Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over drugsbeleid (o.a. Kamerstuk 24077-533)
2024D16472 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd over de volgende brieven:
• Plan van aanpak tegengaan drugstoerisme (Kamerstuk 24 077, nr. 533);
• Onderzoeksrapportage experiment gesloten coffeeshopketen (Kamerstuk 24 077, nr. 529);
• Uitwerking van de motie van het lid Kuik c.s. inzake de educatieve maatregel bij drugsbezit
(Kamerstuk 24 077, nr. 530);
• Rapport «Coffeeshops in Nederland 2022» (Kamerstuk 24 077, nr. 534);
• Onderzoek naar de mogelijkheden voor het monitoren van de gevolgen van de toepassing
van de Wet Damocles (Kamerstuk 34 763, 20);
• Evaluatierapport «Geen nacht zonder (art.) 8, Evaluatie van de Wet drugs in het verkeer»
(Kamerstuk 32 859, nr. 18);
• Reactie op het verzoek van de leden Helder en Michon-Derkzen, gedaan tijdens het Tweeminutendebat
Politie van 1 februari 2024, over opheldering over een symposium «Hoe verder met het
drugsbeleid?» georganiseerd door Law Enforcement Action Partnership Nederland op 30 januari
2024 (Kamerstuk 24 077, nr. 537);
• Rapport «Onderzoek Experiment gesloten coffeeshopketen. Rapportage nulmeting 2022»
(Kamerstuk 24 077, 538).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Van Nispen
Adjunct-griffier van de commissie,
Paauwe
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Reactie van de bewindspersonen
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Plan van aanpak tegengaan drugstoerisme
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven of en, zo ja, wanneer
opnieuw onderzoek wordt gedaan naar ervaren overlast in de directe omgeving van coffeeshops.
Uitwerking van de motie van het lid Kuik c.s.1 inzake de educatieve maatregel bij drugsbezit
De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven op welke wijze en wanneer
de educatieve maatregel wordt geëvalueerd in die zin dat daarbij inzichtelijk wordt
gemaakt of de maatregel de beoogde werking heeft.
Evaluatierapport «Geen nacht zonder (art.) 8, Evaluatie van de Wet drugs in het verkeer»
De leden van de PVV-fractie vragen hoeveel controles er in Nederland plaatsvinden
op het gebruik van drugs in het verkeer. Hoeveel incidenten, met name aanrijdingen,
vinden er plaats onder invloed van drugs, waaronder het gebruik van lachgas? En hoeveel
vervolgingen dan wel sancties vloeien voort uit het hiervoor gestelde betreffende
controles en incidenten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen
van de voorliggende brieven met betrekking tot onderhavig schriftelijk overleg. Deze
leden hebben hier meerdere vragen over, om te beginnen over het onderzoek betreffende
het experiment met de gesloten coffeeshopketen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met bijzonder veel interesse de rapportage
over de voormeting 2021 en de rapportage over de nulmeting 2022 tot zich genomen.
Hierin lezen deze leden onder andere dat de aanzienlijke vertraging die is opgetreden
in het experiment, en de daarmee samenhangende onduidelijkheden als frustrerend zijn
ervaren door gemeenten, coffeeshops, telers en andere betrokkenen. Redenen die voor
vertraging zijn aangevoerd, zijn onder andere Bibob-screening en problemen met de
vestiging, vergunning en financiering van telers.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben verschillende vragen over het huidige
verloop van het experiment en de knelpunten die tot dusver ervaren zijn. Om te beginnen
over het track-and-tracesysteem waar eerder problemen mee waren. In het plenaire debat
over de wijziging van de Wet experiment gesloten coffeeshopketen van 28 februari jl.
gaf de Minister aan dat er goed contact is tussen de ministeries, de ontwikkelaars
van het systeem en de coffeeshops in Breda en Tilburg. Deze leden willen graag weten
hoe het nu met de gebruiksongemakken staat die naar voren kwamen tijdens de aanloopfase.
Er wordt nu in de praktijk getest: hoe verlopen die testen en welke aanpassingen zijn
inmiddels doorgevoerd om ervoor te zorgen dat het track-and-tracesysteem beter werkt?
Welke stappen zijn genomen zodat de aangesloten coffeeshops minder haperingen en hinder
ondervinden en het experiment kan worden uitgevoerd zoals de bedoeling is?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe het staat met de wachtlijsten
van aanbieders die buiten de loting zijn gevallen. Hoe staat het met de uitvoering
van de motie-Mutluer (Kamerstuk 36 279, nr. 18) over het introduceren van een ingebruiknameplicht van negen maanden voor de geselecteerde
telers? In de rapportage over de nulmeting 2022 lezen deze leden daarnaast dat de
eerste vervolgmeting na de start van de experimenteerfase zal plaatsvinden. Is al
duidelijk wanneer dit precies zal zijn en wanneer de resultaten hierover kunnen worden
gedeeld met de Kamer?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast enkele vragen over preventie
en voorlichting voor gebruikers. Wat deze leden betreft is dit een belangrijk onderdeel
van het experiment gesloten coffeeshopketen en het decriminaliseren van softdrugs
in het algemeen. In de rapportage over de nulmeting 2022 lezen zij dat het onderzoek
aanzienlijke nadelen onthult over de huidige gedoogsituatie. Zo lopen frequente coffeeshopbezoekers
een hoog risico op matige of ernstige stoornissen als gevolg van cannabisgebruik.
Daarnaast bestaat het risico dat verontreinigde cannabis, bijvoorbeeld door schimmels
of pesticiden, op de illegale markt wordt verkocht. Het decriminaliseren van softdrugs
biedt volgens deze leden dan ook kansen om hier meer grip op te krijgen. Deze leden
begrijpen dat er binnen het experiment extra aandacht is voor preventietrainingen
voor medewerkers van deelnemende coffeeshops en dat er bijsluiters zijn voor klanten.
Ziet de Minister nog andere mogelijkheden om tijdens het experiment niet alleen met
de in- en verkoop, maar ook met preventie meer te experimenteren? Wat vindt de Minister
bijvoorbeeld van het idee om een zorgplicht in te stellen voor coffeeshops, zoals
nu bijvoorbeeld al geldt voor onlinegokbedrijven, en waarbij aanbieders op tijd moeten
ingrijpen als ze constateren dat spelers een verslaving hebben of ontwikkelen? Hoe
zou aan een dergelijke zorgplicht uitvoering kunnen worden gegeven bij coffeeshops
en wat is daarvoor nodig?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen in het licht van preventie of de Minister
nog mogelijkheden ziet om de toegang naar verslavingsartsen laagdrempeliger te maken.
Op welke manier is uitvoering gegeven aan de motie-Mohandis (Kamerstuk 24 077, nr. 516) om te onderzoeken welke drempels er voor huisartsen zijn om de expertise van een
verslavingsarts van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der
Geneeskunst in te schakelen en deze waar nodig weg te nemen? Hoe beziet de Minister
de mogelijkheden om deze drempels niet alleen bij huisartsen, maar ook bij tbs-klinieken
en penitentiaire inrichtingen weg te nemen? Is de Minister van plan om het ook hier
makkelijker te maken om de hulp van verslavingsartsen in te roepen en, zo ja, hoe
gaat de Minister dit bewerkstelligen?
Voorts vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op welke manieren de adviezen
van de Nationaal Rapporteur Verslavingen door de Minister worden meegenomen in het
preventiebeleid in het experiment betreffende de gesloten coffeeshopketen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben daarnaast met bijzondere belangstelling
kennisgenomen van de laatste ontwikkelingen in Duitsland, waar het sinds 1 april 2024
is toegestaan om cannabis te telen, bezitten en roken. Hoe kijkt de Minister naar
deze ontwikkelingen? Wat vindt de Minister bijvoorbeeld van het Duitse beleid om te
werken met niet-commerciële «cannabisclubs» met maximaal 500 leden die eigen wiet
telen? Hoe beziet de Minister de voordelen hiervan, bijvoorbeeld dat de handel hierdoor
mogelijk minder interessant wordt voor criminelen? Zou dit beleid volgens de Minister
ook kunnen werken in Nederland, of is de Minister bereid hier onderzoek naar te laten
doen?
Ook hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een vraag over lachgascilinders,
die regelmatig ontploffingen veroorzaken bij afvalverwerkers. Dit kan zorgen voor
miljoenen euro’s aan schade die veelal op het bordje van de gemeenten terechtkomt.
Erkent de Minister deze problemen en welke maatregelen gaat de Minister hiervoor nemen?
Hoe beziet de Minister bijvoorbeeld de mogelijkheid om de vereisten aan wegwerpdrukcilinders
aan te passen of meer en betere voorlichting te geven over de gevaren van het weggooien
van lachgascilinders? En is de Minister bereid gemeenten financieel tegemoet te komen
voor de schade die zij hierdoor oplopen?
