Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. de Geannoteerde agenda formele Telecomraad 21 mei 2024 (Kamerstuk 21501-33-1068)
21 501-33 Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie
Nr. 1069
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 17 mei 2024
De vaste commissie voor Digitale Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 8 mei 2024 over de brieven «Fiche:Aanbeveling
onderzeese communicatiekabels» (Kamerstuk 22 112, nr. 3925), «Appreciatie EU-Witboek «How to master Europe’s digitalinfrastructure needs»» (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1064), «Antwoorden opvragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad
11 en 12 april 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1062) en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1055)» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064), «Verslag informele Telecomraad van 11en 12 april 2024 Louvain-la-Neuve» (Kamerstuk
21 501-33, nr. 1067), «Geannoteerde agenda formele Telecomraad 21 mei 2024» (Kamerstuk21 501-33, nr. 1068), ««Antwoorden op vragen commissie over o.a. het Fiche: Mededeling stimuleren van
startups en innovatie in betrouwbare AI» (Kamerstuk 22 112, nr. 3908)» (Kamerstuk 22 112, nr. 3943).
De vragen en opmerkingen zijn op 14 mei 2024 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorgelegd.
Bij brief van 17 mei 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, Kathmann
Adjunct-griffier van de commissie, Muller
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken behorende bij het
in een schriftelijk overleg omgezet commissiedebat van 14 mei 2024.
De leden van de PVV-fractie lezen in de stukken behorende bij Kamerstuk 21 501-33, nr. 64 «Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad
11 en 12 april 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1062) en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1055)» dat de Digital Services Act (DSA) wel ruimte biedt om doelgroepen op basis van
leeftijdscategorie te benaderen. Hiermee kunnen initiatieven, zoals de Kindertelefoon,
doelgroepen op basis van leeftijdscategorie benaderen. Deze leden vrezen dat hiermee
dat de doelgroep niet benaderd kan worden op het moment dat dergelijke handreiking
cruciaal is, ofwel dat middelen niet voorhanden zijn op het moment dat de nood het
hoogst is. Wanneer kinderen zich in een zeer penibele situatie begeven waardoor zij
ernstig geschaad kunnen worden maar waarvan zij het lastig vinden om er met iemand
over te praten, dan zoeken zij vaak naar blogs of vlogs over hoe anderen, wellicht
lotgenoten, ermee omgaan. Wanneer een kind dat structureel doet, dan is dat een zeer
sterk signaal dat er iets niet in de haak is. Een signaal dat nu dus niet gebruikt
kan worden om gericht hulp bieden, bijvoorbeeld in de vorm van een advertentie van
de Kindertelefoon. Door die handreiking op het juiste moment aan te bieden, kun je
slachtoffers stimuleren om toch die stap te zetten die ze normaal niet durven te zetten.
Dat baart deze leden zorgen. Door profilering lukraak te verbieden hebben we geen
oog meer voor de mogelijkheden die worden geboden in het kader van hulpverlening.
Dit lijkt toch echt een onwenselijk neveneffect van het artikel 28, tweede lid van
de DSA, waaraan bij eerdere beantwoording gerefereerd werd. Deelt het kabinet de opvatting
hieromtrent en is zij voornemens dit aanhangig te maken bij de Telecomraad? Wat gaat
het kabinet aanvullend doen om op voorhand te voorkomen dat dergelijk onwenselijk
neveneffect kan optreden?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de
beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Tevens vragen de leden van de PVV-fractie of het kabinet een toelichting kan geven
op haar rol inzake het kinderrechten impact assessment. In de brief «Antwoorden op
vragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad 11 en 12 april
2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1062) en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024 (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1055)» (Kamerstuk 21 501-33, nr. 1064) werd daarover gesteld dat deze «zien, heel specifiek, op kinderrechten in de ontwikkelingsfase
van een digitale dienst. Ze helpen mee uitvoering te geven aan de verplichtingen uit
het EU-recht. De instrumenten zijn dus nuttig voor alle ontwikkelaars van digitale
diensten.» Tijdens het notaoverleg Digitalisering d.d. 22 april jl. werd door de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangehaald dat in de komende tijd ook
IKA’s uitgevoerd worden op Snapchat, Instagram en TikTok om te bekijken in hoeverre
die diensten voldoen aan wat zij verantwoord vindt voor kinderen. Het wordt hierdoor
onduidelijk wie nu de rol vervult als toezichthouder. Daarnaast zijn, conform de DSA,
platforms verplicht een IKA uit te voeren. Is het kabinet het met deze leden eens
dat deze exercitie daarmee redundant is?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de
beantwoording van bovenstaande vraag worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
De leden van de PVV-fractie lezen voorts bij de stukken behorende bij Kamerstuk 22 112, nr. 3924 «Appreciatie EU-Witboek: How to master Europe’s digital infrastructure needs» onder
het onderdeel «Toegang tot netwerken voor concurrenten» dat het kabinet niet onwelwillend
staat tegenover het afschaffen van bestaande wetgeving die dominante telecomaanbieders
of aanbieders met een aanmerkelijke marktmacht verplicht om concurrenten toe te laten
op hun netwerk. Deze leden achten het positief dat het kabinet hierin terughoudend
wil zijn, maar vragen wat het kabinet verstaat onder de term «verkenning». Zij vragen
of het kabinet toelichting kan verschaffen of hier alleen een onderzoek mee wordt
bedoeld, of betekent dit ook dat er een eerste proef mee wordt gedaan. Tevens vragen
zij of het kabinet de mening leden deelt dat het passend is om harder aan de rem trekken
en aan te dringen op een deugdelijk onderzoek, maar ook zelf goed laten onderzoeken
wat dit nu betekent voor onze eigen Nederlandse markt.
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de
beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
1. «Fiche: Aanbeveling onderzeese communicatiekabels»
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen bij de aanbeveling over
onderzeese communicatiekabels. Deze leden zijn positief over een actief en strategisch
beleid op onderzeese kabelinfrastructuur. Kan het kabinet uiteenzetten hoe de Europese
deskundigengroep die wordt opgericht eruit zal zien? Wie nemen hier zitting in en
wat is precies haar functie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Europese Commissie bovendien
vraagt om een nationale autoriteit aan te wijzen die toeziet op het vergunnen van
zeekabelprojecten. Voldoet de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) momenteel
aan de rol die de Commissie beoogt voor de nationale autoriteit? Zo niet, hoe moeten
haar taken anders ingevuld worden om hier beter aan te voldoen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke aanbevelingen de Commissie ten
aanzien van de gewenste financieringsmodellen voor zeekabelprojecten doet? Wat is
de voorkeur van het kabinet en hoe verschilt deze van andere lidstaten? Kan het kabinet
verder uiteenzetten welke zeekabelprojecten zij met interesse volgt, waar zij mogelijkheden
ziet voor strategische aanlandingen in Nederland, en op welke termijn zij verwacht
dat de Kamer geïnformeerd wordt over deze mogelijkheden?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de
beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
2. Appreciatie EU-Witboek «How to master Europe’s digital infrastructure needs»
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de
appreciatie op het EU-Witboek. Deze leden vinden het van groot belang dat de Europese
digitale infrastructuur zoveel mogelijk in publieke handen is. Zij zien echter veel
aandacht voor telecombedrijven en nog te weinig reflectie op het strategisch inzetten
van de marktmacht die de Europese Commissie en de EU-lidstaten hebben als grote afnemers
van ICT-diensten. Welke aanbevelingen doet de Commissie voor haar eigen organisatie
en lidstaten als opdrachtgevers? Ziet het kabinet ook de noodzaak voor het sterker
prioriteren van strategische autonomie bij de ICT-aanbestedingen door Europese overheden?
Hoe is de Commissie van plan haar marktmacht te gebruiken om ook zelf een afzetmarkt
te creëren voor Europese clouddiensten? Wat doen andere lidstaten in hun nationale
ICT-inkoopbeleid om nationale en Europese leveranciers de kans te geven?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien het bevorderen van de digitale soevereiniteit
als een belangrijke en grensoverstijgende taak. Deze leden achten een gezonde voedingsbodem
voor Europese ICT-leveranciers noodzakelijk om de afhankelijkheid van niet-Europese
grootmachten te verkleinen. Is het kabinet bereid om advies in te winnen bij lidstaten
die nationaal beleid voeren om de afhankelijkheid van niet-Europese ICT-leveranciers
bij overheden te verkleinen, en kan zij de Kamer informeren over de bevindingen? Is
het kabinet bereid om blijvend op te trekken met gelijkgestemde lidstaten en met hen
een strategie uit te werken over hoe de marktmacht van nationale overheden, de organisatie
van de Europese Commissie, het Europees Parlement, en Europese publieke organisaties
kan worden ingezet om de positie van Europese ICT- en cloudleveranciers te versterken?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de
beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
3. Antwoorden op vragen commissie over de geannoteerde agenda informele Telecomraad
11 en 12 april 2024 en het verslag Formele Telecomraad 5 december 2024
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben geen vervolgvragen naar aanleiding
van het verslag.
4. Verslag informele Telecomraad van 11 en 12 april 2024 Louvain-la-Neuve
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het initiatiefrapport van het Europees
Parlement niet is besproken bij de informele raad in april. Deze leden steunen de
blijvende aandacht van het kabinet voor het bestrijden van verslavend ontwerp. Zij
vragen nogmaals of het kabinet deze onder de aandacht wil brengen bij het de sessie
«De toekomst van digitaal beleid» zodat de nieuwe Commissie voortvarend aan de slag
kan met het aanpakken van verslavend ontwerp. Indien dit agendapunt daar geen mogelijkheid
toe biedt, vragen de leden om deze wens op een ander gepast moment kenbaar te maken.
Antwoord
Het kabinet is voorstander van verdere Europese aanpak van verslavende ontwerptechnieken
in onlinediensten en producten en zet zich hier in Europees verband ook actief voor
in. Nederland heeft een tekstvoorstel gedaan voor de Raadsconclusies «De toekomst
van digitaal beleid» om het belang van de aanpak van verslavend ontwerp te benadrukken.
Dit tekstvoorstel is opgenomen in de laatste versie van de Raadsconclusies. Als de
mogelijkheid zich voordoet, zal Nederland tijdens de formele Telecomraad wijzen op
het belang van het tegengaan van dergelijke technieken. Hierbij zij wel opgemerkt
dat het Belgische voorzitterschap heeft aangegeven niet voornemens te zijn de lidstaten
spreektijd toe te kennen bij het agendapunt «Raadsconclusies De toekomst van digitaal
beleid».
Als Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Staatssecretaris van Buitenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) brengen we dit onderwerp daarnaast geregeld bij
de Commissie onder de aandacht, bijvoorbeeld bij de informele Raad over Concurrentievermogen
over consumentenbescherming op 19 april jl.1 Daarnaast wordt gewerkt aan een non-paper waarin het belang van de bescherming van
kinderrechten in de digitale wereld wordt benadrukt. Hierin zal ook worden ingegaan
op het belang van het tegengaan van verslavend ontwerptechnieken in onlinediensten
en producten. Wanneer gereed, wordt uw Kamer volgens de geldende EU-informatieafspraken
over dit non-paper geïnformeerd.
5. Geannoteerde agenda formele Telecomraad 21 mei 2024
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie juichen het voornemen van de Belgische voorzitter
om van gedachten te wisselen over de implementatie van digitale regelgeving over de
agenda van de nieuwe commissie toe. Europa is een voorloper op het gebied van regulering
van het digitale domein en dient als voorbeeld voor de rest van de wereld. Dat wil
niet zeggen dat deze leden geen ruimte voor nog verdere verbetering zien.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderstrepen het door de bewindspersonen genoemde
belang van evaluatieclausules en evaluatieprocedures. Wel zijn deze leden benieuwd
naar welke termijn de bewindspersonen in gedachten hebben voor het uitvoeren van deze
tussentijdse analyses. Moeten de verschillende wetten een jaar van kracht zijn? Twee
jaar? Tien jaar? Kunnen de bewindspersonen aangeven op welke termijn zij zelf wensen
in te zetten tijdens het beleidsdebat en kunnen de bewindspersonen de keuze voor dit
termijn beargumenteren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn voorts benieuwd vanaf welk moment deze
termijn dan volgens de bewindspersonen moet gaan gelden. Lidstaten kennen immers verschillende
implementatietempo’s, waarbij Nederland zelf ook niet altijd vooroploopt met de implementatie.
Verder zijn er verschillende regelgevende maatregelen in het digitale domein waarvan
al bekend is dat deze eraan zitten te komen en zullen er ongetwijfeld meer – tot op
heden onbekende – regelgevende maatregelen in het digitale domein aankomen. Kunnen
de bewindspersonen hierop reflecteren? Kunnen zij tevens aangeven hoe zij kijken naar
het loslaten van een bepaalde termijn om in plaats daarvan te kiezen voor een specifiek
jaar om deze tussentijdse analyse uit te voeren – zoals 2027? Wat zouden de voor-
en nadelen zijn voor de keuze voor een specifiek jaar in plaats van een termijn voor
een tussentijdse evaluatie? Kunnen de bewindspersonen aangeven wat hun voorkeur heeft?
Antwoord
Evaluaties van Europese wetgeving worden gewoonlijk uitgevoerd door de Europese Commissie
op een termijn die is afgesproken en vastgelegd in de desbetreffende wetgeving of
op initiatief van de Commissie. In veel gevallen gaat het om de evaluatie van één
Europese verordening of richtlijn.
De Europese Commissie beschikt ook over de mogelijkheid om een brede set van Europese
beleid en wetgeving binnen een bepaald domein als geheel te evalueren. Omdat het pakket
aan nieuwe Europese maatregelen en wetgeving op digitaal vlak omvangrijk en met elkaar
verbonden is, acht het kabinet het van belang dat het digitale wetgevingspakket als
geheel wordt geëvalueerd. Hiermee wordt voorkomen dat individuele wetgeving apart
van elkaar wordt geëvalueerd en kansen voor betere afstemming en versimpeling van
het gehele pakket worden gemist.
Het kabinet vindt dat de Europese Commissie niet te lang moet wachten met een dergelijke
evaluatie. Het is belangrijk dat belanghebbenden perspectief krijgen om hun ervaringen
met de praktische uitwerking van het wetgevingspakket kunnen delen en om eventuele
kansen voor verbeteringen zo snel mogelijk een vervolg te geven. Anderzijds acht het
kabinet het niet wenselijk dat een dergelijke evaluatie te vroeg wordt uitgevoerd
wanneer de effecten van nieuwe wetgeving in de praktijk nog onvoldoende zichtbaar
zijn. Het kabinet is daarom van mening dat het jaar 2027, wanneer de Europese Commissie
zich halverwege haar nieuwe termijn bevindt, een geschikt jaar is om een tussentijdse
evaluatie van het wetgevingspakket uit te voeren. Hiermee heeft de Europese Commissie
voldoende tijd om de evaluatie grondig uit te voeren en om eventuele vervolgacties
te formuleren vóór het aflopen van de nieuwe mandaat periode van de Europese Commissie.
Tijdens de onderhandelingen voor de Raadsconclusies «De toekomst van digitaal beleid»
heeft het kabinet steun gekregen van de andere lidstaten om de oproep richting Europese
Commissie voor een tussentijdse evaluatie van het digitale wetgevingspakket op te
nemen in de Raadsconclusies.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij om te lezen dat Nederland verdere
afstemming van regelgeving in de dubbele transitie van duurzaamheid en digitalisering
stimuleert. De gekozen bewoordingen maken hen echter ook nieuwsgierig. Op welke manier
wenst Nederland deze verdere afstemming te stimuleren? Wat wordt de inzet van de bewindspersonen
voor verdere stimulering tijdens het beleidsdebat?
Antwoord
Het kabinet ziet mogelijkheden in de hierboven genoemde evaluatieprocedures om deze
synergie te bereiken. Zowel bij evaluaties van individuele wetgeving als bij de tussentijdse
evaluatie van het digitale wetgevingspakket kan worden bekeken in hoeverre deze wetgeving
ook bijdraagt aan de duurzame transitie. Aan de hand van de uitkomsten kunnen voorstellen
worden gedaan om dit te verbeteren.
Het kabinet heeft op meerdere manieren ingezet op deze evaluaties en zal dit ook opbrengen
bij het beleidsdebat. Tevens heeft het kabinet zich ingezet voor dit thema bij de
onderhandelingen over de Raadsconclusies over «De toekomst van digitaal beleid». Deze
Raadsconclusies onderschrijven de noodzaak om de digitale en duurzame transformatie
hand in hand te laten gaan. Ze moedigen aan om digitalisering optimaal in te zetten
voor de verduurzaming van andere sectoren maar benadrukken ook de noodzaak om de digitale
sector te verduurzamen. Daartoe roepen ze op om bewustwording te bevorderen, eisen
te stellen op het gebied van transparantie en data-uitwisseling te bevorderen.
Het kabinet zal zich blijven inzetten om de samenhang tussen de digitale en de groene
transitie te bevorderen en om concrete invulling te geven aan de gestelde doelen.
Daarnaast maakt de verdere afstemming van beide Europese regelgevingskaders deel uit
van de inzet van het door de Minister van EZK aangekondigde Actieplan Duurzame Digitalisering,
dat voor de zomer met uw Kamer gedeeld zal worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet vraagtekens heeft bij
de noodzaak om de pakket- en bezorgmarkt te reguleren. Ook lezen deze leden dat het
kabinet de publicatie van het onderzoek van de Commissie over de toekomst van de postmarkt
afwacht voordat zij de Kamer hierover verder informeert. Deze leden steunen de lijn
van het kabinet om het onderzoek af te wachten voordat zij een definitief standpunt
inneemt. Toch zijn zij ook benieuwd waarom het kabinet al vraagtekens heeft bij de
noodzaak tot regulering voordat het onderzoek is afgerond. Kunnen de bewindspersonen
alvast toelichten wat hun vraagtekens bij de noodzaak tot regulering zijn? Zij kijken
ernaar uit om deze bevestigd dan wel weerlegd te zien in het rapport van de Europese
Commissie over dit onderzoek.
Antwoord
De vraagtekens van het kabinet vloeien voort uit de huidige situatie op de pakketmarkt.
Deze markt voorziet in kwalitatief goede diensten tegen concurrerende prijzen. Het
kabinet heeft zodoende de indruk dat er geen sprake is van enig marktfalen dat eventuele
regulering van de markt zou rechtvaardigen.
6. Antwoorden op vragen commissie over o.a. het «Fiche: Mededeling stimuleren van
startups en innovatie in betrouwbare AI»
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het antwoord van de bewindspersonen
dat omringende landen beleidsmatig fors inzetten op het aanlanden van een nieuwere
generatie zeekabels om meer dataverkeer via hun land te leiden. Ook lezen deze leden
dat in sommige landen middelen beschikbaar zijn voor (directe of indirecte) publieke
financiering of garantstelling voor zeekabelprojecten, zoals Denemarken, Ierland,
Frankrijk en Spanje, die de laatste jaren de aanleg van nieuwe trans-Atlantische kabels
hebben gestimuleerd. Ook voeren sommige landen proactief beleid om de digitale infrastructuur
uit te breiden, bijvoorbeeld door met stimulerend beleid lokale datacentercapaciteit
uit te breiden. Dit kan invloed hebben op de relatieve positie van Nederland op de
middellange termijn. Ten slotte lezen zij dat met de Zeekabelcoalitie in Nederland
beleidsmatig strategisch wordt samengewerkt om nieuwe zeekabels te realiseren en dat
deze inzet van de coalitie positief kan bijdragen aan de relatieve positie van Nederland.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie stellen dat dit echter wel vragen oproept.
Deze leden onderkennen dat de Zeekabelcoalitie een positieve bijdrage kan leveren
aan de relatieve positie van Nederland, maar zij vragen of dit voldoende is. Hoe bezien
de bewindspersonen de relatieve positie van landen die directe of indirecte publieke
financiering of garantstelling voor zeekabelprojecten beschikbaar stellen? Delen zij
de mening dat de Nederlandse relatieve positie nog verder zou verbeteren als Nederland
soortgelijke regelingen treft?
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal de
beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie bedanken de bewindslieden en de betrokken
ambtenaren voor de beantwoording.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken aanhangig
de Telecomraad d.d. 21 mei 2024. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie stellen dat het hen positief stemt om te lezen over het
voorstel voor een gecoördineerde zeekabel aanpak en zij steunen de kabinetslijn hierop.
Deze leden zijn tevens tevreden over de kabinetsinzet bij het AI verdrag, waarin zij
pleit voor een hoog beschermingsniveau.
De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen over de implementatie van alle
digitale wetgeving. Deze leden zijn van mening dat het belangrijk is om te voorkomen
dat er tegenstrijdige regels komen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de regels van de
verschillende wetgeving niet in strijd zijn met elkaar?
Antwoord
Het kabinet deelt het belang om tegenstrijdige regels te voorkomen. Daarom heeft het
kabinet tijdens de onderhandelingen over Europese wetgeving aandacht voor artikelen
die in verschillende wetten met elkaar kunnen botsen. Dit gebeurt in nauwe samenwerking
met de Europese Commissie en andere lidstaten. Ook zijn consultaties met belanghebbenden
van belang om mogelijke tegenstrijdigheden te voorkomen. De tussentijdse evaluatie
van het digitale wetgevingspakket als geheel die het kabinet heeft voorgesteld aan
de Europese Commissie is volgens het kabinet een goed instrument om over de hele linie
coherentie van wetgeving te bestuderen en te verbeteren. In bredere zin is het kabinet
actief pleitbezorger van de Betere Regelgeving agenda van de Europese Commissie en
roept het de Europese Commissie op om bij nieuwe voorstellen met een gedegen impact
assessment te komen waarbij nadrukkelijk aandacht is voor cumulatieve regeldruk.
De leden van de VVD-fractie willen tevens niet dat bedrijven door alle verschillende
wet- en regelgeving het overzicht verliezen. Op welke manier krijgt het mkb hulp bij
begrip en implementatie van de wet- en regelgeving?
Antwoord
Het kabinet ondersteunt het mkb op meerdere manieren. Tijdens de implementatie van
individuele wetten voert het kabinet gesprekken met koepelverenigingen van het bedrijfsleven
om te zorgen voor aansluiting bij de praktijk. Daarnaast wordt voor elke nieuwe regel
geïnventariseerd wat de informatiebehoefte van het bedrijfsleven is. Op basis daarvan
wordt een communicatieplan gemaakt. Bij de implementatie van wetten wordt in veel
gevallen een toezichthouder aangewezen, die ook een rol heeft in de voorlichting van
bedrijven. Een specifiek voorbeeld zijn de regulatory sandboxes op grond van de AI-verordening. Hierin bieden toezichthouders advies aan aanbieders
van AI-systemen bij complexe vraagstukken over de regels uit de AI-verordening.
Deze leden pleiten voor een coulance voor het mkb om een vergissing te mogen maken
bij de invoering van de wet- en regelgeving, gezien de complexiteit ervan. Zij willen
graag dat de invoering goed verloopt en niet gehaast, mede om eventuele boetes te
voorkomen. Is de Minister bereid om de mogelijkheden hiervoor te onderzoeken en coulant
te zijn tegenover het mkb?
Antwoord
Het kabinet heeft nadrukkelijk aandacht voor de uitvoeringslast voor het mkb tijdens
de onderhandelingen over Europese wetgeving. Het kabinet zet zich in voor minder strenge
regels voor mkb waar opportuun en proportioneel, voor specifieke op mkb toegeschreven
richtsnoeren en andere maatregelen die mkb ondersteunen. Zo bevat de AI-verordening
een verplichting om een lagere prijs te rekenen voor mkb voor deelname aan bovengenoemde
AI-sandbox. Het kabinet zet zich in voor begrijpelijke en goed uitvoerbare wetgeving. De uitoefening
van toezicht en specifiek het opleggen van boetes is een onafhankelijke taak van toezichthouders.
De leden van de VVD-fractie willen ook voorkomen dat toezichthouders tegenstrijdige
adviezen gaan geven. Hoe kan hiervoor worden gezorgd? Zijn de toezichthouders goed
voorbereid op de nieuwe wet- en regelgeving? Wat is er nog nodig om de toezichthouders
hun werk goed te kunnen laten uitvoeren? Deze leden vinden het verder belangrijk dat
er bij de in- en uitvoering van alle digitale wet- en regelgeving en de besluiten
die naar aanleiding daarvan genomen worden goed geëvalueerd worden.
Antwoord
Het kabinet hecht aan effectief toezicht in het digitale domein. In de fase waarin
wordt onderhandeld over wetgeving in Brussel en tijdens het opstellen van implementatiewetgeving
worden beoogde toezichthouders voor zover mogelijk al betrokken. Vervolgens is goede
samenwerking tussen de verschillende toezichthouders in Nederland van groot belang,
waarbij het kabinet een faciliterende rol heeft. Bijvoorbeeld om te komen tot gezamenlijke,
heldere normuitleg, om bedrijven, burgers en overheden zekerheid te bieden over waaraan
zij moeten voldoen. Samenwerking met toezichthouders in andere EU-lidstaten wordt
meestal via Europese boards gefaciliteerd door de Europese Commissie. Verder zijn
voldoende middelen voor het uitoefenen van toezicht belangrijk, bijvoorbeeld voor
het opbouwen van kennis en in dienst nemen van de juiste experts, ook al voorafgaand
aan het daadwerkelijk houden van toezicht.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda onder het kopje «de toekomst
van digitaal beleid» dat de Nederlandse inzet zich focust op het in lijn brengen van
het beleid van de Europese Commissie met het Nederlandse beleid, waarna er vervolgens
specifieke onderwerpen genoemd worden. Hiertussen zien deze leden niets staan over
de ondersteuning van het bedrijfsleven bij de digitaliseringstransitie. Zij vragen
waarom dit het geval is en of de Minister bereid is deze alsnog toe te voegen/in te
brengen.
Antwoord
In de Raadsconclusies «De toekomst van digitaal beleid» wordt een breed scala aan
onderwerpen in het digitale domein benoemd. Omdat de Tweede Kamer zelf beschikking
heeft over het stuk via de gebruikelijke kanalen, heeft het kabinet zich beperkt tot
het delen van de specifieke inzet van Nederland in deze onderhandelingen. De oproep
voor een gelijk speelveld en ondersteuning voor alle betrokken actoren, inclusief
startups en het mkb, was al opgenomen in de eerste versie van de tekst. Daarom heeft
het kabinet zich gericht op andere prioriteiten die nog geen onderdeel waren van het
document. Wel heeft het kabinet zicht gehouden op het handhaven van deze passages
in de tekst van de Raadsconclusies. Het faciliteren van ondersteuning van het bedrijfsleven
bij de implementatie van het digitale wetboek is geborgd in deze Raadsconclusies.
De leden van de VVD-fractie zijn het met het kabinet eens dat er voor digitaal leiderschap
meer EU-inzet nodig is op AI en kwantum. De TU Delft is zeer vooruitstrevend op het
thema van kwantum. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat Nederland een prominente
rol krijgt als het gaat om kwantum en tegelijkertijd Delft beschermt en ondersteunt
zodat wij onze soevereiniteit en sterke positie op het gebied van kwantum op het internationale
speelveld kunnen behouden.
Antwoord
Aangezien dit onderwerp niet op de agenda van de formele Telecomraad staat, zal de
beantwoording van bovenstaande vraag worden meegenomen in het verslag van deze Raad.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken aangaande de Telecomraden
van 11 en 12 april 2024 en van 21 mei 2024. Daarbij hebben deze leden enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie zien dat steeds meer Nederlandse bedrijven en organisaties
gebruik maken van Amerikaanse clouddiensten. Er lijkt ook alle reden te zijn om te
verwachten dat deze trend zich doorzet. De Minister heeft in het commissiedebat over
de Digitale Infrastructuur ook aangegeven zich hierbij zorgen te maken over de Nederlandse
afhankelijkheid van deze clouddiensten. Daarom vragen deze leden welke stappen de
Minister voornemens is te nemen om in de komende periode in Europees verband aan te
sturen op de vermindering van deze afhankelijkheid.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Minister zich kritisch toont tegenover de
positionering van grote telecombedrijven in het soevereine cloudvraagstuk, zoals geopperd
door de Europese Commissie. Zo vraagt de Minister zich af of we dan niet te veel ingrijpen
in de «geliberaliseerde telecommarkt» (Kamerstuk
22 112, nr. 3924
). Deze leden vragen aan de Minister hoe zij in het kader van de strategische autonomie
wel voornemens is om op de lange termijn tegenwicht te kunnen bieden aan deze grote
Amerikaanse marktpartijen.
De leden van de NSC-fractie zien dat onze samenleving elke dag een stukje digitaler
wordt. Dit digitale verkeer vindt voor een groot deel plaats over zeekabels. Daarom
vinden deze leden dat we zeekabels als een belangrijk stukje soevereiniteit moeten
zien. Zonder deze datakabels stort onze digitale leefomgeving namelijk volledig in.
De Minister heeft in haar reactie op het witboek al aangegeven dat zij het belang
van zeekabels onderschrijft. Daarom vragen deze leden of de Minister het met de leden
van de NSC-fractie eens is dat Nederland zich vol moet inzetten om een belangrijke
geopolitieke en strategische rol te vervullen als data-verbindingspunt tussen Europa
en Engeland, de VS en Zuid-Amerika. En zo ja, hoe wil de Minister dit dan bereiken
en welke stappen wil zij hiervoor zetten in Europees verband?
Antwoord
Aangezien deze onderwerpen niet op de agenda van de formele Telecomraad staan, zal
de beantwoording van bovenstaande vragen worden meegenomen in het verslag van deze
Raad.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.C. Kathmann, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken -
Mede ondertekenaar
S.R. Muller, adjunct-griffier