Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 513 Wijziging van de Wet kinderopvang in verband met verbetermaatregelen van de gastouderopvang
Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Met onderhavige wetswijziging wordt de Wet kinderopvang (hierna: de wet) ten behoeve
van de gastouderopvang gewijzigd. De voorgestelde wijzigingen richten zich op drie
onderwerpen:
a) Het stellen van pedagogische doelen bij gastouderopvang.
b) Het maximeren van het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten op twee.
c) De inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers voor de coaching van gastouders.
Deze voorstellen komen voort uit de voornemens om een betere waarborging te bieden
van de kwaliteit en een kwaliteitsverhoging van de gastouderopvang.1
Deze memorie van toelichting kent de volgende opbouw. In paragraaf 2 wordt de aanleiding
voor dit wetsvoorstel toegelicht. In paragraaf 3 worden de doelen en de voorgestelde
wijzigingen geschetst. Paragraaf 4 bevat een overzicht van de maatschappelijke gevolgen
van dit wetsvoorstel. In paragraaf 5 worden de uitkomsten van de uitvoeringstoetsen
door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de Vereniging voor publieke gezondheid
en veiligheid in Nederland (GGD GHOR NL), de Inspectie van het Onderwijs (inspectie)
en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de uitkomsten van de internetconsultatie
weergegeven en wordt uitgelegd hoe deze uitkomsten zijn verwerkt in het wetsvoorstel.
In paragraaf 6 wordt ingegaan op de inwerkingtreding. Tot slot worden in deel II de
artikelen nader toegelicht.
2. Aanleiding
Kinderopvang vervult een belangrijke rol in het leven van veel gezinnen in Nederland.
Het stelt ouders in staat om te werken en het draagt bij aan de ontwikkeling van het
kind. Binnen de kinderopvang heeft gastouderopvang een belangrijke functie. Het biedt
flexibiliteit voor ouders en is kleinschalig. Daarmee kan gastouderopvang in sommige
gevallen beter aansluiten bij de behoefte van ouders en kinderen dan een kindercentrum.
Daarnaast wordt gastouderopvang veelvuldig aangeboden in niet-stedelijke gebieden,
waar minder aanbod van dagopvang en buitenschoolse opvang is. Daarmee is de gastouderopvang
een onmisbare schakel in het aanbod van kinderopvang.
Gastouderopvang van goede pedagogische kwaliteit draagt bij aan de ontwikkeling van
het kind en daarmee aan een goede start voor kinderen in de maatschappij. In het belang
van kwalitatief goede gastouderopvang zijn in wet- en lagere regelgeving kwaliteitseisen
vastgelegd. Gastouderbureaus ondersteunen en begeleiden gastouders in het bieden van
kwalitatief goede opvang en gemeenten houden toezicht op de bijbehorende eisen. De
eisen moeten bij gastouders en gastouderbureaus leiden tot verantwoorde gastouderopvang
en daarmee tot pedagogische kwaliteit.
Met de inwerkingtreding van de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang (hierna: de
Wet IKK) in 2018 en 2019 zijn de kwaliteitseisen voor dagopvang en buitenschoolse
opvang herijkt met als doel een kwaliteitsverhoging. De gastouderopvang is destijds
niet meegenomen in dit traject, omdat op dat moment nog werd gewerkt aan een beleidsdoorlichting
van de gastouderopvang.2
Uit verschillende onderzoeken die sindsdien zijn uitgevoerd blijkt dat de kwaliteit
in de gastouderopvang gemiddeld genomen vergelijkbaar is met die in de dagopvang en
buitenschoolse opvang, maar dat de variatie groter is met grote uitschieters aan de
bovenkant én onderkant.3 Uit een nadere analyse naar deze verschillen, blijkt dat ruim 21% van de gastouders
lage of zeer lage pedagogische kwaliteit biedt. Deze gastouders bieden een sociaal
emotioneel veilige omgeving, maar hebben weinig interactie met kinderen en het activiteitenaanbod
is weinig gevarieerd. Dit betekent dat kinderen in beperkte mate of nauwelijks worden
gestimuleerd in hun ontwikkeling.4
De inspectie heeft in 2020 het thema-onderzoek «Toezicht op gastouderopvang» uitgevoerd.
Hierin concludeert de inspectie dat toezichthouders niet voldoende zicht hebben op
de kwaliteit van de gastouderopvang. De inspectie ziet risico’s in het solitaire karakter
van de gastouderopvang in combinatie met de – toen geldende – lage toezichtintensiteit5, het toezichtkader en de kwaliteitsbewaking door gastouderbureaus en het beperkte
zicht hierop.6
De bovengenoemde beleidsdoorlichting en onderzoeken tonen aan dat de kwaliteitseisen
voor gastouders en gastouderbureaus aanpassing behoeven om de pedagogische kwaliteit
van gastouders en goede begeleiding door gastouderbureaus beter te kunnen waarborgen.
Doel van de aanpassing van de kwaliteitseisen is enerzijds het verbeteren van de begeleiding
door gastouderbureaus en anderzijds het goed toerusten van gastouders om kinderen
te kunnen stimuleren in hun ontwikkeling. Middels het stellen van nieuwe kwaliteitseisen
en het verduidelijken en aanscherpen van bestaande kwaliteitseisen worden gastouders
gestimuleerd om kinderen verder te helpen in hun ontwikkeling. Dit kan de gastouder
doen door in te spelen op de interacties tussen kinderen onderling en door de interactie
tussen gastouder en het kind.
Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de pedagogische doelen van (em.) professor
Riksen-Walraven7 als uitgangspunt te nemen voor het bieden van verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang.
Het maximeren van het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten op twee. Ook wordt voorgesteld om het aantal
gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening voor gastouderopvang kan zijn
aangesloten te maximeren op twee. Tot slot wordt voorgesteld om bij of krachtens algemene
maatregel van bestuur nadere regels te stellen aan de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers
voor de coaching van gastouders.
3. Hoofdlijnen van het voorstel
3.1.1 Pedagogische kwaliteit in de kinderopvang
Kinderopvang kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen als deze van
voldoende (pedagogische) kwaliteit is.8 Dit betekent dat het welzijn van de kinderen en hun ontwikkeling worden bevorderd.
Pedagogische kwaliteit bestaat uit twee pijlers, namelijk de structurele kwaliteit
en de proceskwaliteit. Bij structurele kwaliteit gaat het om kwaliteitskenmerken,
veelal vastgelegd in wettelijke kwaliteitseisen, zoals de maximale groepssamenstelling
en -grootte, de ruimtes, de opleiding van de pedagogisch professionals en het pedagogisch
beleidsplan. In de gastouderopvang is een aantal van deze (structuur)kwaliteitskenmerken
per definitie goed gewaarborgd. Eén en dezelfde gastouder verzorgt de opvang, de groepen
zijn klein (maximaal zes kinderen) en vaak is de groepssamenstelling relatief stabiel.
Terwijl in de dagopvang meer eisen worden gesteld om de stabiliteit te waarborgen,
zoals het vaste gezichtencriterium.9
Bij proceskwaliteit gaat het om de leer- en ontwikkelvaardigheden die kinderen in
de kinderopvang opdoen. Het is het fundament van welbevinden en betrokkenheid en van
een positieve ontwikkeling van het kind. De gastouder vervult een sleutelrol in de
pedagogische kwaliteit.
De interactievaardigheden van de gastouder hebben invloed op de interacties die het
kind opdoet met andere kinderen, met de gastouder en met de leefomgeving van het kind.
Met de inrichting van de ruimte, het aanbod van speelmaterialen en het dagprogramma
heeft de gastouder invloed op de leefomgeving. Uit onderzoek blijkt dat de kwaliteit
van de gastouder in de gastouderopvang (door de kleinschaligheid en één-op-één relatie)
nog bepalender is voor de ontwikkeling van het kind dan de kwaliteit van de beroepskracht
in een kindercentrum.8
Na invoering van de Wet IKK in 2018 en 2019, zijn voor dagopvang en buitenschoolse
opvang onder andere eisen gesteld aan het pedagogisch beleidsplan, opleiding en coaching,
en pedagogische ondersteuning. Deze eisen dienen als randvoorwaarden voor opvang van
goede kwaliteit. Enerzijds zien deze randvoorwaarden op het versterken van de structurele
kwaliteit, bijvoorbeeld in het pedagogisch beleidsplan, anderzijds beogen ze de proceskwaliteit
te verbeteren, door middel van pedagogische coaching.
Voor de gastouderopvang concludeerde de inspectie dat de kwaliteitseisen voor de gastouderopvang
aanpassing behoeven om de kwaliteit beter te kunnen waarborgen.10 Daarom worden er voor de gastouderopvang kwaliteitseisen uitgewerkt op het niveau
van wet, algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling. Deze maatregelen
zien op het verbeteren van de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau
en de professionalisering van gastouders, met als doel om de structurele en proceskwaliteit
in de gastouderopvang te verbeteren.
3.1.2 Maatregelen voor verbeteren van de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau
Het gastouderbureau vervult een belangrijke rol in de gastouderopvang. Het gastouderbureau
brengt de opvang tussen gastouder en vraagouder tot stand, stelt een pedagogisch beleidsplan
op waarnaar de gastouder handelt en begeleidt de gastouder hierbij. Daarnaast vervult
het bureau ook een kassiersfunctie.
De houder van het gastouderbureau dient deze taken zodanig uit te voeren dat dit leidt
tot verantwoorde kinderopvang bij gastouderopvang. Om de rol goed te kunnen vervullen
is het belangrijk dat het gastouderbureau over de juiste expertise beschikt, goed
zicht heeft op de opvangpraktijk van de gastouder en dus ook regelmatig bij de gastouder
over de vloer komt. Met de beoogde maatregelen wordt de begeleidende rol van het gastouderbureau
steviger verankerd. Dit is één van de randvoorwaarden – een structuurkenmerk – die
ondersteunend is voor de proceskwaliteit van de gastouder, met als doel om hiermee
de pedagogische kwaliteit te versterken.
De begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau wordt versterkt door:
a) het stellen van pedagogische doelen bij gastouderopvang
De pedagogische doelen van (em.) professor Riksen-Walraven worden in de sector algemeen
erkend en liggen ten grondslag aan de pedagogische kaders die zijn opgesteld voor
de kinderopvang.11, 12 Deze doelen zijn opgenomen in de memorie van toelichting het oorspronkelijke wetsvoorstel
mee de wet per 2005 is ingevoerd.13
In de huidige wet- en regelgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen de invulling
van verantwoorde kinderopvang (van toepassing op dagopvang en buitenschoolse opvang)
en verantwoorde gastouderopvang. In de definitie van verantwoorde kinderopvang zijn
met de Wet IKK in 2018 genoemde pedagogische doelen opgenomen. Vooralsnog geldt voor
gastouderopvang dat een houder van een voorziening voor gastouderopvang verantwoorde
gastouderopvang biedt, indien de opvang bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling
van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Dit volgt uit artikel 1.49, derde
lid, van de wet. Met dit wetsvoorstel wordt voorgesteld om de pedagogische doelen
ook voor gastouderopvang te verankeren in de wetgeving. Verantwoorde gastouderopvang
kan hierdoor ondergebracht worden onder het begrip verantwoorde kinderopvang en hoeft
daardoor niet langer met een apart begrip gedefinieerd te worden. Dit wil echter niet
zeggen dat de kwaliteitseisen voor gastouderopvang gelijkgesteld worden aan de kwaliteitseisen
van dagopvang of buitenschoolse opvang. Per opvangvorm zijn voorwaarden voor verantwoorde
kinderopvang separaat van elkaar uitgewerkt bij of krachtens algemene maatregel van
bestuur. Op deze manier wordt erkend dat elk type opvang anders in elkaar steekt,
en dat de pedagogische doelen van verantwoorde kinderopvang, op verschillende wijzen
– passend bij het type opvang – kunnen worden bereikt.
De pedagogische doelen voor gastouderopvang worden geconcretiseerd bij algemene maatregel
van bestuur. Artikel 1.49, tweede lid, van de wet biedt daarvoor de grondslag. Hierdoor
is het mogelijk om de concretisering van de doelen op kortere termijn mee te laten
bewegen met nieuwe maatschappelijke opvattingen over de optimale ontwikkeling van
het jonge kind, binnen de wettelijke kaders. Dit komt overeen met hoe dit met de Wet
IKK is vastgelegd voor dagopvang en buitenschoolse opvang.
Verantwoorde kinderopvang in geval van gastouderopvang houdt in dat in een veilige
en gezonde omgeving:
1. emotionele veiligheid wordt geboden aan kinderen;
2. de persoonlijke competentie van kinderen wordt bevorderd;
3. de sociale competentie van kinderen wordt bevorderd, en
4. de socialisatie van kinderen wordt bevorderd door overdracht van algemeen aanvaarde
waarden en normen.
De evaluatie van de Wet IKK geeft een positief beeld van het effect op de kwaliteit
van het opnemen van de pedagogische doelen in de wet.14, 15 Houders en beroepskrachten blijken door de concretisering meer bekend met de doelen
en beroepskrachten kunnen deze beter toepassen in de praktijk. Tevens biedt de concretisering
van de pedagogische doelen een verduidelijking zodat daar beter toezicht op kan worden
gehouden door de GGD. Deze positieve effecten worden met dit wetsvoorstel ook beoogd
voor de gastouderopvang.
Wijzigingen in het pedagogisch beleidsplan
De houder van het gastouderbureau heeft een pedagogisch beleidsplan waarin het reeds
verplicht was om de kenmerkende visie op de omgang met kinderen vast te leggen. Met
de concretisering van de pedagogische doelen bij algemene maatregel van bestuur, zullen
gastouderbureaus hun pedagogisch beleidsplan hierop moeten wijzigen.
De nadere invulling van het pedagogisch beleidsplan wordt beschreven in het artikel 21
van het Besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met
het verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang.
b) het maximeren van het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten op twee
Het gastouderbureau vervult een belangrijke rol in de gastouderopvang. Het gastouderbureau
brengt de opvang tussen gastouder en ouder tot stand, begeleidt de gastouder en vervult
de kassiersfunctie. Om deze rol goed te kunnen vervullen, is het belangrijk dat het
gastouderbureau over voldoende expertise beschikt en goed zicht heeft op de (kwaliteit
van) opvang die wordt geboden door de gastouder. Een gastouder kan overigens meerdere
voorzieningen hebben waarin gastouderopvang plaatsvindt.
Voordat een voorziening voor gastouderopvang geregistreerd kan worden in het Landelijk
Register Kinderopvang (LRK), moet de gastouder zich aansluiten bij een gastouderbureau.
Het gastouderbureau dient de aanvraag voor registratie in het LRK in bij de gemeente.
Van de aansluiting of beëindiging van een aansluiting van een voorziening voor gastouderopvang
bij een gastouderbureau, is de houder van het gastouderbureau op grond van artikel 1.47
van de wet en artikel 7 van het Besluit landelijk register kinderopvang, register
buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang verplicht hier onverwijld
mededeling van te doen aan het college van de betreffende gemeente.
Eind 2023 is bij bijna 78% van de voorzieningen voor gastouderopvang de gastouder
aangesloten bij één gastouderbureau. Bij 16,9% van de voorzieningen voor gastouderopvang
is de gastouder bij twee gastouderbureaus aangesloten. Bij circa 5,4% van de voorzieningen
voor gastouderopvang is de gastouder bij drie of meer gastouderbureaus aangesloten.
Het merendeel hiervan is aangesloten bij drie gastouderbureaus, maar er zijn uitschieters
tot gastouders die voor een voorziening voor gastouderopvang bij zes gastouderbureaus
zijn aangesloten. Dit kan in de praktijk leiden tot verschillende problemen, die in
2020 ook gesignaleerd zijn door de Inspectie van het Onderwijs in het thema-onderzoek
«Toezicht op gastouderopvang». In het rapport geeft de inspectie aan risico’s te zien
in het solitaire karakter van de gastouderopvang in combinatie met de – toen geldende
– lage toezichtintensiteit, het toezichtkader en de kwaliteitsbewaking door gastouderbureaus
en het beperkte zicht hierop.
Wanneer een gastouder per voorziening voor gastouderopvang bij meerdere gastouderbureaus
is aangesloten, kan dit allereest leiden tot rolvervaging tussen gastouderbureaus.
Deze rolvervaging ontstaat omdat de betrokken gastouderbureaus wel de bemiddeling
tussen gastouder en vraagouders op zich nemen, maar vervolgens niet de (volledige)
begeleiding van de gastouders.
Het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus door een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan daarnaast tot een aantal praktische problemen leiden, die
de kwaliteit van de gastouderopvang niet altijd ten goede komen. Zo dient de gastouder
te handelen overeenkomstig de visie en invulling van de pedagogische doelen zoals
beschreven in het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Daarnaast ontstaat
er onduidelijkheid als de gastouder in een voorziening van meerdere gastouderbureaus
de opgestelde veiligheids- en gezondheidsrisico’s in acht dient te nemen en zorg moet
dragen dat de maatregelen uit het bijbehorende plan van aanpak zijn respectievelijk
worden genomen. Ook bij naleving van de meldcode die door de betrokken gastouderbureaus
zijn opgesteld kan onduidelijkheid ontstaan. Als deze beleidsdocumenten of risico-inventarisaties
van de verschillende gastouderbureaus inhoudelijk van elkaar verschillen, kan het
tot lastige situaties leiden voor de gastouder.
Daarnaast is bijvoorbeeld het zicht hebben op welke ontwikkelactiviteiten de gastouder
volgt of het aantal kinderen dat bij de voorziening voor gastouderopvang wordt opgevangen
lastiger als er meerdere gastouderbureaus zijn betrokken bij een voorziening voor
gastouderopvang. In dat laatste geval hebben namelijk alle betrokken gastouderbureaus
de verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat het maximum aantal op te vangen kinderen
bij de voorziening voor gastouderopvang niet wordt overschreden, ook niet met de kinderen
die via ander gastouderbureaus worden opgevangen.
Tot slot kan het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus belemmerend werken
voor het toezicht door de GGD. In het onderzoek van de inspectie geeft bijna een derde
van de bevraagde GGD’en aan dat het aangesloten zijn bij meerdere gastouderbureaus
het beoordelen van de kwaliteitseisen tijdens een inspectieonderzoek (zeer) negatief
beïnvloedt. Als een gastouder met verschillend beleid moet werken, is moeilijker toezicht
te houden of dit beleid ook wordt uitgevoerd. Als de kwaliteit of veiligheid op de
voorziening tekort schiet, is het bovendien minder goed mogelijk om te beoordelen
wie welke verantwoordelijkheid heeft en welk gastouderbureau eventueel in overtreding
is. Dit heeft ook gevolgen voor de handhavingsmogelijkheden van de gemeente. Er kan
niet effectief worden opgetreden als de rol en verantwoordelijkheden van de partijen
niet duidelijk is.
Hierbij geldt dat hoe meer gastouderbureaus betrokken zijn bij een voorziening voor
gastouderopvang, hoe moeilijker het vervullen van bovengenoemde verantwoordelijkheden
wordt en hoe lastiger het is voor de toezichthouder om hier toezicht op te houden.
Het is de verantwoordelijkheid van de houder van het gastouderbureau dat het gastouderbureau
aan alle eisen voldoet die aan de totstandkoming van de gastouderopvang en de begeleiding
van de gastouder worden gesteld. Het gastouderbureau moet dit aannemelijk kunnen maken.
Vanuit het oogpunt van de controlerende en begeleidende rol van het gastouderbureau,
zou een maximering op één gastouderbureau de meest voor de hand liggende keuze zijn.
Er spelen echter ook andere belangen mee, zoals dat een gastouder voldoende bezetting
van kinderen wil hebben of het debiteurenrisico vanuit gastouderbureaus wil kunnen
spreiden en om deze redenen bij meer dan een gastouderbureau aangesloten wil zijn.
Om aan dit belang tegemoet te komen stelt de regering daarom voor dat het voor een
gastouder mogelijk wordt om per voorziening voor gastouderopvang bij maximaal twee
gastouderbureaus aangesloten te zijn. Indien meerdere gastouderbureaus betrokken zijn
bij de begeleiding van de gastouder zal van hen worden gevraagd de begeleiding af
te stemmen. De afstemming zal in lagere regelgeving worden uitgewerkt.
Met het maximum van twee gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening voor
gastouderopvang kan zijn aangesloten, in samenhang met een goede afstemming van de
begeleiding van de gastouder tussen de gastouderbureaus, is een goede balans gevonden
tussen deze verschillende belangen. Zo behoudt de gastouder meer zicht op werkzekerheid
doordat hij of zij bij meer dan een gastouderbureau aangesloten kan zijn. Daarnaast
zal hiermee de rolvervaging tussen gastouderbureaus verminderen. Tot slot zorgt dit
voor meer duidelijkheid in het toezicht door de GGD en de handhaving door gemeentes.
Met dit maximum blijft weliswaar de situatie bestaan dat er meerdere gastouderbureaus
aangesproken zouden moeten of kunnen worden bij een tekortkoming bij de voorziening
voor gastouderopvang. Een maximering van twee gastouderbureaus vergroot echter wel
de mogelijkheden tot een goede beoordeling hiervan door de toezichthouder. Daarmee
draagt deze maatregel bij aan het versterken van de kwaliteit van de gastouderopvang.
Als een gastouder voor een voorziening voor gastouderopvang kiest voor (structurele)
aansluiting bij twee gastouderbureaus, is afstemming tussen de betrokken gastouderbureaus
van belang voor de kwaliteit van de opvang. Onder meer om er zorg voor te dragen dat
alle betrokken gastouderbureaus zicht hebben op de kwaliteit, het aantal aanwezige
kinderen en de ontwikkeling van de gastouder. Hiervoor zullen de gastouder en beide
gastouderbureaus de wijze waarop dit verantwoord wordt georganiseerd moeten afstemmen.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld
over de afstemming tussen de beide gastouderbureaus.
Uitzonderingsmogelijkheid
De situatie kan ontstaan dat een gastouder, die voor de voorziening voor gastouderopvang,
reeds met twee gastouderbureaus een bemiddelingsrelatie heeft, redenen heeft om een
bemiddelingsrelatie met een ander gastouderbureau aan te gaan. Dit kan een praktische
reden hebben, bijvoorbeeld de opvang van kinderen waarvan de ouder is aangesloten
bij een ander gastouderbureau. Maar het is ook mogelijk dat de gastouder niet tevreden
is over de begeleiding van het huidige gastouderbureau en daardoor wil overstappen
naar een ander gastouderbureau. Het vergt voor zowel de gastouder, de ouder, het oude
en het nieuwe gastouderbureau als voor de gemeente waar de voorziening voor gastouderopvang
is gevestigd, enkele administratieve handelingen om de overstap naar een nieuw gastouderbureau
te effectueren. Wanneer strikt wordt vasthouden aan het maximum van twee bemiddelingsrelaties
met een gastouderbureau, is een overstap naar een, tijdelijk, derde gastouderbureau
onmogelijk. Dit wordt onwenselijk geacht, omdat een gastouder de mogelijkheid moet
hebben over te kunnen stappen, bijvoorbeeld als de gastouder niet tevreden is over
de begeleiding en bemiddeling door het gastouderbureau.
Om de mogelijkheid voor voorzieningen voor gastouderopvang om te wisselen van gastouderbureau
te behouden, wordt daarom in dit wetvoorstel een tijdelijke uitzonderingsmogelijkheid
geboden.
Deze uitzonderingsmogelijkheid houdt in dat een gastouder per voorziening voor gastouderopvang
tijdelijk met drie gastouderbureaus een bemiddelingsrelaties mag hebben. Een tijdelijke
uitzonderingsmogelijkheid geeft de gastouder de mogelijkheid de overstap naar een
nieuw gastouderbureau te bewerkstelligen op het moment dat de voorziening voor gastouderopvang
al met twee gastouderbureaus een bemiddelingsrelatie heeft. De gastouder wordt zo
in de gelegenheid gesteld om voor de betreffende voorziening voor gastouderopvang
één van de twee bestaande bemiddelingsrelaties op te zeggen en een bemiddelingsrelatie
met een nieuw, derde gastouderbureau te starten. Administratief kan dit niet altijd
op hetzelfde moment geregeld worden, vanwege afhankelijkheid van de beide gastouderbureaus,
de gemeente die de beëindiging van de bemiddelingsrelatie en de start van de nieuwe
bemiddelingsrelatie moet beschikken en eventueel ouders die moeten overstappen van
gastouderbureau.
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld omtrent tijdelijke
uitbreiding naar drie gastouderbureaus. Deze regels kunnen betrekking hebben op de
redenen en duur van de tijdelijke uitbreiding.
Overgangsrecht voor bestaande bemiddelingsrelaties
Eind 2023 heeft bij circa 5,4% van de voorzieningen voor gastouderopvang de gastouder
een bemiddelingsrelatie met drie of meer gastouderbureaus. Hiervan heeft het merendeel
een bemiddelingsrelatie met drie gastouderbureaus, maar er zijn uitschieters tot meer
dan vijf bureaus. Het betreft derhalve slechts een beperkt aantal voorzieningen voor
gastouderopvang waarbij de gastouder met drie of meer gastouderbureaus een bemiddelingsrelatie
heeft. Het doel van dit wetsvoorstel is om de gastouder per voorziening voor gastouderopvang
het aantal bemiddelingsrelaties met een gastouderbureau terug te brengen tot ten hoogste
twee. Door het opnemen van overgangsrecht, kunnen gastouders met meerdere bemiddelingsrelaties
per voorziening voor gastouderopvang daar de tijd voor nemen. Dit kan zolang als op
de voorziening kinderen worden opgevangen op basis van bestaande contracten tussen
ouders en gastouderbureaus op het moment van inwerkingtreding van deze wet.
Gastouders (en daarmee ook ouders) verplichten vroegtijdig de bestaande bemiddelingscontracten
op te zeggen, kan voor de ouders en de kinderen de continuïteit van de opvang in geding
brengen. Ook kan dit een onevenredige administratieve last voor hen betekenen. Om
de continuïteit van de opvang te waarborgen en eventuele onwenselijke administratieve
lasten te beperken is er in dit wetsvoorstel voor gekozen dat bestaande bemiddelingsrelaties
gehandhaafd mogen blijven, tot de reeds afgesloten overeenkomsten tussen de ouder
en het gastouderbureau worden beëindigd of opgezegd. Op deze manier zullen de situaties
dat er sprake is van meer dan twee bemiddelingsrelaties met natuurlijk verloop uit
faseren.
Dit overgangsrecht wordt uitgelegd aan de hand van een voorbeeld: een gastouder heeft
per voorziening voor gastouderopvang voor inwerkingtreding van deze maatregel een
bemiddelingsrelatie met drie gastouderbureaus (A, B en C). Via elk van deze drie gastouderbureaus
vangt de gastouder één kind op binnen de voorziening voor gastouderopvang. Deze opvang
geschiedt op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de ouder en het gastouderbureau.
Deze schriftelijke overeenkomsten kunnen gehandhaafd worden, dus de opvang van deze
drie kinderen kan door blijven lopen. Na inwerkingtreding van deze maatregel kan de
gastouder voor deze voorziening voor gastouderopvang van hooguit twee (A en B) van
deze drie gastouderbureaus nieuwe koppelingen met ouders aangaan. De gastouder kan
– vanzelfsprekend – zelf de keuze maken welke twee van de drie aangesloten gastouderbureaus
dit betreft. Op het moment dat de opvang via het derde gastouderbureau (C) stopt,
heeft de gastouder met twee gastouderbureaus een bemiddelingsrelatie en is dit overgangsrecht
niet meer van toepassing. De verplichting om de beëindiging van de bemiddelingsrelatie
onverwijld door te geven aan de gemeente blijft staan voor de gastouder en gastouderbureau
C.
c) de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers voor coaching van de gastouders
De kwaliteit van de gastouder is bepalend voor de kwaliteit van de opvang. Ontwikkelingsgericht
werken met kinderen vraagt veel van gastouders, zowel op het terrein van kennis als
op het terrein van vaardigheden. Om gastouders hierin te ondersteunen is goede begeleiding
vanuit het gastouderbureau een vereiste. Dit kan bijvoorbeeld door het faciliteren
van bijscholing.
Uit de literatuur blijkt dat coaching on the job een bewezen effectieve maatregel is voor het verhogen van de kwaliteit.16 De introductie van de pedagogisch beleidsmedewerker heeft bij dagopvang en buitenschoolse
opvang positieve effecten op de kwaliteit van de opvang in de perceptie van beroepskrachten
en houders, zo geven respondenten aan in de evaluatie van de Wet IKK. Pedagogisch
beleidsmedewerkers worden in de dagopvang en buitenschoolse opvang onder andere ingezet
als coach van de beroepskracht en dragen daardoor bij aan de versterking van de rol
van de beroepskrachten. Goed toegeruste beroepskrachten/gastouders zijn belangrijk
om de ontwikkeling van kinderen te volgen en maatwerk te kunnen bieden.
Om de kwaliteit van de pedagogische begeleiding, waaronder de coaching, te waarborgen
worden er in dit wetsvoorstel grondslagen opgenomen om nadere regels te kunnen stellen
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur over de inzet en de opleidingseisen
van pedagogisch beleidsmedewerkers voor de coaching van gastouders. Door middel van
coaching van de gastouders kan een impuls gegeven worden aan de (interactie)vaardigheden
van de gastouder en zo aan de proceskwaliteit. De coaching ziet op de werkzaamheden
van de gastouder en het handelen conform het pedagogisch beleid. Dit ziet zowel op
het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau als op het pedagogisch werkplan
van de gastouder. In het Besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang
in verband met het verbetertraject gastouderopvang wordt vastgelegd hoeveel uren coaching
de pedagogisch beleidsmedewerker iedere gastouder jaarlijks ten minste biedt. De deskundigheidseisen
voor de pedagogisch beleidsmedewerker worden, net als bij gastouders, gedelegeerd
naar de Regeling Wet kinderopvang.
3.1.3 Verbetermaatregelen professionalisering gastouders
Het opvangen van kinderen is een vak. Gastouders zijn pedagogisch professionals, net
zoals beroepskrachten binnen de dagopvang en buitenschoolse opvang. Om dit vak goed
te kunnen uitoefenen zijn bepaalde vaardigheden nodig, die een deel van de gastouders
minder in lijkt te zetten (gegeven de uitschieters aan de onderkant). Het gaat daarbij
om de interactie tussen gastouder en de kinderen (de zogenoemde interactievaardigheden),
pedagogische basiskennis en een bewuste visie op of benadering van de eigen opvangpraktijk.
Om de kwaliteit van de gastouderopvang beter te waarborgen en te verhogen, zullen
in het verlengde van dit wetsvoorstel wijzigingen in de kwaliteitseisen plaatsvinden
bij of krachtens algemene maatregel van bestuur. Deze maatregelen zijn aangekondigd
in de kamerbrief van mei 2023.17 Deze wijzigingen hebben betrekking op de professionaliteit van gastouders en de verantwoorde
begeleiding van gastouderbureaus.
De belangrijkste onderdelen zijn:
– Het aanscherpen van de opleidingseisen voor gastouders, zodat gastouders een pedagogisch
component hebben gevolgd. Op dit moment kwalificeren er opleidingen, bijvoorbeeld
op mbo-niveau 2 of 3, die geen enkel vak bevatten dat is gericht op pedagogiek.
– Het voorschrijven van permanente ontwikkeling voor gastouders. Met deze eis geldt
voor alle gastouders een verplichting om zich jaarlijks voor een aantal uren te blijven
ontwikkelen en bij te scholen.
– Het opstellen van een pedagogisch werkplan voor elke voorziening voor gastouderopvang.
De gastouder beschrijft in het pedagogisch werkplan onder meer hoe hij of zij invulling
geeft aan de pedagogische visie en invulling van de pedagogische doelen van het gastouderbureau.
Daarnaast beschrijft de gastouder in dit werkplan hoe hij of zij de ontwikkeling van
het kind volgt.
– Het uitbreiden van de achterwachtregeling. Op dit moment is een gastouder die meer
dan drie kinderen opvangt verplicht een achterwacht te hebben die in geval van calamiteiten
binnen 15 minuten ter plaatse kan zijn. Deze achterwachtregeling wordt gewijzigd,
zodat alle gastouders, ongeacht hoeveel kinderen zij opvangen, over een achterwacht
beschikken.
Deze beoogde aanpassingen in lagere regelgeving zijn mogelijk binnen de bestaande
grondslagen in de wet. De nadere invulling van deze maatregelen wordt beschreven in
het Besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het
verhogen van de kwaliteit van de gastouderopvang.
Met de reeds bestaande kwaliteitseisen en het opnemen dan wel aanscherpen van bovengenoemde
kwaliteitseisen voor gastouderopvang, wordt invulling gegeven aan verantwoorde kinderopvang
bij gastouderopvang. Deze kwaliteitseisen zijn afgestemd op de aard en context van
de gastouderopvang. Door middel van het stellen van deze kwaliteitseisen wordt geprobeerd
om uitschieters in de kwaliteit aan de onderkant te voorkomen.
3.2 Afbakening
Het wetsvoorstel is van toepassing op gastouderopvang en niet op kindercentra. Dit
is toegelicht in paragraaf 1.
Het voorliggende wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor Caribisch Nederland, omdat
de wet daar niet van toepassing is. Voor Caribisch Nederland zijn nadere regels voorgesteld
omtrent de kwaliteit van kinderopvang in de Wet kinderopvang BES.18
3.3 Monitoring en evaluatie
Zoals aangegeven zal dit voorstel worden uitgewerkt bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur. Nieuw geïntroduceerde of aangepaste kwaliteitseisen zullen worden gemonitord
en geëvalueerd.
4. Maatschappelijke gevolgen
4.1 Gevolgen voor de toegankelijkheid van de gastouderopvang
Gastouderopvang stelt ouders in staat om te werken en het draagt bij aan de ontwikkeling
van het kind. Deze doelen zijn nevengeschikt aan elkaar. Voor het bereiken van deze
twee doelen is zowel goede toegankelijkheid als goede kwaliteit van de opvang van
belang. Zoals eerder beschreven in deze toelichting is de kwaliteit bij een deel van
de gastouders nu (zeer) laag. Met de maatregelen uit dit wetsvoorstel wordt beoogd
om de kwaliteit van gastouderopvang beter te waarborgen en te verhogen. Er moet sprake
zijn van verantwoorde kinderopvang, zodat deze bij kan dragen aan de ontwikkeling
van het kind of in ieder geval geen negatief effect heeft op de ontwikkeling van het
kind. De voorgestelde maatregelen kunnen de toegankelijkheid van de gastouderopvang
onder druk zetten. Bijvoorbeeld omdat gastouders niet aan de nieuwe kwaliteitseisen
kunnen of willen voldoen en hun opvang beëindigen. Ook kunnen de kosten voor gastouderopvang
voor ouders stijgen als gevolg van de voorgestelde maatregelen.
De regering vindt het belangrijk om verantwoorde gastouderopvang beter te waarborgen
in de wet, ook als dit betekent dat sommige gastouders niet aan alle voorgestelde
eisen kunnen voldoen. Het aantal gastouders daalt al jaren, blijkt uit de registratie
in het LRK.
De voorgestelde kwaliteitseisen leiden mogelijk tot een grotere uitstroom van het
aantal gastouders. De verwachting is dat het effect beperkt zal zijn omdat veel gastouders
en gastouderbureaus al (deels) voldoen aan de nieuwe eisen. Zo blijkt uit een inventarisatiestudie
onder gastouders en gastouderbureaus uit 2022 dat ruim driekwart van de gastouders
al aan professionalisering doet en 35% van de gastouders al over een pedagogisch werkplan
beschikt. Aandachtspunt bij de introductie van de pedagogisch beleidsmedewerker is
de beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde pedagogisch beleidsmedewerkers voor
de coaching van gastouders. Van de gastouderbureaus biedt 66% echter nu al individuele
coaching aan en verzorgt ruim 87% workshops of trainingen voor de gastouders. Ook
is meer dan de helft van het aantal medewerkers bij gastouderbureaus al minimaal hbo
geschoold.19 Daarnaast blijkt uit de evaluatie van de Wet IKK dat de beschikbaarheid van voldoende
gekwalificeerde pedagogisch beleidsmedewerkers in de centrumopvang geen groot knelpunt
is geweest.20
Een deel van de gastouders en gastouderbureaus zal nog stappen moeten zetten om aan
de nieuwe maatregelen te voldoen. Dit kan leiden tot een grotere uitstroom onder gastouders.
Het kan zijn dat een deel van de gastouders niet kan of wil voldoen aan de nieuwe
eisen en hiermee het aanbod van gastouderopvang afneemt. De regering stelt enkele
maatregelen voor om rekening te houden met het doenvermogen van gastouders en gastouderbureaus.
Allereerst is vroegtijdige en duidelijke communicatie vanuit de Rijksoverheid wat
er van gastouders en gastouderbureaus wordt verwacht van belang. Daarnaast hebben
gastouderbureaus een ondersteunende en begeleidende rol naar de gastouder bij de implementatie
van deze eisen. Tot slot zullen voor enkele eisen overgangstermijnen gelden. Zo wordt
getracht gastouders in staat te stellen zich de nieuwe eisen eigen te maken. Om een
grotere uitstroom van het aantal gastouders zoveel mogelijk te beperken worden naast
bovengenoemde maatregelen om de regeldruk te beperken, ook maatregelen genomen om
de financiële gevolgen te beperken. Deze worden toegelicht in paragraaf 4.2. In paragraaf
4.3 wordt nader ingegaan op de regeldruk van de maatregelen in dit wetsvoorstel.
Om zicht te houden op de gevolgen van de maatregelen voor de toegankelijkheid van
de gastouderopvang wordt de implementatie van de voorgestelde maatregelen uit dit
wetsvoorstel alsmede het aantal gastouders gemonitord. Daarnaast is de Minister van
SZW voornemens om een onderzoek uit te laten voeren naar de redenen van uitstroom
van gastouders, om hier meer zicht op te krijgen. Zo kan waar nodig worden bijgestuurd
om de toegankelijkheid van de gastouderopvang te waarborgen.
4.2 Financiële gevolgen
Inleiding
In het onderhavige wetsvoorstel worden grondslagen aangepast voor het stellen van
nadere kwaliteitseisen ten behoeve van het verbetertraject gastouderopvang in lagere
regelgeving. Daarnaast worden de pedagogische doelen verankerd in de wet en wordt
een maximum van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang voorgesteld.
In deze toelichting wordt op hoofdlijnen ingegaan op de financiële gevolgen van alle
aanpassingen in de kwaliteitseisen en de verhoging van de maximum uurprijs met 21 cent
per 2025 die in mei 2023 is aangekondigd aan de Tweede Kamer.21 De maatregelen die in deze brief zijn aangekondigd aan de Tweede Kamer, zijn uitgewerkt
in dit wetsvoorstel, het Besluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang
in verband met het verbetertraject gastouderopvang en in de Regeling tot wijziging
van de Regeling Wet kinderopvang in verband met het verhogen van de kwaliteit van
de gastouderopvang.
De financiële gevolgen zijn integraal gewogen en worden in deze toelichting beschreven,
aangezien dit wetsvoorstel als basis dient voor alle voorgestelde wijzigingen.
Financiële gevolgen verbetertraject gastouderopvang
Het doel van de maatregelen die in dit wetstraject worden uitgewerkt, is om de kwaliteit
van de gastouderopvang beter te waarborgen en de kwaliteit te verhogen. Een aanzienlijk
deel van de gastouderbureaus en gastouders zal al aan deze voorgestelde maatregelen
voldoen, maar voor anderen zal dit een inspanning vergen. Voor (een deel van de) gastouderbureaus
en gastouders zullen deze maatregelen tot extra kosten leiden. Bijvoorbeeld omdat
zij meer tijd kwijt zijn aan begeleiding, bijscholing, het opstellen van een pedagogisch
werkplan en/of het volgen van de ontwikkeling van het kind. Gastouderbureaus en gastouders
zullen deze hogere kosten mogelijk (gedeeltelijk) doorberekenen in hun tarieven. Daarmee
kan dit tot hogere kosten leiden voor ouders.
Om de extra kosten van deze en de andere maatregelen die in lagere regelgeving worden
geregeld niet volledig ten laste te laten komen van betrokken ouders en daarmee de
toegankelijkheid van de gastouderopvang onder druk te zetten – worden de extra kosten
verdisconteerd in de maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang
per 2025 (de beoogde inwerkingtreding van de aangescherpte kwaliteitseisen). Hiervoor
is € 16,3 miljoen structureel gereserveerd (prijspeil 2022). Ten tijde van de raming
betekent dit een verhoging van de maximum uurprijs voor de gastouderopvang per 2025
met 21 cent, bovenop de jaarlijkse indexatie. In het ontwerpbesluit kinderopvangtoeslag
voor 2025 wordt de precieze verhoging van de maximum uurprijs geregeld.
Zoals hierboven aangegeven zullen veel gastouders en gastouderbureaus reeds aan (een
deel van) de nieuwe eisen voldoen. Anderen zullen nog een of enkele stappen moeten
zetten en daarmee mogelijk ook meer kosten maken. De verwachting is dat met de verhoging
van 21 cent gastouders en gastouderbureaus gemiddeld genomen in staat zijn om extra
kosten hiermee te dekken.
Uitgangspunt bij deze aanpassing in de maximum uurprijs is dat de sector hiermee in
staat wordt gesteld om het aanpassen aan de gewijzigde eisen vanuit de eigen bekostiging
te financieren.
Financiële gevolgen van de maatregelen in dit wetsvoorstel
Het opnemen van gastouderopvang in de definitie van verantwoorde kinderopvang in de
wet brengt geen financiële consequenties met zich mee. De vier opvoeddoelen moeten
op dit moment ook al beschreven staan in het pedagogisch beleidsplan, op grond van
artikel 12a van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen
voor gastouderopvang. Daarnaast biedt dit wetsvoorstel de mogelijkheid om de inzet
en opleidingseisen van pedagogisch beleidsmedewerkers voor het coachen van de gastouders
nader uit te werken in lagere regelgeving. De concretisering van deze doelen en het
beschrijven van de financiële consequenties zal plaatsvinden bij algemene maatregel
van bestuur.
Tot slot wordt in dit wetsvoorstel een maximum van twee gesteld aan het aantal gastouderbureaus
waarbij een gastouder aangesloten kan zijn. De maximering van het aantal gastouderbureaus
kan mogelijk indirecte gevolgen hebben voor de kindbezetting en daarmee de inkomsten
van de gastouder. Gastouders geven in onderzoek van het Kohnstamm Instituut bijvoorbeeld
aan dat zij bij meerdere gastouderbureaus zijn aangesloten om tot een maximale kindbezetting
te komen.22 Deze gevolgen zijn niet te kwantificeren. Echter, circa 95% van de gastouders werkt
nu ook met één of twee gastouderbureaus. Voor hen heeft deze maatregel dus geen financiële
gevolgen.
Daarnaast mogen bestaande bemiddelingsrelaties met een eventueel derde of nog meer
gastouderbureaus intact worden gehouden. Daarmee heeft deze maatregel geen directe
financiële gevolgen voor deze gastouderopvang.
4.3 Gevolgen voor de regeldruk
Dit wetsvoorstel regelt het opnemen van gastouderopvang in de definitie van verantwoorde
kinderopvang en daarmee het verankeren van de vier pedagogische doelen voor gastouderopvang.
De pedagogische doelen zullen worden geconcretiseerd bij algemene maatregel van bestuur.
Daarbij zal nader worden ingegaan op de regeldruk van de concretisering van de vier
pedagogische doelen en het uitwerken hiervan in het pedagogisch beleidsplan. Dit wetsvoorstel
brengt geen derhalve directe regeldruk voor de gastouderopvang met zich mee.
Het stellen van een maximum van twee gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten brengt eveneens geen regeldruk met zich
mee. De bestaande overeenkomsten tussen ouders en gastouderbureaus bij inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel kunnen intact blijven. Hierdoor hoeven gastouder, ouder of gastouderbureau
geen actie te ondernemen om bestaande overeenkomsten op te zeggen om aan het maximum
van twee gastouderbureaus te voldoen. Alleen bij nieuwe opvangrelaties tussen gastouder
en ouder is het van belang dat deze plaatsvinden via één van de maximaal twee gastouderbureaus
waarbij de gastouder is aangesloten.
Van een wijziging van een aansluiting van een voorziening voor gastouderopvang bij
een gastouderbureau moet nu al op grond van artikel 7 van het Besluit landelijk register
kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang
onverwijld mededeling worden gedaan door de houder van het gastouderbureau aan de
gemeente. Het stellen van een maximum van twee gastouderbureaus waarbij een gastouder
per voorziening voor gastouderopvang kan zijn aangesloten brengt hierin geen verandering.
In het LRK is reeds per voorziening voor gastouderopvang – met start- en eventuele
einddatum – inzichtelijk met welke gastouderbureaus een bemiddelingsrelatie is. Deze
maatregel leidt zodoende niet tot een verhoging van de administratieve lasten.
Tot slot biedt dit wetsvoorstel de basis voor het stellen van (nadere) regels aan
de pedagogisch beleidsmedewerker. De consequenties voor de regeldruk hiervan zijn
afhankelijk van de precieze uitwerking van deze regels. De toelichting op de regeldruk
zal derhalve onderdeel uitmaken van de nota van toelichting bij die nadere regelgeving.
Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft het dossier niet geselecteerd voor een
formeel advies, omdat er geen gevolgen voor de regeldruk zijn.
4.4 Gevolgen voor toezicht en handhaving
Gastouderbureaus moeten de pedagogische doelen opnemen in hun pedagogisch beleidsplan.
Dit volgt uit artikel 12a, eerste lid, onderdeel a, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus,
gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Gastouders dienen te handelen volgens
het pedagogisch beleidsplan van het gastouderbureau. Door het opnemen van gastouderopvang
in de definitie van verantwoorde kinderopvang (het voorgestelde artikel 1.49, eerste
lid) is een gastouder, net als een houder van een gastouderbureau, verantwoordelijk
voor het bieden van verantwoorde kinderopvang. Door met de beoogde wijziging de pedagogische
doelen in de wet op te nemen en deze bij algemene maatregel van bestuur nader uit
te werken kan de toezichthouder bij de voorziening voor gastouderopvang beter beoordelen
of aan de pedagogische doelen wordt voldaan en daarmee verantwoorde kinderopvang wordt
geboden.
Het stellen van een maximum van twee gastouderbureaus waarmee een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten, draagt bij aan de uitvoerbaarheid voor
het toezicht en handhaving om de betrokken gastouderbureaus aan te spreken op het
naleven van de eisen of het handhaven hierop.
De financiële gevolgen voor toezicht en handhaving zijn mede afhankelijk van de beoogde
aanpassingen in lagere regelgeving. Dit wordt nader toegelicht in het Besluit tot
wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het verhogen van de
kwaliteit van de gastouderopvang.
5. Advies en consultatie
5.1 Resultaten uitvoeringstoets
Vier organisaties zijn verzocht om een uitvoeringstoets uit te brengen: DUO, GGD GHOR
NL, inspectie en VNG. Daarbij zijn de organisaties gevraagd in te gaan op de uitvoerbaarheid,
handhaafbaarheid, financiële gevolgen voor toezicht en handhaving en de regeldruk
van het voorstel voor toezicht en handhaving. Ook zijn de organisaties gevraagd of
1 januari 2025 haalbaar is als inwerkingtredingsdatum voor het wetsvoorstel. Alle
vier de organisaties hebben van de mogelijkheid gebruik gemaakt23.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is
na het uitbrengen van de uitvoeringstoetsen besloten om het stellen van een maximum
van twee gastouderbureaus waarmee een gastouder per voorziening voor gastouderopvang
een bemiddelingsrelatie mag hebben op te nemen in dit wetsvoorstel, in plaats van
dit te regelen bij algemene maatregel van bestuur. Omdat de uitvoeringstoets reeds
was uitgevoerd, zijn de vier organisaties apart in de gelegenheid gesteld om nog schriftelijk
te reageren op deze maatregel. De aanvullende reactie van de vier organisaties is
meegenomen in onderstaande samenvatting24.
5.1.1. Algemene reacties uitvoeringstoets
De vier organisaties beschouwen het wetsvoorstel in principe als uitvoerbaar en handhaafbaar
met ingang van 1 januari 2025. GGD GHOR NL en de VNG onderschrijven expliciet het
belang van de wetswijziging voor het verbeteren van de kwaliteit van de gastouderopvang.
Wel vragen GGD GHOR NL, de inspectie en de VNG om enkele aanpassingen in het wetsvoorstel.
Deze worden hieronder per onderwerp weergegeven.
Alle vier de organisaties geven aan dat de uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid, financiële
effecten en regeldruk van de maatregelen verder afhangt van de uitwerking van het
wetsvoorstel in nadere regelgeving.
DUO laat weten dat eventueel benodigde systeemwijzigingen relatief eenvoudig en binnen
regulier beheer doorgevoerd kunnen worden. DUO verwacht namelijk dat alleen het maximeren
van het aantal gastouderbureaus zijn processen raakt (Landelijk Register Kinderopvang,
Register Buitenlandse Kinderopvang en Personenregister Kinderopvang).
Tot slot hebben zowel GGD GHOR NL als de VNG een aantal tekstuele opmerkingen bij
de memorie van toelichting gemaakt. Naar aanleiding hiervan is de memorie van toelichting
op een aantal punten verduidelijkt.
5.1.2 Reacties uitvoeringstoets op de drie onderwerpen
De voorgestelde wetswijzigingen richten zich op drie onderwerpen. Per onderwerp worden
de reacties van de verschillende organisaties beschreven.
Vervolgens wordt beschreven of de reacties al dan niet hebben geleid tot een wijziging
van het wetsvoorstel.
a) het stellen van pedagogische doelen bij gastouderopvang
GGD GHOR NL, de inspectie en de VNG zijn voorstander van het opnemen van de pedagogische
basisdoelen voor gastouderopvang in de wet. GGD GHOR NL geeft aan dat dit recht doet
aan de status van de pedagogische doelen binnen de kinderopvang. Het pedagogisch fundament
wordt hiermee verstevigd en het is een goede basis voor toezicht en handhaving. De
inspectie laat weten dat het opnemen van de pedagogische basisdoelen in de wet kan
bijdragen aan een verhoogde kwaliteit.
In het concept wetsvoorstel dat uitstond voor de uitvoeringstoets, was opgenomen dat
verantwoordelijke gastouderopvang gelijkgesteld zou worden aan verantwoorde kinderopvang.
GGD GHOR NL en de VNG geven aan dat het gelijkstellen van de definitie van verantwoorde
gastouderopvang aan die van verantwoorde kinderopvang de indruk wekt alsof de gastouderopvang
wordt gelijkgesteld aan de dagopvang of buitenschoolse opvang. Zij zien het risico
dat dit overkomt alsof dezelfde kwaliteitseisen van toepassing zijn op de gastouderopvang
als op dagopvang of buitenschoolse opvang.
De VNG benadrukt dat gastouderopvang een unieke vorm van kleinschalige opvang is die
plaatsvindt in een gezinssituatie. De wijze waarop de pedagogische doelen behaald
worden zijn dan ook anders dan bij een kindercentrum. De VNG geeft aan dat het gelijkstellen
van verantwoorde gastouderopvang aan verantwoorde kinderopvang ongewenste effecten
kan hebben. Ze stellen dat het mogelijk onhaalbaar is gezien onder andere het verschil
in het minimale opleidingsniveau van de beroepskracht en de gastouder. GGD GHOR NL
geeft daarnaast aan dat het gebruiken van «verantwoorde kinderopvang» voor gastouderopvang
mogelijk consequenties heeft voor regelgevingen waar ook de term «kinderopvang» wordt
gebruikt.
Zowel GGD GHOR NL als VNG stellen daarom voor om verantwoorde gastouderopvang als
begrip aan te houden in de wet in artikel 1.49, derde lid, en om de invulling van
de definitie van verantwoorde kinderopvang in artikel 1.49, eerste lid, over te nemen
voor verantwoorde gastouderopvang in artikel 1.49, derde lid. Ook stelt VNG voor om
in artikel 1.49, vierde lid, te verwijzen naar verantwoorde gastouderopvang en om
in artikel 1.56 het begrip verantwoorde gastouderopvang te laten staan.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft kenbaar gemaakt dat een van
de doelen van dit wetsvoorstel is om binnen de sector erkende pedagogische doelen
te verankeren in de wetgeving voor gastouderopvang. Deze doelen zijn al verankerd
in de wetgeving voor dagopvang en buitenschoolse opvang. Het is nadrukkelijk niet
de bedoeling om gastouderopvang volledig gelijk te stellen aan dagopvang en buitenschoolse
opvang. De voorgestelde wettekst en de toelichting zijn tekstueel aangepast om dit
te verduidelijken.
Voor de structuur van de wetgeving is het logisch om gastouderopvang onder te brengen
onder het begrip verantwoorde kinderopvang. De definitie van kinderopvang in de wet
omvat naast dagopvang en buitenschoolse opvang immers ook gastouderopvang. Nu dit
wetsvoorstel regelt dat dezelfde pedagogische doelen gaan gelden, is er bovendien
geen reden meer om twee aparte begrippen aan te houden. Dat neemt niet weg dat de
wijze van invulling van verantwoorde kinderopvang per opvangvorm kan verschillen.
Zo gelden voor de dagopvang en buitenschoolse opvang ook andere kwaliteitseisen terwijl
er wel één definitie van verantwoorde kinderopvang wordt gehanteerd.
Het gebruiken van de term verantwoorde kinderopvang zal geen aanvullende consequenties
hebben voor regelgevingen waar de term «kinderopvang» wordt gebruikt, omdat uit de
wet al blijkt dat gastouderopvang onder de definitie van kinderopvang valt.
b) het maximeren van het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten op twee
De inspectie geeft aan in het Thema-onderzoek Toezicht gastouderopvang25 het beperken van het aantal bemiddelende gastouderbureaus al onder de aandacht gebracht
te hebben, samen met de aanbeveling om de bestaande vrijheden voor bemiddeling tegen
het licht te houden. De inspectie en GGD GHOR NL geven aan dat het ook bij een maximering
tot twee bureaus de vraag blijft hoe de gelijktijdig bemiddelende bureaus omgaan met
de begeleiding en afstemming met de gastouder. In de memorie van toelichting is het
belang van onderlinge afstemming tussen de betrokken gastouderbureaus benadrukt en
is opgenomen dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere eisen gesteld
kunnen worden aan deze afstemming.
GGD GHOR NL schrijft dat de maatregel om het aantal gastouderbureaus waarmee een gastouder
per voorziening voor gastouderopvang een bemiddelingsrelatie kan hebben te beperken
tot twee duidelijkheid geeft. Het zal de kwaliteit van de gastouderopvang verbeteren.
In het wetsvoorstel voor het maximeren van het aantal gastouderbureaus op twee dat
na het advies van de Raad van State aan de uitvoerders is voorgelegd, zien GGD GHOR
NL, de VNG en DUO enkele risico’s en onduidelijkheden. Zo geven GGD GHOR NL en de
VNG aan dat het gebruik van terminologie onvoldoende aansluit bij bestaande wet- en
regelgeving. Dit ziet bijvoorbeeld op het «aansluiten bij een gastouderbureau» door
een gastouder. GGD GHOR NL en de VNG adviseren om te spreken over het aantal bemiddelingsrelaties
dat een gastouder per voorziening voor gastouderopvang kan hebben.
Dit advies is niet overgenomen. In meerdere artikelen in de wet, zoals artikel 1.47b
lid 4, artikel 1.54a lid 2 en artikel 1.58 lid 2 wordt reeds gesproken over de aansluiting
van een voorziening voor gastouderopvang bij een gastouderbureau. Om terminologie
eenduidig te hanteren, is ervoor gekozen om vast te houden aan de term «aangesloten».
GGD GHOR NL wijst er daarnaast op dat in het wetsvoorstel de nadruk teveel ligt op
het toezicht, in plaats van op de kwaliteitsverbetering die met deze maatregel wordt
beoogd.
In de memorie van toelichting is het belang van deze maatregel voor de kwaliteit van
de gastouderopvang benadrukt.
Tot slot geven GGD GHOR NL, de VNG en DUO aan dat het overgangsrecht en de uitzonderingsmogelijkheid
verduidelijking behoeven.
Voor het overgangsrecht is in artikel 3.2c verduidelijkt dat dit overgangsrecht van
toepassing is op de overeenkomsten tussen ouders en het gastouderbureau die reeds
waren afgesloten voor inwerkingtreding van artikel 1.56c. De gastouder kan per voorziening
voor gastouderopvang vervolgens bij ten hoogste twee gastouderbureaus nieuwe koppelingen
met ouders aangaan.
Naar aanleiding van gesprekken met GGD GHOR NL en de VNG is ervoor gekozen om een
tijdelijke uitbreiding van de maximering van het aantal gastouderbureaus toe te staan
naar drie en een nadere uitwerking van de voorwaarden waaronder dat kan bij of krachtens
algemene maatregel van bestuur te bepalen. Een van de voorwaarden zou kunnen zijn
de situatie om de overstap van naar een nieuw gastouderbureau te kunnen maken.
In het voorgestelde artikel 1.56, tweede lid, van de wet, werd in de conceptversie
die voorlag bij de uitvoeringstoets gesproken van het maximeren van het aantal gastouderbureaus
bij een voorziening voor gastouderopvang. Zowel GGD GHOR NL als VNG geven aan dat
het stellen van een maximum aan het aantal gastouderbureaus de gastouder betreft in
plaats van de voorziening voor gastouderopvang. Hier wordt volgens hen ook vanuit
gegaan bij de uitwerking in de memorie van toelichting.
Naar aanleiding van deze opmerkingen is met de uitvoerders gesproken over wat de beste
formulering is. GGD GHOR NL en VNG gaven daarin aan dat als een gastouder meerdere
voorzieningen voor gastouderopvang heeft in verschillende gemeenten, de formulering
van deze eis op het niveau van de gastouder tot knelpunten in de handhaving kan leiden.
De gemeente van de voorziening voor gastouderopvang waar een inspectie door de GGD
heeft plaatsgevonden, kan niet goed handhaven op de andere voorzieningen van deze
gastouder in de andere gemeenten. Dit knelt bijvoorbeeld als de gastouder in twee
verschillende gemeentes een voorziening voor gastouderopvang heeft en bij deze voorzieningen
samen bij drie of meer gastouderbureaus is aangesloten. Naar aanleiding van het advies
van de Raad van State en overleg met uitvoerders is in belang van goede uitvoerbaarheid
van deze maatregel, gekozen voor de formulering dat een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang bij ten hoogste twee gastouderbureaus kan zijn aangesloten.
c) het mogelijk maken van pedagogische begeleiding en coaching ter ondersteuning van
gastouders
GGD GHOR NL verwacht dat het mogelijk maken van pedagogische coaching ter ondersteuning
van gastouders kwaliteitsverhogend zal werken. De inspectie geeft aan dat de consequenties
van deze kwaliteitseis pas duidelijk worden bij de uitwerking in nadere regelgeving.
owel GGD GHOR NL als VNG geven aan dat de term «begeleiders van gastouders» verwarrend
is naast de «beroepskracht» in artikel 1.56, eerste lid, van de wet (de persoon die belast is met het begeleiden van gastouderopvang). Ook geven zij beide aan dat onvoldoende duidelijk wordt wie deze personen zijn.
GGD GHOR NL vraagt zich daarbij nog af hoe deze personen zich verhouden tot de bemiddelingsmedewerker
zoals beschreven in de wet en de cao Kinderopvang. VNG stelt voor om net als in een
kindercentrum ook voor gastouderopvang het begrip pedagogisch beleidsmedewerker te
hanteren. Volgens VNG leidt deze term tot meer duidelijkheid over de taken en de functie.
Daarnaast zijn GGD GHOR NL en VNG van mening dat de toevoeging «de begeleiding van
gastouders» aan artikel 1.56b, tweede lid, onderdeel g, behoort tot artikel 1.56,
tweede lid. Dit aangezien het gastouderbureau verantwoordelijk is voor de begeleiding
van gastouders en de kwaliteit daarvan en de eisen die hieraan worden gesteld zijn
geregeld in artikel 1.56, tweede lid.
Tot slot schrijven GGD GHOR NL en VNG dat zij in artikel 1.56, tweede lid, graag een
opsomming zien waaraan nadere regels gesteld kunnen worden die over de kwaliteit van
een gastouderbureau gaan, zoals dit bijvoorbeeld ook in artikel 1.56b, tweede lid,
het geval is.
De opmerkingen hebben ertoe geleid dat het bestaande begrip pedagogisch beleidsmedewerker
uitgebreid wordt naar de gastouderopvang, in plaats van dat wordt verwezen naar de
begeleider van de gastouder. De grondslag voor het stellen van opleidingseisen aan
deze pedagogisch beleidsmedewerkers is, net als voor beroepskrachten, geregeld in
artikel 1.56, tweede lid.
De opmerking over een opsomming waaraan nadere regels gesteld kunnen worden die over
de kwaliteit van een gastouderbureau gaan in artikel 1.56, tweede lid, heeft niet
geleid tot een wijziging. Artikel 1.56, tweede lid, betreft namelijk enkel de eisen
die gesteld worden aan het gastouderbureau. De opsomming in artikel 1.56b, tweede
lid, gaat over gastouderopvang. Dit betreft zowel de gastouder als het gastouderbureau
en daarmee is al sprake van een dergelijke opsomming.
5.2 Resultaten internetconsultatie
Het wetsvoorstel heeft opengestaan voor internetconsultatie van 12 juni 2023 tot en
met 10 juli 2023. Er zijn 74 unieke reacties binnengekomen. Hiervan zijn er acht niet
openbaar. De ontvangen reacties zijn onder andere afkomstig van brancheorganisaties,
gastouders, gastouderbureaus, een gastoudercoöperatie en van de gemeente en GGD Amsterdam.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is
besloten om het stellen van een maximum van twee gastouderbureaus per gastouder op
te nemen in dit wetsvoorstel, in plaats van dit te regelen bij algemene maatregel
van bestuur. Voor individuele reacties die zijn binnengekomen op dit wetsvoorstel
geldt dat zij gingen over het voorstel om een maximum te kunnen stellen bij algemene
maatregel van bestuur en niet op het daadwerkelijke maximum van twee gastouderbureaus.
In de Kamerbrief26 over het verbetertraject gastouderopvang is echter reeds het maximum van twee aangekondigd,
waardoor men al wel kon weten dat het voornemen was om een maximum van twee gastouderbureaus
in te stellen. De brancheorganisaties Brancheorganisatie Kinderopvang, Branchevereniging
Maatschappelijke Kinderopvang, BOinK, Stichting Voor Werkende Ouders en Stichting
Nysa zijn aanvullend in de gelegenheid gesteld om nog schriftelijk te reageren op
deze wijziging. De aanvullende reactie van deze organisaties is meegenomen in onderstaande
samenvatting.
5.2.1 Algemene reacties
De meerderheid van de respondenten (waaronder de brancheorganisaties en gemeente en
GGD Amsterdam) is in algemene zin blij met de verbetermaatregelen ter verhoging van
de kwaliteit van de gastouderopvang. Er zijn ook respondenten die de verbetermaatregelen
als regeldruk en betutteling ervaren. Zij zijn er voorstander van om de gastouderopvang
te laten zoals het nu is.
5.2.2 Reacties internetconsultatie op de drie onderwerpen
De voorgestelde wetswijzigingen richten zich op drie onderwerpen. Per onderwerp worden
de reacties beschreven.
a) het stellen van pedagogische doelen bij gastouderopvang
Net als uit de resultaten van de uitvoeringstoetsen blijkt dat het gelijkstellen van
verantwoorde kinderopvang aan verantwoorde gastouderopvang de suggestie wekt dat alle
kwaliteitseisen gelijkgesteld worden en dat de kwaliteitseisen voor kindercentra ook
gaan gelden voor de gastouderopvang.
Zo’n vijftien van de respondenten zijn bang dat hiermee de huiselijke sfeer van de
gastouderopvang verloren gaat. Het doel van de wetgever is echter enkel en alleen
om de pedagogische basisdoelen voor verantwoorde kinderopvang van toepassing te laten
zijn op de gastouderopvang. Hier is men in algemene zin blij mee omdat dit zorgt voor
het bevorderen van de kwaliteit en de erkenning van gastouderopvang.
Zoals beschreven in paragraaf 5.1 bij de reactie op de uitvoeringstoetsen is het nadrukkelijk
niet de bedoeling om de kwaliteitseisen voor gastouderopvang volledig gelijk te stellen
aan die voor dagopvang en buitenschoolse opvang. Met deze wijziging wordt beoogd om
de invulling van verantwoorde kinderopvang met de pedagogische basisdoelen over te
nemen voor de gastouderopvang. De voorgestelde wettekst en de toelichting zijn tekstueel
aangepast om dit te verduidelijken.
b) het maximeren van het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten op twee
Ruim een derde (29) van de respondenten is tegen het maximeren van het aantal gastouderbureaus.
Deze reacties beschrijven onder andere dat het maximeren van het aantal gastouderbureaus
ingaat tegen de vrijheid en professionaliteit van de gastouder. Gastouders kiezen
soms bewust voor meerdere gastouderbureaus om de kans op geplaatste kinderen te vergroten,
om financiële risico’s te spreiden en vanwege de variëteit in cursusaanbod. Daarnaast
geeft men aan dat het maximeren van het aantal gastouderbureaus niet bijdraagt aan
een betere kwaliteit vanwege discontinuïteit en verminderd toezicht en controle vanuit
de aangesloten gastouderbureaus. Ook is men bang dat een beperking van het aantal
gastouderbureaus kan zorgen voor een lagere kindbezetting wat kan leiden tot negatieve
financiële gevolgen. Tot slot zijn er respondenten die beschrijven dat het beoogde
doel ook behaald kan worden door bijvoorbeeld aandacht te besteden aan de kwaliteit
van de gastouderbureaus of door gastouders de kindaantallen te laten bijhouden.
Met dit traject worden de eisen die aan gastouders en gastouderbureaus worden gesteld
aangescherpt met als doel om de professionaliteit van de gastouder en de kwaliteit
van de begeleiding van de gastouder door het gastouderbureau te verbeteren. De maatregel
van het maximeren van het aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening
voor gastouderopvang kan zijn aangesloten tot twee is daar onderdeel van. Het bijhouden
van de kindaantallen per voorziening voor gastouderopvang ondervangt niet alle geschetste
mogelijke problemen als de gastouder per voorziening bij meerdere gastouderbureaus
is aangesloten.
Vijf gastouders schrijven dat zij het zelf prettig vinden te werken met één of twee
gastouderbureaus. Ook een gastouderbureau schrijft voorstander te zijn van het beperken
van het samenwerken met meerdere bureaus omdat diverse bureaus verschillend met kwaliteit
om gaan. Echter vinden vier van hen wel dat er keuzevrijheid moet blijven.
Enkele respondenten op de internetconsultatie maken kenbaar dat zij positieve effecten
zien die een maximering van het aantal gastouderbureaus kan hebben op de kwaliteit
van de gastouderopvang. Zoals aangegeven in de toelichting, onder paragraaf 3.1.2.b,
draagt een maximum van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang
bij aan een verbetering van het toezicht op de gastouderopvang en aan de relatie tussen
de gastouder en het gastouderbureau. GGD’en hebben aangegeven dat het voor hen moeilijker
is om een overtreding bij gastouderbureaus te constateren, indien meerdere gastouderbureaus
bij de gastouder betrokken zijn.27 Met het maximum van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang waarbij
een gastouder kan zijn aangesloten, wordt daarnaast getracht de relatie tussen het
gastouderbureau en de gastouder te versterken. Dit kan onder meer bijdragen aan het
zicht dat het gastouderbureau heeft op de kwaliteit van de gastouder, zodat het gastouderbureau
adequaat kan inspelen op (ontwikkel)behoeften van de gastouder. Tegelijkertijd behoudt
de gastouder met een maximum van twee gastouderbureaus per voorziening voor gastouderopvang
de mogelijkheid om bij twee gastouderbureaus aangesloten te zijn.
Op die manier kan de gastouder voldoende vraag naar zijn of haar gastouderopvang waarborgen.
Tevens kan de gastouder zo ervaring opdoen bij twee verschillende gastouderbureaus
om de verschillen in kwaliteit en begeleiding te ervaren.
Met een maximum van twee is een balans gevonden in bovengenoemde voordelen en de nadelen
van een beperking van het samenwerken met meerdere bureaus. Tot slot is er, mede naar
aanleiding van de reacties op de internetconsultatie, voor gekozen om de bestaande
bemiddelingsrelaties bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel intact te laten. Daarnaast
is er een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen waarbij een gastouder die voor de voorziening
voor gastouderopvang reeds bij twee gastouderbureaus is aangesloten, tijdelijk bij
drie gastouderbureaus kan zijn aangesloten. Om hiermee de overstap van een van deze
twee gastouderbureaus naar een nieuw gastouderbureau te effectueren.
c) het mogelijk maken van pedagogische begeleiding en coaching ter ondersteuning van
gastouders
Over het algemeen zijn de reacties positief over de mogelijkheid die wordt gecreëerd
om in lagere regelgeving eisen op te nemen ten aanzien van de inzet van coaching van
de gastouders door de gastouderbureaus. Respondenten geven aan dat op deze manier
de kwaliteit van gastouders en gastouderbureaus geborgd en versterkt wordt. Wel blijkt
uit de reacties dat men benieuwd is naar de uitwerking van deze eis in nadere regelgeving
en de haalbaarheid hiervan. Een enkele respondent zou bijvoorbeeld graag willen dat
de begeleiding niet verplicht wordt. Een andere respondent is bang dat de gelijkwaardige
relatie tussen de gastouder en gastouderbureau hiermee onder druk komt te staan.
Gemeente en GGD Amsterdam geven aan dat de term «begeleiders van gastouders» verwarrend
is naast de «beroepskracht» in artikel 1.56, eerste lid, van de wet (de persoon die belast is met het begeleiden van gastouderopvang). Zoals reeds beschreven in paragraaf 5.1 is ervoor gekozen om in de gastouderopvang
ook te spreken van pedagogisch beleidsmedewerker. Om verwarring te voorkomen wordt
daarmee niet langer verwezen naar de begeleider van de gastouder.
De reacties van de internetconsultatie over de pedagogische begeleiding en coaching
hebben verder niet geleid tot een aanpassing van het wetsvoorstel. De reacties die
gaan over de nadere invulling van de wet zullen meegenomen worden in de uitwerking
van de lagere regelgeving.
5.2.3. Overige reacties
De branchepartijen laten weten het in algemene zin eens te zijn met het voorstel,
maar kunnen nog onvoldoende overzien wat de effecten van de uitwerking van deze verbetermatregelen
zijn in de lagere regelgeving. Tevens spreken zij uit dat een hogere kwaliteit ook
beloond dient te worden met een hogere financiële vergoeding. Ze geven aan dat daarom
de maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang verder verhoogd
dient te worden.
In de internetconsultatie zijn veel reacties binnengekomen die zien op de betaalbaarheid
van de gastouderopvang en het verhogen van de maximum uurprijs voor de kinderopvangtoeslag
voor gastouderopvang als gevolg van de voorgestelde maatregelen. Veel reacties stellen
dat als de eisen aan gastouderopvang gelijk worden getrokken naar het niveau van een
kindercentrum, ook de maximum uurprijs voor beide opvangvormen gelijkgesteld zouden
moeten worden.
Het gelijkstellen van de maximum uurprijs van de gastouderopvang aan die van de dagopvang
is niet aan de orde. Een gastouder heeft geen aparte lasten voor de locatie, in tegenstelling
tot een kindercentrum. Dit zorgt mede voor een andere kostprijs van de verschillende
opvangsoorten.
De regering acht het van belang dat als gastouders of gastouderbureaus extra kosten
maken als gevolg van de voorgestelde maatregelen en zij als gevolg hiervan de tarieven
verhogen, deze extra kosten niet volledig ten laste van ouders komen. Daarom is eerder
aangekondigd dat de maximum uurprijs met ingang van 2025 met 21 cent wordt verhoogd.
Dit betekent voor ouders dat zij mogelijk een hoger tarief zullen betalen voor de
gastouderopvang, maar dat door de stijging van de maximum uurprijs de extra kosten
niet volledig ten laste van de betrokken ouders komen.
Zoals hierboven aangegeven zullen veel gastouders en gastouderbureaus al aan (een
deel van) de nieuwe eisen voldoen. Anderen zullen nog een of enkele stappen moeten
zetten en daarmee mogelijk ook meer kosten maken. De verwachting is dat met de verhoging
van 21 cent gastouders en gastouderbureaus gemiddeld genomen in staat zijn om extra
kosten als gevolg van deze maatregelen hiermee te dekken.
Aanvullend geven gastouders aan dat de huidige maximum uurprijs te laag is in vergelijking
met de kostprijs van de gastouderopvang. Zoals is aangekondigd aan de Tweede Kamer
start in 2024 een onderzoek naar kostprijzen in de kinderopvangsector. Dit onderzoek
zal ook meer zicht geven op de kostprijs van gastouderopvang.28
Daarnaast zijn in de internetconsultatie ook veel reacties binnengekomen die niet
gaan over dit wetsvoorstel, maar over andere zaken die de gastouderopvang raken. Zoals
een pleidooi om voorschoolse educatie bij gastouders mogelijk te maken en de proportionaliteit
en de kosten die de rechtelijke uitspraak over de Warenwet attractie- en speeltoestellen
met zich meebrengt. Aangezien deze onderwerpen geen onderdeel uitmaken van het huidige
wetsvoorstel zijn deze reacties buiten beschouwing gelaten.
6. Inwerkingtreding
Dit wetsvoorstel, eenmaal wet, treedt in werking op een bij koninklijk besluit te
bepalen tijdstip. Overeenkomstig de systematiek van vaste verandermomenten voor regelgeving,
zoals neergelegd in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving, is het
streven om inwerkingtreding per 1 januari 2025 te realiseren. De wet zal ten minste
twee maanden voor inwerkingtreding worden gepubliceerd in het Staatsblad.
II Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A, C, onder 1, en D, onder 2 (artikelen 1.1, 1.56, tweede lid,
en 1.56b, tweede lid, onderdeel g)
De inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers
Voorgesteld wordt in artikel 1.1 van de wet de begripsbepaling van het begrip «pedagogisch
beleidsmedewerker» tweeledig te maken. De begripsomschrijving voor een pedagogisch
beleidsmedewerker werkzaam binnen een kindercentrum wordt niet gewijzigd en wordt
ondergebracht onder a. In onderdeel b wordt een nieuwe begripsomschrijving voor een
pedagogisch beleidsmedewerker werkzaam binnen de gastouderopvang geïntroduceerd. In
dit geval is een pedagogisch beleidsmedewerker de persoon van 18 jaar of ouder die
werkzaam is bij een gastouderbureau, bezoldigd is en belast is met het coachen van
gastouders bij de uitvoering van hun werkzaamheden en het handelen conform het pedagogische
beleid.
De voorgestelde wijzigingen in de onderdelen C en D bieden een grondslag voor regels
over de inzet en opleidingseisen van pedagogisch beleidsmedewerkers binnen de gastouderopvang.
De nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden bij of krachtens algemene maatregel
van bestuur. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.1.2.c.
Daarnaast wordt een begripsomschrijving van verantwoorde kinderopvang toegevoegd.
Onder dit begrip, dat al in de wet bestond, wordt ook gastouderopvang geschaard. Zie
hierna.
Artikel I, onderdelen B en D, onder 1 (artikel 1.49 en 1.56b, eerste en tweede lid,
onderdeel a)
Verantwoorde kinderopvang
Het voorgestelde onderdeel B voorziet erin dat de definitie van verantwoorde kinderopvang
in artikel 1.49, eerste lid, van de wet ook van toepassing wordt op gastouderopvang.
Als gevolg daarvan komt het begrip verantwoorde gastouderopvang in het huidige derde
lid te vervallen en wordt «verantwoorde gastouderopvang» in artikel 1.56b, eerste
lid, vervangen door «verantwoorde kinderopvang». Deze begripsverandering wordt ook
doorgevoerd in artikel 1.56b, tweede lid, waarbij nadere regels gesteld kunnen worden
omtrent de voorwaarden voor verantwoorde kinderopvang bij de gastouderopvang.
In het huidige artikel 1.49, vierde lid, van de wet dat na vernummering het derde
lid wordt, is geregeld dat een houder van een gastouderbureau er zorg voor draagt
dat er verantwoorde uitvoering plaatsvindt van de werkzaamheden van het bureau. Onderdeel a
verwijst daarbij naar aspecten van verantwoorde gastouderopvang. Die verwijzing wordt
aangepast in een verwijzing naar verantwoorde kinderopvang.
Op grond van artikel 1.49, tweede lid, van de wet, kunnen bij algemene maatregel van
bestuur nadere regels kunnen worden gesteld omtrent de in het eerste lid opgenomen
aspecten van verantwoorde kinderopvang, waar gastouderopvang met de voorgestelde wijziging
ook onder valt. De nadere uitwerking van deze aspecten voor gastouderopvang zal daarom
plaatsvinden bij algemene maatregel van bestuur. Dit is nader toegelicht in paragraaf
3.1.2.a.
Maximering aantal gastouderbureaus waarbij een gastouder per voorziening voor gastouderopvang
kan zijn aangesloten
Artikel I, onderdeel E (artikel 1.56c)
Artikel 1.56c introduceert een maximering van het aantal gastouderbureaus waar een
gastouder per voorziening voor gastouderopvang bij kan zijn aangesloten. Uit het eerste
lid volgt dat er per voorziening voor gastouderopvang ten hoogste twee gastouderbureaus
betrokken kunnen zijn. Op grond van het tweede lid is een tijdelijke uitbreiding naar
drie gastouderbureaus toegestaan. Bij algemene maatregel van bestuur worden de voorwaarden
waaronder de tijdelijke uitbreiding mogelijk is nader bepaald.
Artikel I, onderdeel F (artikel 3.2c)
Artikel 3.2c bevat overgangsrecht voor het voorgestelde artikel 1.56c. Artikel 1.56c
is niet van toepassing op een overschrijding van het maximum van twee gastouderbureaus,
zolang als de gastouderopvang geschiedt op basis van overeenkomsten tussen ouders
en houders van de betrokken gastouderbureaus, die al bestaan op het moment van inwerkingtreding
van deze wet. Deze bepaling zal uitwerken zodra bestaande overeenkomsten worden opgezegd
of aflopen en de gastouders per voorziening voor kinderopvang niet langer zijn aangesloten
bij meer dan twee gastouderbureaus.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.