Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 264 Wijziging van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming en enkele andere wetten in verband met het stroomlijnen en actualiseren van het gegevensbeschermingsrecht (Verzamelwet gegevensbescherming)
Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 19 maart 2024
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel I, onderdeel D, wordt als volgt gewijzigd.
1. Onder vernummering van het vijfde en zesde subonderdeel tot het zesde en zevende
subonderdeel, wordt een nieuw vijfde subonderdeel ingevoegd:
5. Onder vernummering van het vijfde lid naar het zesde lid, wordt een nieuw vijfde
lid ingevoegd:
5. Onverminderd artikel 8:21, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, kan de
minderjarige betrokkene die de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt in zaken betreffende
een schending van zijn rechten uit hoofde van de AVG ten gevolge van een verwerking
van zijn persoonsgegevens, zonder bijstand van zijn wettelijk vertegenwoordiger in
rechte optreden.
2. In het zesde subonderdeel (nieuw) wordt «In het vijfde lid» vervangen door «In
het zesde lid (nieuw)».
3. In het zevende subonderdeel (nieuw) wordt «Na het vijfde lid» vervangen door «na
het zesde lid».
B
Artikel I, onderdeel R, komt te luiden:
R
Artikel 45, eerste lid, komt te luiden:
1. De artikelen 15, 16, 18, eerste lid, onderdeel a, en 20 van de verordening zijn
niet van toepassing bij de verwerking van persoonsgegevens die deel uitmaken van:
a. archiefbescheiden die voor blijvende bewaring berusten bij archiefbewaarplaatsen
als bedoeld in artikel 1, onderdeel f, van de Archiefwet 1995; of
b. andere archiefcollecties van blijvende waarde voor het algemeen belang die voor
blijvende bewaring berusten bij andere voor het publiek toegankelijke instellingen
die geen winstoogmerk hebben en waarvan de activiteiten in hoofdzaak uit publieke
middelen worden bekostigd, of waarvan de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend
orgaan of het toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de staat, zijn territoriale
lichamen of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.
C
In artikel II, onderdeel A, artikel 68a wordt in het derde lid in onderdelen a, b
en c, «onder a, c, f, h en j» telkens vervangen door «onder a, c, f, h, i en j».
D
Artikel XIII komt te luiden:
Artikel XIII. Samenloop
1. Indien het bij koninklijke boodschap van 17 november 2021 ingediende voorstel van
wet tot intrekking van de Archiefwet 1995 en vervanging door de Archiefwet 2021 (Archiefwet
2021), Kamerstukken II 2021/22, 35 968, nr. 2, tot wet is of wordt verheven en artikel 1.1 van die wet:
a. eerder in werking treedt of is getreden dan artikel I, onderdeel R, van deze wet,
komt in artikel I, onderdeel R, van deze wet het eerste lid, onderdeel a, te luiden:
a. documenten die voor blijvende bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld
in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..;.
b. later in werking treedt dan artikel I, onderdeel R, van deze wet, komt artikel 11.6,
onderdeel 1, van die wet te luiden:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. documenten die voor blijvende bewaring berusten bij een archiefdienst als bedoeld
in artikel 1.1 van de Archiefwet 20..;.
2. Op het moment dat artikel 1.1. van de in de aanhef van het eerste lid genoemde
wet in werking treedt, hetzij, indien artikel I, onderdeel R, van deze wet op een
later moment in werking treedt, op dat moment, wordt de aanduiding «20..» in het eerste
lid telkens vervangen door het jaartal van het Staatsblad waarin de in de aanhef van
het eerste lid bedoelde wet wordt geplaatst.
Toelichting
Onderdeel A
In het voorgestelde nieuwe vijfde subonderdeel van Artikel I, onderdeel D wordt een
regeling getroffen voor het geven en intrekken van toestemming door minderjarigen
en onder curatele of bewind gestelde betrokkenen. Ook wordt een regeling getroffen
voor het uitoefenen van de rechten van hoofdstuk III van de AVG. In artikel 8:21,
tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is geregeld dat procesonbekwame personen
zelf in een rechtsgeding kunnen optreden, indien zij tot redelijke waardering van
hun belangen in staat kunnen worden geacht. Voor het zonder bijstand van de wettelijk
vertegenwoordiger op kunnen treden in een civielrechtelijk geding ter zake van de
bescherming van persoonsgegevens werd echter geen regeling voorgesteld.
Op 19 december 2023 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een arrest gewezen1 waarin wordt vastgesteld dat de UAVG een omissie kent ten aanzien van de mogelijkheid
voor minderjarigen betrokkenen van zestien jaar of ouder om een effectieve toegang
tot de civiele rechter te verkrijgen bij een vermeende onrechtmatige verwerking van
zijn persoonsgegevens.
Voorgesteld wordt om deze lacune op te vullen door middel van deze voorgestelde wijziging.
Het ligt immers in de rede dat een betrokkene die de leeftijd van zestien jaren heeft
bereikt, op grond van het eerste lid zelf toestemming mag geven voor de verwerking
van zijn persoonsgegevens, zijn rechten op grond van hoofdstuk III van de AVG mag
uitvoeren en overige bestuursrechtelijke procedures mag voeren ten aanzien van de
bescherming van zijn persoonsgegevens, óók zelfstandig schendingen op grond van zijn
rechten voortvloeiend uit de AVG aan de civiele rechter mag voorleggen.
Onderdeel B
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven is artikel 45, eerste
lid, van de UAVG enkel van toepassing indien sprake is van archiefcollecties van blijvende
waarde voor het algemeen belang, die worden beheerd (i) door archiefbewaarplaatsen
in de zin van de Archiefwet 1995 of (ii) door – kortgezegd – andere voor het publiek
toegankelijke instellingen die geen winstoogmerk hebben en waarvan de activiteiten
in hoofdzaak uit publieke middelen worden bekostigd. Met het vereiste dat sprake moet
zijn van «archiefcollecties van blijvende waarde voor het algemeen belang» wordt mede
tot uitdrukking gebracht dat het niet kan gaan om documenten die nog voor de primaire
taakvervulling worden gebruikt. Artikel 45, eerste lid, is daarom inderdaad uitsluitend
van toepassing ten aanzien van persoonsgegevens die voor blijvende bewaring berusten
bij een archiefbewaarplaats in de zin van de Archiefwet of bij een andere publiek
toegankelijke archiefinstelling.
Door de oorspronkelijke formulering kan hierover onduidelijkheid ontstaan. Gelet daarop
is artikel 45, eerste lid, verduidelijkt, zodat helder is dat het bij toepassing van
artikel 45 altijd moet gaan om archiefcollecties van blijvende waarde voor het algemeen
belang.
Onderdeel C
Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is onderdeel i abusievelijk
niet opgenomen in de onderdelen a, b en c van het derde lid van artikel 68a. Bijgaande
wijziging herstelt dit, waardoor wordt voorzien in een grondslag voor overdracht van
een nummer ter identificatie (zoals een BSN-nummer) en van bijzondere en strafrechtelijke
gegevens bij de verkoop van bedrijfsactiviteiten. Uiteraard zal telkens beoordeeld
moeten worden of aan de overige voorwaarden die de AVG stelt voor verwerking van dergelijke
gegevens wordt voldaan.
Onderdeel D
Onderdeel D betreft een technische aanpassing van artikel XIII van het wetsvoorstel.
Voor de duidelijkheid wordt ervoor gekozen het artikel in zijn geheel opnieuw vast
te stellen. Met deze wijzigingen worden de samenloopbepalingen in lijn gebracht met
het gewijzigde opschrift van het wetsvoorstel voor de «Archiefwet 20..» en het in
deze nota van wijziging nieuw voorgestelde art I, onderdeel R, van dit wetsvoorstel.
De nieuwe Archiefwet wordt aangehaald als Archiefwet met vermelding van het jaartal
van het Staatsblad waarin zij zal worden geplaatst.2 Dit zal dan ook moeten worden aangepast in de UAVG. Zonder deze wijzigingsopdracht
zal anders niet naar de juiste citeertitel van de nieuwe Archiefwet worden verwezen.
Deze toelichting wordt uitgebracht mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De Minister voor Rechtsbescherming, F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming