Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid (Kamerstuk 22112-3762)
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3828
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 8 november 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en
Sport over de brief van 1 september 2023 over het Fiche: Mededeling alomvattende aanpak
mentale gezondheid (Kamerstuk 22 112, nr. 3762).
De vragen en opmerkingen zijn op 12 oktober 2023 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 8 november 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Smals
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
VVD-fractie
2
D66-fractie
3
GroenLinks- en PvdA-fracties
3
II.
Reactie van de Staatssecretaris
4
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche
«Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid». Genoemde leden hebben hier nog
enkele vragen en opmerkingen over.
In de brief van het kabinet wordt gesteld dat het kabinet «over het algemeen positief
is over de gepresenteerde voorstellen». 1 Kan het kabinet nader ingaan op zowel de positieve als de minder positieve aspecten
aan de desbetreffende voorstellen? Op welke manier bewaakt het kabinet dat het nationaal
beleid ook in de toekomst autonoom blijft? Kan het kabinet aangeven welke kansen Europese
samenwerking biedt om zaken te regelen waarin het nationaal beleid op dit moment nog
niet voorziet, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
De Europese Commissie stelt in haar aanpak drie principes centraal: 1) toegang tot
adequate en effectieve preventie; 2) toegang tot hoogwaardige en betaalbare mentale
gezondheidszorg en behandeling; en 3) het in staat zijn om te re-integreren in de
samenleving na herstel. De leden van de VVD-fractie vragen in het bijzonder bij punt
1 om een nadere duiding. In hoeverre krijgt bijvoorbeeld sport- en bewegen een plek
in deze aanpak/binnen bovengenoemde principes, evenals maatregelen om de mentale weerbaarheid
te bevorderen?
Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat lidstaten gebruik kunnen maken van EU-middelen
in de (co)financiering van beleidsonderdelen inzake mentale gezondheid. Aan welke
criteria moet voldaan worden om aanspraak te kunnen maken op deze middelen en is het
kabinet voornemens aanspraak te maken op deze middelen? Zo ja, voor welke doeleinden?
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze middelen door Nederland optimaal worden
benut?
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat in het voorliggende BNC-fiche wordt
gesteld dat per initiatief scherp gekeken zal worden of de gewenste monitoring en
gegevensverzameling geen onevenredige administratieve lasten opleveren voor Nederlandse
burgers, gemeenten en zorgaanbieders. Zij ondersteunen dit voornemen, maar vragen
wel of hier vooraf criteria voor opgesteld worden. Kan het kabinet aangeven of er
toegevoegde waarde is aan deze cijfers op Europees niveau?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande
de mededeling voor de alomvattende aanpak mentale gezondheid. In het algemeen zijn
genoemde leden het eens met de doelstellingen en de voorgestelde focuspunten van de
mededeling. Meer specifiek hebben deze leden enkele vragen over de uitvoering en de
governance.
De leden van de D66-fractie vragen of kort kan worden toegelicht welke status een
mededeling binnen de Europese Commissie heeft. Welke ruimte heeft Nederland nog om
te onderhandelen over de inhoud van de mededeling?
De leden van de D66-fractie lezen dat in de mededeling geconstateerd wordt dat de
mentale gezondheid van de inwoners van de EU is verslechterd en dat het aannemelijk
is dat deze in de toekomst zal blijven verslechteren. In hoeverre wordt onderbouwd
waar deze prognose op gebaseerd is? Welke redenen liggen ten grondslag aan die verwachte
verslechtering? In hoeverre zijn er regionale verschillen in de ontwikkeling in mentale
gezondheid? Welke factoren zijn van invloed op die regionale verschillen?
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de mededeling er voornamelijk op gericht
lijkt om een faciliterende rol vanuit de EU te vervullen bij het beleid rondom mentale
gezondheid. De Europese Commissie laat voldoende ruimte aan de lidstaten om prioriteiten
te stellen die aansluiten op het eigen nationale beleid. Tegelijkertijd schuilt daarin
ook een risico dat de voorgestelde aanpak juist het grensoverschrijdende karakter
van mentale gezondheid onvoldoende weet aan te spreken, terwijl daar juist veel kansen
toe zijn. Genoemde leden lezen in het BNC-fiche dat het kabinet een aanvulling maakt
bij de Europese Commissie op het gebied van gezondheidsdeterminanten en preventiemethodes.
Deze leden zien echter niet hoe het effect van het gebruik van sociale media in de
huidige mededeling terugkomt. Kan het kabinet toelichten in hoeverre hij met deze
leden van mening is dat de EU juist op het grensoverschrijdende karakter van sociale
media het voortouw kan nemen door bijvoorbeeld onderzoek te verrichten naar het effect
van het gebruik ervan op mentaal welzijn? Kan het kabinet dit meenemen in de onderhandelingen
in Brussel?
Tenslotte schrijft het kabinet in het BNC-fiche dat er diverse mogelijkheden zijn
voor nationale of lokale overheden om aanspraak te kunnen maken op gelden vanuit deze
fondsen. Kan het kabinet toelichten in hoeverre dit nu al gebeurt en of lokale overheden
deze mogelijkheid al voldoende benutten?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-en PvdA-fracties
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vinden het positief dat de Europese Commissie
voor een alomvattende aanpak ten aanzien van mentale gezondheid heeft gekozen. Genoemde
leden zetten zich al jaren in voor dit onderwerp en zijn dan ook blij dat ook de Europese
Commissie het belang hiervan ziet en ook erkent dat dit probleem sector overschrijdend
is en alle beleidsterreinen bestrijkt.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of de Europese Commissie tevens
bepaalde doelen of ambities verbindt aan de aanpak en de bijbehorende financiële middelen.
Is er een doel of stip op de horizon voor de lidstaten aan het eind van het programma?
Genoemde leden lezen dat de Europese Commissie lidstaten op veel vlakken aanmoedigt,
maar vragen of dit voldoende is. Deze leden vragen ook welke kansen het kabinet ziet
voor het Nederlandse beleid binnen deze aanpak? Zal hier nieuw beleid uit volgen?
Wat kan deze aanpak concreet opbrengen voor het Nederlands beleid op dit vlak?
II. Reactie van de Staatssecretaris
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het BNC-fiche
«Mededeling alomvattende aanpak mentale gezondheid». Genoemde leden hebben hier nog
enkele vragen en opmerkingen over.
In de brief van het kabinet wordt gesteld dat het kabinet «over het algemeen positief
is over de gepresenteerde voorstellen». 2 Kan het kabinet nader ingaan op zowel de positieve als de minder positieve aspecten
aan de desbetreffende voorstellen? Op welke manier bewaakt het kabinet dat het nationaal
beleid ook in de toekomst autonoom blijft? Kan het kabinet aangeven welke kansen Europese
samenwerking biedt om zaken te regelen waarin het nationaal beleid op dit moment nog
niet voorziet, zo vragen de leden van de VVD-fractie.
Het kabinet ziet verschillende positieve aspecten aan de voorstellen. In algemene
zin bieden de voorstellen gerichte inhoudelijke ondersteuning waarmee zowel de uitvoering,
als de (door)ontwikkeling van een integrale aanpak van de mentale gezondheid kan worden
versterkt. Zo wordt het uitwisselen en bundelen van kennis en ervaringen over de integrale
aanpak van mentale gezondheid tussen Europese landen vergemakkelijkt. Daarnaast kunnen
de voorstellen Nederland kansen bieden om meer kennis te vergaren over zaken die ten
goede kunnen komen aan het Nederlandse beleid. Bijvoorbeeld kunnen «lessons learned» van andere landen inzichten in effecten van beleidsmaatregelen opleveren die a) mogelijk
nog niet beschikbaar of ingezet zijn in Nederland maar wel de Nederlandse samenleving
ten goede zouden kunnen komen of b) mogelijk wel beschikbaar zijn in Nederland maar
nog niet getest zijn op effectiviteit/effect.
