Voorstel van wet (initiatiefvoorstel) : Voorstel van wet
36 473 Voorstel van wet van de leden Rudmer Heerema en Van Nispen houdende regels voor een nationaal vastgesteld zwemdiploma en een nationaal vastgesteld zweminstructeursdiploma (Wet zwemvaardigheid)
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
HOOFDSTUK 2. NEDERLANDS INSTITUUT ZWEMVAARDIGHEID
Artikel 2. Instelling Nederlands Instituut Zwemvaardigheid
Artikel 3. Taken en bevoegdheden
Artikel 4. Inrichting
Artikel 5. Bestuursreglement
Artikel 6. Financiering
HOOFDSTUK 3. ERKENNING VAN ZWEMINSTELLINGEN
Artikel 7. Erkenning van een zweminstelling ten behoeve van het zwemdiploma
Artikel 8. Voorwaarden erkenning ten behoeve van het zwemdiploma
Artikel 9. Erkenning van een zweminstelling ten behoeve van het zweminstructeursdiploma
Artikel 10. Voorwaarden erkenning ten behoeve van het zweminstructeursdiploma
Artikel 11. Intrekken erkenning
Artikel 12. Aanvulling van de erkenning
Artikel 13. Publicatie van erkenningen in de Staatscourant
Artikel 14. Erkenningsperiode
HOOFDSTUK 4. KEURMERK
Artikel 15. Keurmerk
Artikel 16. Onrechtmatig gebruik van het keurmerk
Artikel 17. Vermelden erkenning
HOOFDSTUK 5. TOEZICHT EN HANDHAVING
Artikel 18. Toezicht
Artikel 19. Handhaving
HOOFDSTUK 6. BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 20. Tariefbepaling
HOOFDSTUK 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 21. Overgangsbepaling
Artikel 22. Inwerkingtreding
Artikel 23. Citeertitel
Nr. 2 VOORSTEL VAN WET
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat gebleken is dat de kwaliteit van het zwemonderwijs
te wensen overlaat en het daarom gewenst is te komen tot kwaliteitseisen voor een
nationaal vastgesteld zwemdiploma dat blijk geeft van voldoende zwemvaardigheid en
te voorzien in kwaliteitseisen voor een vastgesteld diploma voor de zweminstructeur,
waarvan de houder in elk geval blijk heeft gegeven te voldoen aan vakinhoudelijke,
didactische en pedagogische eisen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
bevoegd gezag:
de natuurlijke persoon van wie de zweminstelling uitgaat dan wel het orgaan van de
rechtspersoon dat bevoegd is ter zake van de zweminstelling rechtshandelingen te verrichten;
erkenningsperiode:
periode als bedoeld in artikel 14;
zweminstelling:
een instelling voor zwemles of die de opleiding tot zweminstructeur verzorgt en die
uitgaat van een natuurlijk persoon dan wel een privaatrechtelijk rechtspersoon;
Instituut:
het Nederlands Instituut Zwemvaardigheid, genoemd in artikel 2;
keurmerk:
een keurmerk als bedoeld in artikel 15;
Onze Minister:
de Minister voor Langdurige Zorg en Sport.
HOOFDSTUK 2. NEDERLANDS INSTITUUT ZWEMVAARDIGHEID
Artikel 2. Instelling Nederlands Instituut Zwemvaardigheid
1. Er is een Nederlands Instituut Zwemvaardigheid.
2. Het Instituut is gevestigd in een door Onze Minister aan te wijzen gemeente.
3. Het Instituut bezit rechtspersoonlijkheid.
Artikel 3. Taken en bevoegdheden
1. Het Instituut heeft tot taak:
a. het verlenen, intrekken, aanvullen en bekendmaken van erkenningen als bedoeld in deze
wet;
b. het organiseren en uitvoeren van het toezicht op de naleving van deze wet;
c. andere door Onze Minister opgedragen taken die verband houden met de zwemvaardigheid.
2. Het Instituut is ter uitvoering van zijn wettelijke taken bevoegd tot het verwerken
van persoonsgegevens.
