Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Tuinman en Boswijk over het bericht 'Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren'
Vragen van de leden Tuinman (BBB) en Boswijk (CDA) aan de Minister van Defensie over het bericht «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» (ingezonden 27 februari 2024).
Antwoord van Minister Ollongren (Defensie), mede namens de Staatssecretaris van Defensie
            (ontvangen 4 april 2024).
         
Vraag 1
            
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire
               voertuigen gaat produceren» van 21 februari 2024?1
Antwoord 1
            
Ja.
Vraag 2 en 19
            
In welk stadium bevinden de gesprekken van het ministerie met VDL zich op dit moment?
Bent u het eens met de stelling dat in het geval de VDL Nedcar fabriek in Born met
               haar unieke hoogwaardige serie productiecapaciteit en personeel kan worden omgezet
               tot een hoogwaardige productiefaciliteit voor munitie, drones, voertuigen en overig
               militair materieel, al dan niet op basis van licenties vanoriginal equipment manufacturer (OEM's), een grote boost geeft aan de noden voor Oekraïne en de geloofwaardigheid van
               de Europese afschrikking die noodzakelijk is om Rusland buiten Europa te houden?
            
Antwoord 2 en 19
            
Het versterken van de Europese defensie-industrie alsook het opschalen van de productiecapaciteit
               en leveringszekerheid is cruciaal voor de gereedheid van de eigen krijgsmacht, de
               geloofwaardigheid van de Europese afschrikking en het voortzetten van de onverminderde
               steun aan Oekraïne tegen de Russische agressie.
            
De geopolitieke ontwikkelingen dwingen de Europese Unie (EU) en de NAVO om de strategische
               autonomie van Europa te versterken. Zoals vermeld moeten we aan de slag om onze technologische
               voorsprong te behouden en moeten we de militaire slagkracht vergroten. De defensiebudgetten
               binnen Europa zijn omhoog gegaan, de grote diversiteit aan wapensystemen moet omlaag
               en de samenwerking op het gebied van defensie en industrie moet verbeteren.
            
Daarom voert Defensie gesprekken met Nederlandse industrie waaronder VDL Groep. Defensie
               spreekt met VDL onder andere over de productie van technologieën en onderdelen voor
               Defensie die verder gaan dan ondersteunend materieel alleen, passend binnen de geldende
               vergunningseisen. Hierbij is het belangrijk te vermelden dat de capaciteit van de
               fabriek in Born op dit moment niet geschikt is voor de productie van de genoemde technologieën
               en onderdelen. Zowel VDL als Defensie zijn gemotiveerd om te onderzoeken op welke
               wijze deze locatie ingezet kan worden om bij te dragen aan productie-initiatieven.
            
Bij het in kaart brengen van kansen voor de versterking van de defensie-industrie
               zijn meerwaarde en snelheid leidend. Voor een vitale en robuuste sector is het zaak
               dat Nederland zoveel mogelijk blijft inzetten op vraagbundeling van internationale
               behoeftes en niet ontwikkelingen elders dupliceert.
            
Vraag 3
            
Met betrekking tot het idee om in de gesloten autofabriek van VDL Nedcar in Born militaire
               voertuigen te laten produceren, bent u ook in gesprek met het Nederlandse bedrijfsleven
               dat militaire productie levert, zoals Defenture bijvoorbeeld, om op basis van Nederlandse
               licenties en design de autofabriek VDL Nedcar de productiecapaciteit van militair
               materieel in Nederland te vergroten?
            
Antwoord 3
            
Het kabinet werkt aan mogelijkheden voor diverse vormen van licentieproductie van
               munitie, en zet zich daarmee in voor het benutten van kansen die de productie- en
               leverzekerheid vergroten, zowel binnen Nederland als Europa. Op het gebied van licentieproductie
               informeerde Defensie de Kamer op 25 januari jl. over het streven naar meer productie
               van hoogtechnologische Battle Decisive Munitions (BDM) in Europa2.
            
We werken samen met het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) actief aan
               verschillende mogelijkheden om de Nederlandse defensie-industrie te betrekken, onder
               meer door consortiumvorming en afspraken met betrekking tot industriële participatie.
               We nodigen het bedrijfsleven daarbij uit om met voorstellen te komen die inspelen
               op de stijgende behoefte aan BDM. Het kabinet zal uw Kamer nader informeren over de
               voortgang wanneer dat mogelijk is.
            
Vraag 4
            
Gelet op de unieke en bijzondere competenties van hoog geautomatiseerde serieproductie,
               de dringende behoefte aan productiecapaciteit van militair materieel en het aanstaande
               ontslag van ervaren productiepersoneel, overweegt u gezien de dringende behoefte aan
               laag technologische en hoog volume militaire systemen, zoals terreinvoertuigen, drones,
               munitie en wapens een ultieme inspanning om de VDL-autofabriek in te passen binnen
               de Nederlandse Defensie Industrie Strategie?
            
Antwoord 4
            
Zoals eerder door het Ministerie van EZK op Kamervragen van JA21 (2023Z09410) gemeld, waren de faciliteiten op het VDL Nedcar terrein gericht op vergaand geautomatiseerde
               serieproductie van personenvoertuigen in grote volumes (capaciteit 200.000 auto’s
               per jaar). De specificaties voor militaire voertuigen of ander militair materieel
               wijken significant af van personenvoertuigen.
            
We blijven graag in gesprek, indien VDL of een andere marktpartij kansen zien om de
               assemblagehal in Born rendabel in te zetten voor assemblage of productie van materieel
               voor Defensie, zoals geschetst bij het antwoord op vraag 2 en 19. We hebben hierbij
               aan de eigenaren overgebracht dat we voorstander zijn van elke levensvatbare invulling
               die de defensie-industrie versterkt.
            
Vraag 5
            
Bijzonder hoogleraar Frans Osinga stelt in het artikel de vraag die de Tweede Kamer
               u ook al vaker heeft gesteld, waarom kan de VDL-fabriek niet ingezet worden als munitie-
               of wapenfabriek, waarbij Defensie gelijk lange termijn orders plaatst?
            
Antwoord 5
            
Defensie voert zoals gezegd gesprekken met VDL.
Op 25 januari jl. is uw Kamer geïnformeerd over de plannen van het kabinet op het
               gebied van munitieproductie op de korte, middellange en lange termijn3. Dat doen we door bestaande Europese contracten maximaal uit te nutten en aanvullend
               voor gerichte munitiesoorten te kijken naar vraagbundeling.
            
Defensie voorziet binnen dit decennium geen vervanging van klein kaliber wapens. Wanneer
               de behoefte zich voor doet, ontvangt uw Kamer een A-brief hierover.
            
Vraag 6 en 7
            
Is de «vier procent optie» een planningsscenario op het Ministerie van Defensie, gezien
               het feit dat u in het artikel stelt dat in het geval dat de Verenigde Staten uit de
               NAVO stappen het defensiebudget naar vier procent zal moeten stijgen en Nederland
               hierover moet gaan nadenken?
            
Zijn het hypothetische scenario van een NAVO zonder VS-ondersteuning en de stappen
               die de overige landen moeten nemen om de wegvallende capaciteiten, kennis en leiderschap
               in te vullen scenario's waarover wordt nagedacht binnen de NAVO? Zo ja, welke nieuwe
               capaciteiten verwacht u op te moeten richten in het geval de VS geen thuis meer geeft
               voor artikel 5 van de NAVO?
            
Antwoord 6 en 7
            
Ongeacht de uitkomst van de verkiezingen in de Verenigde Staten (VS) is de veiligheidssituatie
               in Europa ernstig verslechterd door de Russische agressie in Oekraïne. Daarom moet
               Europa meer verantwoordelijkheid voor de eigen veiligheid nemen en doen wat nodig
               is om de bondgenootschappelijke afschrikking en verdediging te versterken. Dat betekent
               investeren in de verhoging van de gereedheid, de gevechtskracht, het voortzettingsvermogen
               en de innovatie en modernisering van de Europese strijdkrachten. Het tegengaan van
               fragmentatie en bevorderen van standaardisatie alsook een robuuste Europese defensie-industrie
               versterkt de Europese zelfredzaamheid.
            
Vraag 8 en 9
            
Bedoelt u vergaande taakspecialisatie wanneer u spreekt over een verdubbeling van
               het defensiebudget naar 21 miljard euro en het maken van keuzes over bepaalde systemen
               en over bepaalde krijgsmachtonderdelen?
            
Kunt u aangeven wat u bedoelt met het maken van keuzes over krijgsmacht onderdelen?
               Heeft u het hier over de Landmacht, Luchtmacht, Marine en Marechaussee?
            
Antwoord 8 en 9
            
Nederland moet doen wat nodig is om de krijgsmacht te versterken. Meerjarige financiële
               zekerheid is hierbij voor de krijgsmacht cruciaal. Binnen de beschikbare financiële
               ruimte wordt integraal gewogen welke investeringen het meeste effect sorteren en bijdragen
               aan een toekomstbestendige krijgsmacht die toegerust is voor haar taken. Dat betekent
               dat de krijgsmacht in alle militaire domeinen moet kunnen optreden en tegelijkertijd
               dat er in alle krijgsmachtonderdelen keuzes moeten worden gemaakt hoe die krijgsmacht
               van de toekomst vorm te geven. Hierbij is het militair advies leidend.
            
Ook samenwerking met partners is hierbij cruciaal. Interoperabiliteit, standaardisatie,
               pooling & sharing, gezamenlijke inkoop, training en onderhoud en uiteindelijk het delen of verdelen
               van capaciteiten zijn verschillende gradaties van samenwerking. Deze vormen van samenwerking
               dragen bij aan het versterken van onze eigen capaciteiten en die van onze bondgenoten.
            
Vraag 10
            
Wat zal de impact van keuzes maken zijn voor specifieke krijgsmachtonderdelen op het
               gebied van opleiden, trainen, oefenen en het gereedstellen van Nederlandse militaire
               capaciteiten voor de NAVO, aangezien alle domeinen en de krijgsmachtonderdelen cruciaal
               zijn om militair vermogen te genereren in het kader van het nieuwe operationele concept
               «multidomein optreden»?
            
Antwoord 10
            
De krijgsmacht hanteert het operationele concept «multidomein optreden» als centraal
               gedachtegoed voor concept- en capaciteitsontwikkeling. Multidomein optreden vraagt
               om een gebalanceerde krijgsmacht die geïntegreerd moet kunnen optreden in alle militaire
               domeinen, gesynchroniseerd met niet-militaire activiteiten. Zoals gezegd, spelen alle
               krijgsmachtdelen een essentiële rol om hier nu en in de toekomst invulling aan te
               geven. Interoperabiliteit intern de krijgsmacht en met nationale en internationale
               partners is hierbij van groot belang, aangezien de krijgsmacht nooit alleen opereert.
               Nationale en bondgenootschappelijke doelstellingen en afspraken vormen niet alleen
               een belangrijke leidraad voor keuzes in investeringen, maar ook voor het opleiden,
               trainen, oefenen en gereedstellen van militaire capaciteiten in bondgenootschappelijk
               verband.
            
Vraag 11 en 12
            
Doelt u met uw uitspraken over de formatie op het verder invulling geven aan de vereisten,
               en Nederlandse tekortkomingen, uit deNATO Defence Planning Process (NDPP) en/of deRegional Plansvoortkomend uit het NATO Force Model, aangezien u heeft gezegd «door uw oogharen» naar de komende jaren te kijken?
            
Zo nee op de bovenstaande vraag, waar kijkt u dan naar «door uw oogharen»?
Antwoord 11 en 12
            
Nederland moet doen wat nodig en mogelijk is om de afschrikking en verdediging te
               versterken en de vereisten van de nieuwe NAVO militaire verdedigingsplannen in te
               vullen. Dat betekent investeren in een defensieorganisatie die beschikt over voldoende
               vermogen om gelijktijdig nationale en internationale taken uit te voeren tijdens een
               existentieel conflict in Europa. Voldoen aan de afspraken van de Defence Investment
               Pledge om structureel minimaal 2% van het bbp aan Defensie te besteden, is daarbij
               een essentiële randvoorwaarde. Het is aan het nieuwe kabinet om gelet op internationale
               afspraken en de huidige en toekomstige dreiging een integrale afweging te maken tussen
               ambities en middelen voor de komende kabinetsperiode.
            
Vraag 13
            
Bent u op de hoogte van het BNR-artikel «20.000 extra manschappen nodig om krijgsmacht
               op niveau te krijgen» van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) Onno Eichelsheim
               van 24 februari 2024?4
Antwoord 13
            
Ja.
Vraag 14
            
Bent u het eens met de analyse van de CDS dat alle industrieën aan de slag moeten
               met het realiseren van de benodigde productiecapaciteit in Europa?
            
Antwoord 14
            
Om de Europese militaire slagkracht te versterken is het essentieel dat de productiecapaciteit
               van de Europese defensie-industrie wordt vergroot. Het kabinet zet zich daar met partners
               actief voor in. Onderdeel daarvan is de inzet om meer Nederlandse industriële bedrijven
               in staat te stellen om voor Defensie en onze bondgenoten te produceren.
            
Hierbij dragen de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie
               Industrie Programma (EDIP) bij aan effectieve opschaling van de productiecapaciteiten
               in Europa.
            
Vraag 15
            
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we in Europa heel snel productiecapaciteit
               nodig hebben voor Oekraïne?
            
Antwoord 15
            
Ja.
Vraag 16
            
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat we productielijnen in stand moeten
               houden, ook al hebben we op een gegeven moment voldoende voorraden?
            
Antwoord 16
            
Ja. Zoals eerder gecommuniceerd aan uw Kamer5, is de geopolitieke context drastisch gewijzigd. Daarom moeten we de Europese voorraden
               snel op orde krijgen. Het Europese bedrijfsleven vraagt hierbij om een langjarig perspectief
               om de gewenste investeringen te realiseren. Daarom zet het kabinet binnen het Defense Production Action Plan (DPAP) van de NAVO en het EDIS en EDIP via de EU in op geaggregeerde vraagbundeling.
            
Het is hierbij van belang om de Nederlandse industrie in Europa te positioneren op
               high-end producten of diensten, zodat Nederland zijn sterke technologische positie kan behouden.
               In lijn met Motie Podt6 werkt Defensie de mogelijkheden van een garantiefonds en andere financieringsmogelijkheden
               voor in de defensie-industrie uit. De opgebouwde kennis en productiecapaciteit kan
               in toekomst benut worden voor civiele dual use toepassingen. Zo creëren we een duurzaam en flexibel productiesysteem dat zowel voor
               onze krijgsmacht, het bedrijfsleven, de samenleving als onze bondgenoten op de lange
               termijn doeltreffend en effectief is en bijdraagt aan de Europese veiligheid.
            
Vraag 17
            
Bent u het eens met de opmerking van de CDS dat Noorwegen een verstandig besluit heeft
               genomen om een hele productielijn op te kopen? Waarom wel of niet?
            
Antwoord 17
            
De CDS refereert naar de steun aan een Noors staatsbedrijf, en het hiermee versterken
               van de strategische autonomie. Nederland beschikt niet over staatsbedrijven binnen
               de defensie-industrie. Echter, net als Noorwegen onderkent het kabinet de urgentie
               van een robuuste sector. In de veranderende veiligheidscontext is er geen enkel Europees
               land dat geheel zelfstandig voor zijn eigen veiligheid kan zorgen. Nederland zet daarom
               in op samenwerking met vertrouwde partners en in samenspraak met vertegenwoordigers
               van de NLDTIB en Europese Defensie Technologische en Industriële Basis (EDTIB). De
               inzet is onder andere gericht op het verstevigen van Nederlandse industriële sterktes.
               Zoals geschetst moeten we het bedrijfsleven hierbij een langjarig perspectief kunnen
               bieden.
            
Vraag 18
            
Hoe legt u de opmerking van de CDS uit, waarin hij zegt dat in het geval de VS uit
               de NAVO stapt het defensiebudget flink omhoog moet om juist geen keuzes te hoeven
               maken in het zwaartepunt van de eigen krijgsmacht, terwijl u in het eerdere BNR-artikel
               «Kajsa Ollongren: mooi als VDL Nedcar militaire voertuigen gaat produceren» juist
               zegt dat we dat wel moeten doen?
            
Antwoord 18
            
Het is niet aan de orde dat de VS uit het NAVO bondgenootschap treedt. Ongeacht de
               hoogte van de defensiebegroting zal Defensie keuzes moeten maken. Zie hiervoor ook
               de antwoorden op vraag 6 en 7.
            
Vraag 20
            
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk en een voor een beantwoorden, gezien de aard
               van de vragen en de snelle ontwikkelingen op het geopolitieke speelveld?
            
Antwoord 20
            
Ja, voor zover mogelijk. Er is tijd gestoken in een zorgvuldige beantwoording en om
               de leesbaarheid te vergroten zijn enkele antwoorden samengevoegd.
            
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 K.H. Ollongren, minister van Defensie
- 
              
                  Mede ondertekenaar
 C.A. van der Maat, staatssecretaris van Defensie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