De minder positieve aspecten van de voorstellen zijn beperkt. Wel kost het gebruikmaken
van, of deelnemen aan, de gepresenteerde voorstellen tijd, inspanning en in sommige
gevallen cofinanciering. De mate waarin Nederland zal deelnemen aan of gebruikmaken
van de verschillende voorstellen hangt af van de concrete inhoud van de individuele
voorstellen en de mate waarin deze voorstellen de beleidsprioriteiten van het kabinet
ondersteunen. Bovendien zijn de gepresenteerde voorstellen niet allemaal nieuw. De
mededeling biedt een overzicht van deels lopende en deels aangekondigde voorstellen
en initiatieven die veelal aansluiten bij staand Nederlands beleid.
Er worden geen verplichtingen opgelegd: het is de vrije keus van lidstaten om de voorstellen
te benutten. De autonomie van het Nederlandse beleid wordt dus niet aangetast. Het
kabinet zal ook in de toekomst het subsidiariteitsprincipe blijven benadrukken.
De Europese Commissie stelt in haar aanpak drie principes centraal: 1) toegang tot
adequate en effectieve preventie; 2) toegang tot hoogwaardige en betaalbare mentale
gezondheidszorg en behandeling; en 3) het in staat zijn om te re-integreren in de
samenleving na herstel. De leden van de VVD-fractie vragen in het bijzonder bij punt
1 om een nadere duiding. In hoeverre krijgt bijvoorbeeld sport- en bewegen een plek
in deze aanpak/binnen bovengenoemde principes, evenals maatregelen om de mentale weerbaarheid
te bevorderen?
Het kabinet onderschrijft het belang van sport en bewegen als middel om de mentale
gezondheid te bevorderen. De Europese Commissie (hierna: de Commissie) benoemt in
haar aanpak ook expliciet dat fysieke activiteit en sport een belangrijke rol spelen
in de promotie van goede mentale gezondheid. Verder wordt sport en andere gezondheid
bevorderende fysieke activiteiten ook aangemoedigd via het werkplan van de EU voor
sport3 en de Europese Week van de Sport4. Maatregelen om de mentale weerbaarheid te bevorderen zijn verweven in de hele alomvattende
aanpak van de Commissie. Bijvoorbeeld het stimuleren van aandacht voor een goede mentale
gezondheid in verschillende beleidsterreinen (zoals onderwijs, jeugd, werkgelegenheid
en sociale bescherming), het trainen van (zorg)professionals en het verminderen van
stigma en discriminatie.
Recent zijn in de EU raadswerkgroep Publieke Gezondheid raadsconclusies5 over mentale gezondheid behandeld die binnenkort worden vastgesteld. Nederland heeft
hierbij aandacht gevraagd voor preventie en het versterken van beschermende factoren
voor een goede mentale gezondheid, zoals onder meer sport en bewegen. Dit sluit aan
bij de aandacht die de VVD-fractie vraagt voor maatregelen om de mentale weerbaarheid
te bevorderen.
Verder lezen de leden van de VVD-fractie dat lidstaten gebruik kunnen maken van EU-middelen
in de (co)financiering van beleidsonderdelen inzake mentale gezondheid. Aan welke
criteria moet voldaan worden om aanspraak te kunnen maken op deze middelen en is het
kabinet voornemens aanspraak te maken op deze middelen? Zo ja, voor welke doeleinden?
Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat deze middelen door Nederland optimaal worden
benut?
De EU-middelen die beschikbaar zijn in de vorm van (co)financiering worden vrijgemaakt
vanuit een hele reeks fondsen zoals onder meer het EU4Health-programma, Horizon Europe
en Programma Creatief Europa. Het verschilt per fonds en/of middel aan welke criteria
moet worden voldaan om aanspraak te kunnen maken op de middelen. De alomvattende aanpak
van de Commissie is gebaseerd op beleids- en financieringsinstrumenten van vele Europese
directoraat-generaals6 en de doeleinden van het inzetten van deze middelen lopen dan ook uiteen, met als
overkoepelende doelstelling om aandacht voor mentale gezondheid in alle relevante
beleidsterreinen te integreren. Daar waar relevant voor de nationale beleidsdoelen
zal het kabinet overwegen om aanspraak te maken op de middelen. Binnen verschillende
EU-fondsen (zoals Horizon Europe, EU4Health, Eurostars en Erasmus+) wordt door Nederland
al aanspraak gemaakt op gelden voor projecten aangaande mentale gezondheid.