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zorgen over de opkomst van
de «zombiedrug» fentanyl. Ondanks dat het gebruik in Nederland vooralsnog laag lijkt,
laat het fentanylprobleem in de Verenigde Staten zien dat ook Europa hier alert op
moet zijn. Zo stond fentanyl bij de G7-bijeenkomst van 17 april 2024 in Capri op de
agenda.2 Wat doet de Minister met dergelijke signalen? Hoe beziet de Minister bijvoorbeeld
de uitspraken3 van de nationaal drugscommissaris in België, Ine van Wymersch, dat fentanyl zal overwaaien
naar Europa, en België zijn politiemensen nu al moet opleiden om hiermee om te gaan?
Vindt de Minister het nodig hier ook voor Nederland een concreet plan van aanpak voor
te maken en, zo ja, wanneer komt de Minister hiermee? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven
met betrekking tot onderhavig schriftelijk overleg dat betrekking heeft op het drugsbeleid.
Deze leden hebben nog enige vragen bij de inzet van de Minister ten aanzien van een
aantal onderwerpen.
Eigen gebruik harddrugs/gebruikershoeveelheid
De leden van de VVD-fractie constateren dat het bezit van een halve gram harddrugs
voor eigen gebruik in Nederland gedoogd wordt. Daar handhaaft het Openbaar Ministerie
(OM) zodanig ook niet op. Kan de Minister aangeven hoe houdbaar zij dat vindt? Deelt
de Minister de mening van deze leden dat het verwarrend is dat harddrugs in Nederland
verboden zijn, maar dat er wel een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik gedoogd wordt?
Deze leden constateren immers dat ons land een intensieve inzet op georganiseerde
drugscriminaliteit kent, dat het gebruik van harddrugs stevig veroordeeld wordt, maar
dat bovengenoemd bezit wel getolereerd wordt. Is de Minister het met deze leden eens
dat politie en OM moeten handhaven, en niet slechts normeren, op elk bezit van harddrugs?
Kan de Minister uiteenzetten hoe evenementenorganisaties ook een verantwoordelijke
rol hebben in de preventieve zijde van het gebruik van harddrugs? Worden evenementenorganisaties
ook op hun verantwoordelijke taak toegezien door het lokale gezag? Zo ja, hoe? Zo
nee, zou het lokale gezag hier niet een rol in moeten spelen?
Hit and Run Postteam
De leden van de VVD-fractie zijn zeer verheugd dat er met het inrichten van een Hit
and Run Postteam integrale actie komt op de aanpak van drugs per post. Daarbij gaat
het om een gecombineerd opsporingsteam bestaande uit medewerkers van de politie, de
douane en het OM. Maar met alleen publieke samenwerking zijn we er wat deze leden
betreft pas op de helft; in deze aanpak hebben postbedrijven ook een belangrijke verantwoordelijkheid.
Kan de Minister uiteenzetten hoe deze private partijen deelnemen aan de Hit and Run
Postteams?
De wijziging van de Postwet is aanstaande. De leden van de VVD-fractie vragen of de
Minister kan aangeven of de voorgestelde wijzigingen bijdragen aan de aanpak van drugs
per post. Biedt deze wetswijziging kansen voor de aanpak van drugs per post? Is de
Minister betrokken bij de voorgestelde wijziging van de Postwet? Zo nee, is de Minister
daartoe bereid?
Drugslabs woonwijken
De leden van de VVD-fractie zien dat drugslabs in toenemende mate worden aangetroffen
in woonwijken en zijn zeer bezorgd over deze ontwikkeling. Recentelijk heeft de politie
labs aangetroffen in verscheidene woonwijken, waaronder in Eindhoven, Den Haag en
Zwolle. Deze leden maken zich niet alleen zorgen over de aanwezigheid van gevaarlijke
chemicaliën, maar ook over het ontploffings- dan wel brandgevaar. De Minister heeft
bij een eerder debat met de Kamer toegezegd dat er door het hele land metingen zouden
plaatsvinden naar drugs in het riool. Kan de Minister aangeven wat daar de stand van
zaken is? Klopt het dat deze metingen een goede aanwijzing kunnen geven van de aanwezigheid
van drugslabs?
De leden van de VVD-fractie vragen voorts waar iemand met een vermoeden van de aanwezigheid
van een drugslab – bijvoorbeeld de mensen die naast zo’n lab wonen – zich kan melden.
Deelt de Minister de mening van deze leden dat het wenselijk is dat omwonenden veilig
en – indien gewenst – anoniem kunnen melden? Hoe kunnen zij dat doen? Hoe bevordert
de Minister dat omwonenden melden? Is de Minister bekend met het programma «Weerbaar
Amsterdam/Ondermijning»? Hoe wordt het herkennen van ondermijning door burgers en
ondernemers in andere steden en dorpen onder de aandacht gebracht?
De leden van de VVD-fractie vragen of er in woonwijken en daaromheen ook een rol is
voor buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s)? Kan er door de Minister aangegeven
worden wat de eventuele rol is wat betreft signaleren of handhaving hierbij van (groene)
boa’s?
De leden van de VVD-fractie zijn enthousiast over de mooie en succesvolle pilot die
voortgekomen is uit de visie op forensische opsporing en brengt deze graag onder de
aandacht. Door de inzet van forensische opsporing worden drugslabs sneller opgespoord
en tevens opgerold. Deze leden vragen of de Minister hiermee bekend is. Zij zouden
van de Minister willen weten wat er nodig is om dit landelijk uit te rollen.
Ook zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd of er knelpunten zijn in de informatiedeling
op het gebied van de aanwezigheid van drugslabs in woonwijken. Is er afdoende informatie-uitwisseling
in de (veiligheids)keten op het gebied van vroegtijdige signalering of zijn hierin
nog knelpunten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verkennend
onderzoek naar mogelijkheden voor het monitoren van de gevolgen van de toepassing
van de Wet Damocles. De conclusie van dit onderzoek is dat een periodieke monitor
naar de gevolgen van de toepassing van deze wet vanwege zowel praktische als juridische
bezwaren niet haalbaar is. Uit het onderzoek blijkt dat een eenmalig onderzoek naar
de gevolgen van de inzet van Damoclesmaatregelen voldoende inzicht zal bieden. Deze
leden zijn positief over het uitvoeren van een eenmalig onderzoek. Hiervoor hebben
zij drie redenen.
Allereerst leidt de inzet van het Damoclesbeleid tot een inbreuk op fundamentele rechten
van bewoners van panden en/of percelen waar Damoclesmaatregelen worden opgelegd. De
rechten zoals opgenomen in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten
van de mens en de fundamentele vrijheden, artikel 1 van het Protocol bij het Verdrag
tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 10
van de Grondwet worden hierdoor beperkt. Aangezien door het toepassen van het Damoclesbeleid
deze fundamentele rechten ook ten aanzien van kwetsbare medebewoners en gezinnen worden
ingeperkt, waaronder dus ook kinderen, is onderzoek naar de ingrijpende gevolgen van
dit Damoclesbeleid volgens deze leden belangrijk.
Ten tweede is onderzoek van belang om de effectiviteit van de Damoclesmaatregelen
voor omwonenden in kaart te brengen. Een onderzoek kan duidelijk maken wat de impact
van Damoclesmaatregelen is op met name overlast en de veiligheidsbeleving van omwonenden.
Ten derde is onderzoek naar het type Damoclesmaatregel relevant. Het Damoclesbeleid
kent drie typen maatregelen, te weten waarschuwing, last onder dwangsom en sluiting
van een pand of perceel. In het voorliggende verkennende onderzoek komt het beeld
naar voren dat gemeenten bij overtreding van de Opiumwet snel grijpen naar het zwaarste
middel, namelijk het sluiten van een pand of perceel. De lichtere middelen lijken
betrekkelijk weinig te worden ingezet. Daarbij lijken gemeenten na het opleggen van
een lichter middel niet actief te controleren of deze middelen het beoogde gevolg
c.q. effect hebben. Voor het in kaart brengen van de effectiviteit van de lichtere
middelen is volgens deze leden onderzoek naar de gevolgen van de waarschuwing en de
last onder dwangsom relevant. Mede gelet op de getrapte opzet van het Damoclesbeleid
en het uit het subsidiariteitsbeginsel en proportionaliteitsbeginsel voortvloeiende
uitgangspunt dat de minst zware maatregel moet worden opgelegd, zijn deze leden positief
over het doen van onderzoek naar deze lichtere middelen. Deze leden vragen de Minister
om eenmalig onderzoek te laten uitvoeren naar de gevolgen van de inzet van het Damoclesbeleid
en vragen de regering om bij het opzetten van dit onderzoek de hierboven uitgewerkte
punten, te weten (1) gevolgen van toepassing van het Damoclesbeleid, (2) effectiviteit
van toepassing van het Damoclesbeleid voor omwonenden, en (3) de specifieke Damoclesmaatregelen
«de waarschuwing» en «de last onder dwangsom», te betrekken.
Ook hebben de leden van de NSC-fractie met interesse kennisgenomen van het rapport
dat de per 1 juli 2017 in de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen afzonderlijke strafbaarstelling
voor rijden onder invloed van drugs (artikel 8, vijfde lid) evalueert. In dit evaluatierapport
lezen deze leden dat de kennis over de aanpak van drugs in het verkeer bij de politie
beperkt is. Zo is de bekendheid met het uitvoeren van de speekseltest en het onderzoek
van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties (PMT) beperkt, zijn
er vragen en onduidelijkheden over wanneer de speekseltest of PMT kan worden ingezet
en is er een grote variatie tussen de eenheden wat betreft de toepassing van de speekseltest
en PMT. Ook lezen zij in het evaluatierapport dat het afnemen van een speekseltest
bij verkeersongevallen nog geen standaardwerkwijze is. Het gebeurt vaak, maar niet
altijd. Deze leden vinden het belangrijk dat hard wordt opgetreden tegen rijden onder
invloed van drugs en zien daarom belang in een beter kennisniveau bij de politie.
Deze leden vragen de Minister hoe zij ervoor gaat zorgen dat dit kennisniveau toeneemt.
Welke rol kan de politieopleiding hierin spelen? Heeft de Minister andere mogelijkheden
om bij de politie meer bekendheid te creëren over de aanpak van rijden onder invloed
van drugs? Ook vragen deze leden de Minister om te regelen dat het afnemen van een
speekseltest bij verkeersongevallen een standaardwerkwijze wordt, ongeacht de omvang
van het ongeval.
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie nog steeds vragen en twijfels bij het
belang en de gevolgen van het experiment betreffende de gesloten coffeeshopketen.
Deze leden begrijpen echter ook dat het al een «rijdende trein» is waar veel energie
en geld in is gestoken waardoor het experiment niet zomaar gestopt kan worden. Dat
gezegd hebbende, wensen zij alsnog een antwoord op de vraag welke onderzoeksgegevens
achterwege zijn gelaten in de voormeting. De reactie van de Minister op een reeds
eerder door deze leden gestelde vraag is dat het wel/niet opnemen van resultaten keuzes
betreft van de onderzoekers in overleg met de Begeleidings- en Evaluatiecommissie.
Het niet vermelden van welke resultaten achterwege zijn gelaten, inclusief de reden
hiervoor, is onethisch, omdat op deze manier de betrouwbaarheid van het onderzoek
in het geding komt. Onderzoekers hebben de plicht om de onderzoeksresultaten van hun
onderzoek openbaar te maken en zijn verantwoordelijk voor de volledigheid en nauwkeurigheid
van hun rapporten. Alle partijen moeten zich houden aan geaccepteerde richtlijnen
voor ethische rapportage. Zowel negatieve en onduidelijke als positieve resultaten
moeten worden gepubliceerd of anderszins openbaar beschikbaar worden gemaakt. Om deze
reden is het voor deze leden onmogelijk om de waarde van het rapport te beoordelen.
Deze leden vragen de Minister om inhoudelijk antwoord te geven op de vraag welke onderzoeksgegevens
achterwege zijn gelaten in de voormeting.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Inleiding
De leden van de D66-fractie merken op dat al decennia het drugsbeleid van Nederland
tekortschiet. Drugsbeleid raakt aan onze volksgezondheid en veiligheid. Idealiter
zou dit beleid gestoeld moeten zijn op de fundamenten van voorlichting, preventie,
harm reduction, verslavingszorg en criminaliteitsbestrijding.
De leden van de D66-fractie constateren dat de afgelopen decennia vooral in het teken
stonden van méér bestrijding, méér drugswetten en méér repressie. Deze leden zijn
van mening dat tot op heden méér repressie en bijbehorende stoere taal het verschil
niet maken. Sterker nog, keer op keer wijzen onderzoeken uit dat repressief beleid
leidt tot een oorlog tegen drugs die niet te winnen valt.
De leden van de D66-fractie staan voor een realistisch, menselijk en duurzaam drugsbeleid,
gebaseerd op wetenschappelijke inzichten. Deze leden zijn van mening dat het drugsbeleid
op de schop moet en dat betekent concreet dat het uitgangspunt van ons drugsbeleid
moet zijn (streng) reguleren waar kan en verbieden als het moet.
De leden van de D66-fractie zijn zich ervan bewust dat het gebruik van drugs nooit
zonder risico’s is voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Tegelijkertijd
wijzen deze leden erop dat sommige drugs erg schadelijk en verslavend zijn, maar dat
geldt niet voor alle drugs. De manier waarop het beleid over drugs en andere verslavende
middelen zoals alcohol en nicotine is ingericht, staat niet in verhouding tot de werkelijke
schade en het risico op verslaving.
Daarnaast heeft drugsgebruik ook ecologische en maatschappelijke gevolgen die nog
onvoldoende worden meegenomen in het beleid. Daarom hebben de leden van de D66-fractie
nog enkele vragen voor de Minister.
Drugsbeleid algemeen
De leden van de D66-fractie menen dat een gedegen begrip van de redenen om drugs te
gebruiken essentieel is om goed beleid te kunnen formuleren. Zou de Minister een uitgebreide
uiteenzetting kunnen geven van de huidige stand van de wetenschappelijke literatuur
ten aanzien van dit vraagstuk (en hierbij voor zover mogelijk een uitsplitsing kunnen
geven van de verschillende typen drugs)?
De leden van de D66-fractie constateren voorts dat sommige van deze onderliggende
oorzaken of redenen voor drugsgebruik ook leiden tot gebruik van middelen die niet
in de Opiumwet verboden zijn, zoals bepaalde medicijnen of alcohol. Zou de Minister
inzichtelijk kunnen maken hoe de prevalentie van het gebruik van «drugs» in de zin
van de Opiumwet zich verhoudt tot de prevalentie van deze andere middelen?
De leden van de D66-fractie willen dat de Minister in kaart brengt wanneer en hoe
regulering voor de verschillende middelen mogelijk en verstandig is en wanneer niet.
In 2009 heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu onderzoek gedaan naar
de ranking van verschillende typen drugs, alcohol en tabak (Kamerstuk 24 077, nr. 237).
Daarnaast hebben het Trimbos-instituut en het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum
(WODC) het rapport «Evaluatie van het Nederlands drugsbeleid» gepubliceerd (Kamerstuk
24 077, nr. 237). Deze evaluatie heeft het drugsbeleid sinds 1995 geëvalueerd.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat in het kader van duurzaam en realistisch
drugsbeleid, het belangrijk is om dit soort onderzoeken periodiek uit te voeren. Deze
leden vragen in dat kader hoe het staat met de uitvoering van de motie-Van Nispen
over nadere analyse van de classificatie in lijsten door het Coördinatiepunt Assessment
en Monitoring nieuwe drugs (CAM) (Kamerstuk 24 077, nr. 479).
In de Kamerbrief d.d. 26 juni 2023 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn
en Sport aangegeven dat hij de definitieve rapportage voor het einde van 2023 verwacht
(Kamerstuk 35 954, nr. 10). Tot slot vragen de leden van de D66-fractie aan de Minister of het niet wenselijk
is om de ranking van verschillende typen drugs periodiek te onderzoeken. Deze leden
vragen om een uitgebreide toelichting van de Minister.
Coffeeshopketen
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgenomen
startdatum van het experiment gesloten coffeeshopketen (Kamerstuk 24 077, nr. 539). Deze leden zijn van mening dat dit experiment waardevolle inzichten zal geven of
en hoe de hele coffeeshopketen het beste kan worden gereguleerd.
Tegelijkertijd zijn de leden van de D66-fractie zich ervan bewust dat naast het experiment
nog honderden coffeeshops vallen onder het gedoogbeleid. Dat betekent concreet dat
de komende jaren nog miljoenen euro’s worden verdiend aan de illegale teelt van cannabisproducten.
Uit het rapport van de European Monitoring Centre for Drugs and Drug Addiction (EMCDDA)
blijkt dat in 2021 31 miljard euro omging in de Europese handel, waarvan 12,1 miljard euro
is verdiend aan de handel in cannabis.4 Daarnaast merken deze leden op dat uit onderzoek van Kieskompas blijkt dat 60% van
de bevolking voorstander is van een gereguleerde keten.5
De leden van de D66-fractie vragen de Minister naar een uitgebreide reactie op zowel
het onderzoek van Kieskompas als het rapport van het EMCDDA. Wat is de beste inschatting
van de Minister van hoeveel euro via de achterdeur van coffeeshops die niet aan het
experiment deelnemen, met onbekende bestemming wegvloeien? Welke maatregelen is de
Minister bereid te nemen om de criminaliteit binnen de gedoogde keten te ontmoedigen?
Gevolgen verbod 3-Methylmethcathinon (3-MMC)
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het bericht «Ondanks verbod op
3-MMC nam het gebruik van de designerdrug toe onder kwetsbare jongeren».6 Deze leden maken zich zorgen over de negatieve gevolgen van het verbod op 3-MMC en
merken tevens op dat het verbod tot nu toe nog niet het gewenste effect heeft gehad,
integendeel. Voorafgaand aan het verbod hebben «aanbieders» 3-MMC in bulk opgekocht
en verkopen deze type drug voor hoge prijzen op de illegale markt.
De leden van de D66-fractie merken op dat het verbod de prijzen heeft doen stijgen
en dat betekent dat 3-MMC een lucratieve business is voor drugscriminelen. Deze leden
merken tevens op dat ondanks de hoge prijzen, de vraag alleen maar is toegenomen.
Uit de «Antenne Regiomonitor» blijkt dat de vraag in het bijzonder is toegenomen onder
kwetsbare jongeren.
De leden van de D66-fractie vragen aan de Minister of zij uitgebreid kan reflecteren
op de gevolgen van het verbod op 3-MMC. Deze leden vragen aan de Minister welke verklaring
zij heeft voor de stijging van de vraag naar 3-MMC ondanks het verbod. Zij vragen
de Minister om de impact van het verbod op 3-MMC nader te onderzoeken. Deze leden
willen dat de impact van 3-MMC een maand voor en na de inwerkingtreding van het verbod
wordt onderzocht.
De leden van de D66-fractie lezen over drugsverboden regelmatig in de media de conclusie
dat «verbod op middel xyz leidt tot daling gebruik», terwijl zij van deskundigen vernemen
dat die daling meestal al vóór het verbod is ingezet, omdat de schadelijkheid van
een middel bij de doelgroep breder bekend wordt. Daarom zouden deze leden voor de
middelen «lachgas» en «4-FA» de Minister willen vragen om zo gedetailleerd mogelijke
(liefst per maand) statistieken (bijvoorbeeld ten aanzien van het gebruik en het aantal
incidenten) van vijf jaar vóór en de periode sinds de inwerkingtreding van het verbod
te verstrekken aan de Kamer, zodat deze zich hier een goed onderbouwd beeld van kan
vormen.
Preventie en voorlichting
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat preventie en voorlichting een belangrijk
onderdeel zijn van het drugsbeleid dat nog onvoldoende wordt ingezet. Deze leden zijn
van mening dat geïnvesteerd moet worden in de bewustwording van de risico’s die drugsgebruik
met zich brengt. Zij merken op dat de financiële middelen die worden toegekend aan
preventie, bijzonder laag zijn, in tegenstelling tot de financiële middelen die worden
toegekend aan repressieve maatregelen.
In de Kamerbrief «Voortgang aanpak drugspreventie» heeft de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport aangegeven dat in 2022 ongeveer 6,6 miljoen euro werd uitgegeven
aan preventie op het gebied van alcohol, tabak en algemeen middelengebruik (Kamerstuk
24 077, nr. 513). De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris naar een uitgebreide toelichting
op het gevoerde preventiebeleid in 2023. Deze leden vragen welk bedrag is uitgegeven
aan preventie en voorlichting en hoe dit bedrag zich verhoudt tot de uitgaven die
in 2023 zijn gemaakt in het kader van repressieve maatregelen. Daarnaast vragen zij
wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de motie-Kuzu over
gemeenten actief aansporen om het landelijk basispakket verslavingspreventie op te
nemen in hun preventiebeleid (Kamerstuk 24 077, nr. 521). Kan de Staatssecretaris dit uitgebreid toelichten?
Harm reduction
De leden van de D66-fracie zijn van mening dat harm reduction niet alleen beter is voor de volksgezondheid, maar ook vele malen lager is qua maatschappelijke
kosten. Deze leden maken zich ernstig zorgen over de toegankelijkheid van voorzieningen
op het gebied van harm reduction. Zij krijgen vanuit het veld bezorgde signalen dat de afgelopen jaren flink is bezuinigd
op deze voorzieningen. Deze leden vragen aan de Minister om aan de hand van een overzicht
in kaart te brengen hoeveel de afgelopen tien jaar is uitgegeven aan harm reduction?
Verder merken de leden van de D66-fractie op dat de harm reductionsector te kampen heeft met enorme wachtlijsten, strenge toegangsregels (zelfredzaamheidscriterium,
regiobinding), bureaucratische drempels en grote personeelstekorten. Deze leden vragen
aan de Minister om uitgebreid toe te lichten welke maatregelen zij treft om de toegankelijkheid
van harm reductionvoorzieningen te waarborgen.
Dakloosheid en ongedocumenteerden
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen om de toegang tot harm reductionvoorzieningen voor kwetsbare mensen zoals arbeidsmigranten uit Oost-Europa en dakloze
en/of ongedocumenteerde mensen. Vanuit het idee dat harm reductionvoorzieningen geen aanzuigende werking moeten hebben, worden deze groepen aangemerkt
als mensen die geen «recht hebben» op harm reductionvoorzieningen en opvang.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat juist in het kader van humaan drugsbeleid,
harm reductionvoorzieningen toegankelijk moeten zijn voor de meest kwetsbare burgers. Daarmee vergroot
je niet alleen de gezondheid van kwetsbare burgers, via opvang en overige voorzieningen
krijgen mensen de hulp die ze nodig hebben, zijn de maatschappelijke kosten stukken
lager en kan de politie haar capaciteit voor andere zaken inzetten. Deze leden vragen
naar aanleiding van het rapport «Preventie op waarde schatten» (Kamerstuk 32 793, nr. 712) of de Staatssecretaris bereid is een serieuze maatschappelijke kosten-batenanalyse
te laten uitvoeren door de Technische Werkgroep Kosten en Baten van Preventie.
De leden van de D66-fractie merken op dat het jaarlijks festivalseizoen weer is begonnen
en dat gaat gepaard met veel alcohol- en drugsgebruik. Vorig jaar kwam uit een EenVandaag-poll
naar voren dat ten minste een op de vijf festivalgangers drugs gebruikt op een festival.7 Het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) speelt niet alleen een belangrijke
rol in het testen welke recreatieve drugs op de markt verschijnen, het heeft ook een
belangrijke rol ten aanzien van informatievoorziening. Deze leden vragen aan de Minister
wat de stand van zaken is met betrekking tot de capaciteit van het DIMS en welke mogelijkheden
er zijn om de capaciteit voor aankomende zomer uit te breiden.
Verslavingszorg
De leden van de D66-fractie zijn blij dat na een periode van zes jaar in juli 2022
het Landelijk Alcohol en Drugs Informatie Systeem weer een start heeft gemaakt met
het verzamelen van data. Datamanagement is een cruciaal element in het formuleren
van evidencebased beleid. Deze leden hebben met interesse kennisgenomen van het rapport
«Kerncijfers Verslavingszorg 2017–2022» (Kamerstuk 24 077, nr. 536). Zij vragen aan de Minister of ook data wordt verzameld over drugsgebruik in de
gevangenis. Indien dit niet het geval is, vragen deze leden aan de Minister om nader
toe te lichten waarom dit niet gebeurt en of het klopt dat Nederland hierdoor niet
volledig voldoet aan de Treatment Demand Indicator van het EMCDDA.
Drugscriminaliteit
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het bericht dat het Hit And Run
Cargoteam vorig jaar in totaal 45.506 kilo cocaïne heeft onderschept in de haven van
Rotterdam.8 Deze leden vragen aan de Minister of zij aan de hand van een overzicht in kaart kan
brengen hoeveel kilo cocaïne in de periode 2021 tot en met 2023 is onderschept in
de overige Nederlandse havens. Zij willen weten of in zijn totaliteit minder cocaïne
wordt onderschept of dat er sprake is van een waterbedeffect en de drugscriminelen
uitwijken naar andere havens.
De leden van de D66-fractie maken zich ernstig zorgen over jonge uithalers. Van de
452 uithalers die zijn opgepakt, waren er 330 first offender. Daarnaast zijn het steeds vaker jonge mensen die worden opgepakt. Deze leden merken
op dat het vaak gaat om jongeren waarbij meerdere problemen tegelijkertijd spelen.
Zij vragen aan de Minister welke concrete resultaten worden geboekt met programma’s
zoals «Preventie met Gezag». Waaruit blijkt dat het programma succesvol is en wat
zijn de geleerde lessen die helpen voorkomen dat jongeren in de drugscriminaliteit
belanden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brieven en documenten omtrent
drugsbeleid. Hier zijn nog een aantal vragen over.
De leden van de BBB-fractie zouden aan burgemeester Halsema van Amsterdam willen meegeven
om in te zetten op «de-normalisatie» van drugs. Drugs normaliseert in een rap tempo
en dat is een groot probleem. Deze leden kunnen de burgemeester van Amsterdam dit
enkel meegeven, maar zij vragen de Minister om actie. Wat gaat de Minister eraan doen
om de normalisatie van drugs een halt toe te roepen? Is de Minister bereid om met
andere departementen in gesprek te gaan om een strategie te ontwikkelen om drugs te
«de-normaliseren»? Er zijn altijd mooie zichtbare campagnes tegen de telefoon achter
het stuur, roken en drinken, maar over drugs zien deze leden nooit iets. Tijdens de
laatste begrotingsbehandeling stelde de Minister dat een dergelijke campagne tegen
drugs averechts zou werken. Waarom denkt de Minister dit? En mocht dit het geval zijn,
waarom gaan we dan nog wel door met campagnes tegen alcohol, sigaretten en de telefoon
achter het stuur?
Tot zover de vraagkant van drugs. De leden van de BBB-fractie achten het noodzakelijk
dat ook de invoer (aanbod) fors naar beneden gaat. Een van de manieren om dat te doen,
is door te kijken naar corrupte havenmedewerkers. Zoals de diensten zeggen: «Er komt
geen drugs door de haven, zonder hulp van binnenuit». Daarom vragen deze leden de
Minister om te kijken naar hoe we telefoons kunnen verbannen van het haventerrein.
Medewerkers krijgen dan enkel een prepaidtelefoon waar zij enkel 112 mee kunnen bellen.
Op die manier kunnen havenmedewerkers tijdens het werk niet met buitenaf communiceren.
Is de Minister bereid deze maatregel te onderzoeken?
De leden van de BBB-fractie willen graag een 100%-controle op fruitcontainers. Containers
staan in Zuid-Amerika onbeveiligd op een haventerrein en criminelen kunnen daar elke
container pakken die ze willen. Eerder antwoord van de Minister dat er op basis van
risicoprofielen gewerkt wordt, gaat voor deze leden niet op. Is de Minister bereid
om een 100%-controle uit te voeren op fruitcontainers? Zo nee, waarom niet?
De leden van de BBB-fractie merken op dat de Staatssecretaris Toeslagen en Douane
de toezegging heeft gedaan om bij de directeur-generaal Douane na te vragen of de
douane geholpen is met een nieuw scanapparaat in de Rotterdamse haven. Hier is tot
op heden geen antwoord over ontvangen. Kan de Minister hier het antwoord op geven?
Alle maatregelen die zojuist zijn beschreven, zijn wat betreft de leden van de BBB-fractie
goede maatregelen tegen de georganiseerde (drugs)criminaliteit. Maar de afschrikwekkende
werking is nog veel te laag ten opzichte van de verdiensten die criminelen verwerven
met de georganiseerde misdaad. Straffen moeten niet alleen flink omhoog, maar straffen
moeten ook echt opgelegd worden, al dan niet via minimumstraffen. Ook moet het veel
makkelijker worden om in financiën te snijden van dit soort criminelen. Het kabinet
is nu demissionair, dus deze onderwerpen zijn misschien voor een later stadium, maar
is de Minister dit met deze leden eens? Kan de Minister hier een reflectie op geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brieven op de agenda voor
het schriftelijk overleg inzake het drugsbeleid. Deze leden maken graag van de gelegenheid
gebruik om enkele vragen te stellen aan de Minister over een tweetal brieven.
Plan van aanpak tegengaan drugstoerisme
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister inzake
het tegengaan van drugstoerisme. Deze leden lezen dat onderzoek is gedaan naar drugstoerisme
in Nederland, en dat geconcludeerd kan worden dat de situatie onder controle en stabiel
is rondom bijvoorbeeld overlast door coffeeshoptoerisme. De meeste gemeenten geven
aan geen softdrugstoerisme of overlast in die vorm te kennen, maar in Amsterdam is
dit wel aan de orde. De lokale driehoek wil daarom de aantrekkingskracht die de coffeeshops
hebben op toeristen, verminderen. Deze leden vragen wat de Minister vindt van het
fenomeen van coffeeshoptoerisme, met andere woorden, dat mensen buiten Nederland naar
ons land komen om naar coffeeshops te gaan. Is dit een gewenste ontwikkeling volgens
de Minister en, zo ja, kan de Minister hier nader op ingaan? Welke andere gemeenten
geven aan dat er sprake is van drugstoerisme, buiten Amsterdam?
De leden van de CDA-fractie lezen dat het college van burgemeester en wethouders van
Amsterdam sinds kort sluitingstijden van horeca en raamprostitutie verkort heeft,
en een blowverbod heeft ingesteld in een deel van de binnenstad. Deze leden vragen
aan de Minister of er zicht is op de resultaten van het blowverbod, dus of dit helpt
om de overlast te beperken, en of er voldoende op wordt gehandhaafd. Indien de resultaten
tegenvallen, vragen zij of de Minister andere mogelijkheden ziet om dit type overlast
terug te dringen. Ook vragen deze leden of toeristen zich veelal bewust zijn van het
blowverbod en hier ook naar handelen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de plannen van de Duitse regering gevolgd worden
ten aanzien van het reguleren van de cannabisteelt en verkoop. Deze leden weten dat
sinds 1 april 2024 het bezitten en roken van cannabis inmiddels is gelegaliseerd in
Duitsland. Wat zijn volgens de Minister de te verwachten effecten in Nederlandse (grens)gemeenten
van de legalisering van het gebruik van cannabis in Duitsland, onder andere op het
gebied van drugstoerisme?
Uitwerking van de motie van het lid Kuik c.s.9 inzake de educatieve maatregel bij drugsbezit
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister wat
betreft de uitwerking van de motie-Kuik c.s. inzake de educatieve maatregel bij drugsbezit.
Deze motie verzoekt de regering te laten onderzoeken of er mogelijkheden zijn om een
educatieve maatregel op te leggen wanneer een persoon wordt gestraft voor het bezit
van drugs (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 77.). Dit model wordt in Antwerpen toegepast wanneer sprake is van niet-betaling van
een boete wegens drugsbezit, zodat aan die gebruiker hulp geboden wordt. Dit model
zou medio 2023 geëvalueerd worden, zoals de Minister heeft aangegeven. Deze leden
vragen of deze evaluatie inmiddels is afgerond en, zo ja, wat de resultaten zijn hiervan.
Zij vragen ook een reflectie van de Minister op deze evaluatie.
De leden van de CDA-fractie lezen dat sinds april 2023 de Educatieve Maatregel Drugs
(EMD) is ingevoerd in Nederland. Dit is een gedragsbeïnvloedende cursus die gericht
is op het voorkomen van recidive bij rijden onder invloed van drugs. Deze leden vragen
hoeveel mensen inmiddels een EMD opgelegd hebben gekregen en wat tot nu toe de resultaten
zijn van deze maatregel.
De leden van de CDA-fractie lezen dat volgens de Minister het bestaande strafrechtinstrumentarium
voldoende mogelijkheden biedt om de betrapte drugsbezitter de consequenties te laten
voelen en de schadelijkheid van drugsgebruik in te laten zien. Deze leden staan echter
nog steeds achter het standpunt dat het Antwerps model, namelijk een educatieve maatregel
na het niet betalen van een boete vanwege drugsbezit, van meerwaarde kan zijn in Nederland.
Vooral op het gebied van hulpverlening en het voorkomen van recidive. Ook wordt de
drugsgebruiker zich op die manier sneller bewust van de schadelijke gevolgen van drugsgebruik
voor niet alleen de eigen gezondheid, maar ook juist voor de maatschappij. Zij vragen
hoe de Minister dit met het huidige instrumentarium voor zich ziet. Op welke manier
kan de drugsgebruiker hier bewust van worden gemaakt, zonder alleen terug te vallen
op repressieve maatregelen zoals een boete? Kunnen volgens de Minister campagnes zoals
die in Rotterdam zijn gehouden,10 een rol spelen om maatschappelijke effecten van de gevolgen van drugsgebruik onder
de aandacht te brengen? Wat is hierbij de stand van zaken van de uitvoering van de
aangenomen motie-Bikker c.s. over een landelijke campagne om drugsgebruikers te confronteren
met de gevolgen van drugsgebruik voor de samenleving (Kamerstuk 36 159, nr. 13)?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben de agendastukken voor het onderwerp «drugs» aandachtig
gelezen. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen over.
De leden van de SP-fractie zien vaak zeer gepolariseerde discussies als het aankomt
op onderwerpen die drugs betreffen. Deze leden zijn voorstander van een rationeel
beleid dat niet op basis is van emoties of vooroordelen, maar op basis van wat werkt
in de praktijk en ook wat wetenschappelijk is aangetoond. Waarbij het belangrijk is
voor het maatschappelijk draagvlak dat drugsgebruikers niet worden gecriminaliseerd,
maar juist worden geholpen met goede verslavingszorg en bewustwording van de effecten
van drugsgebruik op henzelf en op de samenleving. Door deze bril bekijken deze leden
dan ook de onderwerpen die ook nu weer op de agenda staan van het schriftelijk overleg.
De leden van de SP-fractie zien dat het WODC-onderzoek naar de mogelijkheden voor
het monitoren van de gevolgen van de toepassing van de Wet Damocles op de agenda staat.
Hierin staat een aantal zaken waar deze leden nog vragen over hebben. Zoals de constatering
dat een periodieke monitor niet haalbaar is vanwege praktische en juridische bezwaren.
Kan de Minister hierop reflecteren? Is het volgens de Minister in het geheel niet
mogelijk of zijn er zaken die wel zonder al te veel barrières kunnen worden gemonitord?
Gaat de Minister de aanbeveling oppakken om te werken aan een onderzoek naar verschillende
Damoclesregimes? En vallen deze verschillende regimes dan te lezen als een strengere
of minder strenge toepassing die verschilt per gemeente of ligt dit gecompliceerder?
Is de Minister bereid de aanbeveling op te volgen om het overzicht dat is gemaakt
van wat de gevolgen kunnen zijn van de Wet Damocles, te delen met de gemeenten? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de SP-fractie vragen naar een stand van zaken als het gaat om de motie-Van
Nispen (Kamerstuk 24 077, nr. 479) over de rechtvaardiging van de typen drugs als soft- of harddrugs op de lijsten
1 en 2 betreffende drugs. Daarover lezen deze leden dat het CAM bezig is met een onderzoek
hiernaar. Een tussenrapportage hebben zij kunnen inzien, maar een eindrapportage die
eind 2023 zou komen, hebben zij niet kunnen vinden. Is deze eindrapportage beschikbaar?
De leden van de SP-fractie constateren dat de Minister een grote focus heeft op de
preventie van harddrugsgebruik. In zekere zin is dat een uitgangspunt dat veel partijen
kunnen ondersteunen. Tegelijkertijd is de realiteit dat het drugsgebruik in Nederland
enorm is. De laatste jaren is er ook sprake van een toename aan drugsgebruik. Ook
is de toename van het drugsgebruik onder jongeren fors. Deze leden vinden het terecht
dat de Minister kritisch is op een vorm van een bewustwordingscampagne die de publieke
ruimte kan domineren en juist, volgens wetenschappelijk onderzoek, een averechts effect
kan hebben, omdat het harddrugsgebruik normaliseert. Daarbij komt bij deze leden dan
wel de vraag op wat nu wel effectief is in het kader van preventie. Kan de Minister
hierop reflecteren? Welke filosofie wordt nu precies gevolgd als het gaat om preventie
en bewustwording? En gaat het hierbij voornamelijk om het beperken van de aanbodkant,
of de vraagkant of allebei?
De leden van de SP-fractie hebben ook vragen over het onderwerp «drugs ten aanzien
van de Rotterdamse haven». Ook daar speelt de invoer van drugs en het voorkomen hiervan
een grote rol, aangezien havens een van de belangrijkste plekken zijn waar drugs dit
land in worden gebracht. Deze leden zijn met name geïnteresseerd in de taakverdeling
bij de preventie en de rol van rederijen hierin. Immers worden via de schepen van
de rederijen de drugs ingevoerd. Deze leden horen graag hoe de Minister hierover denkt.
Moet de rol in de preventie en de verantwoordelijkheid voor rederijen niet worden
aangescherpt? Moet de controle hierop door rederijen worden aangescherpt? Is de Minister
het met deze leden eens dat al in het land van herkomst een sterke controle moet zijn
op de schepen op de uitvoer? Op welke manier kan worden voorkomen dat het risico van
eventuele omkoping wordt verkleind?
De leden van de SP-fractie constateren dat er interessante ontwikkelingen zijn wat
betreft het cannabisbeleid in Duitsland. Vanaf 1 april 2024 mogen volwassen Duitsers
in het openbaar cannabis consumeren, maximaal 25 gram bij zich dragen en thuis maximaal
drie planten kweken en 50 gram voorhanden hebben. In Duitsland is er sprake van een
decriminalisering. Tegelijkertijd komt het deze leden nog steeds ter ore dat mensen
die een paar wietplanten voor zichzelf kweken, nog altijd uit huis gezet worden, waarbij
zij ook nog belanden op een zwarte lijst van woningbouwverenigingen. Kan de Minister
reflecteren op deze recente ontwikkelingen in de Duitse wetten en regels? Heeft dit
volgens de Minister ook nog gevolgen voor de Nederlandse houding? Wat gebeurt er in
Nederland om te zorgen voor een decriminalisering van wietgebruikers en het zeer terughoudend
zijn met uithuisplaatsingen enkel op basis van het bezit van wietplanten?
De leden van de SP-fractie constateren dat er met het verbod op 3-MMC een aantal negatieve
gevolgen zich heeft voltrokken, zoals de verkoop van zeer soortgelijke drugs als 3-chloormethcathinon
en 2-MMC. De vraag blijft hoog, ook na het verbod en het kopen van alternatieve drugs
die veel lijken op 3-MMC, voor mensen, met alle gezondheidsgevolgen van dien. Daarmee
constateren deze leden dat het verbod weer extra risico’s met zich heeft gebracht.
Zij vragen de Minister of het mogelijk is een onderzoek te doen naar de impact van
het verbod inclusief eventuele verbeterplannen.
De leden van de SP-fractie hebben te horen gekregen dat er op 18 en 19 april 2024
een conferentie was over prison health. Nederland zelf verzamelt echter geen data over drugsgebruik in gevangenissen en
bovendien is er geen sprake van een harm reductionaanbod in de gesloten setting. Deze leden zien deze beide zaken als een gemiste kans.
Ook is het niet in lijn met internationale standaarden. Is de Minister het hiermee
eens? En zijn er plannen in de maak om deze beide zaken wel op te pakken?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Drugsafval
De leden van de SGP-fractie lezen dat in de rechtszaak tegen drie kopstukken van een
Mexicaans drugskartel die verdachte zijn in de zaak rondom een drugslab in Halsteren,
waar ook de enorme drugsput is aangetroffen, het niet mogelijk is de opruimkosten
van de drugsput te verhalen op de verdachten. Deze leden lezen dat elf jaar celstraf
is geëist vanwege het produceren van drugs en het gebruik van het illegale drugslab,
maar dat het volgens de officier van justitie niet mogelijk is om deze omvangrijke
drugslozing aan de verdachten en dit onderzoek te koppelen, ondanks dat het toch zeer
aannemelijk is dat dit het geval zal moeten zijn. Dit zou opsporingstechnisch en juridisch
lastig zijn.
De leden van de SGP-fractie wijzen op de toezegging aan het lid Bisschop11 over het verhalen van de kosten van drugsdumping op de vervuilers. Deze leden vragen
hoe het met de voortgang van dit onderzoek staat. Zij wijzen op het uitgangspunt van
het kabinet dat uitgaat van het principe dat de vervuiler betaalt, waarbij initiatieven
worden gesteund om de kosten van bodemverontreiniging bij drugslaboratoriums te verhalen
op de dader. Echter, in de praktijk blijkt het lastig om de opruimkosten van drugsdumpingen
te verhalen op de daders. Dat kan zijn omdat de drugsdumping op een plek wordt aangetroffen
waar geen drugslab in de buurt is, maar er zijn ook voorbeelden uit de praktijk waar
een ondergrondse pijpleiding van het drugslab naar de dumpplek liep en strafrechtelijke
aansprakelijkheid niet kon worden aangetoond. Deze leden menen dat de samenleving
niet opgezadeld moet worden met deze kosten, die per dumping kunnen oplopen tot tienduizenden
euro’s, maar dat daders deze kosten rechtstreeks moeten vergoeden middels een schadevergoeding,
zonder dat hiervoor een civiele zaak gestart dient te worden.
Omdat het in praktijk lastig blijkt om verdachten van een drugslab te linken aan de
drugsdumping, stellen de leden van de SGP-fractie voor dat bij ieder gevonden drugslab
een inventarisatie wordt gemaakt hoeveel drugs er is geproduceerd en hoeveel drugsafval
dat heeft opgeleverd. Dat drugsafval moet érgens geloosd worden, dus dit leidt onvermijdelijk
tot drugsdumping met alle schadelijke gevolgen van dien. De verdachten van het drugslab
worden naast dat zij verdacht worden van het produceren en verhandelen van synthetische
drugs, óók verdacht van het lozen van het drugsafval. Op deze manier kan de schade
verhaald worden op de verdachten van het drugslab en draait de belastingbetaler niet
op voor de saneringskosten. Deze leden vragen de Minister of zij voornemens is alles
in het werk te stellen om dit in de praktijk te brengen. Kan de Minister aangeven
of daar een wetswijziging voor nodig is?
Drugstoerisme
De leden van de SGP-fractie lezen dat in de uitvoering van de toezegging aan het lid
Bisschop en in uitvoering van de motie-Bikker/Slootweg (Kamerstuk 24 077, nr. 495) onderzoek is gedaan naar drugstoerisme en het uitwerken van een preventiecampagne.
Deze leden lezen in het onderzoek dat in gemeenten met veel buitenlandse toeristen
ook een aantrekkingskracht uitgaat van de coffeeshops die daar aanwezig zijn. Zij
lezen in het rapport van Breuer&Intraval in onderzoek naar de markt van coffeeshops
in Amsterdam, dat uit een enquête onder bijna 600 bezoekers van deze negen coffeeshops
blijkt dat 90% van de bezoekers toerist is. 72% van alle buitenlandse toeristen, met
name jongvolwassenen, bezoekt een coffeeshop. Daarnaast heeft, volgens de berekening,
de gemeente Amsterdam voor de drie miljoen coffeeshopbezoekende, jonge toeristen momenteel
ten minste 93 coffeeshops nodig – dus bovenop de 68 voor lokale gebruikers. Naar verwachting
heeft Amsterdam in 2025, vanwege de groei van het aantal toeristen, tenminste 112
coffeeshops nodig – bovenop de 73 voor lokale gebruikers.12
Amsterdam staat onder toeristen bekend als «cannabiscapital» van de wereld. De leden
van de SGP-fractie maken zich ernstig zorgen over deze cijfers en de aantrekkingskracht
die coffeeshops hebben op overlastgevende, buitenlandse toeristen. In het kader van
volksgezondheid is «cannabiscapital» geen naam om trots op te zijn. Deze leden menen
dat indien we op deze voet doorgaan, Amsterdam zal verworden tot wietwalhalla. Zij
willen verdere uitbreiding van het aantal coffeeshops voorkomen en het huidige aantal
terugdringen en verwachten dan ook strenge handhaving van de Minister en burgemeester
teneinde overlast en criminele uitwassen te voorkomen.
De leden van de SGP-fractie stellen voor om de aantrekkingskracht op buitenlandse
toeristen te verminderen en derhalve het ingezetenencriterium in iedere gemeente actief
te handhaven. Nu is dat nog onderdeel van lokaal beleid, maar deze leden menen dat
dit beter geborgd is wanneer de handhaving nationaal regelt dat het ingezetenencriterium
gehandhaafd dient te worden. Deze leden vragen de Minister met voorstellen te komen
om het ingezetenencriterium landelijk te regelen en niet langer over te laten aan
de grillen van lokaal beleid.
Voorts stellen de leden van de SGP-fractie voor gemeenten met een hoog percentage
buitenlandse toeristen die gebruikmaken van coffeeshops, zoals Amsterdam, aan te merken
als grensgemeente, of in ieder geval onder dezelfde bepalingen te laten vallen. Deze
leden vragen de Minister om een reflectie op dit voorstel.
Experiment gesloten coffeeshopketen
De leden van de SGP-fractie lezen in antwoord op de schriftelijke vragen van de leden
Bikker (ChristenUnie), Krul (CDA), Van Dijk (SGP) en Jansen (NSC) over het bericht
«Coffeeshops Tilburg en Breda mogen meer legale cannabisvoorraad in huis hebben: «genoeg
voor een week»» dat de handelsvoorraad in coffeeshops na het vervallen van de beperking
van 500 gram ver boven deze voorraad ligt. Deze leden lezen dat na een paar maanden
experimenteren de burgemeesters in overleg met de Ministers de lokale nadere eis laten
vervallen, vanwege de te grote belemmeringen voor de uitvoering door deze beperking.
Zo vonden de burgemeesters het onwenselijk dat als gevolg van de 500 gram-maatregel
coffeeshops meermaals per dag bevoorraad moesten worden. Deze leden vragen of met
het wijzigen van de maximale handelsvoorraad de politie en het OM voldoende zijn gekend.
Zij lezen dat de politie en het OM hebben aangegeven dat het de handhaafbaarheid ten
goede komt indien een vast gewicht voor de maximale handelsvoorraad wordt vastgesteld.
Deze leden vragen waarom is gekozen voor een fluctuerende handelsvoorraad. Deze leden
vrezen dat dit de handhaafbaarheid niet ten goede komt. Zij verzoeken de Minister
om tegemoet te komen aan de zorgen van politie en OM en een vaste maximale handelsvoorraad
vast te stellen en voorts zich te houden aan de eisen en voorwaarden zoals geformuleerd
voor aanvang van het experiment.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er lopende de aanloopfase en de overgangsfase
eisen en voorwaarden zijn geschrapt. Deze leden vrezen dat de criteria die vooraf
vastgesteld zijn, gewijzigd zullen worden op het moment dat blijkt dat het experiment
niet aan de verwachtingen voldoet. Zij vragen de Minister of zij verwacht dat er nog
meer eisen en voorwaarden geschrapt of gewijzigd worden teneinde het experiment soepeler
te laten verlopen. Deze leden vrezen dat met het constant wijzigen en bijstellen van
de voorwaarden, dit de zuiverheid van de uitkomst van het experiment niet ten goede
zal komen. Deze leden vragen de Minister om een reflectie hierop en vragen of de Minister
zich inzet om te voorkomen dat de uitkomst van het experiment van tevoren vaststaat
door het wijzigen van de voorwaarden.
Educatieve maatregel drugsbezit
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Nederlandse drugsbeleid zich richt op zowel
de aanpak van drugscriminaliteit als op het beschermen van de volksgezondheid. Deze
leden merken op dat het huidige gedoogbeleid en de voorgestelde onderzoeken om meer
drugs te gedogen niet zien op het daadwerkelijk tegengaan van drugsgebruik en derhalve
het beschermen van de volksgezondheid. Zij lezen dat rapporten van de Nationale Drugmonitor
en de Nationaal Rapporteur Verslavingen beide concludeerden dat er sprake is van een
toename van problematisch gebruik en een achterblijvende hulpvraag. Deze leden vragen
de Minister met voorstellen te komen om de toename van problematisch gebruik en een
achterblijvende hulpvraag daadwerkelijk te bestrijden en hierbij het stoppen met gedogen
mee te wegen.
De leden van de SGP-fractie lezen in de reactie van de Minister op de aangenomen motie-Kuik
c.s. (Kamerstuk 36 200 VI, nr. 77) met het verzoek te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om een educatieve maatregel
op te leggen wanneer een persoon wordt gestraft voor bezit van drugs, dat het kabinet
de EMD al toepast in het verkeer. Deze leden wijzen de Minister op een effectieve
bob-campagne om drankgebruik bij bestuurders aan te pakken. Zij wijzen tevens op de
cijfers dat drugsgebruik in het verkeer is toegenomen. Deze leden constateren een
stijgende lijn wat betreft drugsgebruik en onverschilligheid van gebruikers om binnen
een uur achter het stuur te kruipen. Deze leden vragen de Minister wat nog meer kan
worden gedaan om dit te voorkomen, hoe dit bestreden wordt en of er voldoende capaciteit
en middelen zijn om niet alleen op alcohol te controleren, maar ook op drugs. Deze
leden vragen de Minister of bij reguliere alcoholcontroles niet tevens een PMT afgenomen
dient te worden. Deze leden vragen de Minister of alle eenheden beschikken over een
PMT en of het gebruik van de PMT in de praktijk niet nodeloos ingewikkeld is, maar
voldoende efficiënt is ingericht.
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie of met het OM kan worden bezien of de straffen
bij drugsgebruik in het verkeer voldoende afschrikwekkend zijn.
Verder wijzen de leden van de SGP-fractie op het groeiend gebruik van partydrugs en
de onverschilligheid van gebruikers. Deze leden vragen de Minister wat al gedaan wordt
om samen met organisatoren van evenementen het drugsgebruik tijdens festivals te beletten.
Deze leden constateren dat festivals steeds meer zijn ingericht op drugsgebruik in
tegenstelling tot alcoholgebruik. Deze leden wijzen op de toegenomen verkoop van flesjes
water en raketijsjes met een exorbitant hoge prijs in vergelijking met de afgenomen
vraag naar alcoholhoudende dranken. Deze leden wijzen erop dat organisatoren van evenementen
op deze manier inspelen op het gebruik van partydrugs tijdens het evenement. Deze
leden vragen de Minister in overleg met de organisatoren van deze evenementen aan
te dringen op stevigere controle bij de ingang op partydrugs en het gebruik van partydrugs
tijdens het evenement strenger aan te pakken. Een verbod op het in de toekomst bezoeken
van het evenement bij het aantreffen van drugs of aangetoond gebruik van drugs zou
een van de oplossingen kunnen zijn teneinde drugsgebruik terug te dringen. Deze leden
vragen de Minister welke maatregelen nog meer genomen worden om het gebruik van partydrugs
bij evenementen tegen te gaan en wat gedaan wordt om het normaliseren van het gebruik
tegen te gaan.
Symposium «Hoe verder met het drugsbeleid?»
De leden van de SGP-fractie lezen in de reactie van de Minister op het symposium «Hoe
verder met het drugsbeleid» dat de Minister aangeeft niet bezig te zijn met een war on drugs en niet alleen inzet op repressie, maar bezig is met een strijd tegen nietsontziende
drugscriminelen die acuut de rechtsstaat ondermijnen. Deze leden constateren dat het
nietsontziende drugscriminelen zijn die pilletjes verschaffen aan onverschillige gebruikers.
Zij vragen de Minister meer in te zetten op die bewustwording. Voorts vragen deze
leden naar de voortgang van de uitvoering van de motie-Bikker c.s. (Kamerstuk 36 159, nr. 24) om een drugspreventiecampagne te starten. Tevens vragen deze leden of de middelen
voor deze campagne reeds gevonden zijn. Deze leden vragen de Minister of zij hierbij
in overweging wil nemen dat de voor uitbreiding van het experiment betreffende de
gesloten coffeeshopketen middelen nu vrijkomen vanwege het niet-aangenomen wetsvoorstel.
De leden van de SGP-fractie constateren dat er regelmatig geluiden klinken en voorstellen
gedaan worden om het drugsbeleid verder te versoepelen. Deze leden constateren dat
deze voorstellen haaks staan op het kabinetsbeleid dat gericht is op het beschermen
van de volksgezondheid en het bestrijden van drugscriminaliteit. Zij vragen de Minister
dan ook krachtig op te treden en in woord en daad uiting te geven aan een streng drugsbeleid.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het beleid gericht is op het ontmoedigen van
de recreatieve gebruiker. Deze leden vragen de Minister welke concrete plannen op
korte termijn zullen worden uitgevoerd teneinde het recreatieve drugsgebruik aan banden
te leggen. Zij vragen hierbij ook te reflecteren op het recreatieve gebruik van drugstoeristen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken.
Deze leden hebben behoefte aan het stellen van vragen.
Uitvoering motie-Bikker c.s. over een landelijke campagne om drugsgebruikers te confronteren
met de gevolgen van drugsgebruik voor de samenleving
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat de regering maar beperkt
uitvoering geeft aan de motie-Bikker c.s. (Kamerstuk 36 159, nr. 25). Deze leden vragen wanneer de campagne naar Rotterdams voorbeeld zal worden uitgerold.
Zij vragen voorts of de Minister erkent dat een dergelijke campagne ook kan bijdragen
aan een breder gesprek in de samenleving, niet alleen onder gebruikers, over de schadelijke
gevolgen van drugsgebruik voor die samenleving.
De leden van de ChristenUnie-fractie doen de suggestie om de dekking voor de uitvoering
van de publiekscampagne te halen uit de middelen die gereserveerd waren voor de uitbreiding
van de Wet gesloten coffeeshopketen naar Amsterdam.
Synthetische drugs
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de uitkomsten
van het «Grote Uitgaansonderzoek». Deze leden vragen wat de vroegst mogelijke termijn
is waarop de wet betreffende nieuwe psychoactieve stoffen in werking kan treden. Voorts
vragen zij of de Minister alles in het werk stelt vanaf haar kant om over te gaan
tot spoedige behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer.
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over het toenemende gebruik
van 3-MMC door kwetsbare jongeren zoals beschreven in de «Antenne Regiomonitor». Deze
leden vragen of de Minister een naderde duiding kan geven van deze toename en welke
beleidsopties zij overweegt. Voorts vragen zij wat de verwachte trend is voor de komende
jaren, gezien wel een toenemende bereidheid tot het zoeken van hulp wordt geconstateerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat er brede Europese zorgen leven rondom
fentanyl13. Zijn er cijfers bekend over fentanylproblematiek in Nederland? Wat is de reactie
van de Minister op de oproepen tot een Europees actieplan rondom fentanyl? Hoe blijft
de Minister dit monitoren?
Drugstoerisme
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen om een onderbouwing van de stelling van
de Minister dat van de gemeenten die te maken hebben met drugstoerisme, slechts enkele
noemenswaardige overlast hebben door het coffeeshoptoerisme. Deze leden vragen hoe
dit zich verhoudt tot het feit dat Amsterdam jaarlijks drie miljoen wiettoeristen
trekt en zestig procent van de Amsterdamse coffeeshops bestaat om in het aanbod van
drugstoeristen te voorzien. Juist wanneer we weten dat in met name het centrum van
Amsterdam de drugsoverlast het grootst is. Ook als we zien hoe jongeren in een dorp
als Glanerbrug aan de grens met Duitsland in de drugscriminaliteit belanden.14 Neemt de Minister de problemen ten gevolge van drugstoerisme wel serieus genoeg?
Heeft de Minister afdoende oog voor niet alleen de directe overlast ten gevolge van
gebruik, maar ook voor de handel en productie die nodig zijn om de vraag van buitenlandse
drugstoeristen in stand te houden en de overlast die dit en de daarbij behorende criminaliteit
met zich brengt? Zien deze leden het juist dat drugstoerisme vooral is verengd tot
coffeeshoptoerisme in de analyse van de Minister? Waarom?
De leden van de ChristenUnie-fractie zien dat er over campagnes gericht op toeristen
wordt nagedacht. Deze leden juichen dat toe. Toch merken zij op dat campagnes een
beperkt effect hebben wanneer de gemeente Amsterdam gelijktijdig internationaal pleit
voor de legalisering van cocaïne. Deelt de Minister de lezing van deze leden dat dergelijke
uitspraken niet behulpzaam zijn wanneer men af wenst te raken van het imago van Nederland,
en Amsterdam in het bijzonder, als drugsdepot van de wereld?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister concludeert dat er geen
juridische mogelijkheden zijn om vluchten te reguleren op basis van vertreklocatie
en/of reismotief van passagiers en dit ook niet als wenselijk wordt gezien. Dat hadden
deze leden ook verwacht. Daarom vinden zij het logisch om te pleiten voor een generieke
verhoging van de vliegbelasting. Immers, als de prijzen voor vliegtickets zullen stijgen,
zullen deze ook minder aangeschaft worden. Een weekendje overlast veroorzaken in Amsterdam
wordt immers flink minder aantrekkelijk als de kosten oplopen. Heeft de Minister dit
overwogen, zo vragen deze leden.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat met Schiphol, KLM en easyJet is gesproken
over de mogelijkheden die er zijn om, binnen de luchtvaartbranche, een bijdrage te
leveren aan de aanpak van drugstoerisme. Deze leden vragen welke concrete voorstellen
met genoemde partijen besproken zijn. Is er gesproken over minder frequente vliegverbindingen?
Is er gesproken over prijsstelling? Is er gesproken over marketing en advertenties
voor bijvoorbeeld weekendtrips naar Amsterdam? Welke bereidheid is bij de partijen
geproefd dergelijke maatregelen te nemen?
Coffeeshopbeleid
De leden van de ChristenUnie-fractie blijven het vreemd vinden dat de Minister weliswaar
van gemeenten verwacht dat zij het ingezetenencriterium hanteren, maar dat de Minister
geen actie onderneemt als blijkt dat een groot aantal coffeeshopgemeenten het ingezetenencriterium
in het geheel niet hanteert of niet handhaaft. Waartoe dienen de landelijke criteria
dan?
De leden van de ChristenUnie-fractie spreken hun verbazing uit dat het ingevoerde
verbod op rookruimtes in de horeca niet tot beleidswijzigingen heeft geleid. Hoe duidt
de Minister dit? Vindt hier wel adequaat toezicht en adequate handhaving op plaats?
Zou niet iedere gemeente dit op zijn minst als voorwaarde voor een gedoogverklaring
moeten opnemen?
De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen over het feit dat niet alle
gemeenten het afstandscriterium in beleid hebben staan en dat daar waar het criterium
wel is opgenomen, niet alle shops hieraan voldoen. In welke gemeentes is geen afstandscriterium,
of voldoen coffeeshops niet aan het bestaande criterium? En zou het niet verstandig
zijn over te gaan tot landelijke oplegging van het afstandscriterium, zoals eerder
ook is overwogen?
Experiment gesloten coffeeshopketen
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben vragen over de uitvoering van de motie-Bikker
c.s. (Kamerstuk 36 279, nr. 11). Deze motie vroeg specifiek om opvolging te geven aan adviezen van de politie en
het OM bij verdere keuzes rondom overgangstermijnen en voorschriften voor coffeeshops
gedurende het experiment.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in antwoorden op vragen dat er serieuze
zorgen zijn bij de politie en het OM over het dubbele handhavingsregime en dat de
aanwezigheid van twee stromen in de coffeeshop niet aansluit bij de kern van het experiment.
Waarom kiest de Minister er dan voor alsnog een dubbel regime te blijven hanteren
en dit zelfs te verlengen? Is de Minister van mening dat hiermee opvolging wordt gegeven
aan dat wat politie en OM adviseren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom geen opvolging is gegeven aan het
advies van de politie en het OM om een uniforme maximale handelshoeveelheid te hanteren.
Is de Minister bereid hierover alsnog indringend in gesprek te gaan met burgemeesters
die hebben gekozen van dit advies van politie en OM af te wijken?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de Minister genoemde motie-Bikker
c.s. (Kamerstuk 36 279, nr. 11) heeft overgenomen wanneer de Minister middels haar handelen laat zien niet altijd
opvolging te geven aan de adviezen van de politie en het OM.
II Reactie van de bewindspersonen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. van Nispen, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
B.A. Paauwe, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.