Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag schriftelijk overleg over het Fiche: Verordening welzijn en traceerbaarheid van honden en katten (Kamerstuk 22112-3860)
2024D02632 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande
fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit over het Fiche over Verordening betreffende het welzijn
en de traceerbaarheid van honden en katten (COM(2023)769) (Kamerstuk 22 112, nr. 3860).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Graus
Adjunct-griffier van de commissie,
Holtjer
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande de verordening
welzijn en traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden hebben hierover enkele
vragen en opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat er reeds Nederlandse wet- en regelgeving
is voor het welzijn en de gezondheid van honden en katten. In de afgelopen jaren hebben
deze leden voorstellen gedaan om deze te verbeteren, zoals een levenslang houdverbod
voor recidiverende dierenmishandelaars, een verbod op de handel in en import van doorgefokte
gezelschapsdieren en het laten chippen van katten. Ook het kabinet heeft in het recente
verleden beleid aangekondigd om het dierenwelzijn te verhogen, zoals een houd- en
vertoningsverbod voor doorgefokte huisdieren.
De leden van de VVD-fractie constateren dat in Nederland het verbeteren van dierenwelzijn
voor honden en katten dus al hoog op de agenda staat, maar dat voor sommige zaken
ook Europees beleid nodig is. In algemene zin zijn deze leden dus voorstander van
het doel van de Europese Commissie (EC) om illegale handel tegen te gaan, het gelijke
speelveld te verbeteren en de minimale welzijnstandaarden voor het bedrijfsmatig fokken,
houden en verkopen of aanbieden van honden en katten op Europees niveau te verhogen.
Essentie voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit onderzoeken van de EC blijkt dat veel honden
en katten zijn onderworpen aan illegale handel en transport, waaronder uit derde landen.
Wat is hier «veel», kan het kabinet dit in een percentage van het totaal uitdrukken?
Heeft de EC hier ook onderzoek naar gedaan op nationaal niveau, en zo ja wat is hier
de uitkomst van voor de Nederlandse situatie? In welke EU en derde landen is vooral
sprake van illegale handel?Klopt het dat er in het voorstel geen eisen worden gesteld
aan vaccinatie of inenting? Zo ja, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie zien kansen in een Europees registratiesysteem om daarmee
illegale handel tegen te gaan. Welke lidstaten hebben vergelijkbaar met Nederland
reeds een dergelijk I&R-databank voor honden en katten? Begrijpen deze leden goed
dat de EC voorstelt dat lidstaten verantwoordelijk worden gehouden voor interoperabiliteit
van de systemen? Zo nee, kan het kabinet dit dan verduidelijken? Zo ja, dan kan daar
wat deze leden betreft geen sprake van zijn en zou de EC verantwoordelijk moeten zijn.
Graag ontvangen deze leden hierop een reactie.
Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat het voorstel zorgt
«voor een harmonisering op het beschermingsniveau van de huidige Nederlandse wetgeving.»
Tegelijkertijd maakt het kabinet zich zorgen over het capaciteitsbeslag bij de toezichthoudende
autoriteiten, bijvoorbeeld bij de fysieke inspectie van nieuwe fokinstellingen of
voor het geven van trainingen. Deze leden zouden het zeer onwenselijk vinden als dit
ten koste gaat van de handhavingscapaciteiten. In dat licht vragen deze leden het
kabinet waarom het kabinet de voorgestelde uitvoeringsbevoegdheid van de EC voor het
stellen van eisen aan onderwijs en training in lijn vindt met het subsidiariteitsbeginsel.
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat regelgeving op Europees niveau goed
kan zijn voor het effectief tegengaan van handel in doorgefokte honden en katten met
schadelijke erfelijke kenmerken. Ziet het kabinet ruimte om als inzet voor de onderhandelingen
de Nederlandse regels als Europese standaard te maken, zoals de aangescherpte beleidsregels
van augustus jongstleden voor de fok van brachycefale ofwel kortsnuitige honden? Zo
nee, waarom niet?
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ook de fok van bijtgevaarlijke honden
zou moeten worden tegengegaan. Hoe ziet het kabinet dit? Is er in het voorstel van
de EC ruimte om op termijn ook voor bijtgevaarlijke kenmerken aanvullende gedelegeerde
bevoegdheden op te stellen?
Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet schrijft dat zij voornemens is het
grootste deel van de lasten te verhalen op het bedrijfsleven, maar dat het voorstel
niet gedetailleerd genoeg is om hier een realistische kosteninschatting van te maken.
Deze leden vragen of het kabinet wel een ordegrootte-inschatting kan maken. Is het
kabinet bereid om later alsnog een realistische kosteninschatting naar de Kamer te
sturen wanneer meer duidelijkheid is over het voorstel?
Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het voorliggende voorstel het eenvoudiger
maakt om illegale handel via online platforms tegen te gaan. Kan de Minister hierop
reflecteren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over
Verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze
leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie lezen over bepaalde fokstrategieën die kunnen leiden tot
problemen met het welzijn van honden en katten. De verordening roept exploitanten
op maatregelen te nemen om deze negatieve gevolgen te mitigeren. Deze leden hebben
twijfels of dit artikel voldoende waarborgen biedt om te voorkomen dat het fokken
op pijnlijke uiterlijke kenmerken plaatsvindt. Deelt het kabinet de mening dat dit
aspect verder zou moeten worden uitgewerkt zodat duidelijk is voor fokkers welke maatregelen
zij geacht worden te nemen? Zo ja, kan het kabinet zich daarvoor inzetten tijdens
de behandeling van de verordening?
De leden van de D66-fractie lezen dat een fokbedrijf wordt gedefinieerd als «alle
ruimten of structuren waar honden en katten voor reproductiedoeleinden worden gehouden
met als doel hun nakomelingen in de handel te brengen, waaronder in huishoudens» (Voorstel
voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake het welzijn van
honden en katten en hun traceerbaarheid COM(2023) 769). Is het kabinet van mening
dat deze definitie voldoende verschil aanbrengt tussen bedrijfsmatige, en incidentele-
of hobbyfokkers? Hoe wordt er rekening gehouden met de dierenwelzijnsstandaarden van
grote hobbyfokkers? Is er in de praktijk genoeg verschil duidelijk tussen de twee
type fokkers waardoor voorkomen wordt dat een hobbymatige fokker wet- en regelgeving
ontwijkt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het fiche over
de verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten.
Deze leden zien de toegevoegde waarde van de verordening als het gaat om traceerbaarheid
van honden en katten en het belang van de verordening bij de aanpak van illegale handel
in en transport van honden en katten. Na het lezen hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste waarom de verantwoordelijkheid voor
dergelijke wetgeving niet bij de lidstaten zelf kan blijven. Nederland heeft grote
stappen gezet, bijvoorbeeld wat betreft de chip-plicht bij honden en registratie van
alle gefokte nesten door middel van unieke bedrijfsnummers (UBN) voor fokkers. Kan
het kabinet uitleggen waarom er voor het welzijn en de traceerbaarheid van honden
en katten dan een Europese verordening zou moeten komen?
De leden van de BBB-fractie constateren dat in het fiche wordt benoemd dat de EC voorstelt
dat de bevoegde autoriteit een openbare lijst met erkende instellingen bijhoudt. Deze
leden vragen of de privacy van exploitanten van de instellingen daarbij voldoende
zou zijn gewaarborgd. Erkent het kabinet dat een openbare lijst gevolgen kan hebben
voor de privacy van exploitanten en kan het kabinet aangeven hoe de privacy van exploitanten
gaat worden gewaarborgd?
De leden van de BBB-fractie constateren dat het voorstel verder een minimaal jaarlijks
bezoek door een dierenarts omvat, en andere taken die worden uitbesteed aan dierenartsen.
Deze leden onderkennen het belang van het betrekken van veterinaire zorg en toezicht
bij de instellingen, maar heeft wel vragen over de borging van de geleverde zorg.
Deze leden houden daarbij in gedachten dat een vergelijkbaar systeem al bestaat in
de rundveehouderij, waar de sector zorg draagt voor het systeem van »geborgde rundveedierenartsen».
Zijn er op dit moment al concrete plannen ter borging van het veterinaire toezicht
en de veterinaire zorg voor de instellingen zoals bedoeld in de verordening? Aansluitend
aan de bovenstaande vragen, zouden deze leden graag vernemen of er al alternatieven
in beeld zijn voor de voorgestelde fysieke inspecties van fokinstellingen.
De leden van de BBB-fractie constateren dat, hoewel het niet in het fiche wordt benoemd,
de EC voorstelt om inteelt bij honden en katten te verbieden door specifiek de paring
ouder-kind en de paring grootouder-kleinkind te verbieden. Hoewel deze leden in principe
het belang van minimale inteelt zien, hebben zij aanmerkingen op dit voorstel. De
paring broer-zus wordt niet benoemd, hoewel die een grotere inteeltcoëfficiënt geeft
dan de genoemde paringen. Kan het kabinet aangeven of er een reden is dat de broer-zus
paring niet wordt genoemd? Als daar geen reden voor is, kan het kabinet toezeggen
zich in te spannen om die specifieke paring alsnog te laten toevoegen om het voorstel
completer te maken?
Daarnaast vragen deze leden wat de consequenties zouden gaan zijn voor fokkers die
de niet toegestane paringen toch gebruiken en wat die consequenties betekenen voor
(het welzijn van) de dieren die voortkomen uit dergelijke paringen. Kan het kabinet
daarover meer duidelijkheid geven?
De leden van de BBB-fractie lezen dat in het fiche wordt uitgesproken dat het kabinet
het wenselijk acht om het voor lidstaten mogelijk te maken om striktere nationale
regels te maken met betrekking tot Identificatie en Registratie (I&R) van honden en
katten. Kan de Minister toelichten waarom het kabinet dit wenselijk acht? Is er op
dit moment al zicht op mogelijke striktere regels waarmee de Minister rekening houdt?
De leden van de BBB-fractie constateren dat op een aantal punten in het fiche en de
verordening specifiek wordt benoemd dat alleen een dierenarts de voor I&R gebruikte
microchip mag plaatsen. Deze leden onderschrijven zonder twijfel dat het aanbrengen
van een microchip met voldoende kennis en kunde moet gebeuren. Juist daarom willen
deze leden onder de aandacht brengen dat rashonden, waarvoor een stamboom wordt aangevraagd
bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, in het nest worden gechipt
door een chipper van de Raad van Beheer. Deze leden staan achter deze huidige gang
van zaken en willen het kabinet vragen om zich in te zetten voor een aanvullende bepaling
waardoor het chippen van jonge rashonden (en katten) door geregistreerde chippers
van de Raad van Beheer de standaard blijft. Kan het kabinet dit toezeggen?
Tot slot willen de leden van de BBB-fractie graag de volgende twee punten uit de verordening
aanhalen, hoewel ook deze beide punten in het fiche niet als zodanig aan bod komen.
Ten eerste artikel 12 lid 5, van de verordening, waarin wordt benoemd dat katten in
fokinstellingen (catteries) moeten worden gehouden op zo’n manier dat zij hun »natuurlijke
gedrag« kunnen vertonen. Kan het kabinet aangeven of het »natuurlijke gedrag« dat
katten zouden moeten kunnen vertonen specifiek gaat worden uitgewerkt en benoemd?
Zo nee, kan het kabinet aangeven wie bij de controle en handhaving bepaalt of een
houder aan dit voorschrift voldoet? Hoe wordt in deze situatie voorkomen dat er willekeur
ontstaat, of zelfs een totaal verbod op het houden van katten in een fokinstelling,
omdat bovenstaande bepaling te uitgebreid of allesomvattend is?Daarop volgend willen
deze leden artikel 12, lid 6, van de verordening, aanhalen, waarin wordt gesproken
wordt over een thermoneutrale zone voor zowel honden als katten. Kan het kabinet aangeven
of er bij de bepaling van die thermoneutrale zone rekening wordt gehouden met verschillen
tussen rassen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het fiche over Verordening betreffende
het welzijn en de traceerbaarheid van honden en katten. Deze leden beschouwen de nieuwe
verordening als positief, maar zij hebben nog wel enkele vragen.
Zo constateren de leden van de SP-fractie dat duidelijke richtlijnen voor de fok en
handel van dieren met schadelijke uiterlijke kenmerken ontbreken, ook in relatie tot
daarmee verbonden veterinaire ingrepen. Deelt het kabinet de mening dat voorkomen
van schadelijke uiterlijke kenmerken van essentieel belang is en dat deze beter specifiek
kunnen worden benoemd en kunnen worden uitgesloten van de legale fokkerij? Is het
kabinet bereid om zich in te zetten om tot een lijst in deze verordening te komen
en zo duidelijkheid te scheppen voor de fokkers, de kopers, de handelaren en de handhavers?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van het commissievoorstel en het
kabinetsstandpunt over de verordening betreffende het welzijn en de traceerbaarheid
van honden en katten.
De leden van de PvdD-fractie vinden het goed nieuws dat er eindelijk regels komen
om honden en katten in de hele Europese Unie (EU) beter te beschermen. In de EU leven
meer dan 72 miljoen honden en meer dan 83 miljoen katten. Veel van deze dieren worden
in slechte omstandigheden gefokt en gehouden. Bij de handel in deze dieren gaat € 1,3
miljard per jaar om en de illegale handel neemt toe, blijkt uit analyse van de EC.
Alle reden in de visie van deze leden om daadkrachtig op te treden.
Ondanks dat de leden van de PvdD-fractie het positief vinden dat er wetgeving wordt
geïntroduceerd om huisdieren beter te beschermen, zien deze leden ook dat het voorstel
van de EC niet veel verder gaat dan minimale verbeteringen en het aanpakken van het
meest extreme dierenleed. Zo komt er eindelijk een Europees verbod op het couperen
van oren en staarten van honden. Het schoppen, slaan, sleuren, gooien en knijpen van
honden en katten wordt verboden. De dieren mogen niet meer worden gecastreerd en gesteriliseerd
door mensen die geen dierenarts zijn en lichaamsdelen mogen niet meer, voor langere
tijd, worden vastgebonden. Ook worden er maatregelen getroffen om beter in te kunnen
grijpen bij illegale en malafide handel in honden en katten. Het is goed dat deze
punten in wetgeving worden vastgelegd. Wel hadden deze leden gehoopt dat de onderhavige
verordening zou worden aangegrepen om met hogere basisstandaard te komen, waarmee
niet alleen de ergste misstanden worden aangepakt, maar waarmee het welzijn van honden
en katten in heel Europa naar een hoger niveau wordt getild. Op een aantal open normen
na, ontbreekt dat in het huidige voorstel.
Illegale handel
De leden van de PvdD-fractie delen het belang van het verplichtstellen van identificatie
en registratie van honden en katten om zo de illegale handel tegen te gaan. Wel vrezen
deze leden dat ook met een dergelijk systeem fraude zal blijven voorkomen. Deelt het
kabinet deze zorgen?
De leden van de PvdD-fractie constateren dat met het Nederlandse systeem, waar registratie
al verplicht is, malafide handelaren de wetgeving simpelweg kunnen omzeilen door de
nieuwe eigenaren zelf een UBN aan te laten vragen. Dit is zo gebeurd, zonder controle
of onderzoek naar de achtergrond van de hond. Vervolgens kan de nieuwe eigenaar, met
de illegale pup naar de dierenarts waar de pup een paspoort en chipnummer krijgt,
en hiermee legale papieren krijgt. Heeft het ministerkabinet zicht op de schaal waarop
de wetgeving op deze manier wordt omzeild? Hoe verwacht het kabinet dat dit kan worden
tegengegaan? Gaat de Minister het kabinet zich hiervoor inzetten?
De leden van de PvdD-fractie vragen of het kabinet meer inzicht kan geven in de huidige
omvang van illegale honden- en kattenhandel in Nederland en de omzeiling van geldende
wetgeving. Het afgelopen jaar zijn ongeveer 800 honden en katten van buiten Europa
naar Nederland getransporteerd. Vallen hier ook de dieren onder die via een tussenhandelaar,
in bijvoorbeeld Duitsland, naar Nederland zijn gehaald? Daarbovenop zijn nog eens
duizenden honden en katten geïmporteerd vanuit landen binnen Europa. Welk deel hiervan
bestaat uit illegale handel? Uit recent onderzoek van de EC blijkt dat er bijvoorbeeld
honden illegaal worden getransporteerd van Turkije naar Nederland, per vliegtuig (Europese
Commissie, 16 juni 2023, EU Enforcement Action – Illegal trade of cats and dogs).
Ook worden vanuit Oost-Europese landen veel honden illegaal getransporteerd naar Duitsland,
waarna ze in Nederland terechtkomen. Wat gaat het kabinet doen om dit aan te pakken?
Doorgefokte dieren
De leden van de PvdD-fractie constateren dat de EC stelt voor dat het wordt verboden
om dieren met schadelijke genetische aandoeningen of ziekmakende uiterlijke kenmerken
te fokken. Dit zou volgens deze leden goed nieuws moeten zijn en een einde kunnen
maken aan veel leed waar honden en katten dag in, dag uit mee moeten leven. Zo hebben
honden met korte snuiten, zoals mopshonden en Franse buldogs, permanent moeite met
ademen, hoofdpijn en oog- en huidproblemen. Chihuahua’s zijn zo doorgefokt dat hun
schedels te klein zijn voor hun hersenen, met permanente, helse hoofdpijn als gevolg.
Katten met vouworen, zoals de Scottish Fold, hebben een aangeboren groeistoornis,
met pijnlijke gewrichtsaandoeningen, misvormde poten en kreupelheid. Volgens deze
leden alle reden om het fokken met deze rassen per direct te verbieden.
Daarom vinden de leden van de PvdD-fractie het dan ook onbestaanbaar dat de EC een
uitzondering maakt voor kortsnuiten. In plaats daarvan wordt de verantwoordelijkheid
bij de fokkers zelf gelegd om dierenleed door deze extreme uiterlijke kenmerken te
minimaliseren. In de praktijk, en zeker met de huidige rasstandaarden, zullen deze
dieren ernstig blijven lijden.
De leden van de PvdD-fractie vragen of de het kabinet kan duiden wat het verbod om
dieren met schadelijke genetische aandoeningen of ziekmakende uiterlijke kenmerken
te fokken concreet gaat inhouden? Deelt het kabinet de interpretatie dat het hiermee
wordt verboden om honden en katten te fokken die lijden onder hun eigen uiterlijk
of genotypen, op de onbegrijpelijke uitzondering voor kortsnuiten na? Op welke manier
kunnen lidstaten straks, aan de hand van deze bepaling, ingrijpen bij fokkers die
ongezonde dieren fokken?Kan het kabinet daarnaast aangeven wat de consequentie van
deze bepaling is op het houdverbod en tentoonstellingsverbod dat wordt voorbereid?
Scope
De leden van de PvdD-fractie constateren dat het voorliggende voorstel geldt voor
bedrijfsmatige houders van honden en katten. Deze beperkte scope wekt een aantal vragen
op bij deze leden. Waarom komen er geen dierenwelzijnseisen voor dieren die worden
gehouden door particulieren? Waarom vallen niet alle gezelschapsdieren onder deze
verordening? Verdienen konijnen die solitair worden gehouden en eenzaam wegkwijnen
in kleine hokken niet dezelfde bescherming? Hoe zit het met vogels die niet nooit
kunnen vliegen omdat ze in een klein kooitje zijn opgesloten?
Ook vinden de leden van de PvdD-fractie het een gemis dat dit voorstel niet wordt
aangegrepen om zwerfhonden en -katten beter te beschermen. In veel landen worden deze
dieren nog steeds gedood of in overvolle asielen gepropt. Is het kabinet bereid zich
in te zetten voor een internationale TNR-actie, gefinancierd door de overheden?
Daarnaast wijzen de leden van de PvdD-fractie erop dat pijnlijke ingrepen, zoals couperen,
terecht worden verboden bij honden en katten, maar er ondertussen in de Nederlandse
varkenshouderij bij ruim 27 miljoen biggen per jaar het staartje wordt afgebrand of
afgeknipt. Deelt het kabinet het inzicht dat geen enkel dier wil lijden? Deelt het
kabinet de mening dat het voor een dier niet zou moeten uitmaken of het wordt gefokt
als gezelschapsdier of als dier in de veehouderij en dat ze allemaal onze bescherming
verdienen?
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.J.G. Graus, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit -
Mede ondertekenaar
A. Holtjer, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.