Voorstel tot wijziging Reglement van Orde : Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden
36 456 Voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement van Orde ter herijking van de regels voor afgesplitste Kamerleden
Nr. 3
VOORSTEL
Het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan artikel 7.20, tweede lid, wordt toegevoegd «In afwijking van het eerste lid wordt
in de vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven daarbij ook steeds ten
minste één lid van elke fractie of groep zonder lid in de commissie, in de gelegenheid
gesteld aan de besluitvorming deel te nemen. De Kamer kan besluiten dat de vorige
zin ook op andere commissies van toepassing is.»
B
In artikel 7.31, vierde lid, wordt «een minuut,» vervangen door «anderhalve minuut,».
Toelichting
Met dit voorstel van de commissie voor de Werkwijze tot wijziging van het Reglement
van Orde wordt uitvoering gegeven aan twee aanbevelingen uit het verslag van de werkgroep
Herijking positie afgesplitste Kamerleden.
Onderdeel A
Dit onderdeel bevat de uitwerking van de aanbeveling over het stemrecht bij de e-mailbesluitvorming
in commissieverband.1
De wijziging heeft betrekking op artikel 7.20, tweede lid, van het Reglement van Orde.
Dat artikellid bepaalt dat een commissie buiten haar vergaderingen langs schriftelijke
weg kan besluiten over een voorstel dat naar het oordeel van haar commissievoorzitter
eenvoudig en spoedeisend van aard is. Het besluit wordt langs schriftelijke weg genomen
als ware de Kamer in voltallige samenstelling bijeen en stemde zij als bedoeld in
artikel 8.25 van het Reglement van Orde (handopsteken). Deze bepaling beschrijft de
zogenaamde e-mailprocedure en legt vast dat de stem van één stemgerechtigd lid in
een commissie wordt geteld als ware het de stemmen van alle leden van de gehele fractie
van dat lid. Gestemd wordt volgens het principe van handopsteken zoals in de plenaire
vergadering wordt toegepast (geen «hoofden tellen», maar de stemmen die in de e-mailprocedure
zijn ontvangen per volledige fractie optellen). In de huidige praktijk mogen alleen
de stemgerechtigde commissieleden daarbij stemmen. Dus niet door afgesplitste leden
die plaatsvervangend lid zijn, want zij vervangen bij de huidige werkwijze geen lid
van hun groep (de commissieleden zijn steeds uit de fracties afkomstig), en kunnen
dan op basis van het eerste lid van het artikel dus geen stemrecht in de commissie
hebben. Commissiestaven maken er in de uitkomstmail van een e-mailprocedure standaard
melding van als een niet-lid van de commissie zijn voorkeur in een e-mailprocedure
kenbaar heeft gemaakt en vermelden daarbij dat dit niet als stem wordt meegerekend
bij het bepalen van de uitslag.
Voorgesteld wordt dat in de e-mailprocedure van de vaste commissies en de commissie
voor de Rijksuitgaven (de commissies waarin thans alle fracties met commissieleden
zijn vertegenwoordigd en waarvan de samenstelling na de verkiezingen wordt bepaald)
ook alle afgesplitste leden steeds stemrecht krijgen (i.e. zij mogen stemmen over
een door een (plaatsvervangend) lid ingebracht voorstel), dus ook in de e-mailprocedures
van commissies waarvan zij geen commissielid zijn.
Om dit te regelen, worden aan artikel 7.20, tweede lid, twee zinnen toegevoegd.
In de eerste zin wordt geregeld dat binnen de e-mailprocedure van de vaste commissies en de commissie
voor de Rijksuitgaven (naast de commissieleden) ook steeds ten minste één lid van
elke fractie of groep zonder een commissielid in de commissie, in de gelegenheid wordt
gesteld mee te beslissen.
Daarbij is de regeling in beginsel beperkt tot de vaste commissies en de commissie
voor de Rijksuitgaven, dat wil zeggen de commissies genoemd in de artikelen 7.1 en
7.4 van het Reglement van Orde, aangezien dit de commissies zijn waarin thans alle
fracties zijn vertegenwoordigd, en de aard van de overige commissies zich niet leent
voor toepassing van deze regel. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan de (besloten)
besluitvorming van de commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten en van
parlementaire enquêtecommissies. Wel is in de tweede zin de mogelijkheid opgenomen
om als Kamer te besluiten de regel uit te breiden tot andere commissies, wat aan de
orde kan zijn wanneer er in de toekomst andere commissies zijn waarin (vrijwel) alle
fracties zijn vertegenwoordigd, waaraan bijv. kan worden gedacht als in de toekomst
een tijdelijke commissie wordt ingesteld met een zeer brede opzet.
De zinsnede «In afwijking van het eerste lid» is opgenomen om te verduidelijken dat
met de nieuwe bepaling wordt afgeweken van het in dat artikellid opgenomen uitgangspunt
dat slechts de commissieleden (of plaatsvervangers van hun fractie of groep bij hun
verhindering) aan de besluitvorming deelnemen.
Binnen de regel zal in de betrokken commissies dus ook voor elke fractie of groep
die niet met een (plaatsvervangend) commissielid in de commissie is vertegenwoordigd
ten minste één lid in de gelegenheid moeten worden gesteld om volwaardig mee te beslissen
bij elke e-mailprocedure. Fracties worden daarbij ook genoemd in de bepaling, aangezien
op grond van artikel 7.11 van het Reglement van Orde niet elke fractie automatisch
in een commissie hoeft te zijn vertegenwoordigd. Verder kan de vaste commissie in
de praktijk in overleg met de betrokken fracties en groepen bepalen welke leden (naast
de commissieleden) in de e-mailprocedure kunnen meebeslissen. Daarbij zullen de betrokken
leden ook dienen te worden opgenomen in de e-maildistributielijsten van de vaste commissies
en de commissie voor de Rijksuitgaven.
De besluitvorming in de e-mailprocedure vindt binnen het voorstel verder nog steeds
plaats als thans gebruikelijk in de e-mailprocedure (dus fractiegewijs/groepsgewijs
onder overeenkomstige toepassing van artikel 8.25 van het Reglement van Orde). De
beoogde wijziging laat ook onverlet dat besluiten slechts in een e-mailprocedure kunnen
worden genomen, indien een voorstel naar het oordeel van de commissievoorzitter eenvoudig
en spoedeisend van aard is. Verder omvat het voorstel alleen het stemrecht in de e-mailprocedure.
Het omvat dus niet het recht voor afgesplitste Kamerleden om ook zelf voorstellen
voor een e-mailprocedure te doen in de vaste commissies waarvan zij geen (plaatsvervangend)
lid zijn.
Om dit voorstel in de praktijk te realiseren, zullen afgesplitste Kamerleden in de
e-mail distributielijsten van alle vaste commissies en de commissie voor de Rijksuitgaven
worden opgenomen.
Onderdeel B
Met dit onderdeel wordt 75 procent-regel uit de aanbeveling over spreektijden bij
plenaire debatten verankerd in het artikel over tweeminutendebatten, artikel 7.31,
vierde lid, van het Reglement van Orde. Daardoor krijgen groepen in tweeminutendebatten
voortaan anderhalve minuut spreektijd, tegenover één minuut spreektijd in de huidige
situatie. Voor de verdere toelichting hierop wordt verwezen naar de geleidende brief
bij dit voorstel, onder het kopje «Spreektijden bij plenaire debatten».2
Namens de commissie voor de Werkwijze,
Inge van Dijk Omtzigt
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
Inge van Dijk, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.