Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het Programma 'Beter Aanbesteden' (Kamerstuk 34252-24)
34 252 Evaluatie Aanbestedingswet 2012
Nr. 25 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 november 2023
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de brief van 5 juni
2023 houdende het Programma «Beter Aanbesteden» (Kamerstuk 34 252, nr. 24).
De vragen en opmerkingen zijn op 29 juni 2023 aan de Minister van Economische Zaken
en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 1 november 2023 zijn de vragen, voorzien van
een inleiding beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Klink
Adjunct-griffier van de commissie, Van Dijke
Inleiding
Het programma Beter Aanbesteden heeft als doel om de aanbestedingspraktijk verder
te professionaliseren. Dat wordt bereikt door het verbeteren van de dialoog tussen
markt en overheid, het vergroten bewustzijn en kennis. Dit zal uiteindelijk leiden
tot een betere toepassing daarvan in de praktijk. Professionalisering, dialoog en
onderling begrip zijn cruciaal voor doelmatige en eerlijke aanbestedingen. Het merendeel
van de aanbestedingen vindt lokaal plaats, de dialoog zal dan ook voornamelijk daar
moeten plaatsvinden, maar kan wel landelijk en regionaal bevorderd worden. De uitvoering
van het programma is een intensieve samenwerking tussen de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (hierna: VNG), VNO-NCW/MKB-Nederland, PIANOo (het Expertisecentrum Aanbesteden)
en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (hierna: EZK). Onlangs heb ik uw
Kamer een brief gestuurd over de voortgang van het programma, inclusief een blik naar
de toekomst.
Naar aanleiding van deze brief heeft uw Kamer diverse vragen gesteld, waaruit nog
maar eens blijkt dat het aanbestedingsbeleid inmiddels op veel meer ziet dan de regels
voor het inkopen door overheden bij marktpartijen, zoals het inzetten van aanbesteden
als strategisch instrument om maatschappelijke doelen te bereiken en het voorkomen
van oneerlijke concurrentie.
Zowel nationaal als internationaal staat aanbesteden steeds hoger op de agenda. Zo
wordt er gewerkt aan de verdere ontwikkeling van de aanbestedingspraktijk, denk hierbij
aan de rechtsbescherming van ondernemers, de toegankelijkheid van opdrachten voor
het MKB, de Gids Proportionaliteit en eForms. Daarnaast wordt er ook gewerkt aan het
tegen gaan van ongewenste invloeden, hierbij kunt u denken aan meer bewustzijn voor
de risico’s voor de nationale veiligheid bij aanbesteden, de verordening Buitenlandse
Subsidies, het Instrument voor Internationale Overheidsopdrachten en de General Procurement
Agreement. Ook wordt aanbesteden steeds meer gebruikt als strategisch instrument om
maatschappelijke doelstellingen op het gebied van klimaat, milieu en sociaal te bereiken.
Voorbeelden hiervan zijn de Internationale Sociale Voorwaarden (ISV), en de Net-Zero
Industry Act (NZIA). Bij al deze onderwerpen werk ik samen met verschillende departementen
en organisaties. Omdat een belangrijk deel van de vragen ook ziet op de portefeuille
van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is deze brief door hem
medeondertekend.
Toch is er in die diversiteit ook samenhang, die het Nederlandse aanbestedingsbeleid
waar ik op toezie kenmerkt: aanbesteden gaat om de verantwoorde, transparante en meetbare
besteding van publiek geld, het kan bijdragen aan het behalen van maatschappelijke
doelstellingen als circulariteit en het kan ingezet worden voor economische stimulering
en innovatie, of als instrument voor handelspolitiek.
Hieronder gaan wij in op de vragen die uw Kamer heeft gesteld.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen in de evaluatie van het programma Beter Aanbesteden
dat het programma zich in de periode 2021–2022 met name heeft beziggehouden met het
verspreiden van kennis en kunde over het inkoopproces en het belang van dialoog en
samenwerking bij overheden en marktpartijen. Welke resultaten zijn er op deze onderdelen
in de periode 2021–2022 geboekt?
In november 2020 is naar aanleiding van het amendement Palland-Amhaouch 1,5 miljoen
euro vrijgemaakt voor het programma Beter Aanbesteden, vanaf 2021 tot en met 2024.1 In 2021 is het programma opgestart met het formeren van een programmateam, het bouwen
van een website en het uitwerken van plannen. Vanaf 2022 zijn de eerste zichtbare
resultaten geboekt. Zo zijn in 2022 24 bijeenkomsten georganiseerd, waaronder de Week
van Beter Aanbesteden. Daarnaast zijn er ook een aantal resultaten van projecten gepubliceerd,
zoals het project «Aanbesteden op 3 A4». Voor een volledig overzicht van de resultaten
in 2022 verwijs ik naar de resultatenvisual, die als bijlage bij de recente Kamerbrief
is verstuurd.2
De leden van de VVD-fractie lezen dat het programma tot nu toe de helft van de gemeenten
actief heeft bereikt. Hoe kan het dat nog maar de helft van de gemeenten actief bereikt
is? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat in 2023 en 2024 alle gemeenten actief bereikt
worden?
In 2022 is Beter Aanbesteden begonnen met het actief benaderen van alle gemeenten.
In grofweg een jaar hebben de drie regiomanagers al de helft van de 342 gemeenten3 gesproken. De activiteiten van Beter Aanbesteden staan voor alle gemeenten open.
De facto zal Beter Aanbesteden dus al veel meer gemeenten hebben bereikt. Ik ga er
vanuit dat de overige gemeenten in de laatste twee jaar van het programma ook bereikt
zullen worden. Met de regiomanagers ga ik mij ervoor inzetten dat alle gemeenten weten
van Beter Aanbesteden, zodat zij ook uit zichzelf contact kunnen opnemen met een regiomanager.
Daarnaast zie ik kansen in het gezamenlijk benaderen van (kleinere) gemeenten, met
name als deze in dezelfde regio liggen. Zij hebben veel baat bij het onderling delen
van inkoopexpertise en kunnen samen met de regiomanager wellicht zelfs een inkoopsamenwerking
verkennen.
De leden van de VVD-fractie constateren dat marktpartijen het beeld hebben dat zij
goed op de hoogte zijn van aanbestedingsregels terwijl overheden vinden dat de marktpartijen
nog beter op de hoogte kunnen zijn van de aanbestedingsregels. Wat gaat de Minister
doen om ervoor te zorgen dat marktpartijen in de volle breedte op de hoogte zijn van
aanbestedingsregels?
Net als de leden van de VVD-fractie vind ik het belangrijk dat marktpartijen op de
hoogte zijn van de aanbestedingsregels. Uiteraard is het primair aan ondernemers zelf
om de wet te kennen, maar ik onderneem verschillende acties om hen hierbij te helpen.
Zo heeft Beter Aanbesteden een regiomanager bedrijven. Deze kennismakelaar helpt ondernemers
bij vragen, brengt ze bij elkaar en verbindt ze met aanbestedende diensten. Ook stel
ik op verschillende plaatsen informatie beschikbaar over aanbesteden voor ondernemers,
bijvoorbeeld op de website van Ondernemersplein4, TenderNed5 en rijksoverheid.nl6. Het programma Beter Aanbesteden brengt aanbestedende diensten en ondernemers samen
en bevordert de onderlinge dialoog7 door interactieve bijeenkomsten zoals marktdagen en met concrete handvatten, zoals
de factsheet «Een goede dialoog is Beter Aanbesteden.8 Ook ondernemersorganisaties als VNO-NCW/MKB Nederland informeren en adviseren hun
leden actief, bijvoorbeeld via branches, ondernemersverenigingen en bedrijvenkringen.
De leden van de VVD-fractie lezen over de Week van Beter Aanbesteden; een week vol
inspirerende gesprekken, verdiepingssessies, tips en nieuwe tools. Met name de verdiepingssessie
(mkb-)vriendelijk inkopen werd zeer goed ontvangen. Hoe kan de Minister ervoor zorgen
dat deze verdiepingssessie voor een groter publiek en gedurende heel het jaar beschikbaar
is? Is de Minister bereid om een online variant van deze verdiepingssessie te ontwerpen
en deze online te publiceren?
De sessie MKB-vriendelijk inkopen is een voorbeeld van waar Beter Aanbesteden voor
staat: professioneel inkopen met oog voor elkaar. Niet alleen met de verdiepingssessie,
maar bijvoorbeeld ook met concrete handvatten, zoals het project «Aanbesteden op 3
A4».9 Het is de bedoeling om alle opgedane kennis en informatie van Beter Aanbesteden,
voor zover mogelijk, op de website van PIANOo te plaatsen. Zo ook de informatie uit
de verdiepingssessie. Op de website van PIANOo staat overigens al een uitgebreide
pagina waarmee overheden aan de slag kunnen om MKB-vriendelijk(er) aan te besteden.10
De leden van de VVD-fractie lezen dat gemeenten, mkb-ondernemers, brancheorganisaties
en ondernemersverenigingen die de aanbestedingspraktijk in hun regio wilden verbeteren
in 2022 een projectsubsidie konden aanvragen. Een blik op de projecten waar deze subsidies
terecht zijn gekomen leert de leden van de VVD-fractie dat de subsidie grotendeels
aan gemeenten worden verleend. De leden van de VVD-fractie vragen welke acties er
de komende jaren worden ondernomen om deze subsidie vaker te kunnen verlenen aan mkb-ondernemers
en ondernemersverenigingen in plaats van aan gemeenten.
Van de achttien projecten onder de subsidieregeling in 2022 zijn elf projecten geïnitieerd
door gemeenten, zes door ondernemers-/brancheorganisaties en één door een mkb-ondernemer.
Begin 2023 is een nieuwe subsidieronde gestart. In de subsidieronde van 2023 zijn
vijf projecten geïnitieerd vanuit ondernemers-/ brancheorganisaties en vier projecten
vanuit gemeenten. Ondernemers zijn bij acht projecten de doelgroep.
Eind 2023 volgt een derde en laatste subsidieronde. Uiteraard ga ik zelf aandacht
besteden aan het openstellen van de subsidieregeling. Via de samenwerkingspartners
VNG en VNO-NCW/MKB Nederland wordt dit nog eens extra onder de aandacht gebracht bij
de doelgroep.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen dat aanbesteden steeds meer wordt gebruikt om beleid
kracht bij te zetten, bijvoorbeeld door in een aanbesteding eisen te stellen over
maatschappelijk verantwoord inkopen. Deze leden zouden de Minister daarbij om verduidelijking
willen vragen. Welke stappen zijn er concreet gezet in het in aanbestedingen eisen
stellen over maatschappelijk en verantwoord inkopen?
Vanuit de aanbestedingsregelgeving gelden momenteel geen dwingende verplichtingen
voor het stellen van eisen over maatschappelijk verantwoord inkopen. Overheden stellen
hun eigen inkoopbeleid op, met eigen verplichte eisen ten aanzien van maatschappelijk
verantwoord inkopen. Zo committeert het Rijk zich met de Rijksinkoopstrategie Inkopen met impact11 aan concrete doelstellingen gerelateerd aan maatschappelijk verantwoord inkopen.
Een gezamenlijke inkoopstrategie met eigen verplichte eisen ten aanzien van maatschappelijk
verantwoord inkopen is ook steeds vaker te zien bij medeoverheden.
Daarnaast wordt het stellen van eisen ook op andere wijzen steeds meer gestimuleerd.
Denk aan het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI), dat als onderdeel van het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2021–202512 sinds eind 2022 door meer dan honderd partijen is ondertekend. Hiermee wordt de jaarlijkse
publieke inkoopkracht ingezet om bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke
uitdagingen waar Nederland voor gesteld staat.13 Daarnaast stelt het Rijk de MVI-criteriatool beschikbaar aan alle aanbestedende diensten
met het doel om op gestandaardiseerde wijze via minimumeisen en gunningscriteria sociale,
innovatieve en duurzame inkoop te realiseren.14
Ook vanuit Europa is er in toenemende mate een trend om in aanbestedingen eisen te
stellen over maatschappelijk verantwoordelijk inkopen. Zo bevatten nieuwe Europese
richtlijnen en verordeningen concrete eisen die via de overheidsinkoop bijdragen aan
zowel sociale als milieu- en klimaatdoelstellingen.15
De leden van de D66-fractie lezen in de Monitor Beter Aanbesteden dat slechts de helft
van de aanbestedende diensten aangeeft dat ze in hun aanbestedingen veel ruimte bieden
voor innovatieve oplossingen van marktpartijen. Welke stappen worden er gezet om binnen
alle aanbestedingen innovatie de ruimte te geven? Op welke manier wordt dit met de
aanbestedende organisaties gecommuniceerd?
PIANOo biedt informatie, adviezen en praktische tips aan iedereen die zich in de publieke
sector bezighoudt met het inkopen en aanbesteden van werken, leveringen en diensten.
Die ondersteuning heeft ook betrekking op innovatiegericht inkopen. Denk hierbij aan
innovatiepartnerschappen, Startup in Residence en Small Business Innovation Research (SBIR).16 Eind 2021 is de werkgroep Innovatiegericht Inkopen opgericht, die bestaat uit koplopers en wetenschappers op dit gebied. Onder aansturing
van PIANOo inspireren en stimuleren zij overheden om meer innovatiegericht in te kopen.17
Inkoop door overheden kan innovatie vanuit de markt stimuleren, bijvoorbeeld door
eisen te stellen aan duurzaamheid en technologische innovatie van in te kopen producten
en diensten. In mijn brief van 21 december 2022 heb ik aangegeven dat ik bezie hoe
de ondersteuning van innovatiegericht inkopen verbeterd kan worden.18
De leden van de D66-fractie weten dat het doel van dit kabinet is om in 2030 50% minder
primaire abiotische grondstoffen te gebruiken om vervolgens volledig circulair te
zijn in 2050. Overheden kopen jaarlijks voor 80 miljard euro in. Daarmee is de overheid
(bestaande uit alle overheden) een cruciale speler in de omslag naar een circulaire
economie. De leden van de D66-fractie vragen de Minister op welke manier de circulaire
doelen op dit moment verwerkt zijn in het Nederlandse aanbestedingsbeleid. Zijn overheden
wettelijk verplicht om toe te werken naar 50% circulair aanbesteden in 2030 en volledig
circulair aanbesteden in 2050? Zo niet, is de Minister bereid om richting 2030 en
2050 stapsgewijs eisen op het gebied van circulariteit op te nemen in de aanbestedingseisen?
Via het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023–203019 (NPCE), worden overheden gestimuleerd en gefaciliteerd in circulair inkopen. Een
van de instrumenten hiervoor is de MVI-criteriatool, waarin eisen en criteria zijn
opgenomen om circulair inkopen toepasbaar te maken.20 Binnen de MVI-criteriatool wordt gewerkt aan steeds ambitieuzere criteria voor circulair
inkopen. Onder andere marktontwikkelingen en resultaten van de in praktijk gebrachte
aanbestedingen vormen hier input voor. De jaarlijkse rapportage van de MVI-zelfevaluatietool
laat zien dat in 2022 het thema circulair steeds vaker wordt uitgevraagd en in 33%
van de ruim 1.200 aanbestedingen in de onderzochte dataset wordt toegepast. Vanuit
de aanbestedingsregelgeving gelden er geen dwingende verplichtingen voor het behalen
van circulaire doelen met de overheidsinkoop. Net zoals het Rijk dit doet met de Rijksinkoopstrategie Inkopen met impact, is het aan de medeoverheden om hieraan zelf invulling te geven.21
Naast de Rijksinkoopstrategie Inkopen met Impact, heeft het Rijk zich in het Klimaatakkoord gecommitteerd om vóór 2024 tien van de
inkoopcategorieën van de Rijksoverheid circulair te maken. Op dit moment worden de
definities en doelen ten aanzien van circulaire inkoopcategorieën nader uitgewerkt
zodat aan de hand van helder gedefinieerde KPI’s gestuurd en gemonitord kan worden
op de voortgang. Tijdens de aankomende evaluatie en actualisatie van de Rijksinkoopstrategie
wordt verkend hoe de transitie naar een circulaire economie versneld kan worden. Bijvoorbeeld
door circulariteitseisen op nieuwe productstromen van toepassing te verklaren. Daarbij
is ook van belang om (aanstaande) Europese regelgeving in ogenschouw te nemen, waarin
tevens eisen worden gesteld over hergebruik van grondstoffen bij aanbestedingen. Deze
eisen gaan gelden voor alle (mede)overheden.
De leden van de D66-fractie hebben via het rapport «Elke regio telt» kennisgenomen
van de toenemende verschraling van vestigingen van rijksdiensten en zelfstandige bestuursorganen
(zbo's) in sommige regio’s en clustering hiervan in de Randstad. Wat is het effect
van deze clustering op de kans op aanbestedingen voor ondernemers in regio’s waar
rijksdiensten minder vertegenwoordigd zijn?
Het kabinet hecht belang aan een betere spreiding van rijksdiensten over het land.
Naar aanleiding van het rapport Elke regio telt! worden structurele stappen gezet tot behoud van duurzame, sterke regio’s en de ontwikkeling
daarnaartoe van regio’s die dat nu nog niet zijn.22 Deze stappen worden de komende maanden uitgewerkt, samen met medeoverheden en partners
in de regio.
Ik vind het belangrijk dat ondernemers uit elke regio toegang tot aanbestedingen hebben,
ook bij aanbestedingen vanuit de Rijksinkoop. Daar is het aanbestedingsbeleid ook
op gericht. Voor de Rijksinkoop geldt dat het bereik van de aanbestedingen zich niet
beperkt tot specifieke regio’s.
De leden van de D66-fractie nemen kennis van de shift van inzet in 2021 en 2022 van
kennisontwikkeling naar de beoogde praktijkinzet in 2023 en 2024. Op welke manier
draagt de Minister er zorg voor dat de beoogde inzet goed tot uiting komt? Wat is
hierbij de rol van respectievelijk de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), VNO-NCW,
MKB-Nederland en PIANOo?
Beter Aanbesteden is een samenwerking tussen VNG, VNO-NCW/MKB Nederland en EZK, waarbij
PIANOo de uitvoering van het programma op zich neemt. Deze partijen trekken samen
op bij het vaststellen van de doelen en inzet. Ik heb grote waardering voor de betrokkenheid
en het enthousiasme bij de samenwerkingspartners. De jaarplannen voor 2023 en 2024
gaan specifiek in op het onder de aandacht en in de praktijk brengen van de ontwikkelde
kennis. Er worden geen nieuwe projecten meer gestart om nieuwe kennis te ontwikkelen.
Eén van de actielijnen voor de regiomanagers is Van voordoen naar zelf doen. Voorheen organiseerden de regiomanagers zelf bijeenkomsten of marktdagen. Nu stimuleren
zij partijen om deze bijeenkomsten zelf te organiseren en ondersteunen zij hen hierbij.
De rol van PIANOo is dat zij het programma daadwerkelijk uitvoeren, van het (helpen
bij) organiseren van bijeenkomsten, tot het onderhouden van de website over Beter
Aanbesteden.23
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen ten eerste markeren dat het innovatiepotentieel
van onze eigen maakbedrijven bij overheidsaanbestedingen nog veel beter benut moet
worden. Deze leden zijn van mening dat de overheid hierbij moet optreden als daadkrachtige
«launching customer». Deze leden vragen of de Minister het hiermee eens is en welke
stappen zij hiertoe neemt, samen met andere overheden en semi-overheidsorganisaties.
Ik ben het eens met de leden van de CDA-fractie dat de overheid een belangrijke rol
kan spelen om te zorgen dat innovatieve producten of diensten breder bekend worden
en op de markt kunnen slagen door deze (als eerste) in te kopen. De maakindustrie
staat erom bekend innovatief te zijn. Als overheden innovatie stimuleren, profiteert
de maakindustrie daarvan. Dit kunnen overheden doen door een vorm van aanbesteden
te kiezen waarbij marktpartijen wordt gevraagd om een vernieuwend(e) product of dienst
te ontwikkelen of op te schalen (innovatiegericht inkopen). Aanbestedende overheden
doen dit bijvoorbeeld via het door mijn ministerie ondersteunde SBIR-programma, maar
ook door innovatiepartnerschappen. Overheden kunnen ook eisen stellen waardoor innovatieve
producten of diensten die nieuw op de markt zijn eerder (of uitsluitend) in aanmerking
komen dan minder innovatieve producten. Het is uiteindelijk aan de aanbestedende overheid
zelf om te bepalen in welke mate zij innovatiegericht inkoopt.
Naar aanleiding van het rapport Innovatie inkopen in de publieke sector inventariseer ik samen met PIANOo waar overheden behoefte hebben om vaker innovatiegericht
in te kopen en hoe we de in het rapport genoemde knelpunten kunnen wegnemen.24
De leden van de CDA-fractie lezen dat tot nu toe vooral grote gemeenten zijn bereikt
met het programma en in het vervolg wordt ingezet op het aanhaken van kleine gemeenten.
Deze leden steunen deze inzet en vragen hoe de Minister zich hiervoor inzet en hoe
voorkomen wordt dat alleen grote gemeenten baat hebben bij het programma.
Vaak is het zo dat grotere gemeenten meer kennis en menskracht hebben op inkoopgebied
en dus ook sneller bekend zijn met programma’s als Beter Aanbesteden. Daarom is het
soms lastiger om kleinere gemeenten te bereiken. Sinds de start van Beter Aanbesteden
is al met de helft van alle 342 gemeenten gesproken. De activiteiten van Beter Aanbesteden
staan voor alle gemeenten open. De facto zal Beter Aanbesteden dus al veel meer gemeenten
hebben bereikt. Ik ga er vanuit dat de overige gemeenten in de laatste twee jaar van
het programma ook bereikt zullen worden.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister het opgebouwde vertrouwen wil behouden
en de samenwerking met partners wil doorzetten. Deze leden vragen of de Minister het
ermee eens is dat structurele middelen nodig blijven om deze ambitie waar te maken
en, zo ja, hoeveel budget in de komende jaren beschikbaar blijft voor het voortzetten
van het programma.
Het is een gedeelde wens van de samenwerkingspartners dat we de betrokkenheid en de
successen van Beter Aanbesteden borgen voor de toekomst, met name de rol van de regiomanagers.
Op dit moment werk ik samen met de partners uit hoe en waar dit het beste vorm kan
krijgen, inclusief de middelen die hier voor nodig zijn, zodat hier ruim voor 2025
duidelijkheid over bestaat.
De leden van de CDA-fractie vragen in het verlengde hiervan ook of er een vervolg
komt op de subsidieregeling voor het verbeteren van de aanbestedingspraktijk. Deze
leden constateren dat de regeling erg succesvol was, omdat de budgetten voor 2022
en 2023 ruim overvraagd zijn en veel goede projecten met de subsidie zijn geholpen.
Deze leden vragen de Minister of zij in dit succes aanleiding ziet om de regeling
te verlengen en, zo ja, met welk budget. Deze leden lezen dat in 2023 een lager budget
beschikbaar was dan in 2022 en vragen wat hiervan de reden is. Deze leden vragen of
de Minister wil overwegen om in de komende jaren in ieder geval hetzelfde budget als
in 2022 beschikbaar te stellen.
Het oorspronkelijke plan was om één subsidieronde te houden. Vanwege het grote succes
is begin 2023 een nieuwe ronde opengesteld. Hiervoor moest ruimte worden gevonden
in het budget. Daarom was het bedrag in 2023 lager dan in 2022. Eind 2023 volgt een
derde en laatste subsidieronde. Op dit moment zijn er geen plannen om de subsidie
daarna (structureel) te verlengen, maar ik neem het voorstel van de leden van de CDA-fractie
graag mee in de gesprekken met de samenwerkingspartners over de periode vanaf 2025
(zie ook mijn antwoord op vraag 13).
De leden van de CDA-fractie constateren dat de betalingsregeling MKB INFRA (voorlichting
geven over en verder uitrollen van deze betalingsregeling, die gericht is op snellere
betaling en op kleine schaal al succesvol is getest) een van de projecten is die voor
2023 subsidie heeft gekregen. Deze leden vinden deze subsidie een mooie stap, maar
zien ook dat meer ondersteuning nodig is om bestuurders en overheidsaanbesteders mee
te nemen in de landelijke uitrol en deze stap sneller te kunnen zetten. Deze leden
vragen of de Minister het belang van een landelijke uitrol van deze betalingsregeling
deelt en of zij bereid is te bezien hoe bestuurders en overheidsaanbesteders hierin
beter ondersteund kunnen worden. Deze leden vragen op welke wijze de betalingsregeling
verder geïmplementeerd kan worden in de praktijk, bijvoorbeeld via opname in RAW-systematiek.
Deze leden vragen welke initiatieven de Minister hierin wil ontplooien.
Ik, Minister van EZK, erken het belang van snellere betaling in de bouwsector. In
2022 heb ik een inventarisatie uitgevoerd naar knelpunten in het proces van uitvoering
van het werk tot aan het moment van betaling.25 Daaruit bleek dat lange doorlooptijden van betaling vaak komen door elementen in
het proces voorafgaand aan de ontvangst van de factuur, zoals de duur van de uitvoering
en afronding van de werkzaamheden en de vaststelling en afgifte van de prestatieverklaring.
De betalingsregeling MKB INFRA adresseert die knelpunten door de facturering naar
voren te halen. De subsidieregeling van Beter Aanbesteden heeft MKB INFRA in staat
gesteld om voorlichting te geven over de regeling en te verkennen of verdere uitrol
mogelijk is. Dit project is nog in uitvoering.26 De resultaten van alle subsidieprojecten van Beter Aanbesteden worden gepubliceerd
op de website van PIANOo.
Gezien de positieve resultaten steun ik een bredere toepassing van de betalingsregeling.
Onlangs heb ik in gesprek met de VNG over betaaltermijnen van gemeenten, deze betalingsregeling
dan ook onder de aandacht gebracht. Daarnaast zal ik dit ook bij andere overheidsopdrachtgevers,
zoals het Rijksvastgoedbedrijf, Rijkswaterstaat, ProRail, het IPO en de Unie van Waterschappen,
dit nog onder de aandacht brengