Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Van der Lee en Stultiens over de voortgang van kabinetsdoelstellingen
Vragen van de leden Van der Lee en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) aan de Minister-President en de Ministers van Financiën, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Justitie en Veiligheid, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van Infrastructuur en Waterstaat, van Economische Zaken en Klimaat, van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de voortgang van kabinetsdoelstellingen (ingezonden 22 april 2024).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) en van Minister
Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 15 mei 2024). Zie ook Aanhangsel
Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1673. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1693. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1732. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1733. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1734. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1735. Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 1743
Vraag 2
Herinnert u zich dat alle kabinetsdoelen vorig jaar hopeloos uit beeld waren?1 Kunt u voor elke van de hierna genoemde doelstellingen aangeven of dit nog steeds
het geval is (door bij elke doelstelling een concreet percentage/getal te noemen):
k. nul thuiszittende kinderen;
q. 3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);
u. minder dan 18.000 voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) in 2026 conform de werkagenda
mbo;
v. alle leerlingen beheersen de basisvaardigheden rekenen en taal in 2028 goed genoeg
om mee te kunnen doen in de samenleving (Masterplan basisvaardigheden).
Antwoord 2
Het beeld dat de genoemde doelstellingen onder K, Q, U en V hopeloos uit beeld zijn
geraakt herkennen wij niet. Hieronder zullen wij per doelstelling specifiek aangeven
op welke manier wij werken aan het realiseren ervan.
k. nul thuiszittende kinderen;
Ondanks dat ruim 99% van de kinderen wel naar school gaat, stijgt het aantal thuiszittende
leerlingen opnieuw, zo blijkt uit de laatste leerplichttelling. Met de Kamerbrief
passend onderwijs2 dd. 10 mei jl. zijn deze cijfers aan de Kamer gezonden. Gedurende schooljaar 2022/2023
waren er totaal 13.707 leer- en kwalificatieplichtige kinderen en jongeren die niet
waren ingeschreven bij een onderwijsinstelling en niet over een vrijstelling beschikten.
Het is belangrijk om op te merken dat een deel van deze groep in het vorige schooljaar
wel weer ingestroomd is in onderwijs, totaal ruim 4400 leerlingen. Daarnaast waren
er 3881 leer- en kwalificatieplichtige kinderen en jongeren die wel op een school
ingeschreven waren, maar die langer dan vier weken ongeoorloofd verzuimen zonder dat
er sprake is van vrijstelling van leerplicht.
In de brief passend onderwijs worden de belangrijkste maatregelen beschreven om het
verzuim – en daarmee ook het aantal thuiszittende kinderen – terug te dringen.
• Het wetsvoorstel «Terugdringen verzuim» heeft als doel verzuim beter in beeld te krijgen,
te voorkomen en terug te dringen. Scholen en betrokken partijen krijgen beter inzicht
in de aanwezigheid van leerlingen (ook de leerlingen die – langdurig – geoorloofd
verzuimen), waardoor afwezigheid eerder opvalt en scholen daar actie op kunnen nemen.
Er komt zo ook een completer beeld van de omvang van de groep thuiszittende kinderen.
Met dit verbeterde inzicht kunnen samenwerkingsverbanden zorgen voor de juiste ondersteuning
voordat het verzuim zorgelijk wordt. Ook wordt het verzuimbeleid op scholen verbeterd.
In het verzuimbeleid beschrijven scholen hoe ze preventief maatregelen nemen om verder
verzuim te voorkomen.
• Er is meer maatwerk mogelijk. Bijvoorbeeld via meer ruimte in regels voor onderwijszorgarrangementen
en een subsidieregeling gericht op niet ingeschreven kinderen, zodat de drempel om
weer naar school te gaan steeds kleiner wordt. In totaal 76 onderwijszorgarrangementen
(OZA) doen mee aan het experiment OZA waar nu al 945 kinderen een plek vinden, die
op verschillende manieren gebruik kunnen maken van meer ruimte in wet- en regelgeving.
• Met het actieprogramma Digitale School stimuleert OCW dat scholen de kansen van digitaal
afstandsonderwijs ten volle benutten voor leerlingen die door hun gezondheidssituatie
niet of niet volledig naar school kunnen. Specifiek voor de groep thuiszittende leerlingen
opent voor de zomer een subsidieregeling waarmee er onder de verantwoordelijkheid
van schoolbesturen en samenwerkingsverbanden initiatieven tot stand kunnen komen om
leerlingen maatwerk met digitaal afstandsonderwijs te bieden, totdat zij weer fysiek
naar school kunnen.
Zowel de ruimte voor initiatieven op het snijvlak onderwijs en zorg als digitaal afstandsonderwijs
krijgen uiteindelijk een duurzame plek in de wet. Op deze manier borgen we dat leerlingen
die uitvallen of dreigen uit te vallen via maatwerk (weer) onderwijs kunnen volgen.
Deze aanpak staat niet op zichzelf maar is in brede zin onderdeel van de Verbeteraanpak Passend Onderwijs. Zo is het plan van aanpak hoogbegaafdheid ook deel van het tegengaan van schooluitval,
en meer preventief ook onze inzet via de Brugfunctionaris en het verankeren van hoorrecht voor leerlingen in het wetsvoorstel «Versterking
positie ouders en leerlingen in het passend onderwijs».
q. 3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);
De Lissabondoelstelling spreekt de ambitie uit om 3% van het bbp te besteden aan onderzoek
en ontwikkeling. Deze doelstelling dient om de kracht van de economie te versterken
en economische groei te kunnen halen uit productiviteitsgroei door innovatie en ontwikkeling.
In 2022 ligt het percentage investeringen in onderzoek en ontwikkeling in Nederland
op 2,30% van het bbp (voorlopige cijfers). Dit betreft zowel publieke als private
investeringen. Dit kabinet zet zich wel in om dichter bij de doelstelling te komen
door sterk te investeren in onderzoek en ontwikkeling, zoals met het Fonds voor Onderzoek
en Wetenschap, en het Nationaal groeifonds.
u. minder dan 18.000 voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) in 2026 conform de werkagenda
mbo;
In studiejaar 2022–2023 zijn er 30.246 voortijdig schoolverlaters geteld. Het afgelopen
najaar heeft het kabinet het actieplan voortijdig schoolverlaten (vsv) naar uw Kamer
gestuurd3 om uitwerking te geven aan deze doelstelling. Het actieplan bestaat uit een pakket
aan maatregelen langs de volgende hoofdlijnen:
1. vroegtijdig signaleren en voorkomen van problemen die kunnen leiden tot uitval;
2. extra begeleiding voor jongeren met een hoge kans op uitval;
3. betere oriëntatie en soepeler doorstroom;
4. aantrekkelijker onderwijs voor jongeren die willen werken;
5. betere begeleiding naar werk voor jongeren met en zonder diploma.
v. alle leerlingen beheersen de basisvaardigheden rekenen en taal in 2028 goed genoeg
om mee te kunnen doen in de samenleving (Masterplan basisvaardigheden).
Via het Masterplan basisvaardigheden zijn diverse acties in gang gezet om de basisvaardigheden
van leerlingen te verbeteren, ook in 2023.
• Zo kunnen scholen in het funderend onderwijs gebruik maken van de subsidieregeling
«verbetering basisvaardigheden», waarmee scholen worden ondersteund met het verbeteren
van de basisvaardigheden taal, rekenen/wiskunde, burgerschap en digitale geletterdheid.
• Met de herziening van de kerndoelen voor het primair onderwijs en de onderbouw van
het voortgezet onderwijs wordt de opdracht aan het onderwijs verduidelijkt.
• In het Opleidingsberaad Leraren (voorheen: curriculumberaad) werken OCW, lerarenorganisaties
en vertegenwoordigers van lerarenopleidingen en werkgevers in het onderwijs samen
om de hbo-lerarenopleidingen aan te laten sluiten op de nieuwe kerndoelen voor de
basisvaardigheden.
• Scholen kunnen voor toegankelijke kennis uit onderzoek en expertise over de basisvaardigheden
terecht bij NRO, SLO en bij de expertisepunten. Voor rekenen-wiskunde, burgerschap
en digitale geletterdheid zijn deze expertisepunten reeds opgericht. Het expertisepunt
taal is op dit moment in ontwikkeling.
Eind mei ontvangt u de vierde voortgangsbrief van het Masterplan basisvaardigheden.
Hierin wordt u verder geïnformeerd over de beleidsmaatregelen die ingezet zijn in
het kader van het Masterplan.
De 1e Monitor Basisvaardigheden funderend onderwijs4 die 28 november 2023 aan de Kamer is aangeboden geeft weer hoe het staat met de beheersing
van de basisvaardigheden rekenen en taal. Deze monitor valt te beschouwen als een
startmeting en geeft een beeld van het antwoord op de vraag hoe leerlingen op het
terrein van taal en rekenen-wiskunde ervoor staan aan het einde van het schooljaar
2022–2023, slechts een jaar na de start van het Masterplan.
Experts zijn het er over eens dat op die korte termijn er nog geen zichtbare resultaten
te verwachten zijn. Zonder in technische terminologie te vervallen, zien we in de
monitor dat de leesvaardigheid van leerlingen aan het einde van de basisschool al
bijna op het gewenste niveau is. Een veel grotere uitdaging ligt er bij rekenen-wiskunde
in het basisonderwijs en bij zowel leesvaardigheid als rekenen-wiskunde in het voortgezet
onderwijs. Het kabinet vindt het belangrijk dat er goed zicht blijft op de voortgang
van de doelstellingen rondom het Masterplan, en zal de monitor basisvaardigheden daarom
jaarlijks actualiseren.
Vraag 3
Kunt u bij elk van deze doelstellingen aangeven of de gemaakte voortang voldoende
is om het gestelde doel te behalen? Zo nee, waar ligt dit aan?
Antwoord 3
k. nul thuiszittende kinderen;
Het staat buiten kijf dat de recente cijfers verontrustend zijn; nog teveel kinderen
en jongeren volgen langdurig geen onderwijs. In de voornoemde Kamerbrief passend onderwijs
bent u geïnformeerd over de maatregelen die het kabinet neemt om deze trend te keren
richting 2030.
Het kabinet werkt aan wetgeving op het gebied van verzuim en meer mogelijkheden voor
kinderen en jongeren om zich te kunnen blijven ontwikkelen, onder meer via digitaal
afstandsonderwijs. Inzet is sterk gericht op preventie omdat kort verzuim in de praktijk
vaak een voorspeller is van langdurige schooluitval. De nieuwe verzuimcijfers sterken
het kabinet in de opvatting dat deze maatregelen noodzakelijk zijn. Voor een nadere
duiding van deze verzuimcijfers en een beschrijving van de aanpak verzuim wordt hier
verwezen naar de Kamerbrief5. Maatregelen om het verzuim terug te dringen vergen tijd om zichtbaar te worden in
het aantal thuiszittende kinderen en jongeren – de meest recente cijfers betreffen
het schooljaar 2022–2023. Tegelijkertijd constateren we ook dat de context waarbinnen
gewerkt wordt aan deze aanpak weerbarstig is. Onder andere personeelstekorten in de
onderwijs- en zorgsector, en de instroom van een grote groep nieuwkomers vormen een
belemmering om het aantal thuiszittende kinderen en jongeren terug te brengen. Desondanks
blijft het streven naar 2030 om onnodig verzuim zo ver mogelijk te reduceren.
q. 3% van het bbp wordt besteed aan R&D-uitgaven (Lissabon doelstelling);
Nederland haalt de Europese ambitie voor investeren in onderzoek en ontwikkeling op
dit moment niet. Nederland besteedt in vergelijking met andere OESO-landen een klein
deel van zijn bbp aan onderzoek en ontwikkeling, namelijk 2,30% in 2022. Ten opzichte
van 2021 was er een minimale groei, toen was het percentage 2,27%. Hoewel het kabinet
de afgelopen jaren stappen heeft gezet richting de nog steeds nagestreefde 3% doelstelling
voor 2030, lijkt de kans klein dat zonder beleidswijzigingen de Lissabon-doelstelling
in 2030 wordt gehaald.
Eventuele bezuinigingen zullen het gat met de Lissabon-doelstelling weer vergroten.
Uit onderzoek is gebleken dat meer publieke investeringen in onderzoek en ontwikkeling
ook zorgen voor meer private investeringen in onderzoek en ontwikkeling6. Daarnaast hebben publieke investeringen in nieuwsgierigheidsgedreven en toegepast
onderzoek een positief effect op economische groei7.
Publieke uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling hebben hierbij een eigen rol die niet
vervuld kan worden door private uitgaven: publieke uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling
leidt namelijk eerder tot de ontwikkeling van nieuwe technologievelden en generen
vaker kennisspillovers dan private uitgaven. Daardoor zorgt een afname van publieke
uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling voor verminderde productiviteitsgroei8. Ook het IMF adviseert dat overheden meer subsidies geven voor onderzoek en ontwikkeling,
om daarmee de economische groei te verhogen9. Het IMF wijst erop dat als landen hun uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling, en
met name voor fundamenteel onderzoek, met 0,5% van het bbp verhogen, dat hun bbp dan
op lange termijn stijgt met 2%. Onderzoekers van de Rabobank laten bijvoorbeeld zien
dat de toegevoegde waarde van het Nationaal Groeifonds en het Fonds voor Onderzoek
en Wetenschap aan de Nederlandse economie € 90 miljard is tot 2040, terwijl de kosten
maar € 15 miljard zijn10.
u. minder dan 18.000 voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) in 2026 conform de werkagenda
mbo;
Met de bovengenoemde maatregelen in dit plan heeft het kabinet er vertrouwen in dat
het aantal vsv’ers fors zal dalen naar de beoogde doelstelling van minder dan 18.000
vsv’ers in 2026. Het actieplan sluit aan op de belangrijkste oorzaken van vsv: persoonlijke
problemen, ongediplomeerde uitstroom naar werk (groenpluk) en een niet passende studiekeuze.
In het voorjaar van 2025 rapporteert het kabinet over het aantal nieuwe vsv’ers in
studiejaar 2023–2024 en zal het kabinet uitgebreid in gaan op de voortgang op alle
acties uit het actieplan vsv.
v. alle leerlingen beheersen de basisvaardigheden rekenen en taal in 2028 goed genoeg
om mee te kunnen doen in de samenleving (Masterplan basisvaardigheden).
Zoals toegelicht in de brief «Doelen en voortgang: Masterplan basisvaardigheden»11 is het ons streven dat aan het einde van schooljaar 2027–2028 de basis bij alle leerlingen
op orde is en de aansluiting naar het vervolgonderwijs op orde is. Aan het einde van
het schooljaar 2025–2026 zullen we hiervoor een tussenmeting doen om te zien welke
aanpassingen eventueel noodzakelijk zijn. In de 2e Monitor basisvaardigheden funderend
onderwijs die eind 2024 naar uw Kamer wordt gestuurd zal het kabinet u informeren
over de voortgang op onze doelen. Dan is er onder andere nieuw onderzoek beschikbaar
op basis van leerlingvolgsysteemgegevens uit po en de onderbouw van het vo, doorstroomtoetsen
po en de vaardigheid van eindexamenkandidaten vo, op basis van cijfers uit 2024, die
nog beschikbaar moeten komen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.