Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Kröger over het bericht dat tien Nederlandse bedrijven bijna 9 miljard euro aan fossiele subsidies krijgen
Vragen van het lid Kröger (GroenLinks-PvdA) aan de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht dat tien Nederlandse bedrijven bijna 9 miljard euro aan fossiele subsidies krijgen (ingezonden 8 december 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) mede namens de Staatssecretaris
van Financiën (ontvangen 5 februari 2024).
Vraag 1
Bent u bekend met het rapport «Fossiele subsidies voor grote klimaatvervuilers» van
Profundo in opdracht van Milieudefensie waarin onder andere wordt geconcludeerd dat
tien grote energie- en industriebedrijven in Nederland jaarlijks gemiddeld 8,8 miljard
euro aan fossiele subsidies ontvangen?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Vindt u het rechtvaardig dat vervuilende bedrijven als Shell en BP miljarden aan subsidies
genieten, terwijl de energierekening voor huishoudens omhoog gaat?
Antwoord 2
Zie voor beantwoording van deze vraag het antwoord op vraag 3.
Vraag 3
Vindt u het rechtvaardig dat deze tien meest vervuilende bedrijven door het kabinet
met miljarden worden gesubsidieerd, terwijl duurzame bedrijven deze fiscale voordelen
niet krijgen?
Antwoord 3
Het kabinet ziet beprijzing van klimaatschade – als invulling van het principe «de
vervuiler betaalt» – als een belangrijke bouwsteen voor een rechtvaardige energie-
en klimaattransitie. Ook normering, waarbij via verbod of gebod vervuiling wordt tegengegaan,
speelt een belangrijke rol. Het kabinet heeft hier de afgelopen jaren ook op ingezet
in nationaal en internationaal verband (zie ook het antwoord op vraag 4).
De lastenverdeling in de energie- en klimaattransitie dient in breed perspectief te
worden beoordeeld. In het totaalbeeld van heffingen en tegemoetkomingen – nationaal
en internationaal – dient de lastenverdeling op een gewenst en rechtvaardig niveau
te worden gebracht. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs in zijn geheel «binnen de energierekening»
plaats te vinden, maar vindt bijvoorbeeld ook plaats via andere heffingen zoals het
ETS (zie ook antwoord op vraag 4). Het is daarom niet zo dat bijvoorbeeld tarieven
die kleinverbruikers betalen ook zonder meer voor grootverbruikers zouden moeten gelden.
Het kan bovendien negatieve gevolgen hebben als voor internationaal concurrerende
bedrijven heffingen in Nederland fors hoger zijn dan in andere landen. Er bestaat
dan een kans dat productie en emissie verplaatsen naar het buitenland. Het kabinet
zet daarom ook in op het internationaal tot stand brengen van (afspraken over) milieuheffingen
voor bedrijven.
Vraag 4
Wat doet u om dit onrechtvaardige klimaatbeleid rechtvaardiger te maken, zodat huishoudens
en duurzame bedrijven niet benadeeld worden ten opzichte van vervuilende fossiele
bedrijven?
Antwoord 4
In het antwoord op vraag 3 heb ik toegelicht dat het kabinet het principe van de «vervuiler
betaalt» als een belangrijke bouwsteen ziet voor een rechtvaardige energie- en klimaattransitie.
Een aantal stappen die recent door dit en vorig kabinet zijn gezet, zijn:
– De introductie van een nationale CO2-hefffing voor de industrie, met aflopend pad voor hoeveelheid jaarlijkse dispensatierechten.
– De introductie van een nationale vliegticketbelasting (2021). Per 1 januari 2023 is
het tarief verhoogd.
– Het afschaffen van de vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers (in combinatie
met omvormen van de grondslag van de bpm van catalogusprijs naar CO2-uitstoot)
– Vastlegging in het Belastingplan 2023 dat de Energiebelastingtarieven voor aardgas
voor middelgrote gebruikers in een aantal stappen aanzienlijk verhoogd worden tussen
2023 en 2030. Hiervoor wordt ook het verschil tussen de tarieven voor aardgas en elektriciteit
– op energie-inhoud – verkleind.
– Afbouw van de verlaagde tarieven in de Energiebelasting voor glastuinbouwbedrijven.
– Inperking van de vrijstellingen in de Energiebelasting voor aardgas dat gebruikt wordt
voor elektriciteitsproductie, en voor eigen gebruik van zelf opgewekte elektriciteit.
– Afschaffen van de Teruggaafregeling energie-intensieve processen.
Ook heeft het kabinet in het Belastingplan ingezet op het afschaffen van vrijstellingen
in de Kolenbelasting voor duaal en niet-energetisch gebruik van steenkool, en op het
afschaffen van vrijstellingen in de Energiebelasting voor mineralogische en metallurgische
procedés. Deze onderdelen van het Belastingplan 2024 zijn in december 2023 door de
Eerste Kamer echter verworpen.
In internationaal verband heeft Nederland samen met een aantal landen op de Klimaatconferentie
COP 28 in Dubai een Joint Statement ingebracht, gericht op het afschaffen van voordelen voor fossiele brandstoffen. Het
kabinet hoopt dat meer landen zich hierbij aan zullen sluiten en zal daar dit jaar
op inzetten.
Een belangrijke stap die in EU-verband wordt gezet, tot slot, is dat in het EU-Emissiehandelssysteem
een afbouwpad is vastgelegd voor jaarlijks beschikbare rechten, hetgeen volgens de
prognoses de prijs van emissierechten gestaag doet oplopen. Ook is een afbouwpad vastgelegd
voor de jaarlijks beschikbare gratis rechten.
Vraag 5
Hoe gaat u het afbouwen van fossiele subsidies meenemen in de maatwerkafspraken die
u aan het maken bent met de meest vervuilende bedrijven?
Antwoord 5
In de maatwerkaanpak worden afspraken gemaakt over extra en snellere CO2-reductie in Nederland. Er wordt dus ingezet op snelle en ambitieuze verduurzaming.
Een bedrijf ontvangt hier alleen een eventuele financiële bijdrage voor als de projecten
bijdragen aan deze verduurzaming. Hierbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de visie
van het bedrijf op klimaatneutraliteit richting 2050. Wat betreft dispensatierechten
in de CO2-heffing industrie geldt dat een eventueel overschot aan rechten dat gekoppeld kan
worden aan de additionele CO2-reductie door maatwerk, niet buiten het bedrijf verhandeld mag worden (om een waterbedeffect
te voorkomen).
Vraag 6
Wat is de stand van zaken rondom de uitvoering van de motie Kröger c.s. over het opstellen
van scenario’s voor het afbouwen van fossiele subsidies (Kamerstuk 32 813, nr. 1300)?
Antwoord 6
Het kabinet heeft aan de onafhankelijk voorzitter van het ambtelijk rapport Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel verzocht om de gevraagde afbouwscenario’s voor «fossiele subsidies» uit te werken.
Hiermee beoogt het kabinet invulling te geven aan de motie Kröger c.s. Naar verwachting
zal dit rapport begin februari worden gepubliceerd. Bij het uitwerken van deze scenario’s
zal tevens invulling gegeven worden aan de motie van de leden Erkens en Boswijk met
aandacht voor weglekeffecten, al bestaand klimaatbeleid en de economie (Kamerstuk
36 410 XIII, nr. 43).
Vraag 7
In het rapport worden fossiele subsidies berekend op basis van het tariefverschil
tussen elektriciteit en andere energiedragers, waarmee er een eerlijke vergelijking
wordt gemaakt tussen de energiekosten voor fossiele bedrijven en de energiekosten
voor duurzame bedrijven.2 Bent u ook van mening dat bedrijven die verduurzamen door te elektrificeren door
fossiele subsidies benadeeld worden ten opzichte van bedrijven die op fossiele energie
blijven draaien?
Antwoord 7
De belasting- en accijnstarieven op aardgas, aardolieproducten en steenkool waren
per energie-eenheid in de periode 2018–2022 lager dan de Energiebelastingtarieven
voor elektriciteit. Dit kan een belemmering vormen voor elektrificatie. Het kabinet
heeft in dit verband de afgelopen jaren, vooral door verhogingen van de belastingtarieven
voor aardgas, de tariefverhoudingen tussen aardgas en elektriciteit meer in lijn gebracht
met de energie-inhoud. In het Belastingplan 2023 zijn tariefpaden tot 2030 vastgelegd
waarmee deze lijn wordt voortgezet.
Vraag 8
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze prijsverschillen worden verkleind en duurzame bedrijven
minder worden benadeeld?
Antwoord 8
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 en 7.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie -
Mede namens
M.L.A. van Rij, staatssecretaris van Financiën
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.