Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 552 Wijziging van de Kieswet, houdende regels over taken van de Kiesraad met het oog op de bevordering van de kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces (Wet kwaliteitsbevordering uitvoering verkiezingsproces)
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
Inhoud
blz.
A.
Algemeen deel
2
1.
Inleiding
2
1.1.
Achtergrond en aanleiding
2
1.2.
De hoofdlijnen van het wetsvoorstel
5
1.3.
Verhouding tot andere voorstellen verkiezingsproces
6
2.
Inhoudelijke toelichting
8
2.1.
Het (verder) bevorderen van de kwaliteit in het verkiezingsproces
8
2.1.1.
Inlichtingenplicht gemeenten richting de Kiesraad
9
2.2.
Taken en bevoegdheden van de Kiesraad voorafgaand aan een verkiezing
10
2.2.1.
Het opstellen van factsheets en instructies
10
2.2.2.
Het opstellen van kwaliteitsstandaarden
12
2.2.3.
Het vaststellen van modellen
13
2.3.
Taken en bevoegdheden van de Kiesraad tijdens een verkiezing
16
2.3.1.
Het aanwijzen van personen die de Kiesraad bijstaan
16
2.3.2.
Samenwerking bij de kwaliteitsbevordering
17
2.3.3.
Het doen van waarnemingen
17
2.3.4.
Het adviseren van gemeenten en waterschappen tijdens een verkiezing
18
2.3.5.
Het geven van een procesaanwijzing aan stembureaus
21
2.3.6.
Het informeren van de Minister over onregelmatigheden
28
2.4.
Taken en bevoegdheden van de Kiesraad na een verkiezing
29
2.4.1.
Rapportage van bevindingen
29
2.4.2.
Advies aan vertegenwoordigend orgaan over een herstemming
30
2.5.
Uitbreiding adviestaken van de Kiesraad
30
2.6.
Waarborgen in de organisatie van de Kiesraad
31
2.6.1.
Functiescheiding
31
2.6.2.
Bestuursreglement
33
2.7.
De verantwoordelijkheden van de stembureaus, gemeenten en waterschappen
34
2.7.1.
De verantwoordelijkheden van de stembureaus
34
2.7.2.
De verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen
35
2.8.
De verantwoordelijkheden van de Minister van BZK
36
2.8.1.
De stelselverantwoordelijkheid van de Minister van BZK
36
2.8.2.
De bevoegdheden van de Minister ten opzichte van internationale waarnemers
37
2.8.3.
Het evalueren van verkiezingen
37
2.8.4.
Het opstellen van circulaires
37
2.8.5.
Beleidsontwikkeling en aanpassing van wet- en regelgeving
38
2.9.
Ketensamenwerking
38
3.
Wetgevingsaspecten
40
3.1.
Verhouding tot andere wetgeving
40
3.1.1.
Verhouding tot de Kaderwet zbo’s
40
3.1.2.
Verhouding tot de Kaderwet adviescolleges
42
3.2.
Het niveau van de regelgeving
42
3.3.
De plaats van de regeling in de Kieswet
43
4.
Bestuurslasten, financiële gevolgen en administratieve lasten
44
4.1.
Gevolgen voor de Kiesraad
44
4.2.
Gevolgen voor gemeenten en waterschappen
45
4.3.
Gevolgen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba
47
4.4.
Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
47
5.
Inwerkingtreding
47
6.
Advies en consultatie
47
B.
Artikelsgewijs
50
A. Algemeen deel
1. Inleiding
1.1. Achtergrond en aanleiding
Het Nederlandse verkiezingsproces wordt van oudsher gezien als robuust en betrouwbaar.
Dat is echter niet vanzelfsprekend en vereist doorlopende aandacht. Om de onafhankelijkheid,
de transparantie en de kwaliteit van het verkiezingsproces en de betrouwbaarheid van
de verkiezingsuitslag ook in de toekomst te waarborgen, wordt met voorliggend wetsvoorstel
voorgesteld de rol van de Kiesraad in het verkiezingsproces te verzwaren. Dit betekent
dat de Kiesraad een grotere rol krijgt met betrekking tot het bevorderen en bewaken
van de kwaliteit van het verkiezingsproces en de ondersteuning van gemeenten1 en waterschappen bij het uitvoeren van hun taken voorafgaand aan, tijdens en na een
verkiezing.
De transitie van de Kiesraad wordt vormgegeven in twee fases:
De eerste fase behelst de taakuitbreiding van de Kiesraad omtrent het beheer van de
uitslagprogrammatuur. De Tweede Kamer is op 14 maart 20192 geïnformeerd over de transitie van de Kiesraad, waarbij de Kiesraad formeel verantwoordelijkheden
en bevoegdheden krijgt voor het beheer van de uitslagprogrammatuur. Het wetsvoorstel
dat hier uitvoering aan geeft3 is op 24 juni 2022 bij de Tweede Kamer ingediend, en inmiddels door zowel de Tweede
Kamer als de Eerste Kamer aanvaard.4 Nadat het wetsvoorstel programmatuur verkiezingsuitslagen tot wet is verheven heeft
de Kiesraad de volgende taken:
1. Centraal stembureau bij landelijke verkiezingen (Tweede Kamer, Eerste Kamer en Europees
Parlement);
2. Adviescollege voor de regering en Staten-Generaal aangaande uitvoeringstechnische
onderwerpen die het Kiesrecht of verkiezingen betreffen.
3. Het verzamelen van de uitslagen van de op basis van de Kieswet gehouden verkiezingen
en het ontsluiten daarvan.5
4. Beheerder van de programmatuur die wordt gebruikt bij de berekening van stemtotalen
en de vaststelling van de verkiezingsuitslag.
5. Kennis- en expertisecentrum op het gebied van verkiezingen.
De tweede fase ziet op de rol van de Kiesraad ten behoeve van de kwaliteitsbevordering
van het verkiezingsproces. De taakuitbreiding van de Kiesraad met het wetsvoorstel
programmatuur verkiezingsuitslagen is, mede gelet op het advies van ABDTOPconsult,6 aanleiding geweest om ook in brede zin te kijken naar welke rol de Kiesraad kan krijgen
in de bewaking van de kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces. Op 17 juni
20207 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat dit transitietraject er ook toe moet leiden dat
de Kiesraad zich verder ontwikkelt tot een verkiezingsautoriteit. Deze verdere taakuitbreiding
met betrekking tot de kwaliteitsbevordering betreft de tweede fase van de transitie
van de Kiesraad en is opgenomen in de Verkiezingsagenda 2030.8 In de Verkiezingsagenda 2030 is gemeld dat de Kiesraad een belangrijke instruerende,
beoordelende en ondersteunende rol in het verkiezingsproces krijgt met bijpassende
taken en bevoegdheden.
In het verkiezingsproces hebben burgemeester en wethouders van een gemeente een belangrijke
taak bij het organiseren van de verkiezingen en het ondersteunen van de stembureaus
in hun gemeente bij de uitvoering van hun taken. Dat doen zij onder andere door het
instellen van de stemlokalen en het organiseren van de benodigde faciliteiten daaromheen,
bijvoorbeeld voor het tellen van stemmen op een centrale locatie. Burgemeester en
wethouders zijn op grond van de Kieswet ook verantwoordelijk voor de benoeming en
de training van de stembureauleden. Verder kan de burgemeester door de voorzitter
van het stembureau om bijstand worden verzocht bij handhaving van de orde in het stemlokaal.
In de praktijk betekent dit dat gemeenten bij eventuele onregelmatigheden de stembureauleden
van advies voorzien over hoe zij moeten handelen, dan wel verwijzen zij naar de wettelijke
kaders hoe gehandeld moet worden. Tot slot bieden de gemeenten ondersteuning aan bij
vragen tijdens de verkiezingsdag. De verantwoordelijkheden van gemeenten in de organisatie
van verkiezingen en de ondersteunende taak van gemeenten richting de stembureaus blijven
met dit wetsvoorstel ongewijzigd.
Tot op heden ondersteunt het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK) de gemeenten bij de organisatie van het verkiezingsproces. Dit gebeurt onder
andere via circulaires, instructies, factsheets en nieuwsbrieven. Verder stelt de
Minister van BZK op grond van de Kieswet een groot aantal modellen vast (onder meer
voor diverse processen-verbaal) in de Kiesregeling. Ook organiseert het Ministerie
van BZK inloopspreekuren waar gemeenteambtenaren vragen kunnen stellen over de uitleg
van instructies en de wet- en regelgeving. Verder is er door de Kiesraad en het Ministerie
van BZK gezamenlijk het «informatiepunt verkiezingen» ingericht, waar gemeenten telefonisch
en per e-mail vragen kunnen voorleggen. Met de transitie van de Kiesraad als gevolg
van voorliggend wetsvoorstel worden ondersteunende taken (waaronder het opstellen
van instructies en factsheets) van het Ministerie van BZK aan de Kiesraad overgedragen.
Het opstellen van circulaires blijft een bevoegdheid van de Minister van BZK. Ten
opzichte van de huidige situatie zal de inhoud van de circulaires zich in de toekomstige
situatie richten op de toelichting bij (nieuwe) wet- en regelgeving en niet meer op
de ondersteuning van de organisatie van verkiezingen. Zie hiervoor paragraaf 2.8.4.
Waar gemeenten in de huidige situatie vaak nog met het Ministerie van BZK contact
opnemen, en het ministerie bijvoorbeeld ook het instructiemateriaal voor stembureauleden
verzorgt, zal na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel de Kiesraad voor gemeenten
het aanspreekpunt zijn omtrent de uitvoering van het verkiezingsproces. Overigens
biedt de Kiesraad ook nu al zelfstandig op verschillende vlakken ondersteuning aan
gemeenten, onder meer met het opstellen van controleprotocollen en instructies voor
het gebruik van de uitslagprogrammatuur.
De uitvoering van verkiezingen is tot in detail in de Kieswet vastgelegd.9 Het is belangrijk, ook voor het publieke vertrouwen in het verkiezingsproces, dat
de uitvoering van die regels wordt gemonitord en dat de kwaliteit van de uitvoering
van het verkiezingsproces structureel wordt bevorderd. Vanwege de bijzondere positie
van het verkiezingsproces in de democratische rechtsstaat ligt het voor de hand om
de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsbevordering neer te leggen bij een onafhankelijke
instantie. Vanwege zijn expertise op het terrein van verkiezingen en de onafhankelijke
positionering is de Kiesraad, zijnde een zelfstandig bestuursorgaan, de aangewezen
instantie om deze taak te vervullen.
Om de kwaliteit van het verkiezingsproces verder te bevorderen en toekomstbestendig
te maken acht de regering het wenselijk meer instrumenten te ontwikkelen die zien
op de kwaliteitsbevordering voor en tijdens verkiezingen en de kwaliteitsbeoordeling na verkiezingen.
Een verkiezing is een complex en arbeidsintensief proces, met korte termijnen waardoor
er slechts beperkt ruimte is om eventuele fouten te herstellen. De organisatie vraagt
veel van gemeenten, mede vanwege de steeds complexere wetgeving en de hoge eisen die
er aan de uitvoering van het verkiezingsproces worden gesteld. Gemeenten steunen in
belangrijke mate op de uitleg en expertise van het Ministerie van BZK en de Kiesraad.
Gelet hierop zijn meer mogelijkheden om voorafgaand aan en gedurende het verkiezingsproces
waar nodig ondersteuning te bieden en in de uitvoering ervan bij te sturen welkom.
De Kiesraad krijgt daarom op grond van dit wetsvoorstel een nieuwe kwaliteitsbevorderende
taak met daarbij behorende verplichtingen en bevoegdheden. In de laatste jaren is
steeds meer zichtbaar geworden dat de organisatie van verkiezingen door gemeenten
vaak niet meer alleen op projectbasis kan worden uitgevoerd. Steeds vaker vraagt de
organisatie van verkiezingen bij gemeenten om een vast aangewezen team dat het hele
jaar beschikbaar is om te werken aan de organisatie van de verkiezingen. Het past
bij deze ontwikkeling dat de Kiesraad met dit wetsvoorstel een structurele rol krijgt
in de kwaliteitsbevordering van de uitvoering van het verkiezingsproces en de ondersteuning
van gemeenten. Hierdoor wordt het mogelijk om gemeenten ook buiten een verkiezingsperiode
te ondersteunen en adviseren bij de werkzaamheden ten behoeve van de organisatie van
verkiezingen, om er zo aan bij te dragen dat het verkiezingsproces robuuster ingebed
wordt in de gemeentelijke organisatie. Daarnaast wordt het wenselijk geacht dat de
vertegenwoordigende organen bediend worden van onafhankelijke, onpartijdige en deskundige
rapportages over de uitslagvaststelling en het verloop van de stemming. Daartoe krijgt
de Kiesraad met dit wetsvoorstel de taak om aan het vertegenwoordigend orgaan verslag
uit te brengen over de feitelijke gang van zaken tijdens de stemming. In het uiterste
geval kan de Kiesraad aan het vertegenwoordigend orgaan adviseren om over te gaan
tot herstemming. Deze informatie kan door de vertegenwoordigend organen benut worden
bij het geloofsbrievenonderzoek.
Het Ministerie van BZK en de Kiesraad hebben tevens geconstateerd dat de Kiesraad
in de huidige situatie een adviesrol heeft ten aanzien van aangelegenheden die verkiezingen
betreffen die breder is dan de wettelijke afbakening op uitvoeringstechnische aangelegenheden
(zie artikel A 3, tweede lid, van de Kieswet). In de huidige situatie wordt de Kiesraad
al gevraagd advies uit te brengen bij alle voorstellen tot wijziging van de Kieswet.
Deze adviezen gaan in de praktijk verder dan alleen de uitvoeringstechnische aspecten
en betreffen ook het beleid met betrekking tot de organisatie en inrichting van verkiezingen.
Ook los van de adviezen over wet- en regelgeving geeft de Kiesraad met enige regelmaat
gevraagd en ongevraagd advies. Vanwege het zwaarwegende belang dat de regering hecht
aan de adviezen van de Kiesraad, wordt in voorliggend wetsvoorstel voorgesteld de
adviestaak te verbreden naar een algemene adviesbevoegdheid over aangelegenheden die
verkiezingen betreffen. Omtrent het kiesrecht blijft de adviesbevoegdheid afgebakend
tot uitvoeringstechnische aangelegenheden. De reden daarvoor is dat de Raad voor het
Openbaar Bestuur het eerst aangewezen college is om de regering en beide Kamers van
de Staten-Generaal te adviseren over het kiesrecht in breder perspectief van het openbaar
bestuur, zoals over de hoogte van de kiesgerechtigde leeftijd.
1.2. De hoofdlijnen van het wetsvoorstel
De kwaliteitsbevorderende rol die de Kiesraad krijgt met dit wetsvoorstel is gebaseerd
op de volgende drie pijlers:
1. Ondersteunen van de organisatie van verkiezingen (middels instructies, kwaliteitsstandaarden
en het vaststellen van modellen voorafgaand aan een verkiezing).
2. Waarnemen en indien nodig bijsturen (ten behoeve van de kwaliteitsbevordering) van
het proces tijdens een verkiezing.
3. Beoordelen van het verloop van de verkiezing (via een rapportage en advies aan het
vertegenwoordigend orgaan na een verkiezing).
Tevens voorziet dit wetsvoorstel in een uitbreiding van de wettelijke adviestaak van
de Kiesraad. De Kiesraad heeft de bevoegdheid om de regering en de Staten-Generaal
van advies te dienen in uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of
de verkiezingen betreffen. In voorliggend wetsvoorstel wordt deze adviesbevoegdheid
omtrent verkiezingen verbreed, zodat de adviesbevoegdheid ten aanzien van verkiezingen
wettelijk niet meer beperkt is tot uitvoeringstechnische aangelegenheden.
Het bijzondere karakter van verkiezingen vraagt om waarborgen ten behoeve van de transparante,
controleerbare en integere taakuitvoering. Reeds bij het wetsvoorstel programmatuur
verkiezingsuitslagen constateerde de Afdeling advisering van de Raad van State in
haar advies10 dat de Kiesraad meerdere rollen zal gaan vervullen en in die hoedanigheid «met zichzelf» afspraken maakt en op zichzelf toeziet. Mede in het licht van de verdere transitie van de Kiesraad benadrukte de Afdeling
advisering het belang dat er in organisatorische zin onderscheid wordt gemaakt ter voorkoming van onwenselijke
functievermenging. In voorliggend wetsvoorstel wordt daarom voorzien in de noodzakelijke waarborgen
om onwenselijke functievermenging binnen de Kiesraad te voorkomen. De Kiesraad zal
bij landelijke verkiezingen immers zowel een kwaliteitsbevorderende rol vervullen
als, in zijn hoedanigheid van centraal stembureau, deel uitmaken van het verkiezingsproces.
De voorgestelde wijzigingen in het takenpakket van de Kiesraad hebben gevolgen voor
de organisatie van de Kiesraad. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (verder:
Kaderwet zbo’s) is met uitzondering van enkele bepalingen van toepassing op de Kiesraad.
Ook zijn enkele bepalingen uit de Kaderwet adviescolleges reeds van toepassing op
de Kiesraad. Uitgangspunt hierbij blijft dat de Kiesraad zijn taken onafhankelijk
uitvoert.
In de Verkiezingsagenda 2030 staat het voornemen opgenomen dat dit wetsvoorstel in
werking is getreden bij de verkiezing van het Europees Parlement in 2024. Omtrent
de inwerkingtreding van het wetsvoorstel is met de Kiesraad besproken dat het, gelet
op de nodige tijd voor parlementaire behandeling, in de rede ligt dat dit wetsvoorstel
pas na de Europees-Parlementsverkiezingen in werking treedt. Tijdens de verkiezing
voor de leden van het Europees Parlement zal de Kiesraad daarom nog niet formeel zijn
nieuwe taken kunnen uitoefenen. Het Ministerie van BZK en de Kiesraad zijn wel reeds
gestart met de voorbereiding van de taakuitbreiding van de Kiesraad, zodat de Kiesraad
op tijd gereed is voor de uitvoering van zijn nieuwe taken en verantwoordelijkheden.
In dat kader bezien het Ministerie van BZK en de Kiesraad welke ondersteunende werkzaamheden
bij de organisatie van verkiezingen, die geen wettelijke grondslag vereisen, al bij
de Kiesraad kunnen worden ondergebracht. Te denken valt aan het actualiseren van de
huidige factsheets en instructies in de toolkit verkiezingen,11 het organiseren van inloopspreekuren met gemeenten voor het beantwoorden van vragen
en het uitbreiden van de rol van de Kiesraad in de evaluatie van de verkiezingen.
1.3. Verhouding tot andere voorstellen verkiezingsproces
De Minister van BZK heeft aan de Tweede Kamer toegezegd12 om in de memorie van toelichting bij ieder wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet
inzichtelijk te maken hoe het voorstel zich verhoudt tot andere ontwikkelingen in
het verkiezingsproces.
Voorliggend wetsvoorstel bouwt verder voort op het wetsvoorstel programmatuur verkiezingsuitslagen.13 Dat wetsvoorstel betreft het eerste deel van de transitie Kiesraad. Voor de opsplitsing
van deze voorstellen is gekozen vanwege het dringende belang de verantwoordelijkheden
en bevoegdheden omtrent het beheer en gebruik van de uitslagprogrammatuur in de Kieswet
te verankeren.
De Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen14 wijzigt de procedure voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen. Bij het opstellen
van het voorliggende wetsvoorstel is de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen
als vertrekpunt genomen. Die wet is op 1 januari 2023 in werking getreden.
Het initiatiefwetsvoorstel vervroegd stemmen in het stemlokaal15 van de leden Sneller (D66) en Bushoff (PvdA) heeft als doel dat kiezers voorafgaand
aan de verkiezingsdag al kunnen stemmen. Wanneer vervroegd stemmen in het stemlokaal
in de toekomst mogelijk wordt, betekent dit een uitbreiding van de werkzaamheden in
de organisatie en uitvoering van verkiezingen. De kwaliteitsbevorderende rol die de
Kiesraad met het voorliggende wetsvoorstel krijgt, zal hier ook op van toepassing
zijn.
De Wet kiescollege niet-ingezetenen geeft uitvoering aan de Grondwetswijziging strekkende
tot het opnemen van een bepaling over een door niet-ingezetenen gekozen kiescollege
voor de verkiezing van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Die Grondwetswijziging
regelt dat de leden van de Eerste Kamer mede worden gekozen door de leden van een
door niet-ingezetenen gekozen kiescollege. De Wet kiescollege niet-ingezetenen is
op 1 januari 2023 in werking getreden. Wanneer dit voorliggende wetsvoorstel tot wet
wordt verheven zal het ook van toepassing zijn op de verkiezing van het kiescollege
niet-ingezetenen.
Het wetsvoorstel «Met een stem, meer keus»16 heeft, indien het voorstel tot wet wordt verheven, ingrijpende gevolgen voor het
verkiezingsproces. Het wetsvoorstel brengt een wijziging aan in de manier waarop burgers
hun stem uitbrengen – behalve op individuele kandidaten kan er ook gestemd worden
op alle kandidaten op een lijst, in de volgorde zoals door de politieke partij voorgesteld –
en daarmee ook in de wijze waarop de verkiezingsuitslagen worden vastgesteld. Aanpassingen
aan het verkiezingsproces naar aanleiding van dat wetsvoorstel moeten ook verwerkt
worden in de instructies die gemeenten ontvangen.
Indien de hiervoor genoemde wetsvoorstellen voorafgaand aan dit voorliggende wetsvoorstel
in werking treden, worden gemeenten en stembureaus bij de invoering van de uit de
hieruit voortvloeiende wijzigingen voor de organisatie van verkiezingen nog ondersteund
door het Ministerie van BZK. Ook verwerkt BZK de wijzigingen in de instructies richting
gemeenten en stembureaus. Zodra voorliggend wetsvoorstel inwerking treedt, zal deze
ondersteuning worden geboden door de Kiesraad en is het de Kiesraad die deze wijzigingen
verwerkt in de instructies die hij aan gemeenten en stembureaus geeft.
Een belangrijk kader voor alle ontwikkelingen in het verkiezingsproces is de Verkiezingsagenda
2030 die op 18 juni 202117 is aangeboden aan de Tweede Kamer. De Verkiezingsagenda 2030 is gezamenlijk opgesteld
door het Ministerie van BZK, de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), de Nederlandse
Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) en de Kiesraad. Met de Verkiezingsagenda 2030 zijn
voorstellen voor vernieuwing en verbetering in het verkiezingsproces in beeld gebracht.
Verschillende wijzigingen die voorzien zijn in de verkiezingsagenda (zoals de versterking
van de kandidaatstellingsprocedure en de kaders voor gebruik van digitale ondersteuning
van stembureaus) betekenen veranderingen in het verkiezingsproces. Veranderingen in
het verkiezingsproces betekenen ook dat in de ondersteuning van gemeenten voorafgaand aan verkiezingen wijzigingen optreden. De Kiesraad zal in zijn nieuwe rol de instructies,
handleidingen en factsheets op die wijzigingen moeten aanpassen. Datzelfde geldt voor
de modellen die door de Kiesraad worden vastgesteld. Voordat nieuwe modellen kunnen
worden vastgesteld, moet consultatie plaatsvinden. Bij de implementatie van toekomstige
wijzigingen die voortvloeien uit de verkiezingsagenda moet rekening gehouden worden
met mogelijke uitvoeringsconsequenties voor de Kiesraad en gemeenten. Wijzigingen
in het verkiezingsproces vergen ook wijzigingen in de instructies en kwaliteitsstandaarden
die de Kiesraad voorafgaand aan verkiezingen opstelt ten behoeve van de ondersteuning
aan gemeenten en stembureaus in de organisatie van verkiezingen. In het plan, dat
op grond van artikel A 11, tweede lid, wordt vastgesteld, kan worden vastgelegd hoe
gemeenten en stembureaus betrokken worden bij wijzigingen van door de Kiesraad vast
te stellen instructies en kwaliteitsstandaarden.
Onderdeel van de eerder genoemde verkiezingsagenda is de verbetering van de kandidaatstellingsprocedure.
Wijzigingen in de kandidaatstellingsprocedure zullen naar verwachting ook leiden tot
aanpassingen van de Kieswet. De Kiesraad heeft hier onlangs een advies over uitgebracht.18 De Minister van BZK heeft toegezegd een hoofdlijnenbrief19 naar de Tweede Kamer te sturen waarin uiteen wordt gezet hoe uitvoering zal worden
gegeven aan het advies van de Kiesraad. Daarbij zal de Minister ook ingaan op de mogelijke
noodzaak van wijziging van de Kieswet, waarbij de gevolgen voor de modellen voor de
kandidaatstellingsprocedure en de vaststelling van de modellen wordt betrokken. Dit
vergt een apart wetgevingstraject.
Voorliggend wetsvoorstel stelt een overkoepelend kader ten behoeve van de verdere
kwaliteitsbevordering in het verkiezingsproces. De nieuwe taken die de Kiesraad krijgt
vergen een ingrijpende verandering in de organisatie van de Kiesraad. Voorliggend
wetsvoorstel biedt de kaders waarbinnen die verandering dient plaats te vinden. Daarom
is het niet aan de orde om met het wetsvoorstel te wachten tot andere toekomstige
wijzigingen ter uitvoering van de verkiezingsagenda in werking zijn getreden.
2. Inhoudelijke toelichting
2.1. Het (verder) bevorderen van de kwaliteit in het verkiezingsproces
Verkiezingen worden in Nederland volgens hoge standaarden georganiseerd. De verkiezingen
moeten voldoen aan de waarborgen die zijn opgesteld door de commissie Korthals-Altes.20 Het gaat om de waarborgen voor transparantie, controleerbaarheid, integriteit, kiesgerechtigdheid,
stemvrijheid, stemgeheim, uniciteit en toegankelijkheid21. Deze waarborgen zijn niet absoluut. De commissie Korthals Altes wees hier zelf ook
nadrukkelijk op. Steeds zullen afwegingen moeten worden gemaakt en zal moeten worden
gezocht naar een goede balans tussen deze waarborgen. Artikel 59 van de Grondwet bepaalt
dat alles wat verder het kiesrecht en verkiezingen betreft «bij wet wordt geregeld».
Deze formulering verzet zich tegen ruime delegatie en maakt dat het verkiezingsproces
tot in detail op het niveau van de wet wordt geregeld. Er zijn slechts beperkte mogelijkheden
tot delegatie naar lagere regelgeving. De afweging tussen de waarborgen voor het verkiezingsproces
vindt dus voor een belangrijk deel op wetsniveau plaats. Het verkiezingsproces is
in hoge mate van detail in de Kieswet vastgelegd en er worden hoge eisen gesteld aan
de organisatie van verkiezingen.
Zoals toegelicht in paragraaf 1.1. ondersteunt thans de Minister van BZK de gemeenten
en waterschappen bij de organisatie van de verkiezingen, door hen op diverse manieren
te voorzien van informatie. De instrumenten van de Minister van BZK om de uitvoering
van het verkiezingsproces tijdens en na een verkiezing te monitoren en te beoordelen zijn beperkt. Tijdens de verkiezing kan de Minister van BZK in geval van grote onregelmatigheden interbestuurlijk
toezicht uitoefenen. De Minister is hiervoor afhankelijk van de signalen van gemeenten
en kiezers. Na een verkiezing evalueert de Minister het verloop van die verkiezing met als doel
na te gaan wat in de toekomst verbeterd kan worden in de organisatie en het beleid.
Deze evaluatie is gebaseerd op (deel)onderzoeken die worden uitgevoerd door externe
partijen, waaronder het evaluatieadvies van de Kiesraad, en dient de beleidsvorming
rond eventuele wijzigingen van de Kieswet.22 Ook na voorliggende wetswijziging zal de Minister deze evaluatie van een verkiezing
ter verantwoording aan het parlement blijven uitvoeren.
De Minister blijft, op grond van de Kaderwet zbo’s, tevens verantwoordelijk voor de
vijfjaarlijkse evaluatie van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren
van de Kiesraad. Daarbij zal na inwerkingtreding van dit wetvoorstel tevens aandacht
worden geschonken aan de uitvoering door de Kiesraad van de nieuw voorgestelde kwaliteitsbevorderende
taken.
2.1.1. Inlichtingenplicht gemeenten richting de Kiesraad
Met dit wetsvoorstel worden diverse taken en bevoegdheden bij de Kiesraad neergelegd
zodat deze voor, tijdens en na een verkiezing kwaliteitsbevorderend kan optreden.
Voor de uitvoering van deze taken is het in de eerste plaats van belang dat de Kiesraad
weet wat zich rond de organisatie van de verkiezingen afspeelt. Voorliggend wetsvoorstel
introduceert daarom een inlichtingenplicht van gemeenten richting de Kiesraad. Deze
inlichtingenplicht bestaat zowel voor, tijdens als na een verkiezing. Op dit moment
hebben gemeenten reeds een inlichtingenplicht richting de Minister van BZK die vanuit
de stelselverantwoordelijkheid toeziet op de uitvoering van het verkiezingsproces
en daarbij gemeenten ondersteunt in de uitvoering van hun taken. Omdat met voorliggend
wetsvoorstel aan de Kiesraad taken worden toegekend ter bevordering van de kwaliteit
van de uitvoering van het verkiezingsproces, verschuift de verstrekking van inlichtingen,
voor zover het gaat om de kwaliteitsbevorderende taak, naar de Kiesraad.
In reactie op de internetconsultatie is gevraagd om deze inlichtingenplicht te verduidelijken.
Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de inlichtingen die de Kiesraad vraagt proportioneel
zijn voor de uitvoering van zijn taken. Het is niet de verwachting dat het vragen
van inlichtingen tot extra bureaucratie of lasten bij gemeenten, waterschappen of
de openbaar lichamen zal leiden. Veel van deze informatie wordt in de huidige situatie
immers door het Ministerie van BZK gevraagd in het kader van de ondersteuning van
gemeenten of in de evaluatie van verkiezingen. Ook is in reactie op de internetconsultatie
gevraagd om meer duidelijkheid over welke informatie de organen uit eigen beweging
aan de Kiesraad zouden moeten verstrekken. Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat
de Kiesraad niet bij ieder stembureau in het land aanwezig kan zijn. Daarom is het
van belang dat gemeenten zelf, uit eigen beweging, inlichtingen met de Kiesraad delen.
Het gaat hier bijvoorbeeld om onregelmatigheden die van invloed zijn op het betrouwbare
verloop van het verkiezingsproces, zoals wanneer zich problemen voordoen met de verzending
van stempassen of wanneer er niet genoeg stembureauleden beschikbaar zijn om de stembureaus
op de dag van stemming te bemannen.
De inlichtingen van gemeenten aan de Kiesraad worden louter gegeven ten behoeve van
een goede uitoefening van de kwaliteitsbevorderende taak door de Kiesraad en hebben
derhalve geen betekenis voor het interbestuurlijk toezicht op grond van de Gemeentewet.
Over het organiseren van de verkiezingen in het algemeen zijn de colleges van burgemeester
en wethouders en de dagelijks besturen primair verantwoording verschuldigd aan de
gemeenteraad, onderscheidenlijk het algemeen bestuur van het waterschap.
2.2. Taken en bevoegdheden van de Kiesraad voorafgaand aan een verkiezing
De Kiesraad krijgt een belangrijke ondersteunende rol richting gemeenten, waterschappen
en stembureaus. Deze ondersteunende rol uit zich in het opstellen van factsheets en
instructies (paragraaf 2.2.1), kwaliteitsstandaarden (paragraaf 2.2.2.), het vaststellen
van een aantal modellen (paragraaf 2.2.3.) en de verdere ondersteuning van gemeenten
in de voorbereiding van verkiezingen (paragraaf 2.2.4.).
2.2.1. Het opstellen van factsheets en instructies
Om gemeenten van uitleg te voorzien over hoe wet- en regelgeving in de praktijk van
het verkiezingsproces uitgevoerd moet worden stelt het Ministerie van BZK in de huidige
situatie voorafgaand aan een verkiezing factsheets en instructies op. Voorbeelden
hiervan zijn de diverse instructies voor stembureauleden en factsheets met overzichten
van de verschillende processen-verbaal die in de fase van uitslagvaststelling worden
gebruikt, of een stappenplan voor wanneer een stembureau gedurende het tellen van
de stemmen moet overgaan tot een schorsing. Ook stelt het Ministerie van BZK een e-learning
ter beschikking waarin de instructies voor de uitvoering van het verkiezingsproces
aan de orde komen. Deze instructies en de e-learning kunnen door gemeenten worden
gebruikt voor de organisatie van de verkiezing en ten behoeve van de voorbereiding
van stembureauleden. In de instructies en factsheets wordt geen vrije beleidsruimte
ingevuld. Ze zijn niet bindend, maar slechts faciliterend voor de wijze waarop door
gemeenten en stembureaus feitelijk uitvoering kan worden gegeven aan de regelgeving.
Een overzicht van alle factsheets en instructies is te vinden in de verkiezingentoolkit.23
In zijn nieuwe ondersteunende rol zal de Kiesraad de ontwikkeling en het beheer van
deze instructies en factsheets van het Ministerie van BZK overnemen. Dat betekent
dat de Kiesraad in die zin verantwoordelijk wordt voor het uitleggen van hoe de wet-
en regelgeving uitgevoerd wordt in de dagelijkse praktijk van de uitvoering van het
verkiezingsproces door de gemeenten, waterschappen en stembureaus. Deze taakverschuiving
past bij de nieuwe kwaliteitsbevorderende taak van de Kiesraad. Hoewel dit een verplaatsing
van verantwoordelijkheden betreft ontslaat dit de Minister van BZK niet van de verantwoordelijkheid
om adequate toelichting te geven op wet- en regelgeving, zoals dit ook nu al wordt
gedaan in de toelichting bij wet- en regelgeving, in circulaires en in antwoord op
vragen vanuit het parlement of de maatschappij. De toelichting bij wet- en regelgeving
zal immers voor de Kiesraad het kader zijn voor de nadere uitleg over de uitvoering
daarvan in de dagelijkse praktijk. De instructies en factsheets zijn gebaseerd op
én geven uitleg over de uitvoering van de wettelijke voorschriften omtrent verkiezingen.
De instructies en factsheets hebben een belangrijke richtinggevende en ondersteunende
functie in de praktische organisatie van verkiezingen. De instructies en factsheets
zijn geen algemeen verbindende voorschriften, maar zijn gericht op de uitleg van de
onderliggende wettelijke bepalingen die reeds algemeen verbindend en daarmee dwingend
van karakter zijn. Bij het geven van de instructies houdt de Kiesraad vanzelfsprekend
rekening met de verantwoordelijkheden die de wetgever heeft toegekend aan de burgemeester,
het college van burgemeester en wethouders en de dagelijks besturen, die de taken
uit de Kieswet in medebewind uitvoeren. Bij de uitvoering van zijn kwaliteitsbevorderende
taak en de waarnemingen die de Kiesraad in het verkiezingsproces doet, betrekt de
Kiesraad ook de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de instructies.
Hoewel het verkiezingsproces tot op een zeer hoog detailniveau in de Kieswet, het
Kiesbesluit en de Kiesregeling is geregeld, kan het voorkomen dat zich een situatie
voordoet waarin maatregelen nodig zijn die op dat moment (nog) geen grondslag hebben
in wet- of regelgeving. Wanneer de Kiesraad op zo’n situatie stuit, treedt hij in
overleg met de Minister van BZK. Doel hiervan is dat de Kiesraad in een dergelijke
situatie na goedkeuring van de Minister van BZK direct richtinggevende regels met
een beperkte geldigheidsduur kan opstellen voor de stembureaus. Deze regels van de
Kiesraad zullen altijd gebaseerd moeten zijn op de (bedoeling van de) wet- en regelgeving.
Het overleg en de goedkeuring van de Minister24, op grond van artikel A 11, vierde lid, is bedoeld om de democratische legitimiteit
van deze regels te waarborgen ingeval de betreffende situatie noodzaakt tot maatregelen
waar de wet- en regelgeving niet in voorziet. De Minister kan dan mede bepalen wat
de noodzakelijke procedure is op dat moment en daarover democratische verantwoording
afleggen. Een voorbeeld van een dergelijke regeling is de voorgestelde werkwijze die,
na advies van de Kiesraad en voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van
State, is gevolgd door de briefstembureaus bij de Tweede Kamerverkiezing van maart
2021 om in de situatie dat het briefstembureau wel een briefstembiljet(envelop) aantrof
maar geen stempluspas: de briefstembiljetenvelop werd geopend om te bezien of daar
een stempluspas in zat, zonder dat het briefstembiljet werd ingezien of opengevouwen.25 De Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 bood hier geen eenduidig antwoord op. Met
deze nieuwe bevoegdheid zoals voorgesteld in dit wetsvoorstel zou de Kiesraad in een
dergelijke situatie regels hebben opgesteld, met goedkeuring van de Minister van BZK.
De Minister van BZK kan vervolgens dergelijke onvoorziene situaties bij de evaluatie
van de verkiezing betrekken. Hierbij beoordeelt de Minister tevens of (wijziging van)
wetgeving op dat onderdeel noodzakelijk is.
2.2.2. Het opstellen van kwaliteitsstandaarden
Instructies en factsheets ten behoeve van de ondersteuning bij de organisatie en uitvoering
van verkiezingen zijn reeds onderdeel van het instrumentarium. Kwaliteitsstandaarden
– meetbare criteria ter bevordering van de kwaliteit op een specifiek onderdeel van
het verkiezingsproces – ontbreken op dit moment nog. Een uitzondering hierop vormt
het stuk «Criteria Integrale Toegankelijkheid Stembureaus».26 Deze criteria worden in de huidige situatie door het ministerie gebruikt om steekproefsgewijs
de toegankelijkheid van die stemlokalen te evalueren. Met de wettelijke bevoegdheid
van de Kiesraad tot het bevorderen van de kwaliteit van het verkiezingsproces (artikel A 3,
onder d) en het ondersteunen van de betrokken partijen in het verkiezingsproces (artikel A 11,
eerste lid) wordt in dit wetsvoorstel onder meer beoogd dat de Kiesraad in de toekomst
deze kwaliteitsstandaarden kan gaan ontwikkelen en beheren, en de uitvoering kan monitoren.
Dit is vastgelegd in artikel A 11, derde lid.
Zoals de Kiesraad in zijn advies opmerkt dragen kwaliteitsstandaarden eraan bij dat
de uitvoerders (van het verkiezingsproces) beter in staat worden gesteld om op een
uniforme wijze uitvoering te geven aan wet- en regelgeving. De kwaliteitsstandaarden
bieden handvatten ter ondersteuning van gemeenten en waterschappen voor de verbetering
van de kwaliteit van het verkiezingsproces. Ook kan de Kiesraad de kwaliteitsstandaarden
toepassen als een meetlat waarlangs hij adviezen geeft om de kwaliteit verder te verbeteren.
Evenals de instructies en factsheets zijn de kwaliteitsstandaarden geen algemeen verbindende
voorschriften. Kwaliteitsstandaarden dienen ertoe de uitvoerders van het verkiezingsproces
handvatten te bieden bij het invullen van de beleidsruimte die zij hebben op grond
van de Kieswet en lagere regelgeving. Het hierboven gegeven voorbeeld van het stuk
«Criteria Integrale Toegankelijkheid Stembureaus» onderstreept dit; met dat stuk wordt
geenszins beoogd om gemeenten te verplichten om alle suggesties in dat stuk na te
leven. Wel wordt beoogd burgemeester en wethouders te ondersteunen bij het invullen
van de taak die zij op grond van artikel J 3, derde lid van de Kieswet hebben om ervoor
zorg te dragen dat de stemlokalen zodanig zijn gelegen en zo zijn ingericht dat kiezers
met lichamelijke beperkingen zoveel mogelijk hun stem zelfstandig uit kunnen brengen.
De betreffende kwaliteitsstandaard verandert niets aan de verantwoordelijkheid en
vrijheid van burgemeester en wethouders om naar eigen inzicht invulling te geven aan
taak die zij op grond van artikel J 3, derde lid, van de Kieswet hebben. Er wordt
slechts beoogd hen te faciliteren bij het vervullen van de in voormeld artikel genoemde
zorgplicht.
. Ook hier moet rekening gehouden worden met de verantwoordelijkheden die de wetgever
heeft toegekend aan de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en
de dagelijks besturen, die de taken uit de Kieswet in medebewind uitvoeren. In zijn
advies schrijft de Kiesraad dat hij samen met de uitvoerders en vertegenwoordigers
daarvan optrekt om samen te bepalen waar er in de praktijk behoefte aan is en hoe
de Kiesraad hier het beste in kan voorzien. De samenwerking met gemeenten is voor
de effectiviteit van de kwaliteitsbevordering van groot belang. De Kiesraad betrekt
de vertegenwoordigers van de gemeenten, de VNG en de NVVB, bij het opstellen van de
kwaliteitsstandaarden.
Een voorbeeldcasus waar kwaliteitsstandaarden mogelijk van nut zijn, betreft de training
van stembureauleden. Gemeenten moeten stembureauleden verplicht een training laten
volgen ter voorbereiding op een verkiezing. Hoe die training invulling krijgt is niet
vastgelegd in de Kieswet, gemeenten zijn daarom vrij om te bepalen hoe deze training
wordt vormgegeven. Buiten de door het ministerie ter beschikking gestelde informatiematerialen
is er geen kwaliteitsstandaard voor gemeenten of de Kiesraad om te bepalen of een
training voldoende bijdraagt aan de voorbereiding van stembureauleden. Het opstellen
van kwaliteitsstandaarden door de Kiesraad voor deze trainingen draagt bij aan de
uniformiteit in het verkiezingsproces. Hierdoor wordt ervoor gezorgd dat de training
stembureauleden voldoende voorbereidt op hun werkzaamheden. Dat draagt bij aan de
kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces.
2.2.3. Het vaststellen van modellen
In het verkiezingsproces wordt gebruik gemaakt van verschillende modellen voor bijvoorbeeld
het opstellen van processen-verbaal. De huidige Kieswet bepaalt dat deze modellen
door de Minister van BZK worden vastgesteld. De modellen zijn opgenomen in bijlage
1 bij artikel 1 van de Kiesregeling. Gezien de verantwoordelijkheid van de Kiesraad
voor de kwaliteitsbevordering van de uitvoering van het verkiezingsproces ligt het
in de rede om de Kiesraad verantwoordelijk te maken voor de modellen die direct raken
aan de kwaliteitsbevorderende taken en bevoegdheden. Het gaat hier dan om de modellen
ten behoeve van de uitslagvaststelling en het benoemen van de kandidaten door het
centraal stembureau. Bij de voorbereiding van het voorgenomen wetsvoorstel voor de
versterking van de kandidaatstellingsprocedure27 zal ook worden bezien of de Kiesraad ook verantwoordelijk kan worden gemaakt voor
de modellen ten behoeve van de kandidaatstellingsprocedure. De Minister blijft vooralsnog
verantwoordelijk voor de modellen die direct betrekking hebben op de kiezers. Dat
betreft de modellen van de stembiljetten, stempassen en kiezerspassen, aanvraagformulieren
schriftelijke volmacht en kiezerspas, en registratie- en wijzigingsformulieren voor
kiezers buiten Nederland.
Indien het initiatiefwetsvoorstel vervroegd stemmen in het stemlokaal28 tot wet verheven wordt heeft dit gevolgen voor de modellen in de procedure voor de
vaststelling van verkiezingsuitslagen. De stemmen die op de maandag en dinsdag worden
uitgebracht worden immers pas op de woensdag geteld, zodat er een nieuw model moet
worden vastgesteld voor het proces-verbaal van de stembureaus op deze dagen. De betreffende
modellen zijn reeds ontwikkeld en gebruikt bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2021,
de Herindelingsverkiezingen in november 2021 en de Gemeenteraadsverkiezingen in 2022
waarbij vervroegd stemmen in het stemlokaal mogelijk was vanwege de Tijdelijke wet
verkiezingen covid-19. Voorliggend wetsvoorstel regelt de samenloop met het wetsvoorstel
vervroegd stemmen in het stemlokaal, waarbij de bevoegdheid tot vaststelling van de
nieuwe modellen in de procedure voor vaststelling van de verkiezingsuitslagen ook
bij de Kiesraad wordt neergelegd.
Het vaststellen van deze modellen betekent dat de Kiesraad als zelfstandig bestuursorgaan
een regelgevende bevoegdheid krijgt. De betreffende modellen zijn na inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel dan ook geen onderdeel meer van de Kiesregeling, maar worden
in een aparte regeling van de Kiesraad vastgesteld. De vaststelling van de modellen
is niet louter administratief of technisch van aard, maar vereist tevens een vertaalslag
van de wettelijke bepalingen in de Kieswet naar de betreffende processen-verbaal.
Daarnaast bevatten de modellen dikwijls een toelichting over hoe het betreffende model
moet worden ingevuld. Omdat het in dit geval niet gaat om regels die louter technisch
of organisatorisch van aard zijn, voorziet voorliggend wetsvoorstel conform artikel 5.10
van de Aanwijzingen voor de regelgeving in een goedkeuringsprocedure door de Minister
van BZK. De publicatie van de modellen geschiedt op grond van de Bekendmakingswet
in de Staatscourant. In zijn consultatieadvies merkt de Kiesraad terecht op dat het
in de rede ligt om de bevoegdheid tot vaststelling van de modellen die betrekking
hebben op de briefstembureaus en de corrigenda die horen bij de uitslagen die door
een gemeentelijk stembureau, briefstembureau of hoofdstembureau zijn vastgesteld,
eveneens bij de Kiesraad neer te leggen. In onderstaande tabel zijn deze modellen
opgenomen.
Zoals in paragraaf 1.3 beschreven zal de Minister van BZK over de kandidaatstellingsprocedure
een hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer sturen waarin ingegaan wordt op de daarmee
verband houdende beoogde wijziging van de Kieswet. Hierbij worden de gevolgen voor
de modellen omtrent de kandidaatstellingsprocedure en de vaststelling van die modellen
betrokken. Dit vergt een apart wetgevingstraject. De Kiesraad heeft in zijn consultatieadvies
gemeld dat hij zich in deze aanpak kan vinden.
Met dit wetsvoorstel wordt de bevoegdheid tot vaststelling van de volgende modellen
bij de Kiesraad neergelegd:
Grondslag Kieswet
Omschrijving
Model Kiesregeling1
Vaststelling uitslag
N 10(3)
Proces-verbaal stembureau
N 10-1 en N 10-2
*2
Proces-verbaal stembureau bij vervroegd stemmen
–
*2
Proces-verbaal gemeentelijk stembureau bij vervroegd stemmen
–
Na 31 (3)
Vaststelling aantal stemmen in gemeente/openbaar lichaam
Na 31-1 en Na 31-2
Na 14(5)
Corrigendum gemeentelijk stembureau bij proces-verbaal stembureau
Na 14-1
Na 14(5)
Corrigendum bij het proces-verbaal gemeentelijk stembureau/stembureau openbaar lichaam
Na 14-2
Na 14(5)
Corrigendum bij proces-verbaal briefstembureau
Na 14-3
O 7 (3)
Proces-verbaal hoofdstembureau
O 7
O 20 (3)
Proces-verbaal nationaal briefstembureau
O 20
P 1e (7)
Corrigendum bij proces-verbaal gemeentelijk stembureau
Na 14-1
P 1f (6)
Corrigendum bij proces-verbaal hoofdstembureau
P 1f-1
P 1f(6)
Corrigendum bij proces-verbaal nationaal briefstembureau
P 1f-2
P 22 (3)
Proces-verbaal centraal stembureau voor de uitslag Tweede Kamer, Europees Parlement,
provinciale staten
P 22-1
P 22 (3)
Proces-verbaal uitslag provinciale staten provincies met één kieskring, gemeenteraad,
eilandsraad, algemeen bestuur, kiescollege en kiescollege Saba, Bonaire en st. Eustatius
P 22-2
P 22 (3)
Proces-verbaal uitslag kiescollege niet-ingezetenen
P 22-3
T 11 (5)
Proces-verbaal stemming Eerste Kamer
T 11
P 22 (3)
Proces-verbaal uitslag Eerste Kamer
U 16
P 22 (3)
Proces-verbaal opnieuw vaststellen verkiezingsuitslag
V 9
Benoemingsbesluiten i.v.m. de toelating en benoeming van kandidaten
W 1 (6a)
Benoemingsbesluit ivm niet aannemen benoeming door kandidaat
W 1-1
W 1 (6b)
Benoemingsbesluit ivm niet toelaten als lid
W 1-2
W 1 (6c)
Benoemingsbesluit ivm openvallen plaats
W 1-3
W 2 (3)
Verklaring dat kandidaat niet in aanmerking wil komen voor benoeming
W 2
W 4 (2)
Geen benoeming opvolger in opengevallen plaats
W 4
P 22 (3)
Procesverbaal zitting loting bij plaatsvervanging
W 5
X Noot
1
In deze kolom staat weergeven welk model in de huidige kiesregeling het betreft
X Noot
2
De grondslag wordt voorzien in de Kieswet met het tot wet verheffen van het wetsvoorstel
vervroegd stemmen in het stemlokaal
2.2.4. Aanvullende ondersteunende werkzaamheden
De ondersteunende taken aan gemeenten, waterschappen en stembureaus reiken verder
dan de hiervoor genoemde factsheets, instructies, kwaliteitsstandaarden en het opstellen
van modellen. Gemeenten en stembureaus kunnen bij de uitvoering van de werkzaamheden
tegen vragen aanlopen. Op dit moment kunnen betrokken partijen per e-mail of telefonisch
vragen stellen aan het ministerie of de Kiesraad. Hiernaast organiseert het ministerie
online inloopspreekuren per regio. In deze inloopspreekuren kunnen gemeentelijke verkiezingscoördinatoren
vragen stellen aan het ministerie, of deze vragen onderling met elkaar bespreken.
Omdat de Kiesraad met dit wetsvoorstel verantwoordelijk wordt gemaakt voor het bevorderen
van de kwaliteit in het verkiezingsproces en de ondersteuning van betrokken partijen
in het verkiezingsproces zal de Kiesraad deze (of vergelijkbare) werkzaamheden gaan
uitvoeren. Deze werkzaamheden maken onderdeel uit van de ondersteunende taken van
de Kiesraad (artikel A 10).
2.3. Taken en bevoegdheden van de Kiesraad tijdens een verkiezing
De kwaliteitsbevorderende taken en bevoegdheden van de Kiesraad tijdens een verkiezing zijn op te splitsen in het waarnemen (paragraaf 2.3.3), het adviseren
van gemeenten en waterschappen tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden (paragraaf 2.3.4)
en, wanneer sprake is van risico’s voor de betrouwbaarheid van het verkiezingsproces,
als uiterste interventiemiddel het geven van een procesaanwijzing aan stembureaus29 (paragraaf 2.3.5). De Kiesraad stelt een plan op waarin hij uitwerkt hoe hij met
de gemeenten, de waterschappen en de stembureaus samenwerkt ter bevordering van de
kwaliteit van de uitvoering van het verkiezingsproces (paragraaf 2.3.2.). Wanneer
zich onregelmatigheden voordoen die leiden tot risico’s voor het verloop van de verkiezing
of de betrouwbaarheid van de uitslag, moet de Kiesraad de Minister daarover informeren
(2.3.6.). Bij de uitvoering van zijn ondersteunende taken kan de Kiesraad zich laten
bijstaan door personen die hij daartoe aanwijst (paragraaf 2.3.1).
2.3.1. Het aanwijzen van personen die de Kiesraad bijstaan
Voorliggend wetsvoorstel bepaalt in artikel A 9 dat de Kiesraad personen kan aanwijzen
die namens hem de Kiesraad bijstaan bij het uitvoeren van de ondersteunende taken
(artikel A 11, eerste lid). Dit is wenselijk omdat de leden van de Kiesraad en de
medewerkers van het bureau van de Kiesraad tijdens een verkiezing niet op de vele
verschillende locaties tegelijk aanwezig kunnen zijn. De gemeentelijke organisatie
blijft nauw betrokken bij de inhoudelijke ondersteuning en begeleiding van stembureaus.
Hoe namens de Kiesraad uitvoering wordt gegeven aan de ondersteunende taken, bijvoorbeeld
hoeveel stembureaus de Kiesraad wil bezoeken tijdens een verkiezing en hoe de uniformiteit
in de werkwijze van deze aangewezen personen wordt geborgd, wordt nader uitgewerkt
in het plan dat de Kiesraad opstelt (zie paragraaf 2.3.2.). Het is aan de Kiesraad
zelf om te bepalen hoeveel mensen door hem aangewezen worden.
Voorliggend wetsvoorstel stelt drie randvoorwaarden aan de personen die de Kiesraad
hiertoe kan aanwijzen. De Kiesraad kan een persoon voor de genoemde taken aanwijzen
wanneer die 1) op de dag van de stemming de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, 2) op
de dag van aanwijzing niet onherroepelijk uit zijn kiesrecht is ontzet, 3) geen gekozen
lid van het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden of een
kandidaat voor de verkiezing is, en 4) naar oordeel van de Kiesraad over voldoende
kennis en vaardigheden beschikt op het terrein van het verkiezingsproces. De Kiesraad
beschrijft in zijn consultatieadvies dat het, gelet op de verschillende verantwoordelijkheden
binnen het verkiezingsproces, niet voor de hand ligt dat aangewezen personen ook vanuit
een andere hoedanigheid bij de organisatie van de verkiezing betrokken zijn. Als voorbeeld
noemt de Kiesraad hier stembureauleden of projectmedewerkers van een verkiezingsorganisatie
bij een gemeente. Hierover stelt de Kiesraad dat het wetsvoorstel de Kiesraad voldoende
ruimte biedt om dit in zijn afweging te betrekken. De regering kan deze redenering
volgen en ziet het als de discretionaire ruimte van de Kiesraad om bij het aanwijzen
van de personen die de Kiesraad bijstaan bij de uitvoering van zijn taken, rekening
te houden met dergelijke onverenigbare functies.
De personen die aangewezen worden zijn geen lid van de Kiesraad. Het betreft hier
ook niet de personen of derden die in het kader van de kwaliteitsverbetering in opdracht
van de Kiesraad op eigen titel werkzaamheden verrichten. Bijvoorbeeld voor opstellen
van een expertadvies of het uitvoeren van een onderzoeksopdracht in het kader van
het evaluatieadvies van de Kiesraad. Verder betreft het hier niet de personen die
de Kiesraad ondersteunen bij andere taken die niet in artikel A 9, eerste lid worden
genoemd, zoals bij de invoer van stemtotalen in de uitslagprogrammatuur wanneer de
Kiesraad centraal stembureau is.
2.3.2. Samenwerking bij de kwaliteitsbevordering
De Kiesraad stelt een plan op waarin hij uitwerkt hoe hij met de gemeenten, de waterschappen
en de stembureaus samenwerkt ter bevordering van de kwaliteit in de uitvoering van
het verkiezingsproces (artikel A 11, tweede lid). In dit plan beschrijft de Kiesraad
tevens hoe hij uitvoering geeft aan zijn ondersteunende taken en de bevoegdheden tot
het geven van een procesaanwijzing en het opstellen van de rapportage van bevindingen.
De Kiesraad actualiseert dit plan regelmatig. Voorafgaand aan het vaststellen van
dit plan voert de Kiesraad hierover overleg met een instantie die representatief kan
worden geacht voor de colleges van burgemeester en wethouders (de VNG), een instantie
die representatief wordt geacht voor de dagelijkse besturen (de Unie van Waterschappen,
hierna UvW) en met de openbaar lichamen in Caribisch Nederland. De Kiesraad betrekt
hierbij ook de NVVB30. De NVVB vertegenwoordigt de beroepsgroep van burgerzakenambtenaren die binnen de
gemeenten uitvoering geven aan de organisatie van verkiezingen. Het uitgangspunt bij
dit plan is dat dit tijdig wordt opgesteld en de Kiesraad dit zo beheert dat het plan
ook actueel is.
Het vaststellen van bovengenoemd plan door de Kiesraad draagt bij aan de bevordering
van de transparantie richting gemeenten, waterschappen en stembureaus.
Bovengenoemd plan is de aangewezen plaats waar de Kiesraad ten behoeve van de transparantie
ingaat op de waarnemingen (2.3.3.) die hij van plan is te verrichten en welke aandachtsgebieden
hij daarbij hanteert. Ook kan de Kiesraad hier bekend maken hoe de personen, die aangewezen
zijn om de Kiesraad ter plaatse te ondersteunen bij de uitvoering van zijn taken,
herkenbaar zijn.
Het plan dat de Kiesraad opstelt richt zich op de kwaliteitsbevordering van de uitvoering
van het verkiezingsproces. Hiernaast blijft het Ministerie van BZK vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid
ook contact onderhouden met gemeenten en de Kiesraad. Hiervoor worden zogenoemde ketenoverleggen
georganiseerd waarin actuele en beleidsmatige ontwikkelingen besproken worden. Voor
meer over de ketensamenwerking zie paragraaf 2.9.
2.3.3. Het doen van waarnemingen
In de huidige situatie staat het een ieder reeds vrij om het verkiezingsproces waar
te nemen. Nadat het voorliggende wetsvoorstel tot wet is verheven, kan de Kiesraad
gemeenten, waterschappen en stembureaus ondersteunen bij hun taken (of dat namens
hem laten doen door personen die op grond van artikel A 9 zijn aangewezen) ter bevordering
van de kwaliteit in het verkiezingsproces. In het kader van deze ondersteuning kan
de Kiesraad waarnemingen verrichten tijdens de gehele verkiezingsperiode. Dat wil
zeggen vanaf de dag van de kandidaatstelling tot aan de vaststelling van de verkiezingsuitslag.
Op basis van deze waarnemingen kan de Kiesraad de gemeenten, waterschappen en stembureaus
gericht ondersteunen en adviseren omtrent de verbetering van de kwaliteit en zijn
bevoegdheden inzetten waar dat nodig is. De bevoegdheid tot waarneming wordt niet
wettelijk geregeld, omdat het geen wettelijke grondslag behoeft; een ieder kan tijdens
de verkiezingsperiode het verkiezingsproces waarnemen.
Tijdens deze waarnemingen kan de Kiesraad signalen van gemeenten, stembureaus of andere
betrokken partijen ontvangen. De Kiesraad krijgt daarmee inzicht in het verloop van
het verkiezingsproces ter plaatse.
Indien bij een waarneming blijkt dat bij een gemeente of stembureau onduidelijkheid
bestaat over de correcte uitvoering van de wet- en regelgeving, kan de Kiesraad ter
plaatse uitleg en duiding geven op de wet- en regelgeving en over de uitvoering daarvan.
Daartoe neemt de Kiesraad contact op met de betreffende gemeente, het waterschap of
het stembureau om te bespreken hoe die onregelmatigheden kunnen worden weggenomen.
Wanneer er sprake is van onregelmatigheden die leiden tot risico’s voor de betrouwbaarheid
van de verkiezingsuitslag en het informele gesprek niet leidt tot een oplossing, kan
de Kiesraad in het uiterste geval zijn wettelijke bevoegdheid – het inzetten van de
procesaanwijzing – toepassen (hierover meer in paragraaf 2.3.5). Voorwaarde hierbij
is altijd dat de Kiesraad de betrokken gemeente betrekt en informeert, zodat deze
vanuit de eigen verantwoordelijkheden van burgemeester en wethouders voor de organisatie
van verkiezingen ook kan bijdragen aan de kwaliteit ter plaatse.
Dat het geven van de procesaanwijzing (artikel A 12, eerste lid) kan voortvloeien
uit een waarneming betekent niet dat de waarnemingen gedaan worden met de insteek
om procesaanwijzingen te geven aan stembureaus. De waarnemingen zijn ten eerste erop
gericht inzicht te krijgen in de uitvoering van het verkiezingsproces en ter ondersteuning
van de algemene kwaliteitsbevordering van het verkiezingsproces. Over waargenomen
onregelmatigheden met betrekking tot de feitelijke gang van zaken bij een verkiezing
stelt de Kiesraad een rapportage van bevindingen op (artikel A 13). De Kiesraad doet
daarbij tevens melding van gegeven procesaanwijzingen. De Kiesraad zendt de rapportage
van bevindingen zo spoedig mogelijk na de vaststelling ervan aan het vertegenwoordigend
orgaan en maakt deze op algemeen toegankelijke wijze elektronisch openbaar (voor meer
over de rapportage van bevindingen, zie paragraaf 2.4.1).
De waarnemingen door de Kiesraad komen niet in de plaats van internationale waarnemers,
ook blijft het voor een ieder ander mogelijk om tijdens een verkiezing waarnemingen
te verrichten. Voorliggend wetsvoorstel voorziet dan ook niet in een wijziging van
de bevoegdheden van andere partijen die kunnen waarnemen bij het verkiezingsproces.
2.3.4. Het adviseren van gemeenten en waterschappen tijdens een verkiezing
Met dit wetsvoorstel krijgt de Kiesraad een belangrijke ondersteunende en kwaliteitsbevorderende
rol richting gemeenten en waterschappen. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de organisatie
van de verkiezingen, en ook de waterschappen hebben bij de waterschapsverkiezingen
enkele organisatorische taken.31 Respectievelijk de burgemeester of (het college van) burgemeester en wethouders zijn
verantwoordelijk voor de organisatie van verkiezingen. Zij zorgen voor de aanwijzing
van de locaties en de inrichting van stemlokalen, de werving van stembureauleden en
de training van stembureauleden. Ook bieden gemeenten de faciliteiten voor de briefstembureaus,
het nationaal briefstembureau, de gemeentelijk stembureaus en hoofdstembureaus. Bij
gemeenteraadsverkiezingen en provinciale statenverkiezingen bieden de gemeenten ook
de faciliteiten voor de centraal stembureaus. Bij de waterschapsverkiezingen hebben
de waterschappen een belangrijke rol: de Kieswet bepaalt dat het dagelijks bestuur
van een waterschap32 het centraal stembureau benoemt. Deze verantwoordelijkheden blijven ongewijzigd.
(Voor meer over de rol van de burgemeester, burgemeester en wethouders en de dagelijks
besturen van een waterschap, zie paragraaf 2.7).
Wanneer bij het organiseren van een verkiezing en tijdens de uitvoering van het verkiezingsproces
vragen rijzen over de uitvoering van de wet- en regelgeving kan een gemeente of een
waterschap de Kiesraad vragen daarover informatie of uitleg te geven. In de huidige
situatie wordt deze informatie verschaft door het Ministerie van BZK en via het door
de Kiesraad en het Ministerie van BZK ingestelde «informatiepunt verkiezingen». Na
dit wetsvoorstel is het de Kiesraad die deze ondersteunende informerende rol op zich
neemt. Zoals in paragraaf 2.2.1 beschreven treedt de Kiesraad in overleg met het Ministerie
van BZK indien zich situaties voordoen die onvoorzien zijn in de wet- en regelgeving.
Wanneer de Kiesraad onregelmatigheden signaleert in de organisatie van een verkiezing
en dit de verantwoordelijkheden betreft van de burgemeester, het college van burgemeester
en wethouders of het dagelijks bestuur van een waterschap, treedt de Kiesraad daarover
in overleg. In de praktijk zal het eerste aanspreekpunt de verkiezingscoördinator
bij een gemeente zijn. In dit overleg kan de Kiesraad adviseren over hoe de onregelmatigheid
kan worden weggenomen. De adviezen van de Kiesraad aan de burgemeester, het college
of het dagelijks bestuur zijn ondersteunend en hebben geen formeel karakter.
Het advies ziet op feitelijke handelingen en is niet gericht op rechtsgevolg. De advisering
vloeit voort uit de algemene taak die de Kiesraad krijgt om gemeenten, waterschappen
en stembureaus te ondersteunen ter bevordering van de kwaliteit in het verkiezingsproces.
Artikel A 11, tweede lid, voorziet in de grondslag voor het opstellen van een plan
waarin de Kiesraad met gemeenten en waterschappen afspraken maakt over de samenwerking
en de uitvoering van de kwaliteitsbevorderende en ondersteunende taken door de Kiesraad.
Hierin kan worden vastgelegd hoe het contact tussen betrokken partijen verloopt bij
het geven van adviezen.
Dat niet wordt voorgesteld de Kiesraad een formele bevoegdheid te geven richting de
burgemeester, het college en het dagelijks bestuur vloeit voort uit de interbestuurlijke
verhoudingen en het toezicht daarop. De burgemeester en het college voeren hun verantwoordelijkheden
op grond van de Kieswet uit onder medebewind. De Kieswet staat in de bijlage van de
Gemeentewet, waar wetten worden genoemd waarvoor geldt dat het interbestuurlijk toezicht
bij de Minister van BZK ligt en niet bij het provinciebestuur. Een formeel instrument
van de Kiesraad richting gemeenten zou dit doorkruisen en past daarom niet. Voor het
dagelijks bestuur van een waterschap geldt dat het in de rede ligt om hen, in het
belang van uniformiteit in het verkiezingsproces, op eenzelfde wijze te behandelen
als de burgemeester en het college. Vanwege het ontbreken van een formeel instrument
richting de burgemeester, het college en het dagelijks bestuur is de Kiesraad hier
aangewezen op het (bestuurlijke) overleg met deze partijen. Het bestuurlijk overleg,
en de ondersteuning via instructies, kwaliteitsstandaarden en advisering vloeit voort
uit de algemene taak die de Kiesraad krijgt om gemeenten, waterschappen en stembureaus
te ondersteunen ter bevordering van de kwaliteit in het verkiezingsproces. De VNG
en NVVB ondersteunen in hun consultatieadvies het gemaakte onderscheid tussen de keten
Minister-Kiesraad-gemeenten en de keten Kiesraad-stembureaus.
Over het feit dat de Kiesraad geen formeel instrument krijgt om sturing te geven aan
de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders of aan het dagelijks bestuur
(van een waterschap), schrijft de Kiesraad in zijn consultatieadvies dat dit onderscheid
in sommige gevallen minder voor de hand ligt. Hierover schrijft de Kiesraad dat in
sommige gevallen onregelmatigheden rond taken die tot de verantwoordelijkheid van
de burgemeester of het college horen, gevolgen kunnen hebben voor het verloop van
de verkiezing. De VNG en NVVB geven aan dat zij zich kunnen voorstellen dat in de
praktijk vragen kunnen ontstaan over de precieze afbakening van taken die tot de verantwoordelijkheden
van een stembureau voor de feitelijke gang van zaken behoren, en wat tot de verantwoordelijkheden
van het college en de burgemeester voor de organisatie van verkiezingen behoort. In
aanvulling op de uitleg hierover in deze toelichting (zie paragraaf 2.7.) werken zij
graag samen met het Ministerie van BZK en de Kiesraad aan nadere uitwerking. Deze
uitwerking zal plaatsvinden in het kader van het overleg tussen de Kiesraad en de
vertegenwoordigers van gemeenten.
De Kiesraad wijst erop dat voormeld onderscheid tot gevolg heeft dat de Kiesraad geen
formele middelen ter beschikking heeft om kwaliteitsbevorderend op te treden bij de
uitvoering van de taken die vallen onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester
of het college van burgemeester en wethouders. De regering acht het van belang dat
altijd goed bezien moet worden waar welke taken in het verkiezingsproces worden belegd
en dat deze taken moeten passen bij de verschillende verantwoordelijkheden en de interbestuurlijke
verhoudingen. Het ontbreken van een formeel instrument, zoals het geven van een aanwijzing,
richting de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders verhindert
de Kiesraad overigens niet om ook ten behoeve van deze wettelijke taken en verantwoordelijkheden
kwaliteitsbevorderend op te treden en te ondersteunen bij de uitvoering van deze taken
(zoals beschreven in artikel A 11, eerste lid), bijvoorbeeld met de op te stellen
instructies, kwaliteitsstandaarden en adviezen. Waar er sprake is van onregelmatigheden
kan via (bestuurlijk) overleg gewerkt worden aan een oplossing. Waar ernstige onregelmatigheden
omtrent de uitvoering van deze taken geconstateerd worden is het interbestuurlijk
toezicht door de Minister, dat reeds van toepassing is, de aangewezen route. Wanneer
een burgemeester, het college of dagelijks bestuur de adviezen van de Kiesraad naast
zich neerlegt en daarmee de betrouwbaarheid van een verkiezing blootstelt aan risico’s,
is het aan de Minister van BZK om te besluiten of een interventie vanuit het interbestuurlijke
toezicht noodzakelijk is. Wanneer de adviezen van de Kiesraad niet worden opgevolgd,
informeert de Kiesraad de Minister hierover, wanneer het niet opvolgen van het advies
leidt tot een onregelmatigheid met risico’s voor het verloop van de verkiezing of
de betrouwbaarheid van de uitslag van de verkiezing (artikel A 16). Wanneer deze situatie
gevolgen heeft voor de mogelijke geldigheid van een verkiezing dan kan de Kiesraad
hierover advies uitbrengen aan het vertegenwoordigend orgaan (hierover meer in paragraaf 2.4.2).
Wanneer deze situatie niet direct gevolgen heeft voor de geldigheid van de verkiezing
maar wel relevant is in het kader van de toekomstige kwaliteitsverbetering kan de
Kiesraad deze casus behandelen in zijn evaluatieadvies aan de Minister (hierover meer
in paragraaf 2.8.3).
2.3.5. Het geven van een procesaanwijzing aan stembureaus
In zijn huidige rol heeft de Kiesraad geen formele instrumenten tot zijn beschikking
om bij te sturen als blijkt dat er tijdens de stemming of de stemopneming sprake is
van onregelmatigheden die leiden tot risico’s voor het verloop van de verkiezing of
de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag. De Kiesraad kan alleen in zijn huidige
rol als centraal stembureau bij landelijke verkiezingen, besluiten over te gaan tot
een hertelling wanneer onregelmatigheden geconstateerd worden bij de stemopneming.
Omdat de Kiesraad met dit wetsvoorstel belast wordt met de bevordering van de kwaliteit
in het verkiezingsproces bij alle verkiezingen wordt het echter ook wenselijk en passend
geacht dat de Kiesraad bij alle verkiezingen de bevoegdheid krijgt tot het geven van
een procesaanwijzing aan een stembureau dan wel de voorzitter van het stembureau,
om zo te kunnen voorkomen dat zich achteraf een situatie voordoet die noopt tot hertelling
of in het uiterste geval herstemming. Het geven van de procesaanwijzing zal gericht
zijn op diegene die volgens de Kieswet verantwoordelijk is voor de taak waarop de
procesaanwijzing ziet.33
De bevoegdheid tot het geven van een procesaanwijzing houdt in dat door de Kiesraad
aan een stembureau wordt opgedragen hoe dat stembureau moet handelen om de onregelmatigheid
weg te nemen. Bij het geven van de procesaanwijzing wordt een termijn genoemd waarbinnen
aan de procesaanwijzing moet zijn voldaan. De procesaanwijzing dient evenredig te
zijn aan het doel: het wegnemen van het waargenomen risico en zo te voorkomen dat
de betrouwbaarheid en geldigheid van de verkiezingsuitslag in het geding komt. Wanneer
de betrouwbaarheid en geldigheid van de verkiezingsuitslag in het geding komt zou
het immers mogelijk zijn dat een hertelling of een herstemming noodzakelijk is (over
de herstemming, zie paragraaf 2.4.2).
Deze procesaanwijzing kan alleen worden gegeven:
– bij risico’s voor het verloop van de verkiezing of de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag;
en
– wanneer informeel overleg niet tot een oplossing leidt; en
– wanneer het geven van de procesaanwijzing evenredig is aan het doel waarvoor zij wordt
gegeven.
Een situatie die mogelijk noopt tot een procesaanwijzing, vanwege het risico voor
de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag, is bijvoorbeeld het op een incorrecte
wijze tellen van de stemmen, waardoor een onjuiste uitslag vastgesteld zou kunnen
worden en een hertelling nodig is (zie hierover de casusbeschrijving op blz. 24).
De Kiesraad treedt vanuit zijn nieuwe rol met deskundigheid en gezag op. De verwachting
is dat het informele overleg tussen gemeenten, waterschappen, stembureaus en de Kiesraad,
en waar het de uitleg van wet en regelgeving betreft het Ministerie van BZK, in de
praktijk voldoende zal zijn om eventuele onregelmatigheden op te lossen. De leden
van de Kiesraad die hiertoe bevoegd zijn34 kunnen een procesaanwijzing geven aan een stembureau. De Kiesraad stelt in zijn consultatieadvies
dat het, gelet op de aard van de beslissing om een procesaanwijzing te geven, niet
voor de hand ligt om de personen die door de Kiesraad zijn aangewezen35 een eigenstandige bevoegdheid te geven dat te doen. Omdat het gaat om een ingrijpend
middel waarvan het belangrijk is dat de inzet zorgvuldig wordt overwogen, adviseert
de Kiesraad de beslissing over het geven van een formele procesaanwijzing formeel
alleen te beleggen bij de leden van de Kiesraad. De regering heeft dit advies van
de Kiesraad overgenomen.
De leden van de Kiesraad kunnen een procesaanwijzing alleen geven wanneer zij in de
feitelijke gang van zaken bij een stembureau36 een of meer onregelmatigheden signaleren die leiden tot risico’s voor het verloop
van de verkiezing en de betrouwbaarheid van de uitslag van de verkiezing, en wanneer
informeel overleg niet tot een oplossing leidt.
Het informele overleg dat voorafgaat aan een procesaanwijzing zal in de praktijk plaatsvinden
met betrokkenheid van de gemeente waar het stembureau gevestigd is. Dit biedt de mogelijkheid
dat de gemeente vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheden richting het stembureau
ondersteuning kan bieden bij het wegnemen van de onregelmatigheden. Bij het geven
van een procesaanwijzing betrekt de Kiesraad, voor zover mogelijk, de zienswijze van
het betreffende stembureau op de geconstateerde situatie. Dat de Kiesraad de zienswijze
van het stembureau bij de aanwijzing betrekt vloeit voort uit artikel A 12, eerste
lid, onder b, waarin het uitgangspunt is opgenomen dat een procesaanwijzing pas gegeven
wordt nadat overleg er niet toe heeft geleid dat de onregelmatigheden en de geconstateerde
risico’s zijn weggenomen. Gelet op de noodzaak om snel en adequaat te kunnen optreden,
legt de Kiesraad de procedure omtrent de procesaanwijzing samen met betrokken partijen
vast voorafgaand aan de verkiezing. De grondslag om hierover afspraken te maken wordt
voorzien in artikel A 11, tweede lid, waarin bepaald wordt dat de Kiesraad een plan
opstelt waarin hij met gemeenten en waterschappen afspraken maakt over de uitvoering
van de taken die bij hem belegd zijn. De VNG en NVVB stellen voor bij de nadere uitwerking
van de procedure omtrent de procesaanwijzing het voeren van overleg met de gemeente
als standaard processtap op te nemen. Over de manier waarop met de gemeente wordt
overlegd, kan de Kiesraad in het plan (zie artikel A 11, tweede lid) samen met gemeenten
afspraken worden gemaakt.
Wanneer de Kiesraad een procesaanwijzing geeft aan een stembureau informeert hij ook
altijd de gemeente waarin het stembureau gevestigd is. Reden daarvoor is dat het voor
gemeenten van belang is om te weten wat er bij de stembureaus binnen de gemeentegrenzen
gebeurt. De gemeente kan dan mogelijk ook vanuit zijn eigen organisatorische verantwoordelijkheden
bijsturen.
Afbakening procesaanwijzing
De bevoegdheid tot het geven van een procesaanwijzing door de Kiesraad is strikt geclausuleerd.
Ter duiding van deze afbakening wordt hierna ingegaan op de volgende onderwerpen:
1) Gemeentelijke verantwoordelijkheden.
2) Verantwoordelijkheden van een stembureau voor de feitelijke gang van zaken.
3) De periode waarin en hoe de procesaanwijzing gegeven wordt.
4) Samenhang met de beheersaanwijzing in het wetsvoorstel Wet programmatuur verkiezingsuitslagen
(36 150)
1. Gemeentelijke verantwoordelijkheden
In tegenstelling tot de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders en
het dagelijks bestuur aan wie de Kiesraad geen aanwijzingen kan geven (zie paragraaf 2.3.4),
kan de Kiesraad in beginsel wel een aanwijzing geven aan stembureaus. Stembureaus
zijn autonome bestuursorganen die voor de uitvoering van het verkiezingsproces (tijdelijk)
worden ingericht. Omdat het stembureau niet opereert onder verantwoordelijkheid van
de burgemeester, het college of het dagelijks bestuur37 valt die taakuitoefening niet onder het in hoofdstuk 2.3.4 genoemde interbestuurlijk
toezicht. De procesaanwijzing van de Kiesraad is alleen gericht op het bijsturen van
de uitvoering van die taken van een stembureau. Daarom is een afbakening noodzakelijk
tussen wat behoort tot de verantwoordelijkheden van een stembureau voor de feitelijke
gang van zaken en wat behoort tot de verantwoordelijkheden van de burgemeester, het
college of het dagelijks bestuur in de organisatie van verkiezingen. Verantwoordelijkheden
waar de procesaanwijzing niet op kan zien betreffen bijvoorbeeld het realiseren van
voldoende stemlokalen tijdens de verkiezing, de verzending van stempassen38 of de opslag en het vervoer van stembiljetten. Ter illustratie worden de volgende
(hypothetische) voorbeelden gegeven:
Verzending van stempassen: Een gemeente neemt contact op met de Kiesraad omdat gebleken is dat door een fout
bij de postbezorging een grote groep kiezers geen stempas ontvangen heeft. De Kiesraad
kan in dat overleg met de gemeente adviseren over hoe deze situatie moet worden opgelost,
maar geen procesaanwijzing geven. Wanneer als gevolg van deze fout een grote groep
kiezers niet in staat is gesteld om een stem uit te brengen tijdens de verkiezing
en dat gevolgen heeft voor de geldigheid van de stemming kan de Kiesraad hierover
wel advies uitbrengen aan het vertegenwoordigend orgaan (artikel A 14).
Opslag stembescheiden: In elke gemeente houdt het gemeentelijk stembureau daags na een verkiezing zitting
om ofwel de stemmen centraal te tellen (centrale stemopneming), ofwel de processen-verbaal
van de stembureaus te controleren en een hertelling te verrichten ingeval van (vermoedens
van) eventuele fouten. Ten behoeve van die zitting moeten de stembescheiden van de
stemlokalen worden vervoerd naar ofwel de locatie(s) waar het gemeentelijk stembureau
de volgende dag zitting houdt, ofwel naar een locatie waar de stembescheiden gedurende
de nacht worden opgeslagen (om van daaruit de volgende dag naar de zittingslocatie(s)
te worden vervoerd). Wanneer de Kiesraad constateert dat de opslag van de stembescheiden
bij een gemeente niet aan de wettelijke beveiligingseisen voldoet neemt hij hierover
contact op met de burgemeester. De opslag van stembescheiden behoort tot de verantwoordelijkheden
van de burgemeester (artikel N 11, derde lid en artikel Na 9 van de Kieswet). In het
contact met de burgemeester adviseert de Kiesraad over hoe de opslag van de stembescheiden
in overeenstemming kan worden gebracht met de wettelijke beveiligingseisen. In de
situatie dat de burgemeester de adviezen van de Kiesraad naast zich neerlegt en de
beveiliging van de opslag van de stembescheiden niet in orde brengt, kan de Kiesraad
contact opnemen met de Minister van BZK. De Minister kan dan vanuit het interbestuurlijke
toezicht optreden. In het uiterste geval kan de Minister overgaan tot indeplaatsstelling
om zo te borgen dat opslag van stembescheiden weer in overeenstemming is met de wettelijke
beveiligingseisen. Wanneer deze situatie van dien aard is dat de geldigheid van de
verkiezing ter discussie kan worden gesteld, kan de Kiesraad hierover advies uitbrengen
aan het vertegenwoordigend orgaan.
2. Verantwoordelijkheden van een stembureau voor de feitelijke gang van zaken
De feitelijke gang van zaken bij een stembureau betreft de uitvoering door een stembureau
van de procedures zoals voorgeschreven in de Kieswet en onderliggende regelgeving,
bijvoorbeeld de aanvang van de stemming om zeven uur dertig en de aanwezigheid van
de voorzitter en twee leden van het stembureau. Ook kan de feitelijke gang van zaken
betrekking hebben op de omstandigheden in een stemlokaal tijdens de verkiezingsdag,
bijvoorbeeld als het gaat om de aanwezigheid van politieke uitingen in een stemlokaal
of de borging van het stemgeheim.
De procesaanwijzing kan echter niet zien op de besluiten door een stembureau zoals
de vaststelling van het aantal op een kandidaat uitgebrachte stemmen. Reden voor deze
nadere afbakening is dat de stembureaus een onafhankelijke positie hebben en vanuit
de Kieswet de verantwoordelijkheid hebben voor deze besluiten. De procesaanwijzing
is niet bedoeld om deze wettelijke verantwoordelijkheid te doorkruisen. De procesaanwijzing
is daarom gericht op de uitvoering van de procedures die tot besluiten leiden, maar
niet gericht op de uitkomst van dit proces en de formele besluiten van het stembureau.
Ter duiding van deze clausulering worden de volgende (hypothetische) voorbeelden gegeven:
Telling in een stembureau: De Kiesraad constateert een onregelmatigheid tijdens het tellen van de stemmen bij
een stembureau; stemmen worden onterecht als ongeldig beschouwd waardoor een partij
minder stemmen krijgt. Hierdoor kan de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag ter
discussie worden gesteld. De Kiesraad zal in dat geval het stembureau op de wet- en
regelgeving en zijn instructie(s) wijzen waarin staat aangegeven wanneer een stem
geldig is en wanneer niet. Indien het tellen na informeel overleg tussen het stembureau
en de Kiesraad niet wordt verbeterd, kan de Kiesraad via een procesaanwijzing het
stembureau opdragen de wijze van tellen aan te passen, zodat er correct geteld wordt.
De Kiesraad vermeldt deze casus en de procesaanwijzing in de rapportage van bevindingen,
waarbij wordt vermeld of hieraan opvolging is gegeven. De procesaanwijzing kan niet
zien op de feitelijke uitkomst van de telling. Met de inwerkingtreding van de Wet
nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen op 1 januari 2023 zijn reeds verschillende
controle- en correctiemogelijkheden geïntroduceerd voor wanneer er sprake is van fouten
in de vastgestelde uitslag. Deze controle- en correctiewerkzaamheden worden door respectievelijk
het gemeentelijk stembureau en centraal stembureau uitgevoerd. Ook kan het vertegenwoordigend
orgaan besluiten tot een nieuwe stemopneming over te gaan bij een of meer stembureaus.
Inrichting stemlokaal: Volgens de Kieswet (artikel J 4, het vijfde lid van de Kieswet) is de burgemeester
verantwoordelijk zorg te dragen voor de inrichting van het stemlokaal.
Vanuit die verantwoordelijkheid verstrekt de burgemeester de stembureaus de materialen
die nodig zijn voor de uitvoering van de taken. De voorzitter van het stembureau is
verantwoordelijk voor de uiteindelijke inrichting van het stemlokaal tijdens de zitting
van het stembureau. Dat blijkt ook uit de huidige instructie van het Ministerie van
BZK waarbij de voorzitter van het stembureau alvorens de zitting te openen moet controleren
of aan de bij wet bepaalde voorschriften wordt voldaan. Deze wettelijke voorschriften
zien onder andere op de aanwezigheid van de stembus, de plaatsing van de tafels en
het stemgeheim. Ook valt deze verantwoordelijkheid van de voorzitter af te leiden
uit artikel J 4a waar de voorzitter van een mobiel stembureau belast is met verschillende
taken bij de verplaatsing en voorafgaand aan de aanvang en beëindiging van de zitting
van het stembureau.
Wanneer de Kiesraad voorafgaand aan de verkiezingsdag constateert dat de inrichting van een stemlokaal niet aan de
wettelijke eisen kan voldoen, neemt hij hierover contact op met de burgemeester om
te adviseren over hoe zorg te dragen voor de correcte inrichting. Wanneer de Kiesraad
tijdens de zitting van het stembureau constateert dat de inrichting van het stemlokaal
niet aan de wettelijke vereisten voldoet,39 spreekt hij de voorzitter van het stembureau hierop aan. Wanneer de geconstateerde
gebreken leiden tot risico’s voor het verloop van de verkiezing of de betrouwbaarheid
van de verkiezingsuitslag en wanneer het informele overleg niet tot een oplossing
leidt, kan de Kiesraad tijdens de zitting van een stembureau overgaan tot het geven
van een procesaanwijzing.
Register Ongeldige Stempassen (ROS): De burgemeester is verantwoordelijk voor het vaststellen van het ROS (artikel J 7a
van de Kieswet). De burgemeester draagt zorg voor dat elk stembureau over het uittreksel
van het ROS beschikt (artikel J 17 Kieswet). Het stembureau moet het uittreksel van
het ROS raadplegen bij de toelating van kiezers tot de stemming (artikel J 25 van
de Kieswet). Wanneer de voorzitter van het stembureau constateert dat het uittreksel
van het ROS ontbreekt in een stemlokaal kan de zitting niet aanvangen. Het stembureau
kan immers niet zijn taken uitvoeren. Wanneer de Kiesraad constateert dat de zitting
van het stembureau in een dergelijke situatie toch aanvangt neemt hij hierover contact
op met het stembureau om de stembureauleden erop te wijzen dat zij onder deze omstandigheden
hun taak niet kunnen uitvoeren. In geval het stembureau de zitting ook na het contact
met de Kiesraad voortzet, kan de Kiesraad met een procesaanwijzing het stembureau
opdragen de zitting te schorsen tot het uittreksel van het ROS aanwezig is. Hiernaast
neemt de Kiesraad contact op met de burgemeester om hem te adviseren over zijn wettelijke
verantwoordelijkheid ervoor zorg te dragen dat ieder stembureau beschikt over een
uittreksel van het ROS. Wanneer de burgemeester de adviezen van de Kiesraad naast
zich neerlegt kan de Kiesraad hierover contact opnemen met de Minister van BZK. De
Minister kan dan vanuit het interbestuurlijke toezicht optreden.
3. De periode waarin en hoe de procesaanwijzing gegeven wordt
De verschillende stembureaus zijn alleen werkzaam in de korte periode van de verkiezingsdag
tot aan de vaststelling van de uitslag. Het centraal stembureau is daarnaast belast
met de registratie van aanduidingen en de kandidaatstelling. Een procesaanwijzing
kan slechts worden gegeven in de periode dat het stembureau, waar de procesaanwijzing
aan is gericht, werkzaamheden verricht. Vanwege de zeer korte termijnen in de Kieswet
is de procesaanwijzing vooral gericht op het voorspoedig oplossen van onregelmatigheden
die leiden tot risico’s voor de betrouwbaarheid van de verkiezing. Een procesaanwijzing
zal in de praktijk daarom vooral mondeling (ter plaatse of telefonisch) worden gegeven.
Omdat de Kiesraad de betrokken gemeente informeert over een gegeven procesaanwijzing
ligt het voor de hand dat de Kiesraad hiervan per e-mail een bevestiging stuurt aan
de verkiezingscoördinator van die gemeente.
In reactie op de internetconsultatie is gevraagd hoe het geven van de procesaanwijzing
in de praktijk te werk zal gaan en of de zitting van het stembureau tijdens een bezoek
van de Kiesraad geschorst zou moeten worden. Juist ook omdat er sprake kan zijn van
drukke piekperioden waarin veel gevraagd wordt van stembureauleden om de stemming
vlot en correct te laten verlopen. De verwachting is dat de Kiesraad zijn werkzaamheden
zo uitvoert dat de stemming ongestoord kan verlopen en dat de Kiesraad daarbij rekening
houdt met de belasting van de stembureauleden. In de situatie dat een onregelmatigheid
wordt geconstateerd zal de Kiesraad, of de personen die de Kiesraad daartoe heeft
aangewezen, het gesprek aangaan om tot een oplossing te komen. In de praktijk zal
dit in de eerste plaats met de voorzitter van het stembureau zijn. Wanneer het om
een ernstige onregelmatigheid gaat, ligt het in de rede dat ook de gemeentelijke verkiezingsorganisatie
hierbij betrokken wordt. Hoe de Kiesraad hiermee omgaat en wanneer het noodzakelijk
zal zijn om de zitting van een stembureau (tijdelijk) te schorsen werkt de Kiesraad
uit in het plan dat hij vaststelt na overleg met vertegenwoordigers van gemeenten,
waterschappen en de openbaar lichamen (zie artikel A 11, tweede lid).
In het kader van de internetconsultatie is gevraagd waarom gekozen is voor de periode
tot aan de vaststelling van de uitslag, gezien het feit dat na het vaststellen van
het proces-verbaal een stembureau nog werkzaamheden verricht, zoals het inpakken en
verzegelen van de biljetten, stempassen en dergelijke en het transport naar het gemeentehuis.
In deze vraag wordt verondersteld dat bij het begrip stembureau alleen de stembureaus
op de dag van de stemming wordt bedoeld. De procesaanwijzing kan echter ook gegeven
worden aan de gemeentelijk stembureaus, de briefstembureaus, de hoofdstembureaus,
het nationaal briefstembureaus en aan centraal stembureaus. Met het eindpunt «de vaststelling
van de uitslag» wordt dus het moment bedoeld waarop het centraal stembureau de verkiezingsuitslag
heeft vastgesteld. Daarmee vallen alle verantwoordelijkheden van elk stembureau binnen
de reikwijdte van de procesaanwijzing. Omtrent het vervoer en de opslag van stembiljetten,
stempassen en dergelijke geldt dat dit een verantwoordelijkheid is van de burgemeester
en dat de procesaanwijzing daar niet op kan zien. Zie hierover de voorgaande toelichting
over de gemeentelijke verantwoordelijkheden.
4. Samenhang met de beheersaanwijzing in het wetsvoorstel Wet programmatuur verkiezingsuitslagen
(36 150)
Het voorstel voor de Wet programmatuur verkiezingsuitslagen bevat een bevoegdheid
voor de Kiesraad tot het geven van een beheersaanwijzing omtrent naleving van aansluit-
en gebruiksvoorschriften, wanneer zich risico’s in het gebruik van de uitslagprogrammatuur
voordoen. In de situatie dat een onregelmatigheid in het stembureau het gebruik van
de uitslagprogrammatuur aangaat, gelden hiervoor de daarvoor opgestelde kaders in
hoofdstuk Ea van de Kieswet. Wanneer de Kiesraad een beheersaanwijzing kan geven is
de toepassing van een procesaanwijzing niet aan de orde.
Rapportage over het geven van de procesaanwijzing
Wanneer de Kiesraad een procesaanwijzing heeft gegeven rapporteert de Kiesraad daarover
in de rapportage van bevindingen (zie hoofdstuk 2.4.1). Bij een oordeel van de Kiesraad
dat geconstateerde onregelmatigheden leiden tot risico’s voor de betrouwbaarheid van
de uitslag van de verkiezing, maakt de Kiesraad zijn advies kenbaar bij het vertegenwoordigend
orgaan (zie hoofdstuk 2.4.2).
In de huidige situatie vermeldt het stembureau in het proces-verbaal de onregelmatigheden
of bijzonderheden die hebben plaatsgevonden tijdens de zitting. Het ligt in de rede
dat het stembureau in dit onderdeel van het proces-verbaal tevens melding maakt of
de Kiesraad via een procesaanwijzing bijsturing heeft gegeven vanwege geconstateerde
onregelmatigheden.
Bezwaar tegen een procesaanwijzing
De procesaanwijzing is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De procesaanwijzing ziet op het bijsturen van de uitvoering van feitelijke processen
en is niet gericht op rechtsgevolg. Dit betekent dat er geen geschilbeslechting op
grond van de Awb openstaat, en er geen rechtsmiddel openstaat wanneer een procesaanwijzing
niet wordt opgevolgd.
De Kiesraad dient de zienswijze van het stembureau te betrekken bij de proces-aanwijzing
(zie de inleiding van paragraaf 2.3.5). In geval het stembureau van oordeel is dat
de procesaanwijzing onterecht gegeven is kan het stembureau zijn zienswijze ook schriftelijk
in het proces-verbaal vermelden. Dit kan in het onderdeel van het proces-verbaal waar
het stembureau ook meldingen maakt van bijzonderheden die zich tijdens de zitting
hebben voorgedaan. Het is dan aan het vertegenwoordigend orgaan om de zienswijze van
het stembureau uit het proces-verbaal mee te wegen in het geloofsbrievenonderzoek.
Vervolg op procesaanwijzing
De gegeven procesaanwijzingen worden opgenomen in de rapportage van bevindingen aan
het vertegenwoordigend orgaan (zie paragraaf 2.4.1). In deze rapportage kan de Kiesraad
ook vermelden hoe omgegaan is met de gegeven procesaanwijzing(en). Daarnaast ligt
het in de rede dat de Kiesraad op de gegeven procesaanwijzing(en) ingaat in zijn evaluatieadvies
aan de Minister van BZK. Deze werkwijze borgt dat de eventuele inzet van een procesaanwijzing
betrokken kan worden bij de evaluatie van de verkiezing.
De autonome besluitvorming door stembureaus
De UvW vraagt in zijn consultatieadvies aandacht voor het feit dat de nieuwe taken
van de Kiesraad een nieuwe vorm van toezicht op – en daarmee de verantwoording door –
de centraal stembureaus omvat. De UvW stelt dat dit de autonome besluitvorming van
de centraal stembureaus raakt en vraagt de noodzaak hiervan duidelijker op te nemen
in de toelichting.
In voorgaande casusbeschrijvingen is de afbakening van de procesaanwijzing die de
Kiesraad kan geven toegelicht. Hierbij is erop gewezen dat de procesaanwijzing niet
bedoeld is om de formele bevoegdheden van een stembureau te doorkruisen. De procesaanwijzing
is gericht op de uitvoering van de procedures die tot besluiten leiden, en kan niet
gericht zijn op de formele besluiten van het stembureau. Vanuit de kwaliteitsbevorderende
rol krijgt de Kiesraad de mogelijkheid om waar nodig zijn aanwijzingsbevoegdheid in
te zetten op de momenten waar het verkiezingsproces ernstig onder druk staat of de
betrouwbaarheid van de uitslag van de verkiezing in het geding is en informeel overleg
niet tot een oplossing leidt. De regering is van mening dat met deze voorgestelde
afbakening de juiste balans is gevonden met het ondersteunen, instrueren en, indien
noodzakelijk, het bijsturen van de uitvoering van processen door de stembureaus ten
opzichte van de autonome bevoegdheid van de stembureaus om zelf een besluit te nemen
over de uitkomsten van de stemopneming. Hierbij neemt de regering in ogenschouw dat
veel stembureaus slechts incidenteel (soms een keer in de vier jaar) samenkomen en
uitvoering geven aan hun werkzaamheden. Dat deze stembureaus met dit wetsvoorstel
ondersteund worden door de Kiesraad, met alle kennis en expertise, draagt bij aan
de kwaliteit van het verkiezingsproces.
2.3.6. Het informeren van de Minister over onregelmatigheden
Wanneer de Kiesraad een of meer onregelmatigheden constateert die leiden tot risico’s
voor het verloop van de verkiezing of de betrouwbaarheid van de uitslag van de verkiezing
voorziet dit wetsvoorstel in de plicht voor de Kiesraad om uit eigen beweging de Minister
daarover te informeren. De Kiesraad moet deze inlichtingen aan de Minister verstrekken
ongeacht of de Kiesraad een procesaanwijzing heeft gegeven of niet. Het uitgangspunt
hierbij is dat de Minister als stelselverantwoordelijke voor verkiezingen bekend moet
zijn met de constatering en de afhandeling van onregelmatigheden die leiden tot risico’s
voor het verloop van de verkiezing of de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag.
De Minister kan in voorkomende gevallen het parlement gevraagd en ongevraagd informeren
over de betreffende onregelmatigheid.
Deze inlichtingenplicht vormt een aanvulling op de inlichtingenplicht uit artikel 20
van de Kaderwet zbo’s, op grond waarvan de Minister van BZK voor de uitvoering van
zijn taak de Kiesraad om informatie kan vragen. Deze aanvullende inlichtingenplicht
voor de Kiesraad wordt noodzakelijk geacht omdat de Minister niet altijd op de hoogte
kan zijn van onregelmatigheden en dus niet altijd in staat is om op grond van de bestaande
inlichtingenplicht uit eigen beweging informatie te vragen aan de Kiesraad. Het is
daarom van belang dat de Kiesraad bij de constatering van een onregelmatigheid die
volgens de Kiesraad tot de genoemde risico’s kan leiden, uit eigen beweging, de Minister
hierover informeert.
De actieve inlichtingenplicht beperkt zich tot geconstateerde onregelmatigheden die
leiden tot risico’s voor het verloop van het verkiezingsproces en de betrouwbaarheid
van de uitslag. Het is niet nodig en niet uitvoerbaar om de Minister te informeren
over iedere onregelmatigheid. De verantwoording over het totale verloop van het verkiezingsproces,
en de rapportage over eventuele kleinere onregelmatigheden die zijn geconstateerd,
vindt door de Kiesraad plaats in de rapportage van bevindingen aan het vertegenwoordigend
orgaan en bij de evaluatie van de verkiezing.
2.4. Taken en bevoegdheden van de Kiesraad na een verkiezing
Het eindoordeel over een verkiezing ligt bij het vertegenwoordigend orgaan waarvoor
de betreffende verkiezing is georganiseerd. Hiertoe stelt het vertegenwoordigend orgaan
een commissie aan voor het onderzoek naar de geloofsbrieven. De rapportage van bevindingen
(paragraaf 2.4.1) en indien dat aan de orde is de adviezen voor een nieuwe stemming
(paragraaf 2.4.2) die de Kiesraad uitbrengt vanuit zijn nieuwe kwaliteitsbevorderende
rol kunnen door de commissie voor de geloofsbrieven worden betrokken bij dit onderzoek.
2.4.1. Rapportage van bevindingen
Met voorliggend wetsvoorstel krijgt de Kiesraad de verplichting een rapportage van
bevindingen op te stellen. Met deze rapportage brengt de Kiesraad verslag uit aan
het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing is gehouden. In dat verslag rapporteert
de Kiesraad over de onregelmatigheden die door hem zijn vastgesteld in de feitelijke
gang van zaken bij een (of meer) stembureau(s). In deze rapportage vermeldt de Kiesraad
ook of hij naar aanleiding van deze onregelmatigheden een procesaanwijzing heeft gegeven.
De Kiesraad maakt deze rapportage openbaar. De rapportage kan door het vertegenwoordigend
orgaan worden gebruikt bij het geloofsbrievenonderzoek. Voor het vertegenwoordigend
orgaan betekent dit extra informatie die inzicht biedt in de gang van zaken tijdens
een verkiezing.
De rapportage van bevindingen bevat geen verantwoording van de Kiesraad over de effectiviteit
van gegeven procesaanwijzingen. Het is aan het vertegenwoordigend orgaan om bij het
geloofsbrievenonderzoek te bepalen of een onregelmatigheid en een eventueel daarop
gegeven procesaanwijzing van invloed is geweest op de betrouwbaarheid van de verkiezing.
Ook moet worden opgemerkt dat de Kiesraad, ondanks alle signalen die hij ontvangt,
niet alle onregelmatigheden kan waarnemen. Het blijft daarom belangrijk dat het vertegenwoordigend
orgaan zijn onderzoek breder uitvoert en zich niet alleen baseert op de rapportage
van bevindingen van de Kiesraad.
De Kiesraad stelt ook een rapportage van bevindingen op bij verkiezingen waar hij
zelf uitvoerende taken heeft in het verkiezingsproces: wanneer hij centraal stembureau
is bij landelijke verkiezingen. Met dit voorliggende wetsvoorstel wordt mede om die
reden geregeld dat binnen de Kiesraad een functiescheiding wordt aangebracht. De leden
die procesaanwijzingen geven en de rapportage van bevindingen opstellen kunnen niet
ook belast worden met de uitvoering van de centraal stembureautaken. Hiermee wordt
ervoor gezorgd dat de leden die de rapportage van bevindingen opstellen daarmee niet
hun eigen functioneren zouden moeten beoordelen. Voor meer over deze functiescheiding,
zie paragraaf 2.6.1 van deze toelichting.
2.4.2. Advies aan vertegenwoordigend orgaan over een herstemming
Onregelmatigheden die invloed hebben op het betrouwbare verloop van het verkiezingsproces
kunnen aanleiding zijn voor een herstemming. Alleen het vertegenwoordigend orgaan
beslist over de toelating van nieuw gekozen leden en kan besluiten tot een herstemming
over te gaan. Hiervoor kunnen ook onregelmatigheden aanleiding zijn die zich buiten
een stembureau hebben voorgedaan. Informatie over de onregelmatigheden die de Kiesraad
heeft vastgesteld is waardevol voor een dergelijk besluit. Daarom wordt in voorliggend
wetsvoorstel geregeld dat wanneer de Kiesraad naar aanleiding van geconstateerde onregelmatigheden
van oordeel is dat een herstemming bij een of meer stembureaus noodzakelijk zou moeten
zijn, de Kiesraad het vertegenwoordigend orgaan hiervan in kennis stelt. Daarbij vermeldt
de Kiesraad de stembureaus of bij de Eerste Kamerverkiezing, de provincies die het
betreft. Het oordeel van de Kiesraad is een zwaarwegend advies aan het vertegenwoordigend
orgaan.
Vanwege het zwaarwegende karakter van dit advies wordt het door de leden40van de voltallige Kiesraad uitgebracht. Hiermee wordt geborgd dat alle expertise die
in de Kiesraad is vertegenwoordigd bij dit advies betrokken wordt. In zijn consultatiereactie
vraagt de Kiesraad de regering om te blijven onderzoeken hoe de geldigheid van de
stemming op een meer onafhankelijke wijze kan worden beoordeeld. Bijvoorbeeld door
de bevoegdheid van het vertegenwoordigend orgaan aan te vullen met een bevoegdheid
voor een (politiek onafhankelijk) orgaan, of de uitkomst open te stellen voor bestuursrechtelijke
rechtsbescherming. De Kiesraad heeft in 2021 ook een advies uitgebracht over de beoordeling
van de geldigheid van de stemming.41 Naar aanleiding van de Tweede Kamerverkiezing in 2021 heeft de Organisatie voor Veiligheid
en Samenwerking in Europa (OVSE) in zijn waarnemingsrapport aanbevolen te overwegen
beroep bij de rechter mogelijk te maken tegen de uitslag van een verkiezing.42 Bij de evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd
dat in 2023 een reactie op de OVSE aanbeveling wordt verwacht, en dat ik hierbij tevens
inga op het advies dat de Kiesraad heeft uitgebracht over de beoordeling van de geldigheid
van de stemmen.43 Op 17 januari 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd dat verschillende opties voor
het aanpassen van het systeem voor geschilbeslechting in het verkiezingsproces worden
verkend, en dat de Minister van BZK voornemens is de Afdeling Advisering van de Raad
van State over dit onderwerp om voorlichting te vragen.44
2.5. Uitbreiding adviestaken van de Kiesraad
Met voorliggend wetsvoorstel wordt de adviesbevoegdheid van de Kiesraad aan de regering
en het parlement omtrent verkiezingen uitgebreid. De Kiesraad heeft al de wettelijke
bevoegdheid de regering en de beide kamers der Staten-Generaal van advies te dienen
in uitvoeringstechnische aangelegenheden die het kiesrecht of de verkiezingen betreffen.
Bij de uitwerking van de taken van de Kiesraad in dit wetsvoorstel is geconstateerd
dat de Kiesraad in de huidige situatie de regering omtrent verkiezingen al van advies
voorziet dat verder gaat dan alleen de uitvoeringstechnische aangelegenheden. Gelet
op de adviesaanvragen omtrent wijzigingen van wet- en regelgeving aangaande verkiezingen
beantwoordt deze bredere advisering in een behoefte bij de regering.
Omdat hiermee een wettelijke adviestaak over het beleid van de regering wordt belegd
bij de Kiesraad, is de Kaderwet adviescolleges gedeeltelijk van rechtswege van toepassing.45 De Kiesraad is ook zelfstandig bestuursorgaan vanwege zijn taken als centraal stembureau,
beheerder van de uitslagprogrammatuur en de bevoegdheden voor de kwaliteitsbevorderende
taken (die in dit wetsvoorstel worden voorgesteld). Daarmee is ook de Kaderwet zbo’s
van toepassing. In voorliggend wetsvoorstel wordt daarom mede de samenhang en toepasselijkheid
van de beide Kaderwetten herzien. Voor nadere toelichting hierop zie hoofdstuk 3.1
van deze toelichting.
2.6. Waarborgen in de organisatie van de Kiesraad
De uitvoering van de nieuwe taken vergt extra waarborgen in de organisatie van de
Kiesraad. De Kiesraad is straks niet meer alleen centraal stembureau bij landelijke
verkiezingen, adviescollege, beheerder van de uitslagprogrammatuur en kennis- en expertisecentrum.
De Kiesraad zal daarnaast ook de kwaliteit van de uitvoering bevorderen, terwijl hij
als centraal stembureau ook zelf belast is met die uitvoering. Ten behoeve van de
bevordering van die kwaliteit moet de Kiesraad over de uitvoering van de werkzaamheden
van de stembureaus een onafhankelijk oordeel kunnen opstellen en kunnen bijsturen.
Dit stelt hoge eisen aan de organisatie-inrichting om de onafhankelijke oordeelsvorming
van de Kiesraad te kunnen borgen. In dit wetsvoorstel worden hiervoor kaders geschetst
middels een functiescheiding en de grondslag voor het opstellen van een bestuursreglement.
2.6.1. Functiescheiding
De Afdeling advisering van de Raad van State wees in haar advies over het wetsvoorstel
programmatuur verkiezingsuitslagen op het belang van een organisatorische functiescheiding
tussen uitvoerende en toezichthoudende taken (zie hierover ook paragraaf 1.2 van deze
toelichting). Mede in het licht van de verdere transitie van de Kiesraad46 benadrukte de Afdeling advisering het belang dat «er in organisatorische zin onderscheid wordt gemaakt ter voorkoming van onwenselijke
functievermenging». In voorliggend wetsvoorstel wordt daarom voorzien in de noodzakelijke waarborgen
om onwenselijke functievermenging binnen de Kiesraad te voorkomen. Zo wordt bepaald
dat de taken en bevoegdheden, die zien op het gebruik van de (uitslag)programmatuur
en van de uitvoering van het verkiezingsproces door de stembureaus, door andere leden
worden uitgevoerd dan de leden die de taken van de Kiesraad als centraal stembureau
uitvoeren.
De UvW vraagt in de consultatiereactie aandacht voor de mogelijke functievermenging
en benadrukt dat de voorgestelde functiescheiding niet geheel voorkomt dat de Kiesraad
zijn eigen werkzaamheden moet controleren. De UvW vindt dit ongelukkig en suggereert
de toezichthoudende rol door een ander orgaan en op een ander niveau te beleggen.
De regering vindt het van belang te benadrukken dat voorliggend wetsvoorstel de Kiesraad
ondersteunende en kwaliteitsbevorderende taken geeft. Ter bevordering van de kwaliteit
krijgt de Kiesraad bevoegdheden om de uitvoering van het verkiezingsproces waar te
nemen en waar nodig bij te sturen. Er is echter geen sprake van een toezichthoudende
taak. Het volledig opsplitsen van de taken van de Kiesraad is in het kader van dit
wetsvoorstel overwogen, maar er is niet voor gekozen. Het uitvoeren van waarnemingen
en bijsturen vergt inhoudelijke kennis en expertise van het verkiezingsproces. De
Kiesraad is een organisatie die bij uitstek over de nodige kennis en expertise beschikt,
vanwege zijn uitgebreide betrokkenheid en ervaring bij de uitvoering van het verkiezingsproces.
Om functievermenging te voorkomen acht de regering het voldoende om in het wetsvoorstel
vast te leggen dat de leden die belast zijn met de taak van centraal stembureau niet
ook werkzaamheden uitvoeren waarmee het centraal stembureau wordt beoordeeld. Hiernaast
zal de Kiesraad een bestuursreglement (artikel A 7) vaststellen waarin wordt beschreven
hoe organisatorisch wordt omgegaan met deze functiescheiding. Het bestuursreglement
dient, zoals bepaald in artikel 11 van de Kaderwet zbo’s, te worden goedgekeurd door
de Minister van BZK. Aanvullend hierop bepaalt voorliggend wetsvoorstel dat de Kiesraad
een rapportage van bevindingen opstelt ingeval hij onregelmatigheden constateert in
de feitelijke gang van zaken bij een stembureau (zie artikel A 13). Deze rapportage
stuurt de Kiesraad aan het vertegenwoordigend orgaan waarvoor de verkiezing wordt
gehouden en de Kiesraad maakt dit openbaar. Dat deze rapportage het handelen van de
Kiesraad, ook waar het hemzelf betreft, openbaar maakt, ziet de regering als een extra
waarborg waardoor deze taken niet bij twee aparte organisaties hoeft te worden belegd.
In zijn consultatieadvies onderschrijft de Kiesraad de voorgestelde functiescheiding,
en stelt op een paar punten een nadere aanscherping voor de verschillende verantwoordelijkheden
voor.
De Kiesraad stelt dat de verantwoordelijkheden die de Kiesraad verkrijgt niet altijd
los van elkaar te zien zijn. Zo zal de Kiesraad als centraal stembureau ook gebruik
moeten maken van de door hemzelf vastgestelde modellen en kwaliteitsvoorschriften
en moet er ook op worden toegezien dat hij dit correct doet. Om de verschillende verantwoordelijkheden
goed uit elkaar te kunnen houden, wordt met het wetsvoorstel het aantal leden dat
bij de taakuitvoeringen betrokken is, uitgebreid en de taken en verantwoordelijkheden
ingekaderd. De Kiesraad onderschrijft dat dit tegemoet komt aan de noodzaak van een
collegiaal en slagvaardig bestuur. Bovenal meent de Kiesraad dat hij hierdoor in staat
wordt gesteld om op een zorgvuldige manier uitvoering te kunnen geven aan de verschillende
rollen. De Kiesraad adviseert hierbij in het wetsvoorstel te verduidelijken dat de
inzet van buitengewone leden van de Kiesraad alleen aan de orde is bij de uitoefening
van de taak als centraal stembureau. Verder adviseert de Kiesraad om vast te stellen
dat de ondervoorzitter alleen kan worden aangewezen uit de leden die niet belast zijn
met het geven van procesaanwijzingen en het opstellen van rapportages, en die niet
als buitengewoon lid zijn benoemd. De ondervoorzitter vervult de taak van de voorzitter
bij diens afwezigheid, ook bij de taken die verband houden met het geven van procesaanwijzingen
en het opstellen van rapportages. Deze adviezen heeft de regering overgenomen.
Ten behoeve van de functiescheiding worden de volgende voorstellen gedaan:
– De taken van centraal stembureau worden uitgeoefend door de voorzitter, en de daartoe
aangewezen leden en de buitengewone leden.
– De taken en bevoegdheden die zien op het waarnemen en beoordelen van het gebruik van
de (uitslag)programmatuur en van de uitvoering van het verkiezingsproces door de stembureaus
worden door de voorzitter en de daarvoor aangewezen leden uitgeoefend.
– Een lid dat belast is met de waarnemende en beoordelende taken kan niet ook belast
worden met de taken van de Kiesraad als centraal stembureau, of optreden als ondervoorzitter
voor de taken als centraal stembureau.47
– Vanwege de omvang van de werkzaamheden bij de uitvoering van de centraal stembureautaken,
regelt dit wetsvoorstel tevens dat de Kiesraad zich hierbij laat bijstaan door voor
deze taak te benoemen buitengewone leden. Deze leden worden op eenzelfde wijze als
de gewone leden van de Kiesraad bij koninklijk besluit benoemd en voor eenzelfde periode.
Met de waarnemende en beoordelende taken die onder de functiescheiding vallen wordt
bedoeld het waarnemen van de uitvoering van het verkiezingsproces, het geven van beheers-
en procesaanwijzingen (artikel A 12 en Ea 10), het onderbreken van gebruik van de
uitslagprogrammatuur (artikel Ea 11) en het opstellen van de rapportages van bevindingen
(artikel A 13 en Ea 12). De Kiesraad kan uit zijn midden commissies opstellen ter
voorbereiding op besluitvorming, de Kiesraad kan dit regelen in het bestuursreglement
dat hij opstelt. Het spreekt voor zich dat de functiescheiding tussen de genoemde
taken ook aan de orde is bij de inrichting van commissies en het aanwijzen van ondervoorzitters
binnen de Kiesraad.
De in dit wetsvoorstel voorgestelde functiescheiding geldt overigens niet voor de
uitvoering van de overige taken van de Kiesraad zoals de adviestaak met betrekking
tot aangelegenheden die verkiezingen of uitvoeringstechnische aangelegenheden van
het kiesrecht betreffen. Die taak wordt door de leden48 van de Kiesraad in voltalligheid uitgevoerd. Achtergrond hiervan is dat zowel de
uitvoerende als waarnemende en beoordelende taken van de Kiesraadleden belangrijke
expertise oplevert voor de advisering door de Kiesraad. Ook heeft de functiescheiding
geen betrekking op het advies tot het geven van een herstemming (artikel A 14). Aanleiding
hiervoor is dat het advies tot herstemming dusdanig gewicht heeft dat de Kiesraad
hierover in voltalligheid moet kunnen beslissen.
2.6.2. Bestuursreglement
In voorliggend wetsvoorstel wordt geregeld dat de Kiesraad een bestuursreglement vaststelt.
In dat bestuursreglement geeft de Kiesraad nadere invulling aan de organisatorische
functiescheiding binnen de raad. Ook kan de Kiesraad bijvoorbeeld regels opnemen over
de wijze van besluitvorming. Op grond van artikel 11 van de Kaderwet zbo’s dient de
Minister dit bestuursreglement goed te keuren. Zoals in het tweede lid van artikel 11
is bepaald, kan de Minister van BZK de goedkeuring alleen onthouden wanneer het voorgestelde
bestuursreglement in strijd is met het recht of dat het bestuursreglement naar het
oordeel van de Minister een goede taakuitoefening kan belemmeren. De Minister kan
hiermee, gelet op de onafhankelijkheid van de Kiesraad, niet in de taakuitoefening
van de Kiesraad treden.
2.7. De verantwoordelijkheden van de stembureaus, gemeenten en waterschappen
In voorgaande paragrafen is ingegaan op de nieuwe taken, verantwoordelijkheden en
bevoegdheden van de Kiesraad. Deze hebben een belangrijke invloed op de verantwoordelijkheden
van de stembureaus, de burgemeester, het college en het dagelijks bestuur. In deze
paragraaf wordt ingegaan op de verantwoordelijkheden van de stembureaus, de burgemeester,
het college en het dagelijks bestuur. Hoewel dit wetsvoorstel die verantwoordelijkheden
niet aanpast is de weergave hiervan relevant voor onder andere de afbakening van de
procesaanwijzing (zie paragraaf 2.3.5).
2.7.1. De verantwoordelijkheden van de stembureaus
Het stembureau is het orgaan (bestaande uit de stembureauleden) dat zitting heeft
op de dag van de stemming in het stemlokaal. Daarnaast zijn er de briefstembureaus
voor de telling van ingekomen briefstemmen. Ook is er het gemeentelijk stembureau,
hoofdstembureau, nationaal briefstembureau en centraal stembureau die belast zijn
met de vaststelling van de verkiezingsuitslag op ieders niveau in het verkiezingsproces.
Deze stembureaus zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van het verkiezingsproces.
Hieronder vallen de volgende taken, bevoegdheden en verplichtingen:
– De registratie van de aanduidingen van politieke groeperingen en het nemen van beslissingen
over deze aanduidingen (centraal stembureau),
– De kandidaatstelling van politieke partijen (centraal stembureau),
– Het stemlokaal is zodanig ingericht dat het stemgeheim is gewaarborgd.
– De inrichting van het stemlokaal voldoet tijdens de zitting van het stembureau aan
de wettelijke eisen.
– De toelating tot de stemming (waaronder het innemen van de stempas, raadplegen van
het register ongeldige stempassen en na toelating het uitreiken van het stembiljet),
(stembureau in stemlokaal)
– De leden van het stembureau geven tijdens de uitoefening van hun functie geen blijk
van hun politieke gezindheid.
– In het stemlokaal worden geen activiteiten ontplooid die erop gericht zijn de kiezers
in hun keuze te beïnvloeden. Indien in het stemlokaal op enigerlei wijze verkiezingspropaganda
wordt bedreven, zal de voorzitter van het stembureau hieraan een einde moeten maken
met gebruikmaking van de bevoegdheden die de Kieswet hem geeft ter handhaving van
de orde.
– Het tellen van de uitgebrachte stemmen (stembureau in stemlokaal, gemeentelijk stembureau
bij centrale telling en briefstembureau),
– Het optellen van de uitslagen, (gemeentelijk- en hoofdstembureau, nationaal briefstembureau,
centraal stembureau),
– Het opstellen van een proces-verbaal (stembureau, gemeentelijk- en hoofdstembureau,
centraal stembureau, nationaal briefstembureau),
– Het vaststellen en bekendmaken van de verkiezingsuitslag (centraal stembureau).
De voorzitter van een stembureau is verantwoordelijk voor de handhaving van de orde
tijdens de zitting van het stembureau.49 Hij kan de burgemeester daartoe om bijstand verzoeken. Indien zich naar het oordeel
van het stembureau omstandigheden voordoen in of bij het stemlokaal die de behoorlijke
voortgang van de zitting onmogelijk maken, wordt dit door de voorzitter verklaard.
De zitting wordt daarop geschorst. De voorzitter doet hiervan terstond mededeling
aan de burgemeester. De burgemeester bepaalt vervolgens wanneer en waar de zitting
wordt hervat.
Met voorliggend wetsvoorstel worden deze verantwoordelijkheden niet gewijzigd.
2.7.2. De verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen
Gemeenten hebben een belangrijke verantwoordelijkheid in de organisatie van verkiezingen.
Gemeenten (respectievelijk het college van burgemeester en wethouders dan wel de burgemeester)
zijn verantwoordelijk voor:
– de registratie van de kiesgerechtigheid,
– verzending van stempassen,
– bezorging van kandidatenlijsten, adressen en openingstijden van de stembureaus aan
het adres van de kiezer,
– Het toezien op de ondertekening van een verklaring van ondersteuning,
– het benoemen van stembureauleden en plaatsvervangend stembureauleden alsmede de training
die zij ontvangen om over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken,
– het aanwijzen van de stemlokalen,
– zorgdragen voor inrichting van het stemlokaal (het ter beschikking stellen van de
materialen aan het stembureau) en zo nodig zorgdragen voor personen die het aan het
stembureau ten dienste worden gesteld,
– ten behoeve van de stemopneming ambtenaren aanwijzen die (naast plaatsvervangend leden)
het stembureau bijstaan bij het uitvoeren van de werkzaamheden,
– Het vaststellen en bewaren van het register van ongeldige stempassen en zorgdragen
voor dat ieder stembureau over een uittreksel van het register ongeldige stempassen
beschikt,
– dat voldoende stembiljetten en formulieren voor de processen-verbaal voor aanvang
van de stemming bij elk stembureau in zijn gemeente aanwezig zijn,
– beslissen wanneer de stemming is hervat nadat deze is onderbroken.
– de faciliteiten om de stempassen en stembiljetten te vervoeren en op te slaan nadat
de stemmen zijn geteld,
– het besluit dat de vaststelling van het aantal stemmen op de kandidaten geschiedt
door het gemeentelijk stembureau,
– aanwijzen van de locatie voor de zitting van het gemeentelijk stembureau, en indien
van toepassing de locatie voor de zitting van het nationaal brief stembureau, het
hoofdstembureau en of het centraal stembureau
– De burgemeester van ’s-Gravenhage komt enkele specifieke bevoegdheden toe. Onder andere
zorg dragen voor de registratie van kiezers buiten Nederland, het behandelen van verzoeken
om per brief te mogen stemmen en het aanwijzen van briefstembureaus.
De waterschappen hebben een belangrijke rol bij de waterschapsverkiezingen. Het dagelijks
bestuur heeft bij de waterschapsverkiezingen de volgende verantwoordelijkheden:
– het benoemen en ontslaan van de leden van het hoofdstembureau en centraal stembureau,
– het aanwijzen van de locatie voor de zitting van het hoofdstembureau en centraal stembureau.
Omdat gemeenten en waterschappen voorzien in de faciliteiten en ondersteuning van
stembureaus hebben zij een belangrijke rol in het signaleren van onregelmatigheden
en het eventueel bijsturen van de stembureaus hierin. Deze rol vervullen zij vanuit
de wettelijke verantwoordelijkheden die zij reeds hebben, dit verandert met voorliggend
wetsvoorstel niet.
2.8. De verantwoordelijkheden van de Minister van BZK
2.8.1. De stelselverantwoordelijkheid van de Minister van BZK
De Minister blijft stelselverantwoordelijk voor het functioneren van het verkiezingsproces
en legt daarover verantwoording af aan het parlement. Vanuit die rol is het van belang
dat de Minister signalen blijft ontvangen over mogelijke incidenten in het verkiezingsproces.
Wanneer de Kiesraad een incident signaleert zal die de Minister daarover op de hoogte
moeten stellen, zodat de Minister vanuit de stelselverantwoordelijkheid het parlement
kan informeren over het betreffende incident en de opvolging daarvan.
De betrokkenheid van het Ministerie van BZK bij de ondersteuning van de organisatie
van verkiezingen wordt met dit wetsvoorstel kleiner. Dit is immers een taak die met
dit wetsvoorstel bij de Kiesraad wordt onder gebracht. Hoewel de verantwoordelijkheid
voor de ondersteuning van gemeenten en waterschappen hiermee wordt ondergebracht bij
een zelfstandig bestuursorgaan, doet dit niet af aan de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden
die de Minister heeft vanuit het interbestuurlijke toezicht. Met dit wetsvoorstel
is het de Kiesraad die in eerste instantie, met oog op de kwaliteitsbevordering, de
uitvoering van het verkiezingsproces waarneemt en waar nodig bijstuurt. De inzet van
de Minister vanuit het interbestuurlijke toezicht op de taakuitvoering van de burgemeester
en het college van burgemeester en wethouders is hierin het sluitstuk waarvan in het
uiterste geval gebruik gemaakt kan worden.
Vanwege de onafhankelijke taakuitvoering door de Kiesraad is de mogelijkheid van de
Minister van BZK om in te grijpen in de taakuitvoering door de Kiesraad bij wet beperkt.
In tegenstelling tot veel andere zbo’s kan de Minister van BZK, vanwege het waarborgen
van de onafhankelijke taakuitoefening, geen besluiten van de Kiesraad vernietigen
of beleidsregels over de taakuitvoering opstellen.50 Dit geldt ook voor de nieuw voorgestelde kwaliteitsbevorderende taak. Voorliggend
wetsvoorstel kent in artikel A 11, vijfde lid, wel een delegatiegrondslag voor het
stellen van nadere regels bij algemene maatregel van bestuur over de wijze waarop
en de voorwaarden waaronder de Kiesraad de colleges van burgemeester en wethouders,
de dagelijkse besturen en de openbare lichamen betrekt bij de uitoefening van de ondersteunende
kwaliteitsbevorderende taak. Hierbij kan worden gedacht aan het vastleggen van termijnen
van orde, ter borging van de transparantie in de verkiezingsketen of aan regels over
het betrekken van gemeenten bij de kwaliteitsbevorderende taak van de Kiesraad. Het
is niet de bedoeling met deze nadere regels invloed uit te oefenen op hoe de Kiesraad
(in onafhankelijkheid) uitvoering geeft aan zijn taken. Omdat het slechts gaat om
termijnen van orde acht de regering het passend om deze ondanks artikel 59 van de
Grondwet (zie paragraaf 3.2.) uit te werken op niveau van het Kiesbesluit, om zo de
nodige flexibiliteit in te bouwen.
Daarnaast blijft het ten aanzien van alle nieuw voorgestelde taken en bevoegdheden
mogelijk dat wanneer de Minister van BZK signalen ontvangt over het functioneren van
de Kiesraad de Minister van BZK via de inlichtingenplicht op grond van artikel 20
van de Kaderwet zbo’s om informatie aan de Kiesraad kan vragen. Wanneer de Minister
op grond van die informatie van oordeel is dat de Kiesraad niet naar behoren uitvoering
geeft aan zijn taken, kan de Minister hierover het gesprek aangaan met de Kiesraad.
In het uiterste scenario kan de Minister de taakverwaarlozingsregeling van artikel 23
van de Kaderwet zbo’s toepassen.51Bij de uitvoering van deze bevoegdheden in bijzondere omstandigheden dient de Minister
uiteraard ook rekening te houden met de uitvoerbaarheid, de effectiviteit en proportionaliteit
van eventueel ingrijpen tijdens de uitvoering van het verkiezingsproces.
2.8.2. De bevoegdheden van de Minister ten opzichte van internationale waarnemers
De Minister van BZK is bevoegd internationale waarnemers toe te laten die als waarnemer
getuige mogen zijn van het verloop van de verkiezingen. Deze bevoegdheid van de Minister
blijft ongewijzigd. Voor meer informatie over de waarnemingen die de Kiesraad kan
doen, zie paragraaf 2.3.2.
2.8.3. Het evalueren van verkiezingen
Vanwege de stelselverantwoordelijkheid voor verkiezingen blijft de Minister van BZK
de verkiezingen evalueren. Deze evaluaties hebben als doel na iedere verkiezing na
te gaan wat kan worden verbeterd in het verkiezingsproces. De uitkomsten van een evaluatie
bieden tevens input voor aanpassingen van de wet- en regelgeving die betrekking heeft
op het verkiezingsproces.
Op dit moment voorziet de Kiesraad de Minister al van informatie ten behoeve van deze
evaluatie via een evaluatieadvies. Ook in de toekomst blijft de Kiesraad dit doen.
Het spreekt voor zich dat de reikwijdte van dit advies in de toekomst toeneemt met
de uitbreiding van de taken van de Kiesraad. Bijvoorbeeld doordat de Kiesraad in zijn
evaluatieadvies dan ook ingaat op de ervaringen van gemeenten, stembureauleden en
voorzitters die tijdens de verkiezing met de Kiesraad zijn gedeeld. Het ligt in de
verwachting dat een deel van de evaluatieonderzoeken die nu in opdracht van de Minister
worden uitgevoerd, in de toekomst in opdracht van de Kiesraad worden uitgevoerd. Daarbij
valt te denken aan de evaluatie onder gemeenteambtenaren en stembureauleden over het
verloop van de organisatie van de verkiezingen. Wanneer dat aan de orde is betrekt
de Kiesraad de rapportages van deze onderzoeken bij zijn evaluatieadvies aan de Minister.
2.8.4. Het opstellen van circulaires
Tot op heden stelt de Minister van BZK voorafgaand aan iedere verkiezing een circulaire
op met als doel toelichting te geven op de relevante wet- en regelgeving voor de betreffende
verkiezing. Nu de Kiesraad met dit wetsvoorstel verantwoordelijk wordt voor de ondersteuning
bij de organisatie van verkiezingen zal de Kiesraad in de toekomst de informatie ten
behoeve van de ondersteuning van het verkiezingsproces in een instructie voorafgaand
aan een verkiezing onder gemeenten verspreiden.
De Minister van BZK zal in de toekomstige situatie niet meer voorafgaand aan verkiezingen
een circulaire opstellen ter ondersteuning van de organisatie van die verkiezingen;
dat wordt vervangen door de instructie van de Kiesraad. Wel blijft het mogelijk dat
de Minister van BZK als stelselverantwoordelijke via een circulaire nadere toelichting
geeft over de wet- en regelgeving. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan extra
toelichting van de Minister ten behoeve van de implementatie van nieuwe wet- en regelgeving.
Omdat de Minister van BZK verantwoordelijk is voor de Kieswet en onderliggende regelgeving,
is het niet passend deze taak ook over te brengen naar de Kiesraad. Ook voorziet een
circulaire in de mogelijkheid dat de Minister nadere toelichting omtrent wet- en regelgeving
geeft ingeval onduidelijkheden ontstaan over de uitvoering van bestaande wet- en regelgeving
bij bijvoorbeeld een niet eerder voorziene situatie. Hoewel er ook na dit wetsvoorstel
een mogelijkheid blijft voor de Minister om bij circulaire toelichting te geven over
de wet- en regelgeving omtrent verkiezingen, is het uitgangspunt dat de Kiesraad de
instructies geeft aan gemeenten. Wanneer een niet in wet- en regelgeving voorziene
situatie zich voordoet op zeer korte termijn voorafgaand aan of tijdens een verkiezing
voorziet dit wetsvoorstel erin dat de Kiesraad in overeenstemming met de Minister
een instructie opstelt (voor meer hierover, zie paragraaf 2.2.1).
In reactie op de internetconsultatie is gevraagd toe te lichten wat de juridische
grondslag en de juridische waarde is van de circulaire die de Minister kan opstellen.
Circulaires worden door de Minister in beginsel gebruikt voor het verstrekken van
informatie en zijn daarmee niet normerend, maar kunnen wel betrekking hebben op (uitleg
van) regelgeving.
2.8.5. Beleidsontwikkeling en aanpassing van wet- en regelgeving
De Minister van BZK blijft vanuit de stelselverantwoordelijkheid belast met het onderhoud
aan de wet- en regelgeving omtrent verkiezingen alsmede de (door)ontwikkeling van
het beleid. Na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal bij de voorbereiding hiervan
meer informatie kunnen worden verkregen van de Kiesraad. De Kiesraad is immers diegene
die de wet- en regelgeving in de dagelijkse praktijk uitlegt aan gemeenten en stembureaus
met betrekking tot de uitvoering van het verkiezingsproces. Vanuit die rol zal de
Kiesraad als eerste een landelijk beeld hebben van hoe wet- en regelgeving in de praktijk
uitwerkt. Wanneer de Kiesraad signaleert dat de wet- en regelgeving onduidelijk is
of verbeterd moet worden kan de Kiesraad hierover advies uitbrengen aan de Minister.
Wanneer de Kiesraad van mening is dat onderwerpen uit kwaliteitsstandaarden of instructies
als onderdeel van het beleid algemeen verbindend moeten zijn, kan de Kiesraad hierover
adviseren aan de Minister. De Minister beoordeelt naar aanleiding van het advies in
een beleidsreactie of aanpassing van wet- en regelgeving noodzakelijk is. Het is niet
mogelijk de Kiesraad zelf dwingende voorschriften te laten opstellen ten einde de
Kieswet nader in te vullen. Algemeen verbindende voorschriften worden in beginsel
niet vastgesteld door anderen dan door de regering (en Staten Generaal), Ministers,
provincies, gemeenten of waterschappen. Hiernaast is het in beperkte mate aanvaardbaar
dat regelgevende bevoegdheid ook aan zbo’s wordt toegekend. Het toekennen van de bevoegdheid
aan een zbo om algemeen verbindende voorschriften op te stellen is in beginsel alleen
mogelijk wanneer deze strikt organisatorisch of technisch van aard zijn. Het nader
invullen van de Kieswet middels dwingende voorschriften is niet organisatorisch of
technisch van aard. Bovendien verzet artikel 59 Grondwet zich tegen een te ruime delegatie
van onderwerpen naar lagere regelgeving.
2.9. Ketensamenwerking
In dit hoofdstuk is een toelichting gegeven op de nieuwe kwaliteitsbevorderende taak
van de Kiesraad en de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die hij krijgt. Daarnaast
is ingegaan op de verantwoordelijkheden van de stembureaus, de gemeenten en waterschappen
en de Minister van BZK. Al deze verantwoordelijkheden sluiten op elkaar aan en zijn
onderdeel van een keten. Met voorliggend wetsvoorstel blijven de verantwoordelijkheden
van stembureaus, gemeenten en waterschappen onveranderd. Wat wel verandert is dat
de Kiesraad een nieuwe taak krijgt ter bevordering van de kwaliteit in het verkiezingsproces.
Hiervoor krijgt de Kiesraad een ondersteunende rol richting stembureaus, gemeenten
en waterschappen. Deze ondersteuning wordt dan niet meer door de Minister van BZK
aangeboden. Om uitvoering te kunnen geven aan zijn taak krijgt de Kiesraad daarbij
ook extra bevoegdheden: het kunnen geven van een procesaanwijzing aan stembureaus,
het opstellen van een rapportage van bevindingen en het geven van een advies aan het
vertegenwoordigend orgaan over de noodzaak tot een herstemming over te gaan.
In de praktijk is er tussen gemeenten en stembureaus al een intensieve samenwerking.
Gemeenten vervullen een belangrijke rol in de ondersteuning van de stembureaus. Om
de kwaliteit te bevorderen krijgt de Kiesraad nu een ondersteunende rol bij de uitvoering
van het verkiezingsproces. Deze rol richt zich op zowel gemeenten als stembureaus.
Omdat gemeenten in de praktijk het meeste contact met de stembureaus hebben is het
van belang dat de Kiesraad gemeenten nauw betrekt in geval hij vanuit zijn rol optreedt
richting een stembureau. Omdat samenwerking centraal staat voorziet het wetsvoorstel
er dan ook in dat de Kiesraad in het plan over hoe hij invulling geeft aan de ondersteunende
taken, ook vaststelt hoe samengewerkt wordt ten behoeve van de kwaliteitsbevordering
in het verkiezingsproces.
De Minister van BZK blijft verantwoordelijk voor het beleid en de wet- en regelgeving
ten aanzien van het verkiezingsproces. Om de Minister vanuit de stelselverantwoordelijkheid
van informatie te kunnen blijven voorzien is het onderlinge contact tussen het ministerie,
de Kiesraad en vertegenwoordigers van gemeenten van groot belang. Om dit contact te
faciliteren organiseert het ministerie zogenoemde ketenoverleggen waarbij periodiek
op ambtelijk en bestuurlijk niveau overleg gevoerd kan worden over actualiteiten in
de uitvoering van het verkiezingsproces en ontwikkelingen in beleid, wet- en regelgeving.
Ten behoeve van de kwaliteitsbevordering in het verkiezingsproces door de Kiesraad
en de stelselverantwoordelijkheid van de Minister van BZK is het van belang dat de
Kiesraad en het ministerie een samenwerkingsrelatie ontwikkelen omtrent de uitvoering
van beleid, wet- en regelgeving, met inachtneming van ieders rol en verantwoordelijkheden.
Enerzijds zodat de Kiesraad verduidelijking kan ontvangen vanuit de bedoeling omtrent
wet- en regelgeving ten behoeve van de instructies die hij opstelt. Anderzijds zodat
signalen over de praktijk het ministerie kunnen bereiken. Juist ook waar de Kiesraad
tegen de uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving aanloopt of kaders mist die hij nodig
heeft bij het uitvoeren van de kwaliteitsbevordering, is het van belang dat de Kiesraad
hierover in contact treedt met het ministerie. Het ministerie kan die signalen (en
adviezen van de Kiesraad) betrekken bij de wijziging van wet- en regelgeving.
3. Wetgevingsaspecten
3.1. Verhouding tot andere wetgeving
3.1.1. Verhouding tot de Kaderwet zbo’s
De Kiesraad is een zelfstandig bestuursorgaan in de zin van de Kaderwet zbo’s. De
Kiesraad is primair zbo in zijn functie van centraal stembureau voor de verkiezing
van de leden van de Eerste en Tweede Kamer en het Europees Parlement en de uitoefening
van de daarbij behorende bevoegdheden. Daarnaast zal de Kiesraad als zbo taken en
bevoegdheden uitvoeren in het kader van zijn nieuwe verantwoordelijkheden voor het
verzamelen en ontsluiten van verkiezingsuitslagen52 en voor de uitslagprogrammatuur.53 In dit wetsvoorstel wordt naast voornoemde taken een nieuwe taak aan de Kiesraad
toegekend: de kwaliteitsbevordering van de uitvoering van het verkiezingsproces.
Ten behoeve van deze kwaliteitsbevorderende taak krijgt de Kiesraad een aantal nieuwe
bevoegdheden. Zo kan de Kiesraad ter ondersteuning van de organisatie van verkiezingen
instructies en kwaliteitsstandaarden opstellen. Ook wordt de taak om diverse modellen
ten behoeve van de uitslagvaststelling en het benoemen van de kandidaten door het
centraal stembureau vast te stellen toegekend aan de Kiesraad (zie paragraaf 2.2.3).
Daarnaast krijgt de Kiesraad ten behoeve van de kwaliteitsbevordering tijdens een
verkiezing de bevoegdheid om een procesaanwijzing aan stembureaus te geven (zie paragraaf 2.3.5).
Tot slot brengt de Kiesraad een rapportage uit aan het vertegenwoordigend orgaan over
zijn waarnemingen omtrent onregelmatigheden in de feitelijke gang van zaken op een
locatie waar de leden van een stembureau zitting houden (paragraaf 2.4.1) en kan de
Kiesraad zo nodig het vertegenwoordigend orgaan adviseren om tot een nieuwe stemming
over te gaan (paragraaf 2.4.2).
Onafhankelijke oordeelsvorming op grond van een specifieke deskundigheid
Bij de toekenning van de nieuwe taken en bevoegdheden aan de Kiesraad is met name
bij het geven van procesaanwijzingen (artikel A 12), het opstellen van de rapportage
van bevindingen over de waarnemingen die zijn gedaan van onregelmatigheden met betrekking
tot de feitelijke gang van zaken in een stembureau (artikel A 13) en het advies over
een herstemming (artikel A 14) onafhankelijke oordeelsvorming op grond van specifieke
deskundigheid op het terrein van de verkiezingen vereist. Het gaat hier om de betrouwbaarheid
en kwaliteit van het verkiezingsproces die in een democratische rechtsstaat moet zijn
gewaarborgd. De Kiesraad is bij uitstek het orgaan dat onafhankelijk van de regering
een belangrijke en deskundige bijdrage kan leveren aan dit proces waarin verder ook
de gemeenten en de stembureaus een belangrijke rol vervullen. Het geven van procesaanwijzingen,
opstellen van de rapportage van bevindingen en het advies over een herstemming zijn
nieuwe taken die in het huidige verkiezingsproces nog niet bestaan. Nu verzorgt het
Ministerie van BZK de advisering aan gemeenten over de organisatie van de verkiezingen
en treedt de Kiesraad als informatiepunt op tijdens de verkiezingen.
Het vaststellen van modellen
De Kiesraad krijgt de bevoegdheid om modellen vast te stellen voor de uitslagvaststelling
en het benoemen van de kandidaten door het centraal stembureau. Deze modellen zijn
algemeen verbindend en worden op dit moment nog door de Minister van BZK vastgesteld.
Hiermee oefent de Kiesraad openbaar gezag uit. Op grond van artikel 5.10 van de Aanwijzingen
voor de regelgeving worden uitsluitend regelgevende bevoegdheden aan een zbo toegekend
voor zover het organisatorische of technische onderwerpen betreft, dan wel bij bijzondere
gevallen mits voorzien is in de bevoegdheid tot goedkeuring van de regeling door een
Minister. Het opstellen van de modellen is niet alleen een technische omzetting van
wet- en regelgeving naar een «invulformulier». Het opstellen van de modellen vereist
ook een bredere vertaalslag van de wet- en regelgeving, waarbij ook een toelichting
gegeven moet worden. Omdat het in dit geval regels betreft die niet louter technisch
of organisatorisch van aard zijn, is de goedkeuring van de Minister van BZK vereist.
Hierdoor wordt ook de parlementaire controle gewaarborgd op de uitvoering van deze
taak.
Bevoegdheden van de Minister BZK ten aanzien van de Kiesraad
In de Kaderwet zbo’s zijn de bevoegdheden geregeld die de Minister heeft ten opzichte
van een zbo. In artikel A 4 van de Kieswet is destijds de toepassing van de artikelen 12,
21 en 22 van de Kaderwet zbo’s uitgezonderd. Hierdoor kan de Minister geen leden van
de Kiesraad benoemen of ontslaan, en heeft geen bevoegdheden tot het vaststellen van
beleidsregels en de vernietiging van besluiten.54 Dit vanwege de vereiste onafhankelijke taakuitoefening door de Kiesraad van de politiek.
Deze uitzondering van de artikelen 12, 21 en 22 van de Kaderwet zbo’s blijft gehandhaafd.
De benoeming en het ontslag van de voorzitter, de leden en de buitengewone leden van
de Kiesraad wordt geregeld in artikel A 5. Benoeming vindt niet plaats door de Minister
van BZK, maar bij koninklijk besluit.
De inlichtingenplicht (artikel 20 van de Kaderwet zbo’s) en de bevoegdheid van de
Minister van BZK om in te grijpen indien er sprake is van ernstige taakverwaarlozing
(artikel 23 van de Kaderwet zbo’s) blijven onverminderd van toepassing. De regering
achtte destijds deze laatste bevoegdheid als sluitstuk noodzakelijk. Dit is nu niet
anders. In het onwaarschijnlijke geval dat de Kiesraad zijn taak ernstig verwaarloost
en bijvoorbeeld geen verkiezingsuitslag vaststelt, dient er met het oog op de continuïteit
van het democratisch bestel een mogelijkheid te zijn om de noodzakelijke voorzieningen
te treffen, zodat bijvoorbeeld alsnog een verkiezingsuitslag kan worden vastgesteld.
Welke voorziening in voorkomend geval wordt getroffen is ter beoordeling van de Minister.
Het ligt daarbij niet voor de hand dat de Minister deze zelf op zich neemt, gelet
op de te waarborgen onafhankelijkheid.55
Voor de op grond van artikel 11 van de Kaderwet zbo’s vereiste goedkeuring van de
Minister van BZK voor de vaststelling van het bestuursreglement wordt verwezen naar
paragraaf 2.6.2. van deze toelichting.
3.1.2. Verhouding tot de Kaderwet adviescolleges
De Kiesraad is eveneens adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges. De
adviestaak is, ook nu deze wordt uitgebreid (zie paragraaf 1.3 van deze toelichting),
geen hoofdtaak in de zin van de Kaderwet adviescolleges waardoor de Kaderwet adviescolleges
niet volledig van toepassing is. Op grond van artikel 3 van de Kaderwet adviescolleges
zijn de hoofdstukken 3 (Samenstelling en inrichting) en 5 (Begroting en programmering)
en artikel 28 (verslaglegging en evaluatie) van de Kaderwet adviescolleges niet van
toepassing op de Kiesraad. Ook zijn op grond van het huidige artikel A 6, tweede lid,
van de Kieswet de artikelen 21 (reglement van orde) en 29 (inlichtingenplicht) van
de Kaderwet adviescolleges niet van toepassing op de adviestaak van de Kiesraad. Reden
hiervoor is dat deze bepalingen overlappen met hetgeen wordt geregeld in de Kaderwet
zbo’s.56 Deze bepaling blijft gehandhaafd in artikel A 6.
Op grond van de huidige artikelen A 5, tweede en derde lid, en A 6, eerste lid, van
de Kieswet zijn respectievelijk de artikelen 11 (benoeming bij koninklijk besluit
en de benoemingstermijn), 12, derde lid, (evenredige vertegenwoordiging), 15, eerste,
derde, vierde en vijfde lid, (secretaris en medewerkers) en 16 (commissies voor de
voorbereiding van adviezen) van de Kaderwet adviescolleges, in afwijking van artikel 3
van de Kaderwet adviescolleges, van toepassing verklaard. Met voorliggend wetsvoorstel
wordt de benoeming van de leden van de Kiesraad niet gewijzigd. De aanpassing van
artikel A 5 Kieswet betreft enkel de toevoeging van de buitengewone leden die op eenzelfde
wijze benoemd worden als de leden van de Kiesraad.
In het onderhavige wetsvoorstel wordt de toepassing van artikel 15, eerste, derde,
vierde en vijfde lid, (secretaris en medewerkers) Kaderwet adviescolleges geschrapt
en wordt de ondersteuning van de Kiesraad door een secretaris en een bureau geregeld
in het nieuw voorgestelde artikel A 8. Een nadere toelichting op deze bepaling wordt
gegeven in de artikelsgewijze toelichting.
3.1.3. Verhouding tot interbestuurlijk toezicht
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders voeren de (organiserende)
taken op grond van de Kieswet uit onder medebewind. De Minister van BZK voert, op
grond van artikel 124b, eerste lid, juncto Bijlage I, onder A, punt 5, van de Gemeentewet,
(interbestuurlijk) toezicht uit op de uitvoering van de Kieswet door de gemeenten.
Dit toezicht is gebaseerd op signalen die het ministerie vanuit de gemeenten en van
de Kiesraad ontvangt. Het toezicht is hiermee gericht op het beperken en ongedaan
maken van eventuele onregelmatigheden.
Het interbestuurlijk toezicht houdt in dat bij het nalaten van het uitvoeren van de
taken, die de burgemeester en het college hebben op grond van de Kieswet, de Minister
van BZK in het uiterste geval in hun plaats deze taken kan (laten) uitvoeren.
3.2. Het niveau van de regelgeving
Dit wetsvoorstel bevat een regeling die ziet op de rol van de Kiesraad ten behoeve
van de kwaliteitsbevordering van het verkiezingsproces. Dit betreft de tweede fase
van de transitie van de Kiesraad. De eerste fase van de taakuitbreiding van de Kiesraad
ziet op het beheer van de uitslagprogrammatuur. Tevens bevat het onderhavige wetsvoorstel
een uitbreiding van de wettelijke adviestaak van de Kiesraad. Aangezien dit wetsvoorstel
ziet op een uitbreiding van de taken van de Kiesraad bevat de huidige Kieswet geen
bepalingen ten aanzien van deze taken.
In voorliggend wetsvoorstel is de keuze gemaakt in de Kieswet een duurzame en stevige
basis op te nemen betreffende de nieuwe taken van de Kiesraad; de kwaliteitsbevorderende
taak en de uitbreiding van de wettelijke adviestaak van de Kiesraad. Een regeling
kan op verschillende niveaus worden vastgelegd, bijvoorbeeld door middel van een wet
in formele zin, een algemene maatregel van bestuur of een ministeriële regeling. Bij
het bepalen van het niveau van een regeling spelen verschillende factoren een rol.
Met betrekking tot het kiesrecht is een leidende rol weggelegd voor artikel 59 Grondwet.
In dit artikel is bepaald dat alles wat verder het kiesrecht en de verkiezingen betreft
wordt geregeld bij wet. De bijzondere rol van het kiesrecht binnen de democratische
rechtsstaat brengt met zich mee dat regelingen betreffende het kiesrecht overwegend
in een wet in formele zin moeten worden belegd. Hoewel de formulering van artikel 59
Grondwet delegatie in beginsel niet uitsluit is in het verleden een lijn ingezet waarbij
zaken betreffende het kiesrecht zo veel mogelijk in een wet in formele zin worden
geregeld. Dit standpunt is geëxpliciteerd tijdens de herziening van de Kieswet in
1989. De regering stelde zich destijds op het standpunt dat het belang van het kiesrecht
een vrij grote detaillering van de verschillende regelingen in de wet zelf meebrengt.57 Dat standpunt van de regering is ongewijzigd.
Om deze reden is het verkiezingsproces uitvoerig tot in detail beschreven in de Kieswet.
Hierdoor kan parlementaire betrokkenheid worden gegarandeerd. Wanneer zaken betreffende
het kiesrecht worden geregeld in een lagere regeling is een zware motivering noodzakelijk.
Voorts is relevant dat de Kiesraad een belangrijke rol inneemt binnen het verkiezingsproces.
Dit pleit eveneens voor het regelen van de nieuwe taken van de Kiesraad op het niveau
van de wet in formele zin. Tevens is dit voorstel in lijn met het wettelijke niveau
van de eerste fase van de transitie van de Kiesraad. Ook het wetsvoorstel programmatuur
verkiezingsuitslagen58 is geregeld bij wet in formele zin. Dit wetsvoorstel bevat één delegatiegrondslag;
artikel A 11, vijfde lid. Hiermee wordt voorzien in een grondslag om in het Kiesbesluit
regels te stellen over bijvoorbeeld het betrekken van gemeenten bij de kwaliteitsbevorderende
taak en het stellen van termijnen waarbinnen door de Kiesraad de instructies voor
de stembureaus moeten zijn uitgebracht. Omdat het slechts gaat om termijnen van orde
acht de regering het passend om deze uit te werken op niveau van het Kiesbesluit,
om zo de nodige flexibiliteit in te bouwen.
3.3. De plaats van de regeling in de Kieswet
In dit wetsvoorstel is de regeling die ziet op de rol van de Kiesraad ten behoeve
van de kwaliteitsbevordering van het verkiezingsproces opgenomen in hoofdstuk A van
de Kieswet. Aan hoofdstuk A wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd; paragraaf 3. Deze
nieuwe paragraaf 3 wordt nader toegelicht in het artikelsgewijs deel van deze toelichting.
Naast de toevoeging van deze nieuwe paragraaf worden enkele andere onderdelen van
de Kieswet gewijzigd. Het gaat hierbij voornamelijk om het aanpassen van enkele bestaande
artikelen.
4. Bestuurslasten, financiële gevolgen en administratieve lasten
4.1. Gevolgen voor de Kiesraad
Met dit wetsvoorstel krijgt de Kiesraad een nieuwe taak, het bevorderen van de kwaliteit
in het verkiezingsproces. Ten einde deze taak goed uit te kunnen voeren worden in
voorliggend wetsvoorstel de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de Kiesraad
geregeld. De uitwerking van deze verantwoordelijkheden en bevoegdheden is beschreven
in hoofdstuk 2.1 tot en met hoofdstuk 2.6.
De uitbreiding van taken van de Kiesraad gaat samen met een organisatieverandering.
De nieuwe taken die de Kiesraad krijgt vereisen nieuwe en andere competenties dan
de competenties die nodig zijn voor de huidige taken van de Kiesraad. Er wordt in
voorzien dat de Kiesraad geleidelijk taken overneemt van BZK. In nauw overleg tussen
BZK en de Kiesraad is reeds gestart met het overdragen van enkele ondersteunende taken
bij de organisatie van verkiezingen die feitelijk van aard zijn. Het gaat hier bijvoorbeeld
om het organiseren van inloopspreekuren met gemeenten. Daarnaast voorziet voorliggend
wetsvoorstel in een functiescheiding. Hiervoor moeten extra medewerkers en twee buitengewone
leden worden aangetrokken. Zo wordt bijvoorbeeld verwacht dat de Kiesraad in de toekomst
vanuit een instruerende en ondersteunende rol optreedt richting gemeenten. De Kiesraad
is vanaf de start van de voorbereiding van dit wetsvoorstel betrokken bij de totstandkoming
ervan. Hierbij is de Kiesraad steeds gevraagd in te gaan op de uitvoerbaarheid van
het wetsvoorstel. In zijn consultatieadvies stelt de Kiesraad dat hij door de toekenning
van bevoegdheden in dit wetsvoorstel in staat wordt gesteld de kwaliteitsbevorderende
rol op zich te nemen. Daarnaast heeft de Kiesraad enkele adviezen gegeven om het wetsvoorstel
op enkele punten aan te passen zodat hij beter in staat wordt gesteld de kwaliteitsbevorderende
rol op zich te nemen (zie hoofdstuk 6). De adviezen van de Kiesraad zijn overgenomen.
De UvW uit in de consultatiereactie zorgen over de kwaliteit en capaciteit bij de
Kiesraad. De UvW pleit hierbij voor een investering in de kwaliteit van advisering
en merkt op dat deze kwaliteit in aanloop naar de verkiezingen wisselend is. De Kiesraad
heeft daarom een transitietraject in gang gezet om ervoor te zorgen dat de Kiesraad
ook uitvoering kan geven aan zijn nieuwe taken. Om de organisatie van de Kiesraad
te versterken en gereed te maken voor de transitie heeft het Ministerie van BZK bij
voorjaarsnota 2022 structureel € 0,5 mln. aan de Kiesraad ter beschikking gesteld.
Ten behoeve van de transitie van de Kiesraad heeft het Ministerie van BZK de Kiesraad
€ 1 mln. in 2022 en € 2 mln. in 2023 beschikbaar gesteld. Voor 2024 wordt € 2 mln.
bij de 1e suppletoire begroting 2024 ter beschikking gesteld aan de Kiesraad. Dit
wordt herhaald tot aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Vanaf de inwerkingtreding
wordt de jaarlijkse financiering van € 2 mln. structureel overgeheveld vanuit de BZK
begroting naar de begroting van de Kiesraad.
Voor het uitvoeren van de nieuwe taak moet de Kiesraad niet alleen de juiste medewerkers
ter beschikking hebben. Bij landelijke verkiezingen is het van belang dat de Kiesraad
ook nog steeds de eigen uitvoerende taken als centraal stembureau goed kan blijven
vervullen. Dit vergt zowel uitbreiding van de vaste kern aan medewerkers als het inrichten
van een flexibele schil waarmee de Kiesraad voor verkiezingen snel kan opschalen.
Ook is het van belang dat de Kiesraad naast die taken over voldoende personele capaciteit
beschikt om uitvoering te kunnen blijven geven aan zijn adviestaken. Tot slot betekent
voorliggend wetsvoorstel dat de Kiesraad actief de Minister van inlichtingen moet
voorzien ingeval er sprake is van onregelmatigheden bij de uitvoering van het verkiezingsproces.
Zodat de Minister vanuit de stelselverantwoordelijkheid de Tweede Kamer gevraagd en
ongevraagd kan informeren over het incident en de opvolging ervan.
4.2. Gevolgen voor gemeenten en waterschappen
Dit wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de ondersteuning richting gemeenten en waterschappen
bij de organisatie van verkiezingen in de toekomst niet meer eerst en vooral door
het Ministerie van BZK wordt geboden maar door de Kiesraad. Wanneer gemeenten of waterschappen
in deze toekomstige situatie vragen hebben over hoe zij moeten handelen in een bepaalde
situatie is de Kiesraad het centrale aanspreekpunt.
De wettelijke verantwoordelijkheden van gemeenten en waterschappen in de organisatie
van verkiezingen blijven met dit wetsvoorstel ongewijzigd. Over het organiseren van
de verkiezingen in het algemeen zijn de colleges van burgemeester en wethouders en
de dagelijks besturen verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad, onderscheidenlijk
het algemeen bestuur van het waterschap. Voorliggend wetsvoorstel voorziet aanvullend
in een inlichtingenplicht van gemeenten (burgemeester en het college van burgemeester
en wethouders) en waterschappen (het dagelijks bestuur) en de verschillende stembureaus59 richting de Kiesraad (zie artikel A 15). Deze inlichtingen zijn van belang zodat
de Kiesraad over voldoende informatie kan beschikken voor het uitvoeren van zijn kwaliteitsbevorderende
taak. In de huidige situatie verstrekken gemeenten en waterschappen reeds inlichtingen
aan de Minister van BZK omtrent onregelmatigheden in het verkiezingsproces. De inlichtingenplicht
richting de Kiesraad met dit wetsvoorstel moet vooral worden gezien als het verleggen
van de reeds bestaande informatiestromen. Doordat de Kiesraad een ondersteunende rol
krijgt in het verkiezingsproces wordt hij het eerste aanspreekpunt. Naar verwachting
leidt de inlichtingenplicht uit dit wetsvoorstel daarom niet tot extra werkzaamheden
voor gemeenten. Voorliggend wetsvoorstel heeft tot doel dat de kwaliteit van de uitvoering
in het verkiezingsproces ook in de toekomst hoog blijft. Dat leidt op dit moment niet
tot hogere kosten voor gemeenten. Bij de nadere regels in het Kiesbesluit over de
wijze waarop en de voorwaarden waaronder de Kiesraad de colleges van burgemeester
en wethouders, de dagelijkse besturen en de openbare lichamen betrekt bij de uitoefening
van zijn nieuwe taak (artikel A 11, vijfde lid) zal onder meer worden vastgelegd dat
de Kiesraad bij het opstellen van toekomstige nieuwe instructies en kwaliteitsstandaarden
tevens in moet gaan op de uitvoeringsconsequenties daarvan. Doel daarvan is dat geborgd
wordt dat de maatregelen die de Kiesraad voorstelt ook uitvoerbaar zijn. Het belang
van betrokkenheid van gemeenten om de uitvoerbaarheid van de door de Kiesraad op te
stellen maatregelen te borgen wordt door de VNG en de NVVB nogmaals benadrukt in het
consultatieadvies. In overeenstemming met het wetsvoorstel verzoeken zij deze betrokkenheid
zo nodig in het Kiesbesluit te waarborgen.
De VNG en NVVB vragen zich in het consultatieadvies af hoeveel het organiseren van
verkiezingen op grond van de Kieswet gemiddeld kost. Hierbij wijzen zij erop dat het
laatste onderzoek naar de totale kosten voor het organiseren van een verkiezing dateert
uit 2012: de kosten van de Tweede Kamerverkiezingen betroffen toen circa 42 miljoen euro.60 Sindsdien zijn diverse wijzigingen aan de Kieswet doorgevoerd. De VNG en NVVB vragen
om een actueel beeld van de kosten van een verkiezing en de compensatie van gemeenten
daarvoor. Zij stellen voor dit wetsvoorstel aan te grijpen om de kosten van een verkiezing
via een gedegen onderzoek in kaart te brengen. De VNG en NVVB vragen om overleg over
een dergelijk onderzoek dat, voordat het wetsvoorstel van kracht wordt, als 0-meting
kan dienen aan de hand waarvan de uitvoeringsconsequenties van de nieuwe wet en volgende
wetgeving in beeld kan worden gebracht.
Sinds de uitvoering van de kostenonderzoeken in 201361 is er geen nieuw onderzoek meer gedaan naar de totale kosten van het organiseren
van een verkiezing. Wel is de compensatie voor gemeente recent nog structureel opgehoogd.
Ten behoeve van de invoering van de Wet nieuwe procedure vaststelling verkiezingsuitslagen
is bij eerste suppletoire begroting 2023 structureel € 3,3 mln. aan de gemeenten beschikbaar
gesteld. Daarnaast is in de afgelopen jaren incidenteel geld toegevoegd voor de organisatie
van verkiezingen. Bijvoorbeeld in 2021 voor de compensatie van de extra maatregelen
in de organisatie van verkiezingen tijdens covid-19. De middelen die gemeenten voor
de organisatie van de gemeenteraadsverkiezingen in 2022 extra hebben ontvangen zijn
door AEF geëvalueerd.62
Ik ben voornemens om een onderzoek te laten doen naar de verschillende kostenonderdelen
in het verkiezingsproces. Aan de hand van dit kostenonderzoek kan bij de voorbereiding
van nieuwe wetgeving een actuele kostenonderbouwing worden gemaakt. Dit onderzoek
wordt gedaan in het kader van de verkiezing voor de leden van het Europees Parlement
in 2024. De verkiezingen in de afgelopen jaren kenmerkten zich immers door de bijzondere
covid-maatregelen en in 2023 door de invoering van de Wet nieuwe procedure vaststelling
verkiezingsuitslagen. Vanwege de bijzondere maatregelen en de invoeringsaspecten van
de nieuwe wetgeving geven de gemaakte kosten bij die verkiezingen geen betrouwbaar
beeld.
Doordat de Kiesraad met dit wetsvoorstel de taak krijgt invulling te geven aan de
kwaliteitsbevordering in de uitvoering van het verkiezingsproces ontstaat er volgens
de VNG en de NVVB in financieel opzicht straks een driehoeksverhouding tussen Minister,
Kiesraad en gemeenten. De VNG en NVVB vragen daarom hoe in de nieuwe rolverdeling
tussen het ministerie en de Kiesraad wordt gewaarborgd dat artikel 2 Financiële Verhoudingswet
en artikel 108 lid 3 Gemeentewet feitelijk werking kunnen hebben. Verder vragen de
VNG en de NVVB dat steeds voorafgaand aan het vaststellen van nieuwe instructies en
kwaliteitsstandaarden het gesprek over de financiële compensatie daarvan wordt gevoerd.
Het is staande praktijk dat voorafgaand aan een verkiezing instructies worden opgesteld
waarin wordt uitgelegd hoe de Kieswet in de praktijk uitgevoerd wordt. Voorafgaand
aan iedere verkiezing worden de instructies geactualiseerd, zodat gemeenten, waterschappen
en stembureaus zo goed mogelijk ondersteund worden in hun taken. Onderdeel van deze
actualisatie is dat wanneer bij de organisatie van een verkiezing gevraagd wordt om
nadere toelichting op onderdelen van de Kieswet, de instructies worden uitgebreid
met nieuwe instructies. Gemeenten, waterschappen en stembureaus hebben baat bij actuele
instructies die zo goed mogelijk aansluiten op de dagelijkse praktijk. Met het opstellen
van instructies en kwaliteitsstandaarden door de Kiesraad verschuift deze taak van
het Ministerie van BZK naar de Kiesraad. Bij het opstellen van de instructies zal
steeds bezien worden of onderdelen daarvan opgenomen moeten worden in de Kieswet.
De Kiesraad kan daar tevens ook advies over uitbrengen vanuit zijn rol als adviescollege.
Op het moment dat deze eisen onderdeel worden van de Kieswet, is het aan de orde om
in het kader van artikel 2 Financiële Verhoudingswet en artikel 108 lid 3 Gemeentewet
in te gaan op de financiële consequenties en het gesprek te voeren over compensatie
daarvan.
4.3. Gevolgen voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Met dit wetsvoorstel krijgt de Kiesraad een brede taak tot bevordering van de kwaliteit
in het verkiezingsproces. De ondersteuning die de Kiesraad biedt aan gemeenten en
waterschappen zal ook geboden worden aan de openbaar lichamen bij de organisatie van
de verkiezingen in Caribisch Nederland.
4.4. Administratieve lasten voor burgers en bedrijven
Voorliggend wetsvoorstel ziet op een uitbreiding van taken van de Kiesraad ter bevordering
van de kwaliteit in het verkiezingsproces en heeft geen gevolgen voor de administratieve
lasten voor burgers en bedrijven. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft
het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het naar verwachting
geen (omvangrijke) gevolgen voor de regeldruk heeft.
5. Inwerkingtreding
Dit wetsvoorstel zal indien het tot wet wordt verheven, in werking treden op een bij
koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
6. Advies en consultatie
Over het wetsvoorstel is op verzoek advies uitgebracht door de Kiesraad, de VNG tezamen
met de NVVB, de UvW en het Openbaar Lichaam Bonaire. Ook zijn in de internetconsultatie
enkele reacties ontvangen, waaronder een reactie van de projectleider verkiezingen
uit een gemeente63.
De Kiesraad spreekt zijn waardering uit voor het voorlegde resultaat dat met dit wetsvoorstel
is bereikt. Het conceptwetsvoorstel biedt volgens de Kiesraad de mogelijkheid om samen
met uitvoerders nauw samen te werken aan een correcte en betrouwbare uitvoering van
het verkiezingsproces. De Kiesraad adviseert om het conceptwetsvoorstel op enkele
punten aan te passen zodat de Kiesraad beter in staat wordt gesteld zijn kwaliteitsbevorderende
taak op een goede manier vorm te geven. Het gaat dan in het bijzonder om de besluitvorming
voor het oplossen van eventuele onregelmatigheden; het vaststellen dat alleen een
lid van de Kiesraad een procesaanwijzing kan geven (zie paragraaf 2.3.5.), het vaststellen
van modelformulieren (zie paragraaf 2.2.3.) en het verder aanscherpen van de functiescheiding
in de Kiesraad (zie paragraaf 2.6.1.). De adviezen van de Kiesraad zijn overgenomen
en verwerkt in voorliggend wetsvoorstel en de memorie van toelichting.
De VNG en de NVVB spreken in het consultatieadvies waardering uit voor het feit dat
zij in het kader van het Programma Transitie en Digitale Hulpmiddelen in de Verkiezingsketen
en ook na de afronding daarvan de gelegenheid hebben gekregen om in een vroegtijdig
stadium, in constructieve samenwerking met het Ministerie van BZK en de Kiesraad,
een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de totstandkoming van dit wetsvoorstel. Zij
zetten deze samenwerking en betrokkenheid graag verder voort bij de uitwerking van
de nieuwe taken opgenomen in het wetsvoorstel en het door de Kiesraad op te stellen
plan over de samenwerking bij de kwaliteitsbevordering. De VNG en NVVB nemen het standpunt
in dat dit wetsvoorstel een solide overkoepelend kader bevat ten behoeve van de verdere
kwaliteitsbevordering van de uitvoering van het verkiezingsproces. De VNG en NVVB
kunnen in het algemeen instemmen met het doel en de inhoud van het wetsvoorstel en
de daarin opgenomen taken, bevoegdheden en verplichtingen van de Kiesraad om de kwaliteit
van het verkiezingsproces voorafgaand en tijdens de verkiezingen en de kwaliteitsbeoordeling
na de verkiezingen structureel te borgen. Het past bij de onafhankelijke positie en
deskundigheid van de Kiesraad om de verantwoordelijkheid voor die kwaliteitsbevordering
en het bieden van ondersteuning aan de gemeenten en de verschillende stembureaus64 bij de Kiesraad te beleggen en hem vanuit die specifieke rol toe te rusten met bevoegdheden
zoals waarnemen en het geven van een procesaanwijzing aan stembureaus.
Over het voorgenomen moment voor inwerkingtreding van dit wetsvoorstel verwijzen de
VNG en NVVB naar het voornemen dit wetsvoorstel op 1 januari 2024 in werking te kunnen
laten treden en vragen er aandacht voor dat gemeenten voldoende tijd hebben om deze
wet, de modellen en met name de door de Kiesraad op te stellen instructies en kwaliteitsstandaarden
te implementeren. Hierbij verwijzen zij naar de afspraken die in de Verkiezingsagenda
2030 zijn gemaakt. Hierin is afgesproken dat uiterlijk drie maanden (bij benodigde
wijzingen van ICT-systemen: uiterlijk zes maanden) vóór de verkiezing helder moet
zijn wat nieuwe wet- en regelgeving van de uitvoering vraagt. Deze termijn geldt ook
voor de door de Kiesraad op te stellen modellen, instructies, kwaliteitsstandaarden
en eventuele andere door hem te ontwikkelen procedures en protocollen. De VNG en NVVB
geven hierbij in overweging om gelet op artikel A 11, het vijfde lid, van het wetsvoorstel
hierover regels op te nemen in het Kiesbesluit. Ook de UvW vraagt in de consultatiereactie
aandacht voor de tijdige beschikbaarheid van de instructies, modellen en kwaliteitsstandaarden
die de Kiesraad gaat inzetten. Ook de regering onderschrijft het belang van de tijdige
beschikbaarheid van deze middelen en bevestigt het voornemen om op basis van artikel A 11,
het vijfde lid, over de termijnen voorwaarden op te nemen in het Kiesbesluit.
De VNG en NVVB vragen verder aandacht voor de uitvoerbaarheid van de maatregelen die
de Kiesraad in zijn nieuwe rol kan nemen en de betrokkenheid van gemeenten hierbij.
Ook roepen zij op duidelijkheid te scheppen over hoe in de nieuwe rolverdeling tussen
de Kiesraad en het ministerie aan de financiële randvoorwaarden voor de uitvoering
van dit wetsvoorstel kan worden voldaan. Op deze onderwerpen is in de daarvoor aangewezen
paragrafen in hoofdstuk 4 van deze toelichting ingegaan.
De UvW onderschrijft in algemene zin het doel om onafhankelijkheid, de transparantie
en de kwaliteit van het verkiezingsproces en de betrouwbaarheid van de verkiezingsuitslag
ook in de toekomst te waarborgen. Echter vindt de UvW het wenselijk om nut, noodzaak
en urgentie van dit voorliggende wetsvoorstel duidelijker te maken en op te nemen
in de toelichting. De kwaliteitsbevorderende rol van de Kiesraad is gericht op het
ondersteunen en instrueren van de betrokken partijen in het verkiezingsproces. Slechts
wanneer er sprake is van onregelmatigheden die leiden tot risico’s voor het verloop
van de verkiezing of de vaststelling van de uitslag, en onderling overleg niet leidt
tot een oplossing, heeft de Kiesraad in de uitvoering van processen door stembureaus
de bevoegdheid bij te sturen via een procesaanwijzing. Zoals in deze toelichting is
betoogd voldoet het verkiezingsproces reeds aan hoge standaarden. Er is nu geen urgente
aanleiding -in de zin van onregelmatigheden die zich zouden hebben voorgedaan- waardoor
deze bevoegdheden nu voorgesteld worden. De regering vindt het echter noodzakelijk
om deze kwaliteitsbevorderende stappen te nemen in het kader van het vertrouwen in
en de doorlopende verbetering van het verkiezingsproces. Ook merkt de UvW op dat de
wetswijziging een forse uitbreiding inhoudt van bevoegdheden op controlerend en adviserend
gebied en dat de Kiesraad straks twee rollen krijgt die mogelijk door elkaar kunnen
lopen, omdat de Kiesraad haar eigen werkzaamheden moet controleren. De suggestie om
gelet op deze samenloop van rollen een ander orgaan op een ander niveau aan te wijzen,
is niet nodig, omdat de controlerende taken van de Kiesraad niet mogen worden uitgevoerd
door de leden die zijn aangewezen als lid van het centraal stembureau. Hiermee is
de scheiding tussen deze taken van de Kiesraad voldoende gewaarborgd. Een nadere toelichting
op deze overweging is opgenomen in paragraaf 2.6.1.
Het Openbaar Lichaam Bonaire heeft in zijn consultatiereactie op het wetsvoorstel
de suggestie gedaan om bij artikel A 11 te verduidelijken dat het overleg dat de Kiesraad
voert met het openbaar lichaam, over het plan waarin hij vastlegt hoe hij samenwerkt
en uitvoering geeft aan de ondersteuning van de betrokken organisaties in het verkiezingsproces,
met het openbaar lichaam zelf plaatsvindt, en niet met een instantie die representatief
wordt geacht voor de openbaar lichamen. De regering heeft dit advies overgenomen.
Naar aanleiding van de internetconsultatie zijn verschillende reacties ontvangen.
Onder meer is gevraagd wie de Kiesraad controleert bij de uitvoering van zijn taken
en of de Kiesraad daadwerkelijk onafhankelijk kan optreden. De Kiesraad is een zbo,
waarvan het toezicht en de verantwoording is geregeld in de Kaderwet zbo’s. Voor de
Kiesraad betekent dit dat de Minister van BZK verantwoordelijk is voor het goed functioneren
van de Kiesraad. De Minister legt over het functioneren van de Kiesraad verantwoording
af aan het parlement. Om de onafhankelijkheid van de Kiesraad te borgen is geregeld
dat de Minister bepaalde bevoegdheden, die de Minister ten aanzien van zbo’s heeft,
niet heeft richting de Kiesraad. Zo kan de Minister de Kiesraad niet voorschrijven
hoe de Kiesraad zijn bevoegdheden uitoefent en de Minister kan ook geen besluiten
van de Kiesraad ongedaan maken (zie artikel A 4 van de Kieswet). Een uitgebreide toelichting
op hoe dit voorliggende wetsvoorstel zich verhoudt tot de onafhankelijke positie van
de Kiesraad en de Kaderwet zbo’s is opgenomen in paragraaf 3.1. van deze toelichting.
Ook is in de internetconsultatie een uitgebreide reactie ontvangen van een projectleider
verkiezingen bij een gemeente. De projectleider stelt dat waar de Kiesraad met dit
wetsvoorstel zelf een belangrijkere rol krijgt en waar de Minister minder direct betrokken
is, de noodzaak toeneemt van nog grotere transparantie vanuit de Kiesraad zelf. Voorkomen
moet worden dat de Kiesraad straks vanwege de «twee petten» zelf onder vuur komt te
liggen. Openbaarheid kan een sleutel zijn om dat vorm te geven. De regering onderschrijft
het belang van de transparantie in het verkiezingsproces en in het handelen van de
Kiesraad bij het uitvoeren van zijn taken. Niet alleen wordt in voorliggend wetsvoorstel
daarom voorgesteld dat de Kiesraad een plan opstelt, waarin hij uitwerkt hoe hij samenwerking
en uitvoering geeft aan zijn taken (artikel A 11, zie paragraaf 2.3.2.). In voorliggend
wetsvoorstel wordt ook bepaald dat de Kiesraad een bestuursreglement opstelt (artikel A 7,
zie paragraaf 2.6.2.). In dit bestuursreglement kan de Kiesraad maatregelen opnemen
die de transparantie in zijn handelen bevorderen.
B. Artikelsgewijs
Artikel I
De voorgestelde wijzigingen van de Kieswet in artikel I gaan uit van de Kieswet, zoals
die komt te luiden als het bij koninklijke boodschap van 24 juni 2022 ingediende voorstel
van wet tot wijziging van de Kieswet, houdende vaststelling van regels over de programmatuur
die bij verkiezingen wordt gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de verkiezingsuitslag
(Wet programmatuur verkiezingsuitslagen) (36 150) tot wet is verheven.
A
Artikel A 3 van de Kieswet
Eerste lid, onderdeel b (adviestaak)
De aanpassing van onderdeel b ziet op de adviestaak van de Kiesraad en heeft tot gevolg
dat de adviestaak ten aanzien van de verkiezingen niet langer geclausuleerd is tot
uitvoeringstechnische aangelegenheden. Dit is een codificatie van de huidige praktijk,
waarin de Kiesraad reeds breder adviseert over verkiezingen dan puur over uitvoeringstechnische
onderwerpen. Ten aanzien van het kiesrecht zelf (vraagstukken met betrekking tot het
actief en passief kiesrecht), blijft de adviestaak van de Kiesraad beperkt tot de
uitvoeringstechnische aspecten daarvan.
Eerste lid, onderdeel d (nieuw) (kwaliteitsbevorderende taak)
In onderdeel d (nieuw) wordt geregeld dat bij de Kiesraad een nieuwe kwaliteitsbevorderende
taak met betrekking tot de uitvoering van het verkiezingsproces wordt belegd. Zie
voor een nadere toelichting ook paragrafen 2.1, 2.2, 2.3 en 2.4 van het algemeen deel
van deze memorie van toelichting. Deze nieuwe taak wordt in paragraaf 3 van Hoofdstuk A.
van Afdeling I. van de Kieswet nader uitgewerkt. Zie daarover de artikelsgewijze toelichting
bij onderdeel E. Ook de toekenning van de bevoegdheid aan de Kiesraad om de modellen
voor de vaststelling van verkiezingsuitslagen en de toelating en benoeming van kandidaten
vast te stellen, vloeit voort uit het uitgangspunt dat de Kiesraad verantwoordelijk
wordt voor de kwaliteitsbevordering van het verkiezingsproces. Zie daarover de artikelsgewijze
toelichting bij de onderdelen F tot en met Q.
Tweede en derde lid (nieuw) (functiescheiding)
Met dit wetsvoorstel krijgt de Kiesraad onder meer de bevoegdheid om procesaanwijzingen
te geven aan stembureaus gedurende het verkiezingsproces (zie Onderdeel E, artikel A 12)
en voor het opstellen van een rapportage van bevindingen (zie Onderdeel E, artikel A 13).
Deze bevoegdheid ziet ook op het optreden van de Kiesraad als centraal stembureau.
Ditzelfde geldt voor de rol van de Kiesraad als formeel beheerder van de uitslagprogrammatuur.
In die functie is de Kiesraad verantwoordelijk voor de goede werking van die programmatuur
en kan hij aanwijzingen geven aan de gebruikers, waaronder de Kiesraad als centraal
stembureau. Om onwenselijke functievermenging te voorkomen waarbij de leden een oordeel
zouden moeten vellen over de eigen werkzaamheden, is een functiescheiding binnen de
Kiesraad gewenst.65 In het tweede lid wordt bepaald dat de taak van de Kiesraad als centraal stembureau
wordt uitgeoefend door de voorzitter, daartoe aangewezen leden en twee buitengewone
leden. De twee buitengewone leden worden benoemd vanwege de omvang van de werkzaamheden
bij de uitvoering van de centraal stembureau (hierna csb-)taken, die steeds tijdelijk
met betrekking tot een verkiezing plaatsvinden. Zij worden alleen benoemd voor de
uitvoering van die csb-taken (zie paragraaf 2.6.1 van het algemeen deel).
In het derde lid wordt bepaald dat de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen A 12,
eerste lid, A 13, Ea 10, Ea 11 en Ea 12, worden uitgeoefend door de voorzitter en
daartoe uit zijn midden aangewezen leden van de Kiesraad die niet zijn belast met
de uitoefening van de csb-taken. Dit betreft de bevoegdheid om beheersaanwijzingen
te geven over het gebruik van de uitslagprogrammatuur (artikel Ea 10), de bevoegdheid
om te besluiten tot het onderbreken van het gebruik van de uitslagprogrammatuur (artikel Ea 11),
de bevoegdheid tot het geven van procesaanwijzingen bij onregelmatigheden met betrekking
tot de feitelijke gang van zaken in een stembureau (artikel A 12, eerste lid) en de
taak om rapportages van bevindingen uit te brengen omtrent het gebruik van de uitslagprogrammatuur
(artikel Ea 12) en de waarnemingen en procesaanwijzingen gedurende een verkiezing
(artikel A 13). Dit zijn interveniërende en beoordelende taken en bevoegdheden die
mede zien op de taken die worden uitgevoerd door de Kiesraad als centraal stembureau.
De leden die deze taken uitoefenen kunnen, vanwege de gewenste functiescheiding, geen
taken uitvoeren voor de Kiesraad als centraal stembureau. Zie daarover ook paragraaf 2.6.1
van deze toelichting.
De interveniërende en beoordelende taken en bevoegdheden vereisen specifieke expertise
van de verantwoordelijke kiesraadleden. Bij de voordracht voor benoeming van de leden
zal hiermee rekening worden gehouden, maar het is uiteindelijk aan de Kiesraad zelf
om te bepalen welke twee leden deze taken en bevoegdheden uitoefenen.
B
In artikel A 5, eerste lid, wordt geregeld dat van de Kiesraad ook twee buitengewone
leden deel uitmaken. Deze buitengewone leden worden alleen aangesteld voor de uitvoering
van de taken als centraal stembureau (zie ook de toelichting op artikel A 3). Voor
hen geldt dezelfde benoemings- en ontslagprocedure als voor de leden van de Kiesraad,
zoals is bepaald in het derde tot en met het vijfde lid (nieuw) van artikel A 5. Buitengewone
leden kunnen niet als ondervoorzitter worden aangewezen.
C
De adviestaak van de Kiesraad is geen hoofdtaak in de zin van de Kaderwet adviescolleges
waardoor de Kaderwet adviescolleges niet volledig van toepassing is. Op grond van
artikel 3 van de Kaderwet adviescolleges zijn de hoofdstukken 3 (Samenstelling en
inrichting) en 5 (Begroting en programmering) en artikel 28 (verslaglegging en evaluatie)
van de Kaderwet adviescolleges niet van toepassing op de Kiesraad.
In het huidige artikel A 6, eerste lid, is desalniettemin bepaald dat de artikelen 15,
eerste, derde, vierde en vijfde lid (secretaris en andere medewerkers) en 16 (instellen
van commissies) uit hoofdstuk 3 van de Kaderwet adviescolleges wel van toepassing
zijn op de Kiesraad. In dit eerste lid van artikel A 6 kan de van toepassing verklaring
van artikel 15, eerste, derde, vierde en vijfde lid nu vervallen, omdat in het nieuw
voorgestelde artikel A 8 (zie onderdeel D) een bepaling wordt opgenomen over het bureau
en de secretaris van de Kiesraad.
Door het handhaven van de toepassing van artikel 16 van de Kaderwet adviescolleges
in het eerste lid van artikel A 6, blijft onverkort gelden dat de Kiesraad zijn samenstelling
voor de adviestaak niet kan wijzigen door het instellen van een commissie die wordt
aangevuld met personen die geen lid zijn van de Kiesraad. Een commissie kan ook alleen
uit zijn midden worden ingesteld voor de voorbereiding van een advies. Daarmee wordt
gewaarborgd dat een advies altijd wordt uitgebracht door de volledige Kiesraad.66 Overigens kan de Kiesraad voor de voorbereiding van zijn andere uitvoerende taken
ook commissies instellen. Zie daarover ook de toelichting op artikel A 7.
In artikel A 6 blijft het huidige tweede lid van artikel A 6, waarin wordt bepaald
dat de artikelen 21 (reglement van orde) en 29 (inlichtingenplicht) van de Kaderwet
adviescolleges niet van toepassing zijn op de Kiesraad, gehandhaafd. De reden hiervoor
is dat deze bepalingen, die respectievelijk in de hoofdstukken 4 (Advisering en standpuntbepaling)
en 6 (Verslaglegging en evaluatie) van de Kaderwet adviescolleges staan, die wel van
toepassing zijn op de Kiesraad, overlappen met hetgeen over het reglement van orde
en de inlichtingenplicht wordt geregeld in de Kaderwet zbo’s.67
D
Artikel A 7 (bestuursreglement)
In artikel A 7 wordt voorgesteld de Kiesraad te verplichten om een bestuursreglement
op te stellen. In dat reglement kan de Kiesraad nadere invulling geven aan de organisatorische
functiescheiding binnen de raad. Ook kan de Kiesraad bijvoorbeeld regels opnemen over
de wijze van besluitvorming, de verdere taakverdeling, waarvoor voor de voorbereiding
van besluitvorming door de Kiesraad ook intern commissies kunnen worden ingesteld,
en de wijze waarop het bestuur wordt ondersteund door het bureau en de personen, bedoeld
in artikel A 9, eerste lid. Bij het instellen van de interne commissies zal de Kiesraad
rekening moeten houden met de vereiste functiescheiding die uit artikel A 3, tweede
en derde lid (nieuw) voortvloeit. Leden die zijn belast met de csb-taak kunnen, met
uitzondering van de voorzitter van de Kiesraad, daarom geen deel uitmaken van een
commissie die zich bezighoudt met de taken en bevoegdheden, bedoeld in de artikelen A 12,
eerste lid, A 13, Ea 10, Ea 11 en Ea 12. Dit zijn de interveniërende en beoordelende
taken en bevoegdheden die mede zien op de taken die worden uitgevoerd door de Kiesraad
als centraal stembureau. Zie hierover ook de toelichting op onderdeel A met betrekking
tot artikel A 3, tweede en derde lid.
Als gevolg van artikel 11 van de Kaderwet zbo’s behoeft het bestuursreglement de goedkeuring
van de Minister wie het aangaat. Voor de Kiesraad is dat de Minister van BZK. De Minister
kan een bestuursreglement alleen afkeuren wegens strijd met het recht of als het de
goede taakuitoefening van de Kiesraad zal belemmeren.
Artikel A 8 (secretariaat van de Kiesraad)
Artikel A 8 wordt voorgesteld ter vervanging van het huidige artikel A 6, eerste lid,
waarin het bepaalde in artikel 15, eerste, derde en vierde lid, van de Kaderwet adviescolleges
van toepassing is verklaard. Ongewijzigd blijft dat de Kiesraad een secretaris heeft.
Daarnaast wordt expliciet bepaald dat de Kiesraad wordt ondersteund door een bureau.
Dit komt in de plaats van de mogelijkheid op grond van artikel 15, derde lid, van
de Kaderwet adviescolleges om overige medewerkers toe te voegen. Ook wordt expliciet,
en overeenkomstig artikel 15, vierde lid, van de Kaderwet adviescolleges, bepaald
dat de secretaris en de medewerkers geen lid mogen zijn van de Kiesraad.
In het derde lid van artikel A 8 wordt als gevolg van de Wet normalisering rechtspositie
ambtenaren wettelijk bepaald dat de voorzitter van de Kiesraad de Staat vertegenwoordigt
bij het sluiten, wijzigen en beëindigen van individuele arbeidsovereenkomsten met
de secretaris en de medewerkers van de Kiesraad. Dit is per abuis niet geregeld in
de Aanpassingswet Wnra, zoals dat wel is gedaan voor andere zbo’s met een onafhankelijke
taak, bijvoorbeeld het College voor de rechten van de mens.68
Artikel A 9 (personen die namens de Kiesraad optreden bij de kwaliteitsbevorderende
taak)
De Kiesraad kan zich bij de uitvoering van zijn kwaliteitsbevorderende taak, bedoeld
in artikel A 11, eerste lid, laten ondersteunen door personen die daarvoor door de
Kiesraad zijn aangewezen. Deze personen kunnen door de Kiesraad worden ingezet tijdens
de uitvoering van het verkiezingsproces, dat wil zeggen tijdens de kandidaatstellingsperiode
en van de dag van de stemming tot aan de vaststelling van de verkiezingsuitslag. De
aanwijzing kan plaatsvinden voor een bepaalde verkiezing, maar ook voor langere duur
ten behoeve van meerdere verkiezingen. De Kiesraad bepaalt zelf op welke wijze deze
personen worden geworven, dit kan passief via een website maar ook actief.
De waarnemingen door deze personen zal veelal op locaties waar het verkiezingsproces
plaatsvindt, zoals de plaats van registratie van kiesgerechtigden en de stembureaus,
namens de Kiesraad (in mandaat) worden gedaan.
Het is aan de Kiesraad om bij de opdrachtverlening aan deze personen instructies te
geven over de wijze waarop de waarnemingen door deze personen plaatsvinden en op welke
wijze de terugkoppeling daarvan wordt gegeven.
De leden van de Kiesraad en personen die functies in het verkiezingsproces vervullen
die niet verenigbaar zijn met de kwaliteitsbevorderende taak, kunnen niet worden aangewezen.
Bij deze onverenigbaarheid wordt gedacht aan personen die vanuit een andere hoedanigheid
bij de uitvoering van het verkiezingsproces betrokken zijn zoals stembureauleden of
projectmedewerkers van een verkiezingsorganisatie bij een gemeente. Ook personen die
in het kader van de kwaliteitsverbetering in opdracht van de Kiesraad op eigen titel
werkzaamheden verrichten, bijvoorbeeld voor het opstellen van een expertadvies of
het uitvoeren van een onderzoeksopdracht in het kader van het evaluatieadvies van
de Kiesraad, kunnen niet worden aangewezen.
De aangewezen personen dienen zoals verder is bepaald in het tweede lid in ieder geval
aan de volgende eisen te voldoen. In de eerste plaats moeten zij de leeftijd van achttien
jaar hebben bereikt. Ten tweede mogen zij niet uit het kiesrecht zijn ontzet. En ten
derde mogen zij om belangenverstrengeling te voorkomen geen gekozen lid van het vertegenwoordigend
orgaan waarvoor de verkiezing wordt gehouden of een kandidaat voor de verkiezing zijn.
Tot slot moeten zij naar het oordeel van de Kiesraad over voldoende kennis en vaardigheden
beschikken op het terrein van het verkiezingsproces. De Kiesraad bepaalt zelf wie
worden aangewezen en aan welke (deskundigheids)eisen deze personen moeten voldoen.
De Kiesraad kan in de basisregistratie personen nagaan of een persoon die wordt aangewezen
niet bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak van het kiesrecht is ontzet.69 De aanduiding omtrent de uitsluiting van het kiesrecht en de einddatum daarvan zijn
al opgenomen in de basisregistratie persoonsgegevens op grond van artikel 2 en bijlage
1 van het Besluit basisregistratie personen.
Voor de secretaris en medewerkers van het bureau van de Kiesraad is het niet nodig
dat zij worden aangewezen voor de uitvoering van deze taak, omdat de ondersteuning
van de Kiesraad al onderdeel uitmaakt van hun taken, zoals geregeld in artikel A 8.
Zie verder ook paragraaf 2.3.1. van het algemeen deel van deze toelichting.
E
Onderdeel E betreft de toevoeging aan Hoofdstuk A. van Afdeling I van de Kieswet van
een nieuwe paragraaf 3 waarin de kwaliteitsbevorderende taak van de Kiesraad ten aanzien
van het verkiezingsproces (artikel A 3, onderdeel d) nader wordt uitgewerkt.
De nieuwe paragraaf 3 ziet in ieder geval op de kwaliteitsbevorderende taak van de
Kiesraad bij de registratie van de kiesgerechtigheid en de verkiezingen van de Tweede
Kamer, provinciale staten, waterschappen en gemeenteraden. De toepasselijkheid van
deze paragraaf op zowel de registratie als de genoemde verkiezingen volgt uit de plaatsing
in Afdeling I van de Kieswet. Ook is de nieuwe paragraaf van toepassing op de verkiezing
van het Europees Parlement en op de verkiezingen in Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Tot slot is de nieuwe paragraaf van toepassing op de verkiezing van de leden van de
Eerste Kamer (zie ook de toelichting op onderdeel M).
Artikel A 10
In artikel A 10 is voor de leesbaarheid van paragraaf 3 (nieuw) een definitie van
stembureau opgenomen. De kwaliteitsbevorderende taak van de Kiesraad ziet immers op
de uitvoering van het verkiezingsproces in alle stembureaus die zijn ingesteld op
grond van de Kieswet. Dit zijn de stembureaus, bedoeld in artikel E 3, de briefstembureaus,
bedoeld in artikel E 5, eerste, tweede en derde lid, de gemeentelijk stembureaus,
bedoeld in artikel E 7, eerste en tweede lid, de hoofdstembureaus, bedoeld in de artikelen E 10
en E 11, het nationaal briefstembureau, bedoeld in artikel E 13 en de centrale stembureaus,
bedoeld in de artikelen E 16, E 17, E 18 en E 19.70
Artikel A 11
Eerste lid
De Kiesraad krijgt als taak om de burgemeester en wethouders, het dagelijks bestuur,
stembureaus, gemeentelijk stembureaus, de briefstembureaus, het nationaal briefstembureau,
hoofdstembureaus en het centraal stembureau te ondersteunen bij de uitvoering van
de Kieswet. Deze kwaliteitsbevorderende taak houdt in dat de Kiesraad gemeenten en
stembureaus ondersteunt bij de organisatie van verkiezingen (middels instructies,
kwaliteitsstandaarden en het vaststellen van modellen voorafgaand aan een verkiezing).
Ook kan de Kiesraad ter uitvoering van deze taak het verloop van de verkiezingen waarnemen
en waar nodig bijsturen (ten behoeve van de kwaliteitsbevordering) tijdens een verkiezing.
De bevoegdheid om een procesaanwijzing te geven (artikel A 12) en het uitbrengen van
een rapportage van bevindingen ter beoordeling van het verloop van de verkiezing (artikel A 13)
en van advies aan het vertegenwoordigend orgaan (artikel A 14), liggen in het verlengde
van deze kwaliteitsbevorderende ondersteunende taak.
Tweede lid
De Kiesraad stelt, na overleg met een instantie die representatief kan worden geacht
voor de colleges van burgemeester en wethouders (in de praktijk de VNG71), bij de verkiezingen voor het algemeen bestuur van een waterschap, een instantie
die representatief kan worden geacht voor de dagelijks besturen (in de praktijk de
UvW), en (– bij het ontbreken van dergelijke representatieve instanties – op ambtelijk
niveau) met de openbare lichamen van Caribisch Nederland een plan op voor de wijze
waarop de Kiesraad aan burgemeester en wethouders, de dagelijkse besturen, de bestuurscolleges,
de gezaghebbers, de stembureaus, de gemeentelijk stembureaus, de stembureaus van de
openbare lichamen, de briefstembureaus, het nationaal briefstembureau, hoofdstembureaus
en het centraal stembureau samenwerkt, ondersteuning in het verkiezingsproces zal
verlenen en de wijze waarop zijn bevoegdheden tot het geven van een procesaanwijzing
en het opstellen van een verslag van bevindingen worden uitgeoefend. Ondanks dat dit
plan niet voorafgaand aan elke verkiezing opnieuw moet worden opgesteld dient dit
plan actueel te zijn wanneer een verkiezing plaatsvindt.
In het plan kan het zowel om procesmatige afspraken als inhoudelijke aandachtspunten
gaan. Zo kan bijvoorbeeld in het plan worden verduidelijkt:
– bij welke gemeenten de Kiesraad tijdens een verkiezingsdag waarnemingen zal verrichten
en welke personen daarvoor worden ingezet;
– of en welke specifieke aandachtspunten centraal staan bij waarnemingen tijdens de
betreffende verkiezing;
– via welke route informeel overleg zal plaatsvinden voorafgaande aan het toepassen
van de bevoegdheid tot het geven van een procesaanwijzing.
Het overleg met de representatieve instanties bij het opstellen van het plan draagt
bij aan de gezamenlijke verantwoordelijkheid die de Kiesraad, de gemeenten en de waterschappen
hebben bij een kwalitatief goed verloop van het verkiezingsproces. Het ligt voor de
hand dat ook de NVVB bij de totstandkoming van dergelijke afspraken wordt betrokken.
Derde lid
Ter ondersteuning van de gemeenten (burgemeester en burgemeester en wethouders) en
de stembureaus, kan de Kiesraad instructies en kwaliteitsstandaarden opstellen. Deze
instructies en kwaliteitsstandaarden zien op de uitvoering van het verkiezingsproces.
Ook kan de Kiesraad in dat verband de gemeenten en stembureaus voorzien van de benodigde
informatie, bijvoorbeeld in de vorm van factsheets. Voor het geven van informatie
is geen expliciete wettelijke grondslag noodzakelijk, omdat dit voortvloeit uit de
algemene ondersteuningstaak als bedoeld in het eerste lid.
Bij instructies en factsheets kan gedacht worden aan de diverse instructies voor stembureauleden
en factsheets met overzichten van de verschillende processen-verbaal die in de fase
van uitslagvaststelling worden gebruikt. Ook kan gedacht worden aan het ter beschikking
stellen van e-learning waarin de instructies voor de uitvoering van het verkiezingsproces
aan de orde komen. Deze taak neemt de Kiesraad over het Ministerie van BZK dat nu
voor deze instructies en factsheets zorgt.
Kwaliteitsstandaarden waarmee de kwaliteit van het verkiezingsproces in de praktijk
bevorderd kan worden ontbreken op dit moment nog. Een uitzondering hierop vormen de
«Criteria Integrale Toegankelijkheid Stembureaus».72 Ter bevordering van de kwaliteit in het verkiezingsproces en het ondersteunen van
de stembureaus kan de Kiesraad in de toekomst ook op andere gebieden, bijvoorbeeld
voor de training van stembureauleden, kwaliteitsstandaarden gaan ontwikkelen.
De instructies en kwaliteitsstandaarden van de Kiesraad zijn niet bindend, maar bevatten
een uitleg van de wet- en regelgeving die is toegespitst op de uitvoering. De wettelijke
bepalingen waarop de instructies en kwaliteitsstandaarden zijn gebaseerd zijn echter
wel bindend. De instructies en kwaliteitsstandaarden dienen ter ondersteuning van
de gemeenten en de stembureaus om de kwaliteit en goede uitvoering van het verkiezingsproces
te bevorderen.
Zie verder ook de paragrafen 2.2.1 en 2.2.2 in het algemeen deel van deze toelichting.
Vierde lid
Ingeval er gedurende de uitvoering van het verkiezingsproces sprake is van onvoorziene
omstandigheden waarin door de wet of daarop gebaseerde regelgeving niet is voorzien,
bijvoorbeeld zoals zich voordeed bij de verkiezingen van de Tweede Kamer in maart
2021 met betrekking tot de terzijdelegging van briefstemmen,73 kan de Kiesraad regels stellen met betrekking tot de wijze waarop de stembureaus
in die omstandigheden moeten handelen. De door de Kiesraad gestelde regels behoeven
de goedkeuring van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omdat
deze regels algemeen verbindende voorschriften kunnen bevatten en zij niet louter
van technische of organisatorische aard zijn.74 Vanwege het karakter van de maatregelen, het betreft een noodvoorziening, zal de
Kiesraad in de regeling ook de geldigheidsduur moeten vastleggen. De aard en de impact
van het kiesrecht brengen met zich dat de wezenlijke elementen op het niveau van de
formele wet moeten worden vastgelegd, zoals ook in paragraaf 2.8.5 van het algemeen
deel van de toelichting is uiteengezet. Om deze reden verzet artikel 59 van de Grondwet
zich tegen ruime delegatie. Vanwege het gegeven dat de kieswetgeving een essentieel
democratisch proces regelt, is nauwe betrokkenheid van het parlement noodzakelijk
aan wie alleen de Minister verantwoording kan afleggen.75
Vijfde lid
Dit artikellid bevat een grondslag om bij algemene maatregel van bestuur nadere regels
te stellen over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de Kiesraad de colleges
van burgemeester en wethouders, de dagelijkse besturen en de openbare lichamen betrekt
bij de uitoefening van de kwaliteitsbevorderende taak van de Kiesraad. Hierbij kan
gedacht worden aan regels over het betrekken van gemeenten bij de kwaliteitsbevorderende
taak en het stellen van termijnen waarbinnen door de Kiesraad de instructies voor
de stembureaus moeten zijn uitgebracht. Gelet op de onafhankelijke taakuitoefening
door de Kiesraad kan het niet gaan om regels die betrekking hebben op de inhoud van
de kwaliteitsbevorderende taak en de bijbehorende bevoegdheden zoals de procesaanwijzing
en de oordelen over een nieuwe stemming.
Artikel A 12
Eerste lid
Wanneer de Kiesraad in de feitelijke gang van zaken op plaatsen of gedeelten daarvan
die in gebruik zijn ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in
deze wet een onregelmatigheid, bijvoorbeeld bij de stemming, stemopname of verkiezingsuitslag,
waarneemt die mogelijk tot risico’s voor het verloop van de verkiezing of de betrouwbaarheid
van de uitslag van de verkiezing leiden, kan de Kiesraad, nadat overleg heeft plaatsgevonden
met in eerste instantie (de voorzitter van) het stembureau en zo nodig (de projectleider
verkiezingen van) de gemeente, in het uiterste geval een procesaanwijzing aan dat
stembureau of aan de voorzitter van dat stembureau geven. Het doel van de procesaanwijzing is dat het kan bijdragen aan het op een juiste wijze verlopen van het verkiezingsproces
en dat eventuele geconstateerde onregelmatigheden tijdens de lopende verkiezing kunnen
worden hersteld. De procesaanwijzing geeft de Kiesraad een instrument om de situatie
te voorkomen dat de uitslag van de verkiezing ter discussie wordt gesteld of dat een
herstemming moet plaatsvinden, omdat het vertegenwoordigend orgaan een of meerdere
kandidaten niet kan toelaten als lid vanwege onregelmatigheden tijdens de stemming.
Stembureaus zijn werkzaam bij de kandidaatstelling en op de dag van de verkiezing
tot aan de vaststelling van de verkiezingsuitslag. Het centraal stembureau is daarnaast
belast met de registratie van aanduidingen. De procesaanwijzing kan slechts in de
periode worden gegeven waarin het desbetreffende stembureau werkzaamheden verricht.
Gelet op de veelal korte termijnen die gelden binnen het verkiezingsproces en het
feit dat de procesaanwijzing op de feitelijke gang van zaken ziet, zal deze doorgaans
mondeling (ter plaatse of telefonisch) worden gegeven. Reeds daarom is geen sprake
van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, en staan daartegen geen
rechtsmiddelen open. Ook indien de procesaanwijzing in voorkomend geval schriftelijk
(per e-mail) zou worden bevestigd aan de verkiezingscoördinator bij de betrokken gemeente,
is een dergelijke aanwijzing naar zijn aard geen besluit in voormelde zin, omdat daarmee
geen publiekrechtelijke rechtshandelingen worden uitgevoerd.
Voordat de Kiesraad overgaat tot het geven van een procesaanwijzing, moet getracht
zijn om de geconstateerde onregelmatigheid via (informeel) overleg te beëindigen.
Wanneer de Kiesraad een aanwijzing geeft rapporteert hij hierover in de openbare rapportage
van bevindingen aan het vertegenwoordigend orgaan, waarin tevens alle waarnemingen
die hij bij de stemming doet worden opgenomen (artikel A 13).
Tweede lid, onderdeel a
De gemeenten voeren hun taken rond de organisatie van de verkiezingen uit in medebewind.
De Kieswet staat vermeld in bijlage 1A, onderdeel 5, van de Gemeentewet, die in samenhang
met artikel 124b van die wet bepaalt dat het interbestuurlijk toezicht op de uitvoering
van de Kieswet bij de Minister van BZK ligt en niet bij de provincie. Een aanwijzingsbevoegdheid
van de Kiesraad richting gemeenten zou het systeem van interbestuurlijk toezicht doorkruisen.
Gelet daarop is in dit tweede lid, onderdeel a, geregeld dat de procesaanwijzing geen
betrekking kan hebben op de uitoefening van de taken en bevoegdheden die in de Kieswet
aan de burgemeester, dan wel (het college van) burgemeester en wethouders zijn toegekend.
Het voorgaande wil niet zeggen dat de Kiesraad geen mogelijkheden heeft om vanuit
het oogpunt van kwaliteitsbevordering de burgemeester of burgemeester en wethouders
informeel te adviseren over de taken die zij op grond van de Kieswet uitvoeren en
die betrekking hebben op de keten van de gemeentelijke organisatie. De gemeenten zijn
en blijven zelf verantwoordelijk voor de rechtmatige en regelmatige uitvoering van
de taken die zij hebben op grond van de wet.
De diverse stembureaus zijn zelfstandige bestuursorganen die voor de onafhankelijke
uitvoering van het verkiezingsproces (tijdelijk) worden ingericht. Omdat de diverse
stembureaus zelfstandige taken en bevoegdheden hebben in het verkiezingsproces, is
hier geen sprake van een verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders. Gelet
daarop valt de taakuitoefening door de stembureaus niet onder voormeld interbestuurlijk
toezicht, zodat een aanwijzingsbevoegdheid van de Kiesraad richting de stembureaus
in beginsel wel mogelijk is.
Tweede lid, onderdeel b
Een belangrijke beperking bij de aanwijzingsbevoegdheid richting de stembureaus is
dat deze geen betrekking kan hebben op de uitoefening van formele bevoegdheden die
in de Kieswet expliciet bij de diverse stembureaus wordt neergelegd, zoals de vaststelling
van de aantallen uitgebrachte stemmen en de verkiezingsuitslag. Dit betekent dat de
Kiesraad geen aanwijzing kan geven over wat de uitkomst van de telling zou moeten
zijn, maar bijvoorbeeld wel een procesaanwijzing kan geven met betrekking tot de wijze
waarop een stembureau de stemmen telt.
Derde lid
Een procesaanwijzing dient in redelijke verhouding te staan tot het doel waarvoor
deze wordt gegeven. Indien het risico voor het verloop van de verkiezing op een minder
ingrijpende wijze dan via een procesaanwijzing kan worden voorkomen of tegengegaan,
zal de Kiesraad geen procesaanwijzing geven.
Vierde lid
Gezien de strikte termijnen die op grond van de Kieswet gelden voor de vaststelling
van de uitslag, is het nodig dat de Kiesraad in de procesaanwijzing een termijn stelt
waarbinnen aan de procesaanwijzing moet zijn voldaan. Gelet op de termijnen voor de
vaststelling van de uitslag, ligt een termijn van maximaal enkele uren in de rede.
Vijfde lid
In het contact tussen de Kiesraad en de stembureaus worden gemeenten door de Kiesraad
actief betrokken vanuit hun organiserende rol. Voor gemeenten is het van belang te
weten wanneer een stembureau ergens op wordt aangesproken. Dit is reden om de Kiesraad
te verplichten de burgemeester en burgemeester en wethouders van de gemeente die het
aangaat direct op de hoogte te stellen van een gegeven procesaanwijzing. In de praktijk
zal dit de projectleider verkiezingen van de betreffende gemeente zijn.
Artikel A 13
Eerste lid
Bij elke verkiezing beslist het vertegenwoordigend orgaan in het kader van het zogenaamde
geloofsbrievenonderzoek over de toelating van de gekozenen en beslist daarbij onder
meer over «de geschillen die met betrekking tot de verkiezing rijzen», zie artikel V 4
van de Kieswet. Kortgezegd komt het er bij dit laatste op neer dat het vertegenwoordigend
orgaan onderzoekt of de verkiezingen regelmatig zijn verlopen en de verkiezingsuitslag
juist is vastgesteld.
Voor een juiste vaststelling van de uitslag is ook relevant of de Kiesraad bij de
uitvoering van diens kwaliteitsbevorderende taken waarnemingen heeft gedaan die invloed
kunnen hebben op de betrouwbaarheid of juistheid van de uitslag. Om het vertegenwoordigende
orgaan van de juiste informatie daarover te voorzien, wordt bepaald dat de Kiesraad
een rapportage bij de betreffende verkiezing opstelt over de waarnemingen die van
onregelmatigheden met betrekking tot de feitelijke gang van zaken zijn gedaan en de
procesaanwijzingen die zijn gegeven.
Het is aan het vertegenwoordigend orgaan om te beslissen om het rapport al dan niet
bij het geloofsbrievenonderzoek, bedoeld in artikel V 4, eerste lid, te betrekken.
In het wetsvoorstel wordt niet de relatie gelegd met het geloofsbrievenonderzoek.
Het rapport kan daarom ook voor andere doeleinden gebruikt worden, zoals de evaluatie
van de verkiezingen. Met het oog op het belang voor het geloofsbrievenonderzoek is
het echter wel noodzakelijk om de rapportage uit te brengen voordat het vertegenwoordigend
orgaan dat onderzoek verricht.
De rapportage baseert de Kiesraad op zijn eigen observaties of observaties die zijn
gedaan door de personen, bedoeld in artikel A 9, eerste lid, die de Kiesraad ondersteunen.
Signalen die niet door de Kiesraad of de personen die hem ondersteunen zijn waargenomen
hoeven niet te worden opgenomen in de rapportage. Het spreekt voor zich dat signalen
die de Kiesraad bereiken aanleiding kunnen zijn voor de Kiesraad nader onderzoek te
doen, waarna de Kiesraad zijn observaties omtrent die signalen wel worden vermeld
in de rapportage. Voor zover daarvan sprake is, rapporteert de Kiesraad over de afhandelingen
van incidenten en gegeven procesaanwijzingen.
Bij gecombineerde of niet-landelijke verkiezingen kan de Kiesraad de rapportage over
die betreffende verkiezingen in één rapportage uitbrengen.
Wanneer de Kiesraad voor dezelfde verkiezing ook een rapportage opstelt zoals bedoeld
in artikel Ea 12, staat het de Kiesraad vrij om de voornoemde rapportage te combineren
met de rapportage van bevindingen zoals bedoeld in dit lid. Wanneer de Kiesraad deze
rapportage combineert spreekt het voor zich dat de rapportages wel afzonderlijk herkenbaar
zijn. Dat kan bijvoorbeeld door de rapportage als bedoeld in artikel Ea 12 in een
ander hoofdstuk of rapportagedeel te behandelen dan de rapportage als bedoeld in dit
lid.
Tweede lid
De Kiesraad zendt de betreffende rapportage zo spoedig mogelijk na vaststelling van
de rapportage naar het vertegenwoordigend orgaan. Het is daarbij uiteraard zaak dat
het vertegenwoordigend orgaan dit rapport zo spoedig mogelijk na de vaststelling van
de uitslag, doch tijdig voor het geloofsbrievenonderzoek ontvangt. De beslissing van
een vertegenwoordigend orgaan tot toelating van een lid is immers direct onherroepelijk.
De Kiesraad draagt er ook zorg voor dat het rapport elektronisch openbaar wordt gemaakt.
Dit kan op de eigen website van de Kiesraad.
Artikel A 14
De Kiesraad kan op basis van zijn waarnemingen concluderen dat onregelmatigheden die
invloed hebben op de geldigheid van de stemmingaanleiding kunnen geven voor een herstemming.
Wanneer de Kiesraad tot een dergelijke conclusie komt stelt de Kiesraad het vertegenwoordigend
orgaan hiervan in kennis. Mede op basis van een oordeel van de Kiesraad kan het vertegenwoordigend
orgaan besluiten tot een herstemming over te gaan. Tot op heden wordt door een vertegenwoordigend
orgaan zelden tot nooit aanleiding gezien om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Naar verwachting zal ook een advies van de Kiesraad daartoe alleen in uitzonderlijke
omstandigheden worden gegeven. Dat komt ook tot uitdrukking in het zwaarwegende karakter
van een dergelijk advies.
Indien de Kiesraad het vertegenwoordigend orgaan in kennis stelt van zijn conclusie
dat tot herstemming zou moeten worden overgegaan, vermeldt de Kiesraad daarbij de
stembureaus of de provincies die het betreft. De wijze waarop de Kiesraad het vertegenwoordigend
orgaan in kennis stelt van zijn oordeel is vormvrij en kan tegelijkertijd met de rapportage
van bevindingen plaatsvinden.
Zie ook paragraaf 2.4.1 van het algemeen deel van deze toelichting.
De Kiesraad draagt er ook zorg voor dat een oordeel dat is uitgebracht aan het vertegenwoordigend
orgaan elektronisch openbaar wordt gemaakt. Dit kan op de eigen website van de Kiesraad.
Artikel A 15
In het eerste lid wordt bepaald dat de burgemeester, burgemeester en wethouders, het
dagelijks bestuur, het gemeentelijk stembureau, het nationaal briefstembureau, het
hoofdstembureau of het centraal stembureau de Kiesraad desgevraagd en uit eigen beweging
gegevens en inlichtingen verstrekken die de Kiesraad nodig heeft voor uitvoering van
zijn taken en bevoegdheden, bedoeld in paragraaf 3 van hoofdstuk A van Afdeling I
van de Kieswet, oftewel de taken en bevoegdheden die de Kiesraad heeft voor de kwaliteitsbevordering
van het verkiezingsproces. Hierbij gaat het ook om inlichtingen die door de burgemeester
of door burgemeester en wethouders is verkregen van de stembureaus en de briefstembureaus.
Deze inlichtingenplicht geldt onder meer bij de kwaliteitsbewaking door de Kiesraad
van de registratie van de kiesgerechtigheid, dat ziet op het proces van de registratie.76 Maar ook bij de opstelling van de rapportage van bevindingen zal desgevraagd of uit
eigen beweging de benodigde informatie moeten worden verstrekt. De inlichtingen worden
louter gegeven ten behoeve van een goede uitoefening van de kwaliteitsbevorderende
taak door de Kiesraad en hebben derhalve geen betekenis voor het interbestuurlijk
toezicht op grond van de Gemeentewet. Over het organiseren van de verkiezingen in
het algemeen zijn de colleges van burgemeester en wethouders en de dagelijks besturen
primair verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad, onderscheidenlijk het algemeen
bestuur van het waterschap.
Artikel A 16
In artikel A 16 wordt in aanvulling op de inlichtingenplicht van artikel 20 van de
Kaderwet zbo’s de inlichtingenplicht van de Kiesraad in geval van een geconstateerde
onregelmatigheid die leidt tot risico’s voor het verloop van de verkiezing of de betrouwbaarheid
van de uitslag van de verkiezing geregeld. Deze inlichtingenplicht houdt in dat de
Kiesraad in een dergelijke situatie uit eigen beweging aan de Minister van BZK inlichtingen
verstrekt. De Kiesraad dient deze inlichtingen aan de Minister te verstrekken ongeacht
of de Kiesraad een procesaanwijzing heeft gegeven of niet. Het gaat hierbij niet alleen
om onregelmatigheden die zijn geconstateerd in het stembureau. Wanneer de Kiesraad
bijvoorbeeld constateert dat een grote groep kiezers geen stempas heeft gekregen is
het vanwege de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor een goed verloop
van het verkiezingsproces van belang dat de Minister ook daarover wordt geïnformeerd.
Deze (actieve) inlichtingenplicht is uit eigen beweging en laat de algemene inlichtingenplicht,
op grond van artikel 20 van de Kaderwet zbo’s, voor de taakuitoefening van de Minister
van BZK, die alleen op verzoek van de Minister hoeft te worden uitgevoerd, onverlet.
F
De wijziging van artikel N 10 houdt in dat het model voor het proces-verbaal van de
stemming en de stemopneming op het stembureau niet langer door de Minister van BZK
wordt vastgesteld, maar door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd
moet worden door de Minister van BZK. Dit is nodig, gelet op aanwijzing 5.10, eerste
lid, van de Aanwijzingen voor de regelgeving, waaruit volgt dat aan een zelfstandig
bestuursorgaan slechts regelgevende bevoegdheid kan worden toegekend voor een onderwerp
dat niet louter van organisatorische of technische aard is indien is voorzien in de
bevoegdheid tot goedkeuring van die regeling door een Minister.
De publicatie van het model geschiedt, op grond van artikel 5, onderdeel d, van de
Bekendmakingswet, in de Staatscourant, waarin is bepaald dat algemeen verbindende
voorschriften die worden vastgesteld door bestuursorganen die niet behoren tot een
openbaar lichaam worden bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant. Dit geldt
ook voor alle overige modellen die op grond van dit wetsvoorstel voortaan niet meer
in de Kiesregeling, maar door de Kiesraad worden vastgesteld. De Kiesraad kan de modellen
daarnaast ook publiceren op zijn eigen website.
G
De wijziging van artikel N 29 betekent dat het model voor het proces-verbaal van de
werkzaamheden op het briefstembureau niet langer door de Minister van BZK wordt vastgesteld,
maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd moet
worden door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting
bij onderdeel F op artikel N 10.
H
De wijziging van artikel Na 14 betekent dat het model voor het corrigendum van het
gemeentelijk stembureau bij het proces-verbaal van het stembureau niet langer door
de Minister van BZK wordt vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt
geregeld dat het model goedgekeurd moet worden door de Minister van BZK. Zie voor
een toelichting hierover de toelichting bij onderdeel F op artikel N 10.
I
De wijziging van artikel Na 31 betekent dat het model voor het proces-verbaal van
de werkzaamheden op het gemeentelijk stembureau niet langer door de Minister van BZK
wordt vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model
goedgekeurd moet worden door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover
de toelichting bij onderdeel F op artikel N 10.
J
De wijziging van artikel O 7 betekent dat het model voor het proces-verbaal van de
werkzaamheden op het hoofdstembureau niet langer door de Minister van BZK wordt vastgesteld,
maar door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd moet worden
door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting bij onderdeel
F op artikel N 10.
K
De wijziging van artikel O 20 houdt in dat het model voor het proces-verbaal van de
werkzaamheden op het nationaal briefstembureau niet langer door de Minister van BZK
wordt vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model
goedgekeurd moet worden door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover
de toelichting bij onderdeel F op artikel N 10.
L
De wijziging van artikel P 1e houdt in dat het model voor het corrigendum bij het
proces-verbaal van het gemeentelijk stembureau niet langer door de Minister van BZK
wordt vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model
goedgekeurd moet worden door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover
de toelichting bij onderdeel F op artikel N 10.
M
De wijziging van artikel P 1f betekent dat het model voor het corrigendum bij het
proces-verbaal van het hoofdstembureau niet langer door de Minister van BZK wordt
vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd
moet worden door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting
bij onderdeel F op artikel N 10.
N
De wijziging van artikel P 22 houdt in dat het model voor het proces-verbaal van de
werkzaamheden op het centraal stembureau niet langer door de Minister van BZK wordt
vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd
moet worden door de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting
bij artikel N 10.
O
De wijziging van artikel T 11 betekent dat het model voor het proces-verbaal van de
werkzaamheden op het centraal stembureau ten behoeve van de verkiezing van de leden
van de Eerste Kamer niet langer door de Minister van BZK wordt vastgesteld, maar voortaan
door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd moet worden door
de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting bij onderdeel
F op artikel N 10.
P
De wijziging van artikel W 1 houdt in dat het model voor het besluit van de voorzitter
van het centraal stembureau ter benoeming van een lid van een vertegenwoordigend orgaan,
noodzakelijk geworden door het niet-aannemen van de benoeming door een kandidaat,
het niet-toelaten als lid van een kandidaat of het openvallen van een plaats in dat
orgaan, niet langer door de Minister van BZK wordt vastgesteld, maar voortaan door
de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd moet worden door de Minister
van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting bij onderdeel F op artikel N
10.
Q
De wijziging van artikel W 2 betekent dat het model voor de verklaring van de kandidaat
aan de voorzitter van het centraal stembureau dat hij niet voor benoeming in aanmerking
wenst te komen, niet langer door de Minister van BZK wordt vastgesteld, maar voortaan
door de Kiesraad. Tevens wordt geregeld dat het model goedgekeurd moet worden door
de Minister van BZK. Zie voor een toelichting hierover de toelichting bij onderdeel
F op artikel N 10.
R
De wijziging van artikel W 4 houdt in dat het model voor het besluit van het centraal
stembureau dat geen kandidaat voor opvolging kan worden benoemd, niet langer door
de Minister van BZK wordt vastgesteld, maar voortaan door de Kiesraad. Tevens wordt
geregeld dat het model goedgekeurd moet worden door de Minister van BZK. Zie voor
een toelichting hierover de toelichting bij onderdeel F op artikel N 10.
Artikel II
Op 24 juni 2022 is het voorstel van wet tot wijziging van de Kieswet, houdende vaststelling
van regels over de programmatuur die bij verkiezingen wordt gebruikt ten behoeve van
de vaststelling van de verkiezingsuitslag (Wet programmatuur verkiezingsuitslagen)
(36 150) ingediend. In dat wetsvoorstel wordt artikel A 3 van de Kieswet herzien en wordt
in die bepaling de nieuwe taak van de Kiesraad om zorg te dragen voor programmatuur
die bij de verkiezingen wordt gebruikt, opgenomen. Het onderhavige wetsvoorstel bevat
in artikel I, onderdeel A, een wijziging van dit herziene artikel A 3. Om te voorkomen
dat bij latere inwerkingtreding van voornoemd voorstel van de Wet programmatuur verkiezingsuitslagen
de wijziging van artikel A 3 niet mogelijk is op de in het onderhavige wetsvoorstel
voorgestelde wijze, wordt voorzien in een samenloopbepaling.
Artikel III
In dit artikel wordt voorzien in een samenloopbepaling, zodat na inwerkingtreding
van het bij geleidende brief van 1 maart 2022 aanhangig gemaakte voorstel van wet
van de leden Sneller en Bushoff tot wijziging van de Kieswet in verband met de permanente
invoering van de mogelijkheid voor kiezers om gedurende twee dagen voorafgaand aan
de dag van de stemming vervroegd te stemmen in het stemlokaal (Wet vervroegd stemmen
in het stemlokaal) (36 047), in het in artikel I, onderdeel E, van het onderhavige wetsvoorstel voorgestelde
artikel A 10 van de Kieswet het briefstembureau ook onderdeel uitmaakt van de definitie
van stembureau.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
H.M. de Jonge, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.