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat in het voorliggende BNC-fiche wordt
gesteld dat per initiatief scherp gekeken zal worden of de gewenste monitoring en
gegevensverzameling geen onevenredige administratieve lasten opleveren voor Nederlandse
burgers, gemeenten en zorgaanbieders. Zij ondersteunen dit voornemen, maar vragen
wel of hier vooraf criteria voor opgesteld worden. Kan het kabinet aangeven of er
toegevoegde waarde is aan deze cijfers op Europees niveau?
Het kabinet bewaakt de administratieve lastendruk voor Nederlandse burgers, gemeenten
en zorgaanbieders scherp. Het belangrijkste criterium voor Nederland hierbij is dat
er geen nieuwe informatie wordt verzameld tenzij daar een goed onderbouwde reden voor
is. Gelukkig zijn al veel bestaande gegevens op Europees niveau beschikbaar over mentale
gezondheid die bijvoorbeeld op een andere manier geanalyseerd kunnen worden om meer
inzicht te krijgen. Ook kunnen Nederlandse gegevens uit bestaande monitors worden
gebruikt voor gegevensverzameling op Europees niveau. Het kabinet ziet zeker meerwaarde
in informatie op Europees niveau. Zo kunnen Europese vergelijkingen helpen om bijvoorbeeld
veranderingen in de mentale gezondheid in Nederland beter te duiden.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche aangaande
de mededeling voor de alomvattende aanpak mentale gezondheid. In het algemeen zijn
genoemde leden het eens met de doelstellingen en de voorgestelde focuspunten van de
mededeling. Meer specifiek hebben deze leden enkele vragen over de uitvoering en de
governance.
De leden van de D66-fractie vragen of kort kan worden toegelicht welke status een
mededeling binnen de Europese Commissie heeft. Welke ruimte heeft Nederland nog om
te onderhandelen over de inhoud van de mededeling?
Een mededeling is een instrument dat de Commissie gebruikt om haar standpunten, beleidsdoelstellingen
en aanbevelingen over te brengen, maar heeft geen wettelijke bindende kracht. Mededelingen
worden vaak gebruikt om beleidsadviezen en prioriteiten aan te kondigen en om lidstaten,
het Europees Parlement en andere belanghebbenden te informeren over specifieke kwesties.
Lidstaten reageren op de mededeling in raadsconclusies7. In verschillende EU raadswerkgroepen worden de raadsconclusies over mentale gezondheid
behandeld. Nederland heeft in de raadswerkgroep Publieke Gezondheid onder meer aandacht
gevraagd voor het belang preventie van mentale klachten en het versterken van mentale
weerbaarheid gedurende de levensloop met een focus op het versterken van beschermende
factoren zoals sport- en cultuurparticipatie. De politieke afhandeling hiervan volgt
in de EU-gezondheidsraad van 30 november.
De leden van de D66-fractie lezen dat in de mededeling geconstateerd wordt dat de
mentale gezondheid van de inwoners van de EU is verslechterd en dat het aannemelijk
is dat deze in de toekomst zal blijven verslechteren. In hoeverre wordt onderbouwd
waar deze prognose op gebaseerd is? Welke redenen liggen ten grondslag aan die verwachte
verslechtering? In hoeverre zijn er regionale verschillen in de ontwikkeling in mentale
gezondheid? Welke factoren zijn van invloed op die regionale verschillen?
Redenen die in de mededeling van de Commissie worden genoemd die (mogelijk) ten grondslag
liggen aan de verslechtering van de mentale gezondheid van de inwoners van de EU zijn
crisissen zoals de COVID-19 pandemie, de Russische oorlog tegen Oekraïne, de energiecrisis,
inflatie en de drievoudige planetaire crisis (klimaatverandering, biodiversiteitsverlies
en vervuiling)8. Ook worden ontwikkelingen als digitalisering, demografische veranderingen en radicale
verschuivingen in de arbeidsmarkt genoemd als ontwikkelingen die zowel uitdagingen
als kansen met zich meebrengen.
In de mededeling wordt aangehaald dat de kosten die gemoeid gaan met mentale gezondheidsproblematiek
al hoog zijn9 en naar verwachting bij het niet ondernemen van actie zullen stijgen in lijn met
de mondiale stressfactoren. Deze mondiale stressfactoren wakkeren onzekerheid over
de toekomst aan. Zo concludeerde een recente survey dat 75% van de kinderen en jonge
respondenten hun toekomstig als «beangstigend» zagen, als gevolg van klimaatverandering
en biodiversiteitsverlies10. Ook heeft de COVID-pandemie zorgen en angsten over de toekomst, de eigen gezondheid
en de gezondheid van geliefden aangewakkerd11.
Voor wat betreft regionale verschillen in de ontwikkeling van mentale gezondheid bij
lidstaten wordt door de Commissie vooral ingegaan op de extra uitdagingen waarmee
inwoners in landelijke of afgelegen gebieden te maken hebben door het risico op afzondering
en de beperkte toegang tot ondersteunende diensten op het gebied van mentale gezondheid.
De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de mededeling er voornamelijk op gericht
lijkt om een faciliterende rol vanuit de EU te vervullen bij het beleid rondom mentale
gezondheid. De Europese Commissie laat voldoende ruimte aan de lidstaten om prioriteiten
te stellen die aansluiten op het eigen nationale beleid. Tegelijkertijd schuilt daarin
ook een risico dat de voorgestelde aanpak juist het grensoverschrijdende karakter
van mentale gezondheid onvoldoende weet aan te spreken, terwijl daar juist veel kansen
toe zijn. Genoemde leden lezen in het BNC-fiche dat het kabinet een aanvulling maakt
bij de Europese Commissie op het gebied van gezondheidsdeterminanten en preventiemethodes.
Deze leden zien echter niet hoe het effect van het gebruik van sociale media in de
huidige mededeling terugkomt. Kan het kabinet toelichten in hoeverre hij met deze
leden van mening is dat de EU juist op het grensoverschrijdende karakter van sociale
media het voortouw kan nemen door bijvoorbeeld onderzoek te verrichten naar het effect
van het gebruik ervan op mentaal welzijn? Kan het kabinet dit meenemen in de onderhandelingen
in Brussel?
Het kabinet is het eens met deze leden dat Europees onderzoek naar de effecten van
sociale media op de mentale gezondheid van mensen belangrijk is. Dit is ook gebleken
bij eerder onderzoek naar de effecten van sociale media op het mentale welzijn bij
adolescenten.12 Onderzoek op Europees niveau kan verschillen tussen landen blootleggen en kan specifieke
verbanden in kaart brengen. Ook kan het bijdragen aan beleidsontwikkeling op dit thema.
In zowel de integrale aanpak van de Commissie als in de (concept) raadsconclusies
is er aandacht voor digitalisering en sociale media als determinant van mentale gezondheid.
Nederland zal in internationaal verband het belang van onderzoek op dit thema blijven
aanmoedigen. Ook draagt Nederland op Europees niveau actief de boodschap uit dat het
beschermen van kinderen online een prioriteit is. Daarnaast is Nederland zelf bezig
met het versterken van onderzoek op dit gebied door het oprichten van het Landelijk
Expertise Centrum Digitalisering en Gezondheid zoals ook aangekondigd in de kinderrechten
brief.13
Tenslotte schrijft het kabinet in het BNC-fiche dat er diverse mogelijkheden zijn
voor nationale of lokale overheden om aanspraak te kunnen maken op gelden vanuit deze
fondsen. Kan het kabinet toelichten in hoeverre dit nu al gebeurt en of lokale overheden
deze mogelijkheid al voldoende benutten?
Op nationaal niveau wordt door Nederland uit verschillende EU-fondsen (zoals Horizon
Europe, EU4Health, Eurostars en Erasmus+) aanspraak gemaakt op gelden voor projecten
aangaande mentale gezondheid. De nu lopende Joint Action14 ImpleMENTAL is een voorbeeld dat mede gefinancierd met middelen vanuit (de voorganger
van) EU4Health. Daarnaast gaat Nederland meedoen aan een nieuwe Joint Action «Healthier
together EU NCD initiative – Mental health». Deze Joint Action is specifiek bedoeld
om doelstellingen uit de «alomvattende aanpak mentale gezondheid» (comprehensive approach
on mental health) van de Commissie te implementeren. Binnen deze Joint Action zal
Nederland onder meer samen met Zweden een taak leiden over methoden om integraal beleid
te realiseren en evalueren («mental health in all policies»). Het RIVM en het Trimbosinstituut zijn door Nederland aangewezen om uitvoering
aan dit project te geven.
De mogelijkheid voor lokale overheden om van de diverse financieringsmogelijkheden
gebruik te maken lopen uiteen maar zijn niet altijd passend. Wel zijn er verschillende
projecten met EU-financiering die zich richten op de uitwisseling van goede praktijken
in de geestelijke gezondheidszorg (ggz) en/of mentale gezondheid op gemeentelijk niveau,
waarbij bijvoorbeeld Utrecht, Rotterdam en Amsterdam betrokken waren. Het gaat dan
om Horizon 2020 (voorloper van Horizon Europe) (onderzoeks)projecten of COST-acties
(netwerksubsidies) vanuit de EU, waarbij gemeenten pilot of implementatie plaatsen
zijn of koplopers in een project gericht op het uitwisselen van goede praktijken.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-en PvdA-fracties
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vinden het positief dat de Europese Commissie
voor een alomvattende aanpak ten aanzien van mentale gezondheid heeft gekozen. Genoemde
leden zetten zich al jaren in voor dit onderwerp en zijn dan ook blij dat ook de Europese
Commissie het belang hiervan ziet en ook erkent dat dit probleem sector overschrijdend
is en alle beleidsterreinen bestrijkt.
De leden van de GroenLinks- en PvdA-fracties vragen of de Europese Commissie tevens
bepaalde doelen of ambities verbindt aan de aanpak en de bijbehorende financiële middelen.
Is er een doel of stip op de horizon voor de lidstaten aan het eind van het programma?
Genoemde leden lezen dat de Europese Commissie lidstaten op veel vlakken aanmoedigt,
maar vragen of dit voldoende is. Deze leden vragen ook welke kansen het kabinet ziet
voor het Nederlandse beleid binnen deze aanpak? Zal hier nieuw beleid uit volgen?
Wat kan deze aanpak concreet opbrengen voor het Nederlands beleid op dit vlak?
De mededeling van de Commissie presenteert niet zozeer een programma met een begin
en een eind, maar is bedoeld als een alomvattende strategie waarin krachten en instrumenten
worden gebundeld. De stip op de horizon is een ambitieuze aanpak voor een mentaal
gezondere en weerbaardere samenleving. Het is bedoeld om lidstaten te ondersteunen
om de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) doelen voor niet-overdraagbare ziekten15 voor 2025 en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG)16 voor 2030 die betrekking hebben op mentale gezondheid te behalen.
In algemene zin bieden de voorstellen gerichte inhoudelijke ondersteuning waarmee
zowel de uitvoering als de (door)ontwikkeling van Nederlands beleid rondom de aanpak
van mentale gezondheid kan worden versterkt. Zo kunnen voorbeelden, kennis en ervaringen
van andere lidstaten nieuwe inzichten opleveren voor het beleid van Nederland. Ook
kunnen krachten worden gebundeld om kennis te vergaren over gezamenlijke uitdagingen,
zoals het realiseren en evalueren van integraal beleid («mental health in all policies»).
Er volgt geen nieuw Nederlands beleid uit de alomvattende aanpak van de Commissie:
deze Europese aanpak sluit juist goed aan bij staand beleid en kan worden gebruikt
om staand beleid te verbeteren en door te ontwikkelen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier