Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over Stand van zaken aanpak alleenverdieners (Kamerstuk 26448-740)
26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI)
Nr. 746
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 februari 2024
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Ministers voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 18 december 2023 over de
stand van zaken aanpak alleenverdieners (Kamerstuk 26 448, nr. 740)
De vragen en opmerkingen zijn op 6 februari 2024 aan de Ministers voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij
brief van 20 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.
De fungerend voorzitter van de commissie, L. de Jong
De adjunct-griffier van de commissie, Meester-Schaap
Vragen en opmerking vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de brief van de Ministers en Staatssecretarissen
met interesse gelezen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lazen in een eerdere brief dat het kabinet
«grote urgentie» voelt om de betreffende problematiek op te lossen.1 Is dat nog steeds zo? En hoe blijkt dit uit de prioritering van het kabinet en de
geschetste tijdlijn?
In reactie op de vraag van de GroenLinks-PvdA-fractie bevestigen wij dat wij onverminderd
grote urgentie voelen om de alleenverdienersproblematiek voor de betreffende huishoudens
op te lossen. Het is zeer ongewenst dat door de samenloop van fiscaliteit, toeslagen
en sociale zekerheid huishoudens een besteedbaar inkomen hebben dat onder het niveau
voor een bijstandspaar ligt. Wij werken met de VNG, Divosa, Belastingdienst, dienst
Toeslagen en UWV parallel aan een aanpak om huishoudens nu te ondersteunen inclusief
uitvoering van de motie Warmerdam c.s.2, een fundamentele oplossing te bieden vanaf 2028 en een overbruggingsregeling tot
dat moment. Hiertoe zijn een wijziging van de Participatiewet en fiscaliteit in voorbereiding.
We verwachten de noodzakelijke wijziging van de Participatiewet direct na het zomerreces
bij uw Kamer te kunnen indienen. Voor de fundamentele oplossing via de fiscaliteit
wordt in april een uitvoeringstoets bij de Belastingdienst aangevraagd, waarna het
wetsvoorstel in september bij uw Kamer wordt ingediend. De aanpak met deze drie sporen
laat zien dat we huishoudens nu ondersteunen én fundamenteel de problematiek oplossen.
Dat bevestigt in onze ogen de urgentie bij het kabinet.
Deze leden merken op dat de tijdelijke overbruggingsregeling nog even op zich laat
wachten. Zij vragen het kabinet om toe te lichten waarom een wijziging van de Participatiewet
nodig is voor deze regeling, en of een andere vormgeving, zonder benodigde wetswijziging,
ook mogelijk was. Zou een dergelijke regeling sneller uitvoerbaar zijn?
Een wetswijziging is van belang omdat daarmee het ambtshalve toekennen van een vast
bedrag mogelijk wordt gemaakt. Gemeenten mogen nu alleen werken op aanvraag en moeten
het gemis aan toeslagen precies per huishouden berekenen. Dit leidt tot hoge administratieve
last bij gemeenten en inwoners. Door ambtshalve toekenning van een vast bedrag mogelijk
te maken, kunnen gemeenten zonder aanvraag direct overgaan tot uitkeren.
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de invoering van de «fundamentele
oplossing» op schema loopt. Hoe groot is de kans dat invoering hiervan alsnog vertraging
oploopt?
De uitwerking van de fundamentele oplossing loopt op schema. De Belastingdienst wordt
in april gevraagd een uitvoeringstoets uit te voeren en de voorgestelde wetswijziging
wordt vervolgens in september bij uw Kamer ingediend, met een beoogde invoeringsdatum
van 1 januari 2028. De uitvoeringstoets moet uitwijzen of de beoogde invoering per
2028 daadwerkelijk mogelijk is.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de handreiking
voor gemeenten. Deze leden vragen of er voor huishoudens die vermoeden dat zij tot
de doelgroep behoren ook een mogelijkheid is om zich te melden bij de gemeenten. Deze
leden zien graag in de voortgangsbrief of iedereen die tot de doelgroep behoort in
beeld is, en of er aanvullende manieren nodig worden geacht om de doelgroep te bereiken.
Huishoudens die vermoeden dat zij tot de doelgroep behoren kunnen zich melden bij
hun gemeente voor compensatie. Gemeenten kunnen nu al huishoudens die geraakt worden
door de problematiek en zich melden, ondersteunen via de individuele bijzondere bijstand.
Dit volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB).
De motie Warmerdam c.s. roept het kabinet op om zich samen met gemeenten en sociaal
raadslieden maximaal in te zetten om huishoudens actief te benaderen, door deze groep
een brief te sturen waarbij ze geattendeerd worden op hun mogelijke recht op individuele
bijzondere bijstand. Dit geldt voor huishoudens die de gemeente al in beeld heeft,
omdat ze reeds aanvullende bijstand ontvangen. In de handreiking alleenverdienersproblematiek
voor gemeenten worden hiertoe concrete suggesties gedaan. Aan de VNG en UWV is een
uitvoeringstoets gevraagd om te bezien hoe dit praktisch ingevuld kan worden.
Tot slot wordt er gewerkt aan een lijst van alleenverdieners voor de uitvoering van
de tijdelijke regeling en de motie Warmerdam. De door de leden genoemde voortgangsbrief
volgt in mei. Dan wordt verder ingegaan op de stand van zaken op dat moment.
De leden van de VVD-fractie vragen ten aanzien van de fundamentele oplossing, welke
in de fiscaliteit gevonden zou moeten worden, of het kabinet het met hen eens is dat
naast doenbaarheid en uitvoerbaarheid eveneens de arbeidsparticipatie van met name
vrouwen een relevant aandachtspunt is, zoals ook eerder in brieven ten aanzien van
dit onderwerp is vermeld. Deelt het kabinet eveneens de opvatting dat deze fiscale
oplossing zo gericht mogelijk moet zijn op de groep die geraakt wordt door de problematiek,
om op deze manier onbedoelde en onwenselijke neveneffecten als gevolg van de structurele,
fiscale oplossing te voorkomen?
Bij de uitwerking van de fundamentele oplossing zijn verschillende aspecten van belang.
Naast doenbaarheid voor burgers en uitvoerbaarheid weegt het kabinet ook beleidsmatige
aspecten, zoals het effect op de arbeidsparticipatie, en budgettaire effecten mee.
Het uitgangspunt is om de oplossing zo veel mogelijk te richten op de betreffende
huishoudens.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stand van zaken met betrekking
tot de oplossingsrichtingen voor de groep alleenverdienende huishoudens die een lager
besteedbaar inkomen heeft dan een vergelijkbaar huishouden in de bijstand. Deze leden
geven hierbij aan dat zij de oproep van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG)
om een lijst van gedupeerden te verkrijgen van harte ondersteunen. Op deze manier
kunnen gemeenten proactief en gericht potentieel gedupeerden aanschrijven. Deze leden
vragen het kabinet dan ook om hier snel werk van te maken en merken hierbij op dat
de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) nooit bedoeld is om burgers niet
te informeren over hun rechten.
Voor zover alleenverdienershuishoudens al bij gemeenten bekend zijn omdat zij reeds
aanvullende bijstand ontvangen, kunnen gemeenten deze huishoudens nu al uit hun gemeentelijke
systeem selecteren en hen gericht en proactief aanschrijven. De lijst met huishoudens
is hierop een aanvulling. Het kabinet is doordrongen van het belang van het snel samenstellen
van deze lijst. Hieraan wordt momenteel samen met de Belastingdienst, VNG, dienst
Toeslagen, UWV en het Inlichtingenbureau gewerkt. Dit vergt tijd, zowel door technische
uitdagingen als door de noodzaak van een correcte behandeling van alle gegevens van
de betreffende huishoudens.
Voorts steunen de leden van de NSC-fractie het verzoek van de VNG om de uitvoering
te vereenvoudigen door het uitkeren van een forfaitair bedrag in plaats van de intensieve
individuele berekening die nu gemaakt moet worden voor het verstrekken van bijzondere
bijstand. Deze leden vragen het kabinet dan ook om dit verzoek met spoed te honoreren.
Is het kabinet hiertoe bereid?
Toekenning van individuele bijzondere bijstand gebeurt op basis van een individuele
beoordeling van het huishouden door de gemeente. Het verstrekte bedrag moet gelijk
zijn aan het bedrag aan gemiste toeslagen als gevolg van de problematiek. Dit is noodzakelijk
om een onbelaste compensatie te bieden die daardoor niet meetelt in het toetsingsinkomen
voor de toeslagen en niet tot verdere toeslagderving leidt. Omdat dit veel kennis
en capaciteit van gemeenten vergt, heeft het kabinet afgelopen Prinsjesdag aangekondigd
met een tijdelijke regeling te zullen komen op basis van een vast bedrag. Op dit moment
werken we aan een wijziging van de Participatiewet voor de tijdelijke regeling, zodat
gemeenten categoriale bijzondere bijstand (en dus een vaste tegemoetkoming) kunnen
verlenen. Dit is in lijn met het verzoek van de VNG om te komen tot een eenvoudig
uitvoerbare regeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van onderhavige brief.
De leden van de D66-fractie sporen de Minister aan om snelheid te maken met de oplossing
van de alleenverdienersproblematiek. Deze leden vragen over de voortgang van de data
protection impact assessment van de lijsten om uitvoering te geven aan de motie Warmerdam
c.s.3 Ook vragen zij naar de voortgang van de nadere analyse naar de beste manier om de
groep huishoudens in beeld te krijgen.
Een Data Protection Impact Assessment (DPIA) is gestart voor een correcte behandeling
van alle gegevens van de betreffende huishoudens. Onderdeel van de DPIA is een juridische
analyse. De DPIA wordt uitgevoerd door SZW, in samenspraak met de Belastingdienst,
UWV, VNG, Inlichtingenbureau en dienst Toeslagen. Voor het samenstellen van de lijst
worden gegevens van Belastingdienst, dienst Toeslagen en UWV gecombineerd. De verwachting
is nu dat een geverifieerde lijst voor het zomerreces, mogelijk eind mei, opgeleverd
kan worden. We hebben eerder de verwachting uitgesproken dat deze acties in het eerste
kwartaal van 2024 afgerond worden. Dit blijkt niet haalbaar, door de complexiteit
van de data die geanalyseerd moet worden, de juridische complexiteit en de vele onderlinge
afhankelijkheden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader in te gaan op de afweging tussen
de overgangsregeling in 2024–2027 en de fundamentele oplossing in 2028. Deze leden
vragen de Minister hierbij in te gaan op de gevolgen voor de huishoudens (over-/onderbetaling
door forfaitaire aanpak), budgettaire gevolgen en gevolgen voor de informatievoorzieningscapaciteit
(IV-capaciteit) van de Belastingdienst.
Omdat voor de invoering van de fundamentele oplossing een beroep wordt gedaan op de
reeds overbevraagde IV-capaciteit van de Belastingdienst bleek deze oplossing niet
op korte termijn maakbaar. Het kabinet vindt het echter belangrijk om toch op korte
termijn een oplossing te bieden voor de betreffende huishoudens die minder belastend
is in de uitvoering dan individuele bijzondere bijstand. Daarom heeft het kabinet
met gemeenten en de betrokken uitvoerders de mogelijkheid onderzocht om met een overbruggingsregeling
de betreffende huishoudens tijdelijk tegemoet te komen. Een tijdelijke regeling bleek
niet op korte termijn uitvoerbaar voor UWV of dienst Toeslagen. Daarop heeft de VNG
aangegeven dat gemeenten uitvoering kunnen geven aan een tijdelijke oplossing mits
aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. Ook dient een uitvoeringstoets door
de VNG een positief beeld te geven van de uitvoerbaarheid. Het kabinet heeft in de
Kamerbrief van 19 september 2023 (Kamerstuk 26 448, nr. 728) toegezegd aan deze randvoorwaarden te zullen voldoen. In deze brief meldt het kabinet
ook dat het op basis van een eerste inschatting € 282 miljoen (cumulatief) reserveert
voor beide oplossingen. De budgettaire gevolgen en de gevolgen voor de IV-capaciteit
van de Belastingdienst van de fundamentele oplossing zullen nader worden toegelicht
in de toelichting bij het wetsvoorstel.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van
de Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen en van de Staatssecretarissen van Financiën van 18 december 2023. Deze
leden hebben enkele vragen naar aanleiding van de brief.
De leden van de BBB-fractie constateren dat de brief ingaat op de tijdelijke overbruggingswetgeving
die wordt getroffen om huishoudens in de doelgroep te compenseren via een gemeentelijke
regeling. In hoeverre kan een gemeentelijke regeling volgens de bewindspersonen uniform
en toereikend zijn, gezien het feit dat gemeenten nu via de gemeentelijke bijstand
al zeer veel variatie hebben in de uitvoering?
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de vormgeving en uitvoering van de bijzondere
bijstand. In opdracht van het Ministerie van SZW is een Handreiking over de alleenverdienersproblematiek
voor gemeenten opgesteld. Deze handreiking biedt handvatten voor beleidskeuzes en
een stappenplan. Met als doel een meer uniforme aanpak te bevorderen. In de bijlage
bij de handreiking zijn modelteksten voor websites en brieven opgenomen. In de tijdelijke
overbruggingsregeling bevorderen we uniformiteit door een vast bedrag per huishouden
te verstrekken.
Kan de Minister al iets meer uitleggen over hoe het forfaitaire bedrag wordt vastgesteld?
Betreft dit een eenvoudige aanvulling tot aan het sociaal minimum per huishouden of
gaat het om een complexere werking?
Met de tijdelijke overbruggingsregeling waaraan we nu werken, ontvangen alle huishoudens
dezelfde tegemoetkoming. Dit is een vast bedrag. Het bedrag sluit daarom niet volledig
aan bij het bedrag aan toeslagen dat deze huishoudens mislopen. De berekening van
het precieze gemis aan toeslagen is echter zeer complex. Een regeling op basis van
het individueel misgelopen bedrag zou de regeling onuitvoerbaar maken. Daarom is voor
een vast bedrag gekozen. De hoogte van dit bedrag moet nog bepaald worden.
Overweegt het kabinet een systeem van voorschot en vaststelling naderhand? Zou het
dus mogelijk zijn dat er in de toekomst terugbetaald dient te worden door huishoudens
indien er teveel is uitgekeerd?
Nee. Voor de tijdelijke regeling is het uitgangspunt dat er geen sprake is van verrekenen
en/of mogelijke terugvorderingen.
Ook vragen de leden van de BBB-fractie of de gemeentelijke uitvoering niet teveel
wordt belast en wordt uitgebreid met deze voorstellen. Gemeenten bieden al gerichte
ondersteuning, daar komt nu een instrument bij.
Wij delen in algemene zin de constatering van de leden van de BBB-fractie. Er wordt
op verschillende fronten veel van de gemeentelijke uitvoering gevraagd. Echter, met
de voorgenomen wijziging van de Participatiewet, wordt juist een tussenoplossing beoogd
die voor gemeenten en huishoudens minder belastend is dan het huidige handelingsperspectief
(individuele bijzondere bijstand). Doordat gemeenten na de wetswijziging zoveel mogelijk
huishoudens ambtshalve een vaste tegemoetkoming kunnen verstrekken.
De leden van de BBB-fractie vragen wat de administratieve last is voor gemeenten.
Hoeveel fte zal de gemeente Amsterdam, waar deze problematiek ook heerst, naar schatting
moeten inzetten voor deze regeling?
Zoals eerder benoemd, hebben gemeenten beleidsvrijheid bij de vormgeving en uitvoering
van de bijzondere bijstand. Gemeente Amsterdam heeft aan 250 huishoudens met een aanvullende
bijstandsuitkering ambtshalve (dus zonder aanvraag) een vast bedrag verstrekt zonder
individuele beoordeling. Dit brengt een relatief beperkte uitvoeringslast met zich
mee. Voor de beantwoording van deze vraag is de uitvoering van gemeente Amsterdam
geen representatieve weergave van de uitvoering bij andere (grote) gemeenten.
Voor beantwoording van de vraag is daarom gekeken naar de uitvoering bij de gemeente
Rotterdam. De gemeente Rotterdam heeft huishoudens met een aanvullende bijstand gefaseerd
aangeschreven over hun mogelijke recht op individuele bijzondere bijstand.
• In eerste instantie zijn huishoudens met een aanvullende bijstand tot 400 euro benaderd.
Dit betrof 97 huishoudens, waarvan er op dit moment in 57 gevallen bijzondere bijstand
is toegekend. In 17 gevallen loopt de beoordeling nog. In de overige dossiers is geen
aanvraag ingediend of bleek geen recht op bijzondere bijstand te bestaan.
• Op dit moment wordt onderzocht of ook huishoudens met een aanvullende bijstand tussen
400–600 euro aangeschreven gaan worden.
• Daarnaast kunnen huishoudens via de website zelf een aanvraag doen.
Per huishouden is vervolgens individueel berekend wat de hoogte van de gemiste huur-
en zorgtoeslag is en een advies gegeven over het compensatiebedrag. Per huishouden
is de tijdsinzet gemiddeld circa 3.5 uur. Bij de uitvoering zijn vooral sociaal raadslieden
en inkomensconsulenten van de gemeente betrokken.
In de periode van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2023 kwam de ureninzet neer op
afgerond 350 uur. Dit is exclusief de mogelijke inzet op de doelgroep met een aanvullende
bijstand tussen de 400 en 600 euro. Naast personele inzet bij de uitvoering heeft
de gemeente ook opstartkosten gemaakt en een projectplan ontwikkeld waarbij beleid-
en stafmedewerkers betrokken zijn.
Hoelang zal het compenseren van deze groep naar schatting duren?
Dat valt niet precies te zeggen, maar er is ons alles aan gelegen dat dit zo snel
mogelijk is. Om dit mogelijk te maken werken we aan een wetswijziging van de Participatiewet.
Zodra het wetgevingsproces is voltooid, zullen gemeenten zich inspannen om deze huishoudens
zo snel mogelijk tegemoet te komen. Tot dat moment kunnen huishoudens ondersteuning
vragen op grond van de individuele bijzondere bijstand. Deze huishoudens krijgen dus
tot dat moment al iedere maand een bedrag op hun rekening. We spannen ons in om gemeenten
in staat te stellen om zoveel mogelijk huishoudens proactief te benaderen, zodat deze
huishoudens weten dat, hoe en waar ze geholpen kunnen worden.
Gaat de Minister voorkomen dat dit extra ondersteuningsinstrument in de toekomst verder
wordt uitgebreid?
Verdere toekomstige uitbreiding van dit instrument is niet aan de orde omdat de overbruggingsregeling
een tijdelijk karakter heeft en van kracht zal zijn tot 2028.
Is de Minister van mening dat forfaitaire uitkeringen in de basis ongewenst zijn en
alleen bij uitzondering gebruikt dienen te worden aangezien de bron van de ellende
voortkomt uit het fiscale stelsel, en de problematiek idealiter integraal benaderd
zou moeten worden?
De tijdelijke regeling met vaste tegemoetkoming is bedoeld ter overbrugging totdat
de fundamentele oplossing via de fiscaliteit vanaf 2028 is gerealiseerd. De fundamentele
oplossing via de fiscaliteit wordt de komende maanden uitgewerkt.
Hoe voorkomt de Minister dat de forfaitaire tijdelijke regeling als permanente oplossing
wordt gezien door gemeenten en dat de langetermijnoplossing in 2028 uit beeld raakt?
Bij de afspraken over de tijdelijke regeling met de VNG heeft het kabinet toegezegd
te zullen voldoen aan de gestelde randvoorwaarden om te komen tot een uitvoerbare
tijdelijke regeling. Onderdeel daarvan is dat het kabinet per 2028 een fundamentele
oplossing invoert. Daartoe zal de voorgestelde wetswijziging voor de fundamentele
oplossing in september worden ingediend bij uw Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie waarderen het uitvoeren van de motie van D66, ChristenUnie,
VVD en CDA4 waarin de regering wordt verzocht om zich maximaal in te spannen om de circa tienduizend
huishoudens die nu door een onbedoelde samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale
zekerheid onder het bestaansminimum terecht zijn gekomen proactief te benaderen.
Tegelijk maken de leden van de CDA-fractie zich zorgen over het tempo dat gemaakt
wordt met de structurele oplossing. Zorgvuldige wetgeving en uitvoering vraagt tijd.
Tegelijk weten deze leden dat een groot aantal mensen moeite heeft met het vinden
van hun weg naar bijvoorbeeld een gemeente om hulp te vragen, waardoor er een groot
risico is dat een deel van deze tienduizend huishoudens onder de radar blijft en zij
dus ondersteuning die zij wel nodig hebben, mislopen.
Om op grote schaal uitvoering te kunnen geven aan de proactieve benadering van huishoudens
waartoe de eerdergenoemde motie oproept, is aan VNG en Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(UWV) gevraagd een uitvoeringstoets te doen. De uitvoeringstoets van het UWV is volgens
de brief van het kabinet rond de jaarwisseling gereed. Kan de Minister de uitkomsten
van deze uitvoeringstoets en die van de VNG die in februari 2024 gereed is aan de
Kamer doen toekomen?
Wij zijn nog in afwachting van de uitvoeringstoets van de VNG. De uitvoeringstoets
van UWV en die van de VNG over de mogelijkheden tot proactieve benadering van huishoudens
willen wij in samenhang bezien. Naar verwachting volgt de uitvoeringstoets van de
VNG begin maart. Zodra wij ook de uitvoeringstoets van de VNG ontvangen, zullen wij
de uitvoeringstoetsen met uw Kamer delen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat met de VNG is afgesproken dat via de gemeentelijke
netwerken geïnventariseerd wordt in hoeverre huishoudens bereikt worden met deze aanpak
en waar gemeenten tegenaan lopen. Het kabinet geeft aan in de volgende voortgangsbrief
te informeren over de uitkomsten. Wanneer kan de Kamer de volgende voortgangsbrief
verwachten?
De volgende voortgangsbrief is voorzien in mei.
De leden van de CDA-fractie hebben vernomen dat de VNG voor het langdurig ondersteunen
van gedupeerden enkele randvoorwaarden heeft opgesteld, zoals het verkrijgen van een
lijst van gedupeerden, zodat gemeenten proactief en gericht potentieel gedupeerden
kunnen aanschrijven en oproepen. Ook geeft de VNG aan dat de uitvoering vereenvoudigd
moet worden door het uitkeren van een forfaitair bedrag in plaats van de intensieve
individuele berekening die nu gemaakt moet worden voor het verstrekken van bijzondere
bijstand. Doordat pas in de loop van 2024 aan beide voorwaarden kan worden voldaan,
gaan gemeenten op dit moment wisselend om met de eenverdieners. Per gemeente kan dit
verschillen tussen het actief oproepen vanuit hun eigen bestand tot enkel gedupeerden
helpen die zichzelf melden. Herkent het kabinet het signaal van de VNG dat de huidige
werkwijze veel tijd, capaciteit en specialistische kennis vraagt van de uitvoering
en dat niet elke gemeente in staat is om gedupeerden proactief te benaderen en te
helpen?
Ja, dat beeld wordt herkend. De VNG heeft onder een aantal gemeenten uitgevraagd of
gemeenten actief op zoek zijn naar de groep met aanvullende bijstand, of ze de betreffende
huishoudens actief benaderen en wat de aantallen zijn. Tot op heden heeft de VNG van
13 gemeenten reacties ontvangen. Deze gemeenten hebben bij elkaar ongeveer 700 huishoudens
in beeld. Omdat niet bekend is hoe de stand van zaken is bij de andere gemeenten die
nog niet hebben gereageerd op de uitvraag van de VNG is dit aantal te beperkt om nu
conclusies aan te verbinden. De VNG blijft gemeenten benaderen om zicht te krijgen
op het aantal huishoudens dat wordt ondersteund. In het meest recente SZW Gemeentenieuws
worden enkele mogelijkheden hiertoe uitgelicht. Publicatie van het SZW Gemeentenieuws
heeft eerder deze maand plaats gevonden. De verwachting is dat als gevolg hiervan
meer gemeenten huishoudens actief zullen gaan benaderen. Ook de eerder gepubliceerde
handreiking ondersteunt hen hierbij.
Daarnaast hebben de gemeenten geen zicht op gedupeerden die geen aanvullende bijstandsuitkering
ontvangen. Op dit moment is het dus niet mogelijk om alle gedupeerden te ondersteunen.
Kan het kabinet er zo spoedig mogelijk voor zorgen dat gemeenten een lijst met gedupeerden
ontvangen, zodat gemeenten proactief en gericht potentieel gedupeerden kunnen aanschrijven
en oproepen?
Het kabinet is doordrongen van het belang van het snel samenstellen van deze lijst.
Het is echter een complex traject, zowel door technische uitdagingen vanwege het gebruik
van gegevens van verschillende uitvoerders als door de noodzaak van een correcte behandeling
van alle gegevens van de betreffende huishoudens. Naar verwachting is de lijst van
huishoudens voor het zomerreces, mogelijk eind mei, gereed.
Is de Minister bereid de uitvoering door het uitkeren van een forfaitair bedrag te
vereenvoudigen in plaats van de intensieve individuele berekening die nu gemaakt moet
worden voor het verstrekken van bijzondere bijstand?
Het kabinet heeft afgelopen Prinsjesdag aangekondigd met een tijdelijke regeling te
zullen komen op basis van een vast bedrag. Deze regeling komt in de plaats van de
huidige werkwijze met arbeidsintensieve individuele berekening. Op dit moment werken
we aan een wijziging van de Participatiewet voor deze tijdelijke regeling.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief.
Dit leidt bij deze leden tot een aantal vragen en opmerkingen. Zij vinden het belangrijk
dat er zo spoedig mogelijk een werkbare oplossing gevonden wordt voor deze groep alleenverdieners.
Daarnaast dringen zij aan op een structurele oplossing voor de groeiende, onrechtvaardige
kloof tussen een- en tweeverdieners, wat dergelijke problemen in de toekomst voorkomt.
Huidig handelingsperspectief en uitvoering motie Warmerdam
De leden van de SGP-fractie vragen allereerst om een update van de stand van zaken
ten aanzien van de aanpak van deze problematiek voor alleenverdieners.
VNG en UWV werken aan een uitvoeringstoets. De leden van de SGP-fractie vinden dat
zodra deze uitvoeringstoetsen gereed zijn, deze ook met de Kamer gedeeld moeten worden.
Kan de Minister dat toezeggen?
In lijn met het antwoord op een vergelijkbare vraag van de leden van de CDA-fractie,
zullen wij de uitvoeringstoetsen van UWV en de VNG in maart met de Kamer delen, zodra
wij de uitvoeringstoets van de VNG hebben ontvangen.
Fundamentele oplossing per 2028
De leden van de SGP-fractie zien de alleenverdienersproblematiek als een uitvloeisel
van een onrechtvaardig belastingstelsel, waarbij arbeidsparticipatie de heilige graal
is en mensen die niet (kunnen) werken de rekening krijgen gepresenteerd via het belastingstelsel.
Daardoor worden mensen met een uitkering veel zwaarder belast dan mensen zonder uitkering;
ook alleenverdieners hebben een zwaardere belasting dan een huishouden waarbij beide
partners werken, tot 9,9 keer meer. Deze leden vinden dan ook dat een fundamentele
herziening van het belastingstelsel meer dan noodzakelijk is. Er wordt nu gewerkt
aan een fundamentele oplossing via de fiscaliteit, lezen de leden. Waar moeten zij
dan aan denken? Welke uitgangspunten worden gehanteerd bij deze fundamentele, fiscale
oplossing?
In hoeverre worden daarbij ook mogelijkheden betrokken om de hardvochtige effecten
van de arbeidsprikkels in de fiscaliteit te beperken, en de kloof tussen een- en tweeverdieners
te dichten?
Voor de fundamentele oplossing in de fiscaliteit wordt een gerichte herinvoering van
de uitbetaling van de algemene heffingskorting voor de betreffende doelgroep uitgewerkt.
Ook wordt gekeken naar oplossingsrichtingen die materieel een vergelijkbaar effect
hebben maar een andere technische vormgeving. Uitgangspunten zijn onder andere dat
de oplossing zo weinig mogelijk vraagt van het doenvermogen van burgers en uitvoerbaar
is. Hierbij zijn de impact op de informatievoorzieningscapaciteit van de Belastingdienst
en de structurele gevolgen voor de uitvoering van belang. Daarnaast is er aandacht
voor de beleidsmatige effecten en budgettaire effecten. Zoals gezegd is het doel van
de maatregel het compenseren van een specifieke groep, namelijk alleenverdienende
huishoudens met een lager besteedbaar inkomen dan een paar in de bijstand. Fundamentele
keuzes over arbeidsprikkels en inkomensondersteuning in het fiscale stelsel en de
positie daarin van een- en tweeverdieners zijn gelet op de demissionaire status van
het kabinet aan een volgend kabinet.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
L.W.E. (Léon) de Jong, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier