
de energiebelasting te laten vervallen ter dekking van het prijsplafond. Uiteindelijk
bedroeg het budgettair beslag daarmee circa 12 miljard euro exclusief het prijsplafond
(en de bijbehorende regeling omtrent blokaansluitingen).
Tabel 1 Overzicht koopkrachtmaatregelen
Maatregel
Omschrijving
Budgettair beslag (in mrd, «+» is saldoverslechterend)
Periode
Incidenteel of structureel
Aanvullende koopkrachtmaatregelen 20221
Verlaging van de btw op de energierekening
Van 21% naar 9%
1,1 miljard euro
Tweede helft van 2022
Incidenteel
Verlaging accijns op brandstof
22,46 cent per liter voor ongelode benzine, 15,48 cent per liter diesel en 5,31 per
liter LPG; in tweede helft van 2023 wordt de verlaging afgebouwd
1,0 miljard euro
1 april 2022 t/m 2023 (in tweede helft van 2023 is de verlaging afgebouwd)
Incidenteel
Verhogen energietoeslag
Verhoging met 600 euro (van 200 naar 800 euro)
0,5 miljard euro extra
2022
Incidenteel
Tijdelijk prijsplafond
Tegemoetkoming van 190 euro in november en december
3,1 miljard
2022
Incidenteel
Begroting 2023 (Prinsjesdag 2022) + prijsplafond
Verhoging maximale zorgtoeslag
De maximale zorgtoeslag wordt verhoogd met ruim 400 euro
2,1 miljard euro
2023
Incidenteel
Verhoging huurtoeslag
Verlaging eigen bijdrage met 16,94 euro per maand
0,3 miljard euro in 2023 en 0,3 miljard euro structureel
2023
Structureel
Verhoging kindgebonden budget (WKB)
Met 356 euro voor het eerste kind, tweede kind en alleenstaande ouders en met 468
euro vanaf derde kind. Deze mutaties zijn in prijspeil 2023
0,7 miljard euro in 2023
2021–2023
Structureel, maar verhoging bedrag uit 2023 neemt in de periode tussen 2023 en 2028
weer af.
Verhoging van de arbeidskorting
In het coalitieakkoord Rutte IV was besloten om de arbeidskorting met 384 euro op
de eerste twee knikpunten en met 434 euro op het derde knikpunt te verhogen. Aanvullend
op deze verhogingen zijn het tweede en derde knikpunt verhoogd met 89 euro. De maximale
arbeidskorting bedraagt in 2023 5.052 euro. Het afbouwpercentage wordt verhoogd naar
6,51%
3,3 miljard euro
2023
Structureel
Beleidsmatige verhoging van het wettelijk minimumloon (WML) met en doorwerking op
AOW en uitkeringen en invoering wettelijk minimumuurloon
Beleidsmatige verhoging van 8,05%
4,7 miljard euro in 2023 (in prijspeil 2022)
2023 (en 2024 invoering wettelijk minimumuurloon)
Structureel
Inkomensafhankelijke huurverlaging naar 1 juli 2023
Dit verlaagt de huren voor de huurders met een inkomen onder 120% van het sociaal
minimum wonend in een sociale huurwoning die
wordt verhuurd door een woningcorporatie. Gemiddeld wordt hun huur verlaagd met € 57
per maand
0 miljard euro
1 juli 2023–1 juli 2024
Incidenteel
Verder verhogen energietoeslag 2022 en energietoeslag in 20232
1.300 euro in 2022 en 2023
0,6 miljard euro extra in 2022 en 1,4 miljard euro in 2023
2022 en 2023
Incidenteel
Anticipatie op het prijsplafond
190 euro per maand per huishouden in november 2022 en december 2022
3,1 miljard euro
2022
Incidenteel
Prijsplafond voor de energierekening3
Plafond van 1,45 euro per kubieke meter gas (grens: 1.200 kubieke meter), 0,40 euro
per kWh elektra (grens: 2.900 euro kWh) en 47,38 euro per GJ warmte (grens: 37 GJ).
4,2 miljard euro (op basis van laatste raming bij VJN 2024)
2023
Incidenteel
Tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen
Forfaitaire tegemoetkoming per zelfstandige en onzelfstandige woning achter een blokaansluiting
756 miljoen (op basis van laatste raming bij VJN 2024)
2023
Incidenteel
Begroting 2024 (Prinsjesdag 2023) en later
Bevriezing van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon
voor de bijstand voor 2024 en geen versnelde afbouw in 2025
In 2024 bevriezing op 1,5750 en afbouw naar 1,55 in jan 2025 en naar 1,525 in juli
2025.
0,1 miljard euro in 2024
2024 en 2025
Incidenteel
Verhoging huurtoeslag
Verlaging eigen bijdrage met 34,67 euro per maand
0,7 miljard euro
2024
Structureel
Verhoging kindgebonden budget (WKB)
De bedragen voor het eerste kind worden met 750 euro verhoogd en voor de tweede en
volgende kinderen met 883 euro. Het bedrag voor kinderen van 12–15 en 16–17 jaar wordt
met 400 euro verhoogd. De ALO-kop wordt met 619 euro verlaagd en de inkomensdrempel
voor paren met 11.111 euro verlaagd. Deze mutaties zijn in prijspeil 2024 weergegeven.
1,1 miljard euro in 2024
2024
Structureel
Verhoging arbeidskorting
Verhoging van de arbeidskorting op het tweede knikpunt met 115 euro
0,2 miljard euro
2024
Structureel
Verhoging kinderbijslag
De kinderbijslag is beleidsmatig met 21,53 euro per kwartaal in 2024 verhoogd (initiatief
Tweede Kamer).
0,2 miljard euro
2024
Structureel
Verhoging kinderopvangtoeslag
Verhoging maximumuurprijzen van de kinderopvangtoeslag in 2024 (initiatief Tweede
Kamer):
Dagopvang: van 9,65 euro naar 10,25 euro
BSO: van 8,30 naar 9,12 euro
Gastouder: van 7,24 naar 7,53 euro.
0,3 miljard euro in 2024 en 0,5 miljard euro structureel
2024
Structureel
Verlenging verlaging accijns op brandstof
De verlaging van de accijns op brandstof (benzine, ...) uit de tweede helft van 2023
is doorgezet in 2024 (initiatief Tweede Kamer)
1,2 miljard euro
2024
Incidenteel
Verhoging huurtoeslag
Verlaging eigen bijdrage met 3,05 per maand (momenteel in behandeling Eerste Kamer,
met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2024)
0,1 miljard euro
2024
Structureel
X Noot
1
https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/03/11/kamereb…. In deze Kamerbrief wordt tevens een budgettaire tabel weergegeven.
X Noot
2
Gemeenten voeren deze regeling uit en hebben hierin beleidsvrijheid. Voorbeelden zijn
het richtbedrag, de doelgroep en de wijze van uitbetaling. 1.300 euro is het richtbedrag
voor zowel 2022 als 2023 voor huishoudens tot 120% van het sociaal minimum. Gemeenten
hebben de mogelijkheid om 500 euro te schuiven tussen 2022 en 2023 (dus 1.800 euro
in 2022 en 800 euro in 2023). De verhoging van 800 euro naar 1.300 euro in 2022 was
aangekondigd in de kamerbrief (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2022/07/07/kamerbr…) uit juli 2022.
X Noot
3
Het energieplafond verving de eerder voorgenomen verlaging van de energiebelasting
in de begroting voor 2023. Het budgettaire beslag van raming en realisatie is ontleend
aan het jaarverslag van EZK (pagina 108, https://www.rijksoverheid.nl/documenten/jaarverslagen/2024/05/15/econom…).
Vraag 2
Hoeveel van de 13 miljard euro. die in 2023 was begroot, maar niet uitgegeven, is
niet juridisch verplicht? Kunt u hierbij tevens vermelden om welke maatregelen het
hierbij gaat inclusief de bijbehorende bedragen?
Antwoord op vraag 2
Van de 13 mld. euro die niet is uitgegeven is 5,8 mld. euro doorgeschoven naar latere
jaren, om alsnog te besteden aan doelen waarvoor ze bestemd waren. De 5,8 mld. euro
aan kasschuiven is bij het antwoord op vraag 6 uitgesplitst per begroting, de onderliggende
kasschuiven per begroting worden toegelicht in de verticale toelichtingen die toezien
op het jaar 2023.
De overige 7,2 mld. euro is onderuitputting. Hiervan is bij Voorjaarsnota 4,9 mld.
euro aan de begrotingen van 2024 toegevoegd via de eindejaarsmarge, de uitsplitsing
hiervan is opgenomen in Bijlage 2 Verticale toelichting van de Voorjaarsnota 2024.
Bovengenoemde niet-uitgegeven middelen zijn dus bestemd voor specifieke doelen. Het
is echter niet mogelijk te vermelden welk gedeelte van deze bedragen juridisch verplicht
is. In de begrotingen van de departementen is wel per artikel opgenomen welk percentage
juridisch verplicht is.
Vraag 3
Kunt u een update geven van de onderuitputting in 2024 en daarbij vermelden welk deel
niet juridisch verplicht is (inclusief maatregelen)?
Antwoord op vraag 3
In de Voorjaarsnota 2024 wordt rekening gehouden met –3,6 miljard euro aan aanvullende
onderuitputting en met –4,9 miljard euro aan in=uittaakstelling. In totaal is er dus
–8,5 miljard euro aan verwachte onderuitputting ingeboekt voor 2024. Daarnaast is
door middel van kasschuiven de begroting realistischer gemaakt, dit heeft geresulteerd
in –5,2 miljard euro aan kasschuiven vanuit 2024 naar latere jaren.
De daadwerkelijk gerealiseerde onderuitputting op de begrotingen over 2024 wordt pas
in de loop van het jaar inzichtelijk en zal worden toegelicht in de Najaarsnota 2024
en in het Financieel Jaarverslag Rijk 2024. De definitieve omvang van de onderuitputting
wordt opgenomen in het Financieel Jaarverslag Rijk 2024.
Vraag 4
Kunt u vanaf 2013 aangeven wat de onderuitputting was per jaar?
Antwoord op vraag 4
In paragraaf 2.1.1. Van het Financieel Jaarverslag Rijk wordt de onderuitputting per
jaar weergegeven van 2017–2023. In de tabel hieronder zijn de jaren 2013–2016 toegevoegd.
Tabel 2
Onderuitputting per jaar (in miljarden euro)
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
2022
2023
– 0,8
– 0,9
– 1,0
– 1,8
– 1,2
– 3,0
– 1,8
– 2,3
– 4,8
– 6,2
– 7,2
Vraag 5
Kunt u het percentage personen en kinderen in armoede voor alle jaren uitdrukken in
absolute cijfers?
Antwoord op vraag 5
In onderstaande tabel zijn de armoedepercentage onder personen in het algemeen en
onder kinderen weergegeven. Dit is op basis van een raming van het CPB. Onderstaande
tabel geeft deze armoedecijfers weer zoals vermeld in de meest recente publicatie
van het CPB, de CEP 2024.
Tabel 3 Armoedepercentage onder personen en kinderen in procenten en absolute aantallen
Armoede
Percentueel
Aantallen
Totaal (personen)
2021
6,1%
1.034.000
2022
4,7%
790.000
2023
4,8%
820.000
2024
4,7%
805.000
Kinderen
2021
7,2%
233.000
2022
6,7%
220.000
2023
6,1%
200.000
2024
4,9%
160.000
Vraag 6
Kunt u inzichtelijk maken naar welke jaren de 5,8 mld. euro is verschoven en welke
maatregelen dit betreft
Antwoord op vraag 6
De tabellen hieronder geven per begroting de kasschuiven uit 2023 (5,8 mld. euro)
weer naar latere jaren. Sommige kasschuiven hebben betrekking op meerdere jaren waardoor
er niet alleen geld uit 2023 naar latere jaren gaat, maar ook uit 2024 en verder.
Voor de fondsen met meerjarige kasschuiven zijn ook de jaren na 2028 weergegeven (2029–2037).
De onderliggende kasschuiven per begroting zijn toegelicht in de Verticale toelichtingen
bij de Voorjaarsnota (Bijlage 1) en de Miljoenennota (Bijlage 17).
Tabel 4
Kasschuiven 2023 per begroting
(Bedragen x € 1.000, 2023–2028)
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Defensie (incl. DMF)
– 2.203.515
– 330.508
– 584.077
349.000
344.800
394.300
Economische Zaken en Klimaat (incl. NGF)
– 1.582.446
– 566.000
– 889.784
– 491.160
20.319
1.582.574
Infrastructuur en Waterstaat (incl. DF en MF)
– 1.174.265
255.581
290.047
211.094
126.997
– 763.511
Gemeentefonds en Provinciefonds (incl. accres)
– 99.496
504
504
– 504
– 504
– 504
Justitie en Veiligheid
– 497.732
222.172
45.212
202.541
106.651
– 43.844
Financiën (excl. Nationale Schuld)
– 487.968
124.718
146.445
157.927
58.878
0
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (incl. DGF)
– 340.690
– 118.750
281.701
127.124
64.727
15.228
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
– 311.831
782.290
– 178.730
– 88.015
59.049
50.437
Zorg
– 273.015
– 6.036
224.159
30.493
101.669
42.244
Sociale Zekerheid
– 267.648
108.109
34.409
27.193
103.706
9.231
Algemene Zaken en De Koning
– 2.700
2.700
0
0
0
0
Aanvullende Post
64.819
1.765.589
1.331.737
1.837.509
585.516
37.848
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
620.483
– 884.002
72.832
101.744
134.583
– 45.640
Internationale samenwerking (incl. EU-afdrachten)
1.177.314
– 1.348.799
44.001
65.787
61.697
0
Totaal
– 5.778.690
7.568
818.456
2.530.733
1.768.088
1.278.363
Tabel 5
Kasschuiven 2023 per begroting (Bedragen x € 1.000, 2029–2037)
2029
2030
2031
2032
2033
2034
2035
2036
2037
Defensie (incl. DMF)
335.000
455.000
440.000
425.000
375.000
0
0
0
0
Economische Zaken en Klimaat (incl. NGF)
– 15.350
16.000
8.000
8.000
16.636
16.408
0
0
0
Infrastructuur en Waterstaat (incl. DF en MF)
927.403
218.081
– 12.955
13.726
– 41.128
– 223.305
– 388.700
– 140.683
– 5.582
Aanvullende Post
– 1.425.905
681.068
0
0
0
0
0
0
0
Totaal
– 178.852
1.370.149
435.045
446.726
350.508
– 206.897
– 388.700
– 140.683
– 5.582
Vraag 7
Hoeveel is in 2023 er extra uitgegeven aan Oekraïne ten opzichte van de raming bij
de Miljoenennota 2023 en hoe kan dit worden gemotiveerd?
Antwoord op vraag 7
In totaal is in 2023 3,8 mld. euro meer uitgegeven aan Oekraïne dan in de Miljoenennota
2023 verwacht. In onderstaande tabel is de raming bij Miljoenennota 2023, de realisatie
zoals opgenomen in Financieel Jaarverslag Rijk 2023 per categorie en het verschil
daartussen opgenomen.
Tabel 6
in miljoenen euro, + is saldobelastend
Stand MJN 2023
Stand FJR 2023
Verschil
Totaal
1.656
5.432
3.776
Internationale steun
65
1.511
1.445
Militaire ondersteuning
20
965
945
Humanitaire ondersteuning en wederopbouw
50
521
471
Financiële ondersteuning
– 5
25
30
Binnenlandse regelingen
3.257
3.853
596
Opvang ontheemden
2.606
3.436
830
Zorg
129
170
42
Onderwijs
471
222
– 249
Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid
51
25
– 26
Leveringszekerheid
– 1.667
68
1.735
w.v. terugontvangsten lening
– 2.300
0
2.300
w.v. subsidie vulmaatregelen
633
68
– 565
Internationale steun
Ten opzichte van de Miljoenennota 2023 is in totaal 1.445 mln. euro meer aan internationale
steun uitgegeven. Voornamelijk door meer militaire ondersteuning (945 mln. euro) en
hogere bijdrages voor humanitaire ondersteuning en wederopbouw (471 mln. euro).
Binnenlandse regelingen
Voor de binnenlandse regelingen is in Miljoenennota 2023 een kostenraming voor het
eerste half jaar opgenomen. De kosten voor de tweede helft van het jaar zijn bij Voorjaarsnota
2023 toegevoegd aan de ramingen. Hierdoor zijn vooral de ramingen voor opvang en zorg
significant naar boven bijgesteld. Een deel van de begrote uitgaven aan onderwijs
en sociale zekerheid en werkgelegenheid is niet tot besteding gekomen omdat gedurende
het jaar besloten is deze kosten mee te laten lopen in de reguliere ramingen.
Leveringszekerheid
De netto-uitgaven voor leveringszekerheid zijn 1.735 mln. euro hoger dan in de Miljoenennota
2023 werd verwacht. Dit komt hoofdzakelijk doordat in de raming bij Miljoenennota
2023 nog rekening werd gehouden met de terugbetaling van 2,3 mld. euro aan verstrekte
leningen. Uiteindelijk is een lagere lening verstrekt in 2022 en is deze ook in 2022
terugbetaald. Hierdoor is de ontvangstenraming bijgesteld naar 0. Niet-belastingontvangsten
worden als negatieve uitgaven geraamd. Daarmee resteren in 2023 slechts de uitgaven
aan de subsidie vulmaatregelen aan Energiebeheer Nederland (EBN). Aan de vulmaatregelen
voor de gasopslagen is uiteindelijk 565,3 mln. euro minder uitgegeven dan geraamd,
omdat openstelling van een regeling (naast de aan EBN verstrekte subsidie) uiteindelijk
niet nodig bleek en ook de uitgaven voor de EBN-subsidie door gunstige marktomstandigheden
veel lager zijn uitgevallen.
Vraag 8
Kunt u voor de afgelopen vijf jaar aangeven hoe hoog de totale uitgaven en inkomsten
zijn geweest?
Antwoord op vraag 8
In onderstaande tabel staan de totale uitgaven en inkomsten van de afgelopen vijf
jaar, zoals gerapporteerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk.
Tabel 7 Uitgaven en inkomsten van de afgelopen vijf jaar (in miljarden)
2019
2020
2021
2022
2023
uitgaven
286,8
332
345,8
351,5
390,3
inkomsten
302,4
299,8
322,4
350,5
385,6
Vraag 9
Hoeveel is er in 2023 in totaal uitgegeven aan asiel, verspreid over verschillende
kerndepartementen? Hoeveel is er extra uitgegeven ten opzichte van wat er begroot
was bij de Miljoenennota 2023?
Antwoord op vraag 9
In onderstaande tabel is per begroting weergegeven wat de totale uitgaven specifiek
voor asiel waren voor 2023 en hoeveel er is uitgegeven ten opzichte van Miljoenennota
2023. Dit is exclusief de uitgaven voor Oekraïense ontheemden.
Tabel 8
(in mln. + is saldoverslechterend)
Begroting 2023
Realisatie 2023
Verschil
Justitie en Veiligheid
2.054
3.835
1.781
ODA toerekening asiel
628
1.199
571
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
394
425
31
Onderwijs Cultuur en Wetenschap
430
420
– 10
Totale uitgaven asiel
3.506
5.880
2.373
Justitie en Veiligheid
In totaal waren de uitgaven van JenV voor 2023 voor de toegang, toelating en opvang
van vluchtelingen circa 3,8 mild. euro. Ten opzichte van de ontwerpbegroting voor
het jaar 2023 is er circa 1,8 mld. euro meer uitgegeven. Dit komt vooral doordat de
Meerjaren Productie Prognose (MPP 2023–1), die bij Voorjaarsnota 2023 incidenteel
is verwerkt, een hogere asielinstroom en -bezetting raamde voor 2023 dan begroot.
Daarnaast zijn de uitgaven gestegen doordat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
(COA) meer (crisis)noodopvangplekken moest inzetten door het gebrek aan reguliere
asielopvangplekken. Ten opzichte van de begroting zijn de kosten bij het COA met ruim
1,4 mld. euro toegenomen.
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (ODA toerekening asiel)
Conform de reguliere systematiek wordt een deel van de kosten van eerstejaarsasielopvang
gefinancierd uit het Official Development Assistance (ODA) budget. De totale ODA toerekening voor asiel bedroeg in 2023 circa 1,2 mld.
euro. Ten opzichte van de ontwerpbegroting voor het jaar 2023 is er circa 600 mln.
euro meer uitgegeven door de hogere asielinstroom en -bezetting uit de MPP 2023–1.
Sociale Zaken en Werkgelegenheid
In 2023 is er op het artikel 13 Integratie en Maatschappelijke samenhang 425 mln.
euro uitgegeven, terwijl er 394 mln. euro was begroot. Dit betekent dat er circa 31 mln.
euro meer is uitgegeven dan begroot. Het verschil wordt voornamelijk verklaard door
een opwaartse bijstelling ten behoeve van DUO leningen van 24 mln. euro. Asielmigranten
die vallen onder de Wi2013 en Gezins- en overige migranten kunnen bij DUO lenen om
inburgeringsonderwijs te volgen en meer gerechtigden dan bij ontwerpbegroting geraamd
hier gebruik van hebben gemaakt. Na het behalen van het inburgeringsexamen is er tien
jaar de tijd om de lening terug te betalen. Ook vond er een nabetaling plaats over
2022 ten behoeve van de SPUK-onderwijsroute van circa 7 mln. euro. Tegelijkertijd
is op verschillende budgetten minder uitgegeven dan begroot, zoals op het opdrachtenbudget.
Tot slot waren er meer ontvangsten op de inburgeringsvoorziening omdat gemeenten minder
inburgeraars hebben gehuisvest dan werd verwacht.
Onderwijs Cultuur en Wetenschap
In totaal bedroegen de uitgaven voor regelingen voor asielzoekers en statushouders
circa 420 mln. euro, terwijl er circa 430 mln. was begroot. Circa 413 mln. euro hiervan
bedraagt de nieuwkomersbekostiging in het po en vo. De nieuwkomersbekostiging in het
po en vo geldt niet alleen voor asielzoekers en statushouders, maar ook voor bijvoorbeeld
arbeidsmigranten. Daarnaast gaat het om gelden vanuit de Wet Educatie en Beroepsonderwijs
voor inburgering (WEB-gelden) en subsidies voor UAF en LOWAN. In 2023 is er op deze
posten 10 mln. euro minder uitgegeven dan begroot.
Scholen en instellingen in het po, vo en mbo ontvangen ook reguliere bekostiging voor
alle leerlingen en studenten, dus ook voor asielzoekers en statushouders. Instellingen
in het hbo en wo ontvangen bekostiging voor alle studenten waaronder statushouders,
maar ontvangen geen bekostiging voor asielzoekers. Asielzoekers zonder geldige verblijfsvergunning
asiel maken geen aanspraak op studiefinanciering. Vreemdelingen met een geldige verblijfsvergunning
asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd hebben recht op studiefinanciering voor de duur
van hun verblijfsvergunning, zolang zij ook voldoen aan de opleidings- en leeftijdseisen.
Tevens zijn er budgetten die onder andere ingezet kunnen worden voor leerlingen in
achterstandssituaties (dit kunnen ook asielzoekers en statushouders zijn), denk bijvoorbeeld
aan het Gemeentelijk Onderwijsachterstanden Budget (GOAB). Deze bedragen zijn niet meegenomen
in het totaalbedrag.
Binnenlandse Zaken en Koninklijkrelaties
Op de BZK-begroting staan middelen voor het realiseren van flexwoningen. Deze flexwoningen
zijn bestemd voor statushouders, Oekraïense ontheemden en voor andere groepen. Vanwege
de verschillende doelgroepen die gehuisvest worden, zijn deze middelen niet opgenomen
in de beantwoording.
Vraag 10
Kunt u de meerjarige tegenvaller die oploopt tot 7,4 miljard euro in 2028 wat betreft
rente per jaar uitsplitsen?
Antwoord op vraag 10
Bij het Financieel Jaarverslag Rijk verantwoorden we de uitgaven over 2023. In de
toelichting van de plafondtoets Rijksbegroting zijn abusievelijk de cijfers van 2028
uit de Voorjaarsnota 2023 opgenomen. Voor de meest recente raming van de rente-uitgaven
over de jaren 2024–2028 verwijzen we naar de Voorjaarsnota 2024. De totale rentetegenvaller
over 2023 bedraagt circa 1,1 miljard euro. Deze tegenvaller is enerzijds het gevolg
van de opwaarts bijgestelde rentetarieven uit de macro-economische ramingen van het
CPB en anderzijds het gevolg van fluctuaties van het financieringstekort over 2023.
Vraag 11
Kunt u uitsplitsen met welke maatregelen het energiepakket is gedekt (inclusief bedragen)?
Antwoord op vraag 11
Bij Voorjaarsnota 2023 is het energiepakket gedekt. De precieze dekking is in de tabel
hieronder uitgesplitst. Om rust in het begrotingsproces te brengen is de precieze
dekkingsopgave voor het energiepakket 2023 vastgezet. Dit betekent dat de budgettaire
gevolgen van de bijstellingen bij Miljoenennota 2024 en Voorjaarsnota 2024 ten laste
of ten gunste van het saldo zijn gekomen.
Uitgaven en dekking van het energiepakket bij Voorjaarsnota 2023
Tabel 9
in miljoenen euro
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
Totaal
Tussenvariant Prijsplafond 1 nov tot 1 jan
3.124
–
–
–
–
–
–
3.124
Tijdelijk Prijsplafond
370
3.630
–
–
–
–
–
4.000
Blokaansluitingen
–
861
–
–
–
–
–
861
Tijdelijk Prijsplafond CN
–
13
3
–
–
–
–
16
TEK
–
500
– 150
–
–
–
–
350
uitvoeringskosten TEK
1
24
20
–
–
–
–
45
uitvoeringskosten prijsplafond
0
3
–
–
–
–
–
4
uitvoeringskosten Inframarginale heffing
3
8
8
8
8
34
Gasbaten (mutatie sinds MN)
–
6.330
1.625
– 1.274
– 780
– 395
– 115
5.390
Energiebelasting
–
– 5.400
–
–
–
–
–
– 5.400
Inframarginale heffing
–
– 146
–
–
–
–
–
– 146
Solidariteitsheffing
– 3.234
–
–
–
–
–
–
– 3.234
SDE Meevaller
–
– 1.294
– 3.055
– 695
–
–
–
– 5.044
Totaal Energiepakket
261
4.524
– 1.550
– 1.961
– 772
– 387
– 115
0
Vraag 12
Hoe is te verklaren dat er meer is opgehaald met vennootschapsbelasting en loon- en
inkomensheffing dan vooraf is begroot?
Antwoord op vraag 12
Algemeen geldt dat de verwachte belasting- en premieontvangsten altijd een raming
zijn. De feitelijke ontvangsten op jaarbasis zijn afhankelijk van economische processen
buiten de directe invloedssfeer van het kabinet en daarmee onzeker. Dat er meer of
minder wordt opgehaald is dus onderdeel van de reguliere systematiek.
De gerealiseerde ontvangsten van de vennootschapsbelasting zijn 9,0 mld. euro hoger
dan geraamd. Dit is een forse afwijking. Die wordt grotendeels verklaard door hoge
winsten bij bedrijven. Dit gaat deels om hogere winsten in 2023. Ook spelen de winsten
over 2022 nog een rol. Voor een aantal bedrijven viel deze fors hoger uit dan vooraf
verwacht. Dit positieve verschil tussen de verwachte en gerealiseerde winst over 2022
leidt in 2023 tot een nieuwe belastingaanslag en dus extra belastinginkomsten.
De gerealiseerde ontvangsten van de loon- en inkomensheffing (bestaande uit loonbelasting,
inkomstenbelasting, en premies volksverzekeringen) zijn 5,9 mld. euro hoger dan geraamd.
De belangrijkste economische verklaringen worden uiteengezet in tabel 2.2.3 van het
Financieel Jaarverslag. Met name de toename van de contractlonen was in 2023 hoger
dan vooraf verwacht. Hogere lonen leiden direct tot hogere belastinginkomsten.
Vraag 13
Hoeveel geeft Nederland in 2023, 2024 en 2025 uit aan de Europese Unie? Kunt u dit
uitsplitsen in invoerrechten, bni (bruto nationaal inkomens)-afdracht, btw-afdracht,
plastic-afdracht, perceptiekostenvergoeding en overige ontvangsten? Wilt u hierbij
tevens de jaarlijkse korting op de bni-afdracht apart per jaar vermelden?
Antwoord 13
De Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting bedragen in 2023 9,2 mld. euro,
in 2024 7,6 mld. euro en in 2025 10,7 mld. euro. De raming van de netto-korting bedraagt
in die jaren respectievelijk 1,6 mld. euro, 1,7 mld. euro en 1,8 mld. euro.
