Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 470 A Wijziging van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 19 december 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 11 december 2023 voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris
van Infrastructuur en Waterstaat. Bij brief van 15 december 2023 zijn ze door de Minister
en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
De griffier van de commissie, Rijkers
Vraag 1
Hoe beoordeelt u in het licht van de grote kaderaanpassingen in de suppletoire begroting
Prinsjesdag (van in totaal – 850 miljoen euro) de onderuitputting van – 74,9 miljoen
euro op deze tweede suppletoire begroting?
Antwoord vraag 1
De kaderaanpassing op het Mobiliteitsfonds (MF) die is verwerkt in de begroting 2024
en Prinsjesdag suppletoire 2023 was nodig om de kasuitgaven aan te sluiten op de programmering
op het MF. De programmering is geactualiseerd door de verwerking van de herprioritering,
bijdrage aan de Rijksbrede opgave en door Coalitieakkoordambities in een realistischer
ritme te plaatsen (zoals de schuif voor korte termijn woningbouwmiddelen). Daarmee
is de begroting meerjarig geactualiseerd en sluit de raming van uitgaven aan bij de
realiteit van de projecten en programma’s binnen het MF, waaronder de maakbaarheid.
De kaderaanpassing valt daarmee in de categorie groot meerjarig onderhoud aan de begroting.
Het voordelig saldo van € 74,9 miljoen op de kasuitgaven dat verwerkt is bij tweede
suppletoire begroting betreft veel kleine aanpassingen op een groot aantal projecten.
Het gaat dan voornamelijk om reserveringen die in 2023 niet nodig zijn en doorschuiven
naar 2024 of lagere uitgaven op de realisatieprojecten. Deze aanpassingen vallen meer
in de categorie begrotingstuitvoering. Vertragingen en versnellingen zijn inherent
aan de uitvoering van grote infrastructuurprojecten. Om die reden voorzien de regels
van het Mobiliteitsfonds er in dat doorgeschoven middelen altijd binnen het fonds
beschikbaar blijven.
Vraag 2
In hoeverre ziet u in de stijgende budgetten voor instandhouding en het eveneens stijgende
uitgestelde onderhoud aanleiding om de overprogrammering te vergroten? Welke actuele
kansen en belemmeringen spelen hierbij een belangrijke rol?
Antwoord vraag 2
Om de productie opgave te vergroten is aan RWS een 8 jarige opdracht verstrekt ten
aanzien van gevraagde prestatie en beschikbaar budget voor de periode 2023–2030.
Binnen deze periode kan RWS over de periode van 8 jaar binnen het beschikbaar gestelde
budget, zelf haar werkzaamheden optimaliseren, zodat efficiënt en doelmatig gewerkt
kan worden.
Het werken met een overprogrammering is onderdeel van de maatregelen om de productie
opgave te vergroten en beschikbare middelen uit te putten. De omvang van de overprogrammering
is daarbij een standaard onderwerp waarover gesprekken plaatsvinden tussen RWS en
IenW.
Vraag 3
Op welke wijze zal de verlaging van de verplichtingen op artikel XII met meer dan
één miljard euro de komende jaren doorwerken in de uitgaven?
Antwoord vraag 3
De verlaging van het verplichtingenbudget op art. 12 HWN van het Mobiliteitsfonds
is voor een groot deel het gevolg van aangepaste planningen (vertraging) bij projecten
op het gebied van «Onderhoud en Vernieuwing» (voorheen bekend als beheer & onderhoud
en vervanging & renovatie). Dit heeft met name gevolgen voor het moment dat de verplichting
aangegaan wordt, dat in de tijd opschuift. Dit betekent echter niet dat de uitgaven
de komende jaren achterblijven. IenW zal juist een groei van het productie-/uitgavenvolume
realiseren van € 2 miljard naar € 3 miljard per jaar voor de instandhouding van de
RWS-netwerken in de periode tot 2030. Een grote post waar de vertraging in het aangaan
van de verplichting mogelijk wél betekent dat de kasuitgaven in de tijd opschuiven,
betreft het project ViA15 (binnen het domein «Ontwikkeling»). De verwachte verplichtingen
van ca. € 210 mln. in 2023 worden doorgeschoven naar 2024 vanwege een vertraagde uitspraak
van de Raad van State omtrent stikstof. De uitkomst van de uitspraak van de Raad van
State heeft in dit geval mogelijk ook gevolgen voor de uitgaven op dit project de
komende jaren.
Vraag 4
Wat gaat u doen om onderuitputting verder tegen te gaan, bijvoorbeeld voor de grootste
post Onderhoud en vernieuwing?
Antwoord vraag 4
Het klopt dat het verplichtingenbudget op het artikel «Onderhoud en vernieuwing» is
verlaagd als gevolg van aanpassingen in de uitvoeringsplanning bij projecten. Vertraging
bij het aangaan van verplichtingen betekent echter niet automatisch dat (kas)uitgaven
ook vertragen. Op het artikel «Onderhoud en Vernieuwing» is in 2023 juist sprake van
hogere uitgaven t.o.v. stand Ontwerpbegroting 2024, circa € 41,6 mln. Deze groei willen
we de komende tijd voortzetten. IenW zal een groei van het productie-/uitgavenvolume
realiseren van € 2 miljard naar € 3 miljard per jaar voor de instandhouding van de
RWS-netwerken in de periode tot 2030. Om RWS maximaal te ondersteunen in het realiseren
van deze groei, wordt de sturing verder geoptimaliseerd. De huidige aansturing wordt
gekenmerkt door een tweejarige horizon en een hard onderscheid naar de werksoorten
exploitatie, onderhoud en vernieuwing. In de nieuwe aansturing, die vanaf 2024 ingaat,
zal er sprake zijn van één integrale achtjarige opdracht voor alle instandhoudings-werkzaamheden
van RWS. Hierdoor wordt RWS beter in staat gesteld om tot een betrouwbare en maakbare
programmering te komen, hetgeen ook zal bijdragen aan het tegengaan van onderuitputting.
Vraag 5
Op welke wijze zal de verlaging van de verplichtingen op artikel XVII met 896 miljoen
euro de komende jaren doorwerken in de uitgaven?
Antwoord vraag 5
De mutaties op de verplichtingruimte zijn niet van invloed op het meerjarige totaal
aan uitgaven. De verplichtingen worden voornamelijk verlaagd op de grote projecten
ZuidasDok, ERTMS en PHS. Het verplichtingenbudget wordt in 2024 weer toegevoegd aan
artikel 17, waardoor meerjarig de omvang van de budgetten niet afneemt. Het effect
op de kasuitgaven in 2023 is verwerkt in de tweede suppletoire begroting, maar leidt
per saldo niet tot een verlaging van de uitgaven op artikel 17 in 2023. Mogelijke
kasschuiven in de jaren 2024 en verder die samenhangen met deze verlaging op de verplichtingen
worden verwerkt in de eerste suppletoire begroting 2024.
Vraag 6
Wat gaat u doen om verdere vertragingen tegen te gaan bij de grootste posten Zuidasdok
en Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS)?
Antwoord vraag 6
De verschillende deelprojecten van Zuidasdok en Programma Hoogfrequent Spoorvervoer
(PHS) worden zo snel als mogelijk gerealiseerd, rekening houdend met ontwikkelingen
rond de planologische procedures, bouwfasering en marktomstandigheden. In 2023 hebben
deze ontwikkelingen er toe geleid dat de verplichtingen voor deelprojecten Zuidasdok-Tunnel
en PHS Alkmaar – Amsterdam een jaar later worden aangegaan.
Beide programma’s volgen het beheersmodel Grote Projecten om extra toe te zien op
realisatie binnen planning en budget. Tegelijk kennen de programma’s uitdagende onderdelen
waarbij risico’s zo goed als mogelijk beheerst worden, maar niet altijd vermeden kunnen
worden. Voor beide programma’s geldt dat met regelmaat opdrachten worden gegeven voor
audits, collegiale toetsen en andere onderzoeken om deelprojecten te volgen, risico’s
in kaart te brengen en scenario’s op deelaspecten te verkennen. Via halfjaarlijkse
voortgangsrapportages en de reguliere begrotingsmomenten wordt uw Kamer op de hoogte
gehouden van de voortgang, risico’s en eventuele maatregelen om vertraging te voorkomen.
Vraag 7
Waaruit bestaan de hogere uitgaven voor artikel 17.07 European Rail Traffic Management
System (ERTMS)?
Antwoord vraag 7
De uitgaven op artikel 17.07 zijn uitgebreid toegelicht op bladzijde 25 van de tweede
suppletoire begroting van het Mobiliteitsfonds en bestaan hoofdzakelijk uit drie grote
posten:
– Vergoeding van NS voor de gemaakte kosten bij de implementatie van ERTMS (ombouw treinen)
zoals afgesproken in het convenant IenW-NS.
– Vergoeding aan de decentrale overheden, als regionale concessiehouders, voor de ombouw
van het regionale reizigersmaterieel.
– Vergoeding van kosten die ProRail heeft gemaakt voor de realisatie van het baanvak
Kijfhoek-Belgische grens en de ontwikkeling van het centrale ERTMS-systeem voor de
infrastructuur (CSS).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, griffier