Schriftelijke vragen : Aanbestedingsbureaucratie bij defensieaankopen
Vragen van de leden Eerdmans (JA21) en Tuinman (BBB) aan de Minister van Defensie over aanbestedingsbureaucratie bij defensieaankopen (ingezonden 21 mei 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de artikelen «Met al die miljarden euro’s extra piept en kraakt
de inkoop van legerspullen»1 en «Defensie gefrustreerd door bureaucratie: «Ik ben er klaar mee dat Nederland
niks zelf kan»»?2
Vraag 2
Hoe reflecteert u op de huidige balans tussen aanbestedingsregelgeving en een effectief
defensie-inkoopproces?
Vraag 3
Is er volgens u sprake van een vertragende aanbestedingsbureaucratie die de operationele
inzetbaarheid van de krijgsmacht negatief beïnvloedt? Kunt u over uw antwoord uitweiden?
Vraag 4
Hoe vaak wordt er gevolg gegeven aan het gebruik van Artikel 346, lid 1, Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU), wat in de motie Knops en Van den Bosch (Kamerstuk
34 725 X, nr. 6) en de daaropvolgende kabinetsbrief (Kamerstuk 31 125, nr. 78) is toegezegd?
Vraag 5
Worden in beginsel defensieprojecten aangelopen vanuit de uitzonderingsgronden uit
het VWEU of met als uitgangspunt Europees aanbesteden?
Vraag 6
Kunt u zich vinden in de gedachte dat met het actuele dreigingsbeeld vaker een beroep
moet worden gedaan op het landsbelang en daarmee de uitzonderingsgronden in het VWEU?
Vraag 7
Welke exacte regelgeving en procedures dragen het meeste bij aan de bureaucratie,
complexiteit en administratieve last van defensieaankopen?
Vraag 8
Zijn er maatregelen te verwachten om de aanbestedingscomplexiteit en administratieve
lastendruk voor Defensie te verlichten? Op welke termijn zijn deze maatregelen te
verwachten?
Indieners
-
Gericht aan
K.H. Ollongren, minister van Defensie -
Indiener
Joost Eerdmans, Kamerlid -
Medeindiener
G.P. Tuinman, Tweede Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.