Tabel 10
x miljoen euro (min = onderschrijding)
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
Huidige begroting uitgaven
10.392
9.945
11.933
13.453
13.293
16.431
16.963
waarvan bni-afdracht
4.223
3.664
5.418
6.671
6.255
9.120
9.368
waarvan btw-afdracht
1.409
1.462
1.504
1.548
1.593
1.640
1.690
waarvan plastic-afdracht
233
236
241
240
239
238
237
waarvan Invoerrechten
4.527
4.584
4.770
4.994
5.207
5.433
5.669
Huidige begroting ontvangsten
– 1.197
– 2.353
– 1.193
– 1.249
– 1.302
– 1.358
– 1.417
waarvan perceptiekostenvergoeding
– 1.110
– 1.146
– 1.193
– 1.249
– 1.302
– 1.358
– 1.417
waarvan overige ontvangsten
– 87
– 1.207
0
0
0
0
0
Netto EU-afdracht
9.195
7.593
10.741
12.204
11.992
15.073
15.546
Vraag 14
Hoe hoog waren de gasbaten in 2023 en hoe hoog zijn ze in 2024?
Antwoord op vraag 14
De gasbaten bestaan uit ontvangsten uit heffingen op basis van de Mijnbouwwet en uit
dividenden die worden ontvangen van Energiebeheer Nederland (EBN). In 2023 bedroegen
de gasbaten in totaal circa 4,6 mld. euro. In 2024 zijn de gasbaten op circa 1,4 mld.
euro geraamd.
Tabel 11
In miljoenen euro's
2023
2024
Ontvangsten Mijnbouwwet
2,429
200
Dividend EBN
2,159
1,167
Gasbaten totaal
4,588
1,367
Vraag 15
Hoe groot is de externe inhuur bij het Rijk en wat is de uitsplitsing over de kerndepartementen
(zowel in kosten als in fte uitgedrukt)? Wat is de ontwikkeling hiervan per jaar sinds
2010 tot nu?
Antwoord op vraag 15
In de onderstaande tabel staat de uitsplitsing van de externe inhuur bij het Rijk
op het centrale apparaatsartikel van (kern)departementen in duizenden euro’s. De externe
inhuur bij uitvoeringsorganisaties, circa 80% van de externe inhuur bij het Rijk,
is niet opgenomen in deze cijfers. Vanaf 2010 tot en met 2019 was het gedeelte externe
inhuur van de totale personeelskosten bij het Rijk (inclusief agentschappen) vrij
constant tussen de 9 en 11 procent. Vanaf 2020 liep dit percentage op tot 15,4% in
2023. Deze stijging is Rijksbreed terug te zien.
Tabel 12
AZ
11.150
BuZa
47.576
J&V
75.011
BZK
72.418
OCW
16.934
FIN
28.524
I&W
52.840
EZK
117.410
LNV
18.429
SZW
40.090
VWS
112.454
Vraag 16
Hoe groot is de totale externe inhuur bij de provincies en wat is dit uitgesplitst
per provincie (zowel in kosten als in fte uitgedrukt)? Wat is de ontwikkeling hiervan
per jaar sinds 2010 tot nu?
Antwoord op vraag 16
Personeelsbeleid valt binnen de eigen beleidsruimte van provincies. Externe inhuur
betreft intern personeelsbeleid van provincies, waarover het college van gedeputeerde
staten aan de eigen provinciale staten verantwoording aflegt. Wel kan verwezen worden
naar de Personeelsmonitor Provincies van het A&O fonds Provincies.
Vraag 17
Hoe groot is de totale externe inhuur bij de gemeenten en wat is dit uitgesplitst
per gemeenteomvang (zowel in kosten als in fte uitgedrukt)? (Bijvoorbeeld gemeenteomvang:
klein, middel, groot). Wat is de ontwikkeling hiervan per jaar sinds 2010 tot nu?
Antwoord op vraag 17
Personeelsbeleid valt binnen de eigen beleidsruimte van gemeenten. Externe inhuur
betreft intern personeelsbeleid van gemeenten, waarover het college van burgemeester
en wethouders aan de eigen gemeenteraad verantwoording aflegt. Wel kan verwezen worden
naar de Personeelsmonitor Gemeenten van het A&O fonds Gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier