Brief Algemene Rekenkamer : Reactie op de brief van het Presidium over een verzoekonderzoek door de Algemene Rekenkamer naar de productiviteitsontwikkeling bij een selectie van uitvoeringsorganisaties (Kamerstuk 36360-21)
36 360 Financieel jaarverslag van het Rijk 2022
Nr. 22
BRIEF VAN DE ALGEMENE REKENKAMER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 december 2023
In uw brief van 26 september 2023 verzoekt u de Algemene Rekenkamer een onderzoek
uit te voeren naar de productiviteitsontwikkeling bij een selectie van uitvoeringsorganisaties
(Bijlage bij Kamerstuk 36 360, nr. 21). Dit naar aanleiding van de door de Tweede Kamer aangenomen motie van de leden Sneller
en Slootweg (Kamerstuk 36 360, nr. 6). De Algemene Rekenkamer voldoet graag aan het verzoek. Hieronder schetsen we op
hoofdlijnen op welke wijze we aan het verzoek invulling willen geven. Het onderzoek
zal in twee fasen worden uitgevoerd.
Er is al het nodige bekend over de productiviteitsontwikkeling van uitvoeringsorganisaties.
Zo wordt in de motie verwezen naar een artikel van Moons en Veldhuizen.1 Maar er is al veel meer bekend. Verschillende uitvoeringsorganisaties rapporteren
over (onderdelen van) productiviteitsontwikkeling in jaarverslagen of andere publicaties.
Ook onder de vlag van de Staat van de Uitvoering zijn in opdracht van het Ministerie
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties diverse onderzoeken gedaan door het
Instituut voor Publieke Sector Efficiëntie Studies naar de productiviteit van uitvoeringsorganisaties.2
3 Wij zien deze inspanningen als nuttige initiatieven en willen graag kijken hoe wij
met ons onderzoek een constructieve en aanvullende bijdrage aan kunnen leveren aan
het maatschappelijk debat over de uitvoering van publieke taken.
Daarom willen wij in de eerste fase een systematische review uitvoeren op basis van
de openbaar beschikbare rapportages en studies. We kijken hierbij niet alleen naar
de productiviteitsontwikkeling zelf, maar ook naar wat er in deze studies naar productiviteitsontwikkeling
is gevonden over achterliggende oorzaken en over de samenhang tussen productiviteit
en de kwaliteit van de dienstverlening. Wij rapporteren de verkregen inzichten uit
bestaande openbare bronnen, zodat uw Kamer een beter overzicht krijgt van de informatie
die nu al tot haar beschikking staat. Daarnaast gebruiken we deze review om te bezien
welke kennislacunes er aanwezig zijn.
In dit eerste deel van het onderzoek richten wij ons op circa 10 relatief grote uitvoeringsorganisaties
die het meest in contact staan met en directe diensten leveren aan burgers en bedrijven.
Ons streven is om dit overkoepelende beeld te presenteren op de Dag van de publieke
dienstverlening in juni 2024. Op basis van de uitkomsten willen we met de betrokken
uitvoeringsorganisaties bespreken in hoeverre zij de beelden (her)kennen en welke
aanvullende kennisvragen zij zien.
Uitvoeringsorganisaties
In Nederland zijn er meer dan 250 verschillende overheidsdiensten, zelfstandige bestuursorganen
(zbo’s) en agentschappen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de uitvoering
van een breed scala aan publieke regelingen. Dit is een zeer gevarieerde groep, van
toezichthouders en adviescolleges tot dienstverleners. In termen van omzet en hoeveelheid
personeel vormen de agentschappen en zbo’s de belangrijkste groep. Volgens cijfers
van het Ministerie van Financiën hadden de agentschappen en zbo’s gezamenlijk een
omzet van € 189 miljard in 2022.4
In de tweede fase van het onderzoek gaan we aan de slag met de kennislacunes en kennisvragen
waarmee we fase 1 hebben afgerond. Dit doen we bij voorkeur in gesprek met uitvoeringsorganisaties.
Op basis van de opbrengst van fase 1 kunnen we bepalen waar het onderzoek van de Algemene
Rekenkamer de meeste toegevoegde waarde heeft. We verwachten deze tweede fase uit
te voeren voor (en in afstemming met) 2 tot 3 uitvoeringsorganisaties. In deze fase
pogen we allereerst om de daadwerkelijke productiviteitsontwikkeling op een goede
en voor de uitvoeringsorganisaties herkenbare manier te meten. Daarnaast willen we
voor deze organisaties ook de achterliggende verklaringen vaststellen voor de gevonden
ontwikkeling van de productiviteit en van de kwaliteit van de dienstverlening. Uit
eerder onderzoek is bijvoorbeeld bekend dat complexiteit van regelgeving, de mate
waarin maatwerk van toepassing (en mogelijk) is en de kwaliteit van de IT-systemen
vaak een rol spelen. Daarnaast waarschuwde de Algemene Rekenkamer in 2014 op basis
van haar onderzoek naar uitvoeringsorganisaties voor de spanning tussen (politieke)
ambities en beschikbare tijd, mensen en middelen.5 De toegenomen krapte op de arbeidsmarkt heeft deze spanning in de afgelopen jaren
mogelijk alleen maar verder versterkt. Voor individuele organisaties is het aanvullend
van belang om scherper te krijgen welke factoren in hun situatie een rol spelen en
vooral ook op welke wijze deze factoren een rol spelen bij de gevonden productiviteitsontwikkeling.
Uitvoeringsorganisaties zijn immers erg verschillend en het is belangrijk om rekening
te houden met de specifieke context waarin elke organisatie zich bevindt. Het uiteindelijke
doel van fase 2 is om samen met uitvoeringsorganisaties te komen tot een werkwijze
die de organisaties helpt om in de toekomst de eigen productiviteit in relatie tot
de kwaliteit van dienstverlening beter in kaart te brengen. Hierbij valt te denken
aan het kwantificeren van de gevolgen van binnen de organisatie ervaren knelpunten
voor de productiviteit en voor de kwaliteit van de dienstverlening. Dat kan uitvoeringsorganisaties
helpen in hun communicatie met verantwoordelijke Ministers en het parlement. Door
voor de wetgever inzichtelijk te maken welke gevolgen aanpassingen van regelgeving
hebben op de productiviteit en kwaliteit van dienstverlening, wordt een basis gelegd
voor het gezamenlijk oplossen van knelpunten.
Over de precieze invulling van het tweede deel van het onderzoek zullen we uw Kamer
bij publicatie van de resultaten van fase 1 informeren.
Voor het succesvol uitvoeren van dit onderzoek hopen wij op een goede afstemming met
de betrokken uitvoeringsorganisaties. Niet alleen omdat zij beschikken over de inhoudelijke
kennis, maar juist ook om met hen te kijken naar wat zijzelf nodig achten om de productiviteit
en de kwaliteit van de dienstverlening duurzaam te kunnen monitoren. Dit zal, zeker
voor de 2 tot 3 uitvoeringsorganisaties die in de fase 2 meedoen, vragen om een intensieve
betrokkenheid.
Algemene Rekenkamer
P.J. Duisenberg, president
C. van der Werf, secretaris
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.J. Duisenberg, president van de Algemene Rekenkamer