Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Paternotte over achterblijvende investeringen in onderwijshuisvesting
Vragen van het lid Paternotte (D66) aan de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs over achterblijvende investeringen in onderwijshuisvesting (ingezonden 19 februari 2024).
Antwoord van Minister Paul (Primair en Voortgezet Onderwijs) (ontvangen 8 april 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met de uitzending1 en het artikel2 van Pointer over gehoorschade bij gymleraren door slechte akoestiek in gymzalen?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Herkent u de bevindingen van de hogeschool Fontys dat in álle onderzochte gymzalen
de geluidsnormen worden overschreden?
Antwoord 2
In algemene zin vindt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna:
OCW) het zeer onwenselijk dat gymleraren gehoorschade oplopen. De eerste bevindingen
van het nog lopende onderzoek laten zien dat er op dit vlak stappen te zetten zijn.
Op grond van de Arbowet heeft de werkgever een zorgplicht voor de veiligheid en gezondheid
van de werknemers. Vanuit die zorgplicht moet de werkgever de risico’s van het werk
in kaart brengen en passende maatregelen nemen ter voorkoming van deze risico’s.
Vraag 3
Kunt u inzichtelijk maken hoeveel gymzalen niet voldoen aan de geluidsnormen? Zo nee,
waarom niet?
Antwoord 3
Het is een verantwoordelijkheid van de werkgever om voor een gezonde en veilige werkomgeving
voor werknemers te zorgen. De werkgever moet dus inzichtelijk hebben of de gymzaal
waarin de leerkracht onderwijs geeft voldoet aan de geluidsnormen en aan de hand daarvan
adequate maatregelen nemen. Hiervoor kan de werkgever aan de slag met tips die onder
meer via het Arboportaal worden gegeven. Verder zijn gymzalen niet altijd in eigendom
van de schoolbesturen, want deze kunnen ook in eigendom en beheer zijn van de gemeenten.
Daar waar de gemeente de gymzalen beheert, kunnen schoolbesturen over het gebruik
ervan afspraken maken met de gemeente. Het Ministerie van OCW kan daarom niet inzichtelijk
maken hoeveel gymzalen wel of niet voldoen aan de geluidsnormen. Voor verdere informatie
wordt verwezen naar de antwoorden die de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft gegeven over geluidsnormen op de werkvloer.3
Vraag 4
Deelt u de opvatting van de voorzitter van de PO-Raad dat schoolbesturen hun zorgplicht
voor hun werknemers niet kunnen waarmaken door onvoldoende middelen? Zo niet, waarom?
Antwoord 4
De zorgplicht voor werknemers is de verantwoordelijkheid van werkgevers, in dit geval
schoolbesturen. Of er door de werkgevers aan deze zorgplicht wordt voldaan is aan
de toezichthouder, in dit geval de Arbeidsinspectie. Om deze reden kan er geen uitspraak
gedaan worden over het al dan niet waarmaken van de zorgplicht van schoolbesturen.
Het rapport van het Ministerie van Financiën, waar de voorzitter van de PO-Raad naar
verwijst, betreft het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Onderwijshuisvesting funderend
onderwijs: «Een vak apart»4; (hierna: IBO) uit 2021. Dat concludeert dat er veel verouderde schoolgebouwen zijn.
Het IBO heeft zich gericht op schoolgebouwen en niet specifiek op gymzalen. Om onder
andere aan de klimaatdoelstellingen te voldoen moeten schoolgebouwen worden gerenoveerd/vervangen,
waarvoor jaarlijks tot en met 2050 aanvullende middelen nodig zijn. Dit is een forse
klus en vraagt om een stevige en langdurige samenwerking met diverse partijen zoals
schoolbesturen, gemeenten en marktpartijen. Er wordt op dit moment gewerkt aan de
uitvoering van de aanbevelingen uit het IBO. In de periodieke Kamerbrieven wordt gerapporteerd
over de voortgang ten aanzien van de stappen die genomen worden op het gebied van
onderwijshuisvesting.5
Vraag 5 en 6
Deelt u de mening dat goede onderwijshuisvesting onlosmakelijk verbonden is met goed
werkgeverschap en met onderwijskwaliteit? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het schadelijk is voor de ontwikkeling van kinderen om regelmatig
blootgesteld te worden aan te hard geluid en slechte luchtkwaliteit? Zo nee, waarom
niet?
Antwoord 5 en 6
Ik gun elke leerling een fijn en gezond schoolgebouw waarin zij zich optimaal kunnen
ontwikkelen. In de Periodieke Voortgangsbrief onderwijshuisvesting die in december
2023 met uw Kamer is gedeeld wordt verwezen naar het literatuuronderzoek van SEO Economisch
Onderzoek (hierna: SEO).6 Uit dit onderzoek komt naar voren dat een beter binnenklimaat de leerprestaties van
leerlingen verbetert. Een investering in een gezond binnenklimaat resulteert uiteindelijk
in een positief BBP-effect omdat betere leerprestaties leiden tot een hogere arbeidsproductiviteit
als gevolg van leerwinsten door betere onderwijshuisvesting.7
Ook is het van belang dat leraren en onderwijspersoneel hun werk kunnen doen op een
veilige en prettige plek. Zoals eerder aangegeven, op grond van de Arbowet heeft de
werkgever een zorgplicht voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers. Voor
leerlingen en onderwijspersoneel worden stappen gezet in het verbeteren van een gezond
binnenklimaat in klaslokalen. Voor meer uitleg over de maatregelen die het Ministerie
van OCW neemt in samenwerking met betrokken partners, zie de antwoorden op de vragen
7 tot en met 11.
Vraag 7, 8 en 10
Herkent u het beeld dat gemeenten onvoldoende in staat worden gesteld om hun verantwoordelijkheid
op het gebied van onderwijshuisvesting waar te maken?
Welke rol ziet u voor de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs naast de rol
die gemeenten en schoolbesturen hebben bij het oplossen van de problemen rond onderwijshuisvesting?
Kunt u uiteenzetten wat er tot nu toe met de aanbevelingen vanuit het IBO Onderwijshuisvesting
is gedaan?
Antwoord 7, 8 en 10
Onderwijshuisvesting is een gedeelde verantwoordelijkheid; gemeenten hebben de wettelijke
zorgplicht voor onderwijshuisvesting, schoolbesturen zijn verantwoordelijk voor het
binnen- en buitenonderhoud van hun gebouwen en de exploitatiekosten en het Rijk draagt
de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs in
het algemeen. Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijshuisvesting via het gemeentefonds.
Schoolbesturen ontvangen hiervoor middelen via de lumpsum. Het IBO uit 2021 heeft
becijferd dat gemeenten in 2019 € 1,2 mld. uitgaven aan onderwijshuisvesting en scholen
een vergelijkbaar bedrag aan onderhoud. Het IBO concludeert ook dat er veel verouderde
schoolgebouwen zijn; een schoolgebouw in Nederland is gemiddeld 40 jaar oud en wordt
gemiddeld na 69 jaar vervangen of gerenoveerd. Om schoolgebouwen te laten voldoen
aan de huidige normen en eisen, zoals de klimaatdoelstellingen, moet de snelheid waarmee
scholen worden vernieuwd of vervangen omhoog. Het IBO concludeerde dat hiervoor jaarlijks
€ 730 miljoen extra nodig is tot en met 2050. Daarnaast concludeerde het IBO dat er
ook inhoudelijke stappen te zetten zijn om het stelsel van onderwijshuisvesting te
verbeteren. Onderwijshuisvesting is daarmee een forse klus en vraagt om een stevige
en langdurige samenwerking tussen diverse partijen zoals schoolbesturen, gemeenten,
marktpartijen en het Rijk. Er worden daarom gezamenlijk meerdere stappen ondernomen.
Het aanpakken van de verouderde voorraad schoolgebouwen vergt in de eerste plaats
een goed inzicht in de gebouwenvoorraad. Momenteel wordt gewerkt aan het wetsvoorstel
«Planmatige en doelmatige aanpak onderwijshuisvesting» waarin Integrale Huisvestingsplannen
(IHP’s), meerjarige onderhoudsplannen (MJOP’s) en het overleg hierover tussen gemeenten
en schoolbesturen verplicht worden gesteld. Het doel van dit wetsvoorstel is dat gemeenten
en schoolbesturen tot een meer planmatige en doelmatige aanpak van bouw, beheer en
onderhoud van schoolgebouwen in het funderend onderwijs komen. Tevens worden in het
wetsvoorstel prikkels ingebouwd voor het werken volgens het principe van Total- Cost-of-Ownership
(TCO). Dit principe geeft inzicht in de totale kosten gedurende de gebruikstermijn
van een gebouw en draagt daarmee bij aan de doelmatigheid.
Verder wordt er samen met de PO-Raad, VO-raad en de VNG gewerkt aan de Programmatische
Aanpak Onderwijshuisvesting. Het programma faciliteert, ondersteunt en stimuleert
schoolbesturen en gemeenten in samenwerking met de markt om meer integraal en programmatisch
te werk te gaan bij de onderwijshuisvestingsopgaves. Een programmatische aanpak, waarbij
projecten gebundeld worden aanbesteed en waarbij met standaardisatie van processen
en oplossingen aan vraag- en aanbodzijde wordt gewerkt, kan leiden tot een versnelling
en verbetering van de kwaliteit. Het programma bevat een kennis- en ondersteuningsinfrastructuur,
waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande kennis en waar nieuwe kennis wordt ontwikkeld
in samenwerking met het werkveld. Door het Ministerie van OCW is structureel € 10,2
mln. per jaar vrijgemaakt voor het inrichten van een Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting.
Naast de Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting en het wetsvoorstel is er samen
met de PO-Raad, de VO-raad en de VNG een aanvraag ingediend bij het Nationaal Groeifonds
voor het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting. Het doel is om de innovaties die
vanuit het Innovatieprogramma bewezen effectief lijken op te nemen in de structurele
kennisinfrastructuur van de Programmatische Aanpak Onderwijshuisvesting, zodat deze
kennis en producten voor iedereen centraal beschikbaar komen en op grote schaal toegepast
kunnen gaan worden.
In de periodieke Kamerbrieven wordt gerapporteerd over de voortgang van de stappen
die gezet worden op het gebied van onderwijshuisvesting.8
Vraag 9
In het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting9 wordt op basis van het prijspeil in 2019 becijferd dat er 730 miljoen euro structureel
nodig is voor het wegwerken van achterstanden in onderwijshuisvesting. Wat is de opgave
nu?
Antwoord 9
Het IBO onderwijshuisvesting stelt dat voor het daadwerkelijk verhogen van het vervangingstempo
en gelijktijdig bereiken van het gewenste kwaliteitsniveau van de gebouwen extra investeringen
nodig zijn. In het IBO onderwijshuisvesting van 2021 wordt becijferd dat er jaarlijks
een tekort is van € 730 miljoen euro om de verouderde schoolgebouwen aan te pakken.
Tegelijkertijd is er sinds het uitbrengen van het IBO onderwijshuisvesting ook tijd
verstreken. Het is waarschijnlijk dat het in het IBO beschreven tekort om de klimaatdoelstellingen
in 2050 te halen is opgelopen, aangezien we bijvoorbeeld kunnen zien dat de bouwkosten
gestegen zijn sinds 2019.
Vraag 11
Kunt u delen hoeveel geld sinds het verschijnen van het IBO Onderwijshuisvesting geïnvesteerd
is in het versnellen van de aanpak van verouderde schoolgebouwen?
Antwoord 11
In antwoord op vragen 7, 8 en 10 is reeds beschreven welke acties er ondernomen worden
om het onderwijshuisvestingsstelsel te verbeteren en de verouderde schoolgebouwen
efficiënter aan te kunnen pakken. Verder waren er tussen publicatie van het IBO in
2021 en december 2023 verschillende regelingen voor schoolbesturen en gemeenten om
aan de slag te gaan met het verbeteren van de onderwijshuisvesting. Voor het verbeteren
van het binnenklimaat zijn twee opeenvolgende subsidieregelingen opengesteld, namelijk:
de «SUViS-regeling» en de «Maatwerkregeling ventilatie op scholen». De SUViS-regeling
was een regeling voor gemeenten vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(hierna: BZK) en is eind april 2022 afgerond. In totaal is een bedrag van ruim € 190 miljoen
verleend en daarmee is de regeling volledig uitgeput. Voor de optimalisatie van de
ventilatie op scholen stelde het Ministerie van OCW met de «Maatwerkregeling» een
bedrag van € 140 miljoen beschikbaar aan schoolbesturen. De regeling is eind april
2023 afgerond en volledig uitgeput.
Verder hebben alle schoolbesturen in het funderend onderwijs in 2022 extra middelen
via de lumpsumbekostiging ontvangen (in totaal € 17,3 miljoen) voor de aanschaf van
CO2-meters. Met een beoogde wijziging van het Bouwbesluit 2012 worden CO2-meters in het gehele funderend onderwijs verplicht gesteld voor alle bestaande gebouwen
en nieuwbouw
Tot slot worden eigenaren van bestaand maatschappelijke vastgoed, waaronder schoolgebouwen,
met de subsidieregeling «Duurzaam Maatschappelijk Vastgoed» (DUMAVA) tegemoetgekomen
in de kosten voor verduurzaming. De DUMAVA-regeling loopt sinds 2022 en in de huidige
tranche is een bedrag van ruim € 230 miljoen beschikbaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.L.J. Paul, minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.