Artikel 4. Inrichting
1. Het Instituut bestaat uit ten hoogste drie leden onder wie de voorzitter.
2. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De leden kunnen worden herbenoemd
voor eenzelfde periode.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de procedures
die worden gevolgd bij de voordracht van de kandidaat-leden en bij de opstelling van
de functieprofielen.
Artikel 5. Bestuursreglement
1. Het Instituut stelt een bestuursreglement vast en maakt dit openbaar.
2. Het bestuursreglement, bedoeld in het eerste lid, bevat in elk geval regels over
de taakuitoefening, samenwerking en besluitvorming door de leden van het Instituut,
integriteit, mandaat en volmacht.
Artikel 6. Financiering
De kosten van het Instituut worden bestreden uit de rijksbegroting en inkomsten uit
tarieven.
HOOFDSTUK 3. ERKENNING VAN ZWEMINSTELLINGEN
Artikel 7. Erkenning van een zweminstelling ten behoeve van het zwemdiploma
1. Het Instituut kan aan een zweminstelling een erkenning afgeven voor het uitgeven
van een of meerdere categorieën zwemdiploma’s.
2. Bij ministeriële regeling worden de categorieën zwemdiploma’s aangewezen.
Artikel 8. Voorwaarden erkenning ten behoeve van het zwemdiploma
1. Aan een zweminstelling wordt de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste lid, afgegeven
indien:
a. vast is komen te staan dat degenen aan wie een zwemdiploma door de zweminstelling
wordt verstrekt blijk geven van voldoende zwemvaardigheid, en;
b. de zweminstructeurs die werkzaam zijn bij de zweminstelling:
1°. in het bezit zijn van een zweminstructeursdiploma voorzien van een keurmerk, of;
2°. een opleiding volgen tot zweminstructeur bij een zweminstelling waarvoor erkenning
is afgegeven voor het uitgeven van vastgestelde zweminstructeursdiploma’s.
2. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld waaraan door de zweminstelling
moet zijn voldaan voor de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste lid.
3. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan wat moet worden verstaan
onder voldoende zwemvaardigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, per categorie
zwemdiploma.
Artikel 9. Erkenning van een zweminstelling ten behoeve van het zweminstructeursdiploma
Het Instituut kan aan een zweminstelling een erkenning afgeven voor het uitgeven van
zweminstructeursdiploma’s.
Artikel 10. Voorwaarden erkenning ten behoeve van het zweminstructeursdiploma
1. Aan een zweminstelling wordt de erkenning, bedoeld in artikel 9, afgegeven indien
vast is komen te staan dat een zweminstructeur aan wie een diploma door de zweminstelling
wordt verstrekt er blijk van geeft dat diegene in elk geval beschikt over:
a. voldoende zwemvaardigheid;
b. voldoende didactische en pedagogische vaardigheden, en;
c. MBO4 werk- en denkniveau.
2. De erkende zweminstelling voorziet het zweminstructeursdiploma uitsluitend van een
keurmerk indien de zweminstructeur die het betreft in het bezit is van een verklaring
omtrent gedrag, afgegeven volgens de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere eisen worden gesteld waaraan door de zweminstelling
moet zijn voldaan voor de erkenning, bedoeld in artikel 9.
4. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan wat moet worden verstaan
onder voldoende zwemvaardigheid als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Artikel 11. Intrekken erkenning
Het Instituut kan een erkenning die is afgegeven aan een zweminstelling in zijn geheel
of per categorie zwemdiploma’s intrekken:
a. indien niet meer voldaan wordt aan de voor de erkenning bij of krachtens deze wet
gestelde voorschriften, of;
b. op verzoek van de zweminstelling.
Artikel 12. Aanvulling van de erkenning
1. Op aanvraag van een zweminstelling kan de erkenning, bedoeld in artikel 7, eerste
lid, als wordt voldaan aan de eisen bedoeld in artikel 8, worden aangevuld met een
of meerdere categorie zwemdiploma’s.
2. Een aanvulling, als bedoeld in het eerste lid, heeft geen invloed op de erkenningsperiode
van de erkenning.
Artikel 13. Publicatie van erkenningen in de Staatscourant
Het Instituut draagt ervoor zorg dat van de erkenningen, alsmede de intrekkingen en
aanvullingen daarvan, mededeling wordt gedaan in de Staatscourant.
Artikel 14. Erkenningsperiode
1. Een erkenning geldt voor een periode van vijf jaar.
2. Een erkenning kan op aanvraag telkens met een periode van vijf jaar worden verlengd,
als wordt voldaan aan de eisen bedoeld in artikel 8 of 10.
HOOFDSTUK 4. KEURMERK
Artikel 15. Keurmerk
1. De zweminstelling vermeldt de erkenning, bedoeld in de artikelen 7, eerste lid, en
9 op de door de zweminstelling uitgegeven diploma’s met de woorden «Erkend door het
Nederlands Instituut Zwemonderwijs op grond van de Wet zwemvaardigheid».
2. Bij ministeriële regeling worden nadere eisen gesteld aan de vormgeving van de woorden,
bedoeld in het eerste lid, de wijze waarop deze woorden tot uitdrukking wordt gebracht
op een diploma.
3. Bij ministeriële regeling kunnen een teken of logo worden vastgesteld die de woorden,
bedoeld in het eerste lid, begeleiden.
Artikel 16. Onrechtmatig gebruik van het keurmerk
Het is een ieder aan wie niet een erkenning als bedoeld in de artikelen 7, eerste
lid, en 9 is verleend, verboden zich op zodanige wijze te gedragen, dat daardoor bij
het publiek de indruk kan worden gewekt, dat zodanige erkenning aan diegene is verleend.
Artikel 17. Vermelden erkenning
1. Het bevoegde gezag van de zweminstelling mag de erkenning, bedoeld in de artikelen
7, eerste lid, en 9 vermelden op de website en in de van de zweminstelling uitgaande
correspondentie, publicaties en reclame met de woorden «Erkend door het Nederlands
Instituut Zwemonderwijs op grond van de Wet zwemvaardigheid».
2. Indien de zweminstelling andere activiteiten verricht dan het onderwijs waarop deze
wet van toepassing is, moet het bevoegd gezag op de website en in de met betrekking
tot de zweminstelling uitgaande correspondentie, publicaties en reclame, duidelijk
doen uitkomen op welk onderwijs de erkenning betrekking heeft.
HOOFDSTUK 5. TOEZICHT EN HANDHAVING
Artikel 18. Toezicht
1. Met het toezicht op de naleving door zweminstellingen zijn belast de door het Instituut
aangewezen personen.
2. De artikelen 5:18 en 5:19 van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing
op de in het eerste lid bedoelde ambtenaren.
Artikel 19. Handhaving
Het Instituut is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving
van de artikelen 15 en 16.
HOOFDSTUK 6. BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 20. Tariefbepaling
1. De kosten die samenhangen met de behandeling van de aanvraag van een erkenning ingevolge
deze wet, of een aanvulling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, worden in rekening
gebracht bij de aanvrager.
2. De bedragen ter vergoeding van de kosten worden bij ministeriële regeling vastgesteld.
HOOFDSTUK 7. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 21. Overgangsbepaling
1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder stichting: op 8 juni 1984
opgerichte Stichting Nationale Raad voor de Zwemveiligheid.
2. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder licentie: de Licentie Nationale
Zwemdiploma zoals uitgegeven door de stichting.
3. Na inwerkingtreding van deze wet:
a. kunnen gegevensbestanden met betrekking tot taken die zijn belegd bij het Instituut,
als bedoeld in artikel 3, van de stichting worden overgedragen aan het Instituut;
b. worden de gegevensbestanden, bedoeld in onderdeel a, binnen twaalf maanden overgedragen
aan het Instituut.
4. Na inwerkingtreding van deze wet:
a. wordt een licentie die is afgegeven door de stichting gelijk gesteld aan de erkenning
als bedoeld in artikel 7, eerste lid;
b. is de erkenningsperiode van overeenkomstige toepassing op licenties die zijn afgegeven
door de stichting.
5. Een aanvraag voor een aanvulling als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van een licentie
als bedoeld in het vierde lid, wordt behandeld als een aanvraag voor de erkenning,
bedoeld in artikel 7, eerste lid.
Artikel 22. Inwerkingtreding
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Artikel 23. Citeertitel
Deze wet wordt aangehaald als: Wet zwemvaardigheid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries,
autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering
de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.