Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Bushoff over het besluit van Leiden, Amsterdam en Utrecht om hun kinderhartzorg te concentreren
Vragen van het lid Bushoff (PvdA) aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het besluit van Leiden, Amsterdam en Utrecht om hun kinderhartzorg te concentreren (ingezonden 27 oktober 2023).
Antwoord van Minister Kuipers (Volksgezondheid, Welzijn en Sport) (ontvangen 6 december
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2023–2024, nr. 410.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het nieuws dat de universitair medisch centra van Leiden,
Amsterdam en Utrecht hebben besloten om hun kinderhartzorg te concentreren en deelt
u de verbazing van het UMCG?1
Antwoord 1
Ja, ik heb uit mediaberichten hier kennis van kunnen nemen. VWS is hier niet van te
voren over geïnformeerd.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u deze stap in het licht van uw genomen besluit?
Antwoord 2
Voorop gesteld moet worden dat ik van dit voornemen aanvankelijk uitsluitend kennis
heb genomen via de media en later via een beknopt persbericht. Het is voor mij dan
ook niet duidelijk hoe deze samenwerking inhoudelijk vormgegeven gaat worden. Uit
de beperkt beschikbare informatie die ik op dit moment tot mijn beschikking heb, lijkt
echter te volgen dat er een voornemen is tot het inrichten van een samenwerkingsverband
tussen de centra in Leiden, Amsterdam en Utrecht.
Ik vind het goed om te zien dat deze partijen de samenwerking op dit gebied opzoeken.
Het doel is dat deze drie centra niet alleen met elkaar gaan samenwerken maar met
alle betrokken centra in een landelijk netwerk. De aangekondigde samenwerking is een
stap in die richting. Ik ga ervan uit dat de samenwerking met het Erasmus MC en het
UMC Groningen de volgende stap is. De complexe interventies bij volwassen patiënten
met een aangeboren hartafwijking en de interventies bij kinderen zullen in lijn met
het eerder genomen besluit uiteindelijk op twee locaties worden geconcentreerd: in
Groningen en in Rotterdam. Dat verandert niet door het recente nieuws over de samenwerking
tussen de universitair medisch centra van Leiden, Amsterdam en Utrecht. Voor de volledigheid
merk ik op dat dit besluit wordt betwist door het LUMC, het Amsterdam MC en het UMCU.
Op 30 november jongstleden was de inhoudelijke behandeling van het ingestelde beroep
tegen dit besluit en de rechter heeft aangegeven te verwachten op 11 januari 2024
uitspraak te doen.
Vraag 3
Hoe verhoudt deze stap zich tot de bediscussieerde optie om drie centra open te houden,
ook in het licht van het nieuwe Amerikaanse onderzoek dat laat zien dat volumenormen
mogelijk naar beneden bijgesteld kunnen worden?
Antwoord 3
Aan het concentratiebesluit van de operaties bij patiënten met een aangeboren hartafwijking
is een zorgvuldig proces voorafgegaan waarin verschillende aspecten zorgvuldig zijn
afgewogen. Een combinatie van die verschillende aspecten heeft geleid tot het besluit
om deze operaties te concentreren op twee locaties in Nederland. Één van deze aspecten
betreft de volumenormen. Dat het Amerikaanse onderzoek zou leiden tot de conclusie
dat deze normen naar beneden bijgesteld moeten worden, onderschrijf ik niet. Mijn
standpunt is mede gebaseerd op een advies dat ik daarover heb gevraagd aan de IGJ.
De IGJ geeft aan geen aanleiding te zien terug te komen op de eerder gestelde norm.
Zoals eerder toegelicht in de Kamerbrief van 13 april 2023 stel ik mij op het standpunt
dat ik in de besluitvorming uit mag gaan van de in het visierapport beschreven volumenorm
van 60 ingrepen per jaar voor kinderen jonger dan 30 dagen.2 Indien discussie binnen de beroepsgroep zou resulteren in een nieuwe consensus over
de te hanteren volumenormen voor deze vorm van zorg, dan dient dit te worden beschreven
in een kwaliteitsrichtlijn of consensusdocument die vervolgens wordt gepubliceerd
door de betrokken beroepsverenigingen. De IGJ beoordeelt in zo’n geval of de (nieuwe)
norm op de daartoe geëigende wijze tot stand is gekomen. Voor een nadere toelichting
verwijs ik naar de brief aan uw Kamer van 1 juni 2023 met de antwoorden op de schriftelijke
vragen van het lid Van Houwelingen (FVD) over volumenormen voor kinderhartchirurgiecentra.3
Bovendien is van belang dat er naast de volumenormen ook andere aspecten meespelen
zoals de personele capaciteit, de diversiteit aan interventies en daarmee de mogelijkheid
tot specialisatie en de Nederlandse geografie. Ook dat zijn zwaarwegende aspecten
die zijn meegewogen in het besluit om de interventies bij patiënten met een aangeboren
hartafwijking te concentreren op twee locaties in Nederland.
Ik acht concentratie bij twee centra van belang vanwege het structureel en op lange
termijn waarborgen van de kwaliteit van de interventies. Er is een duidelijk, robuust
en toekomstbestendig perspectief nodig. Bij een tussenstap naar concentratie in drie
centra zou, altijd de vraag blijven of en wanneer nóg verdere concentratie nodig is.
Dit ook gezien de verwachte ontwikkeling in patiëntenaantallen in relatie tot de volumenormen.
Dat geeft twijfels over het voortbestaan van één van de interventiecentra en zou de
bijl aan de wortel van het nodige commitment zijn. Een keuze voor drie in plaats van
twee centra zie ik dan ook niet als een reële optie.
Vraag 4
Deelt u het uitgangspunt dat een volwaardig kinderhartcentrum in Groningen essentieel
blijft voor de acute zorg in Noord-Nederland en dit centrum daarom hoe dan ook nu
en in de toekomst open moet blijven?
Antwoord 4
Uit de impactanalyse van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) volgt dat als het UMC
Groningen niet als interventiecentrum wordt aangewezen, dit een risico zou kunnen
opleveren voor de regionale toegankelijkheid van de (acute) zorg in Noord-Nederland
voor zowel volwassenen als kinderen.4 De NZa wijst er daarbij op dat voor de zorginfrastructuur in Noordoost-Nederland
het Centrum voor Congenitale Hartafwijkingen van het UMC Groningen een belangrijke
schakel is.
Die zorginfrastructuur kan niet zomaar worden overgenomen en kan ook niet eenvoudig
in stand worden gehouden. Dit heeft voor mij, zoals bekend, de doorslag gegeven om
Groningen aan te wijzen als tweede interventiecentrum. Voor een toelichting op deze
beslissing verwijs ik naar de Kamerbrieven van 13 februari 20235 en 13 april 2023.6
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.J. Kuipers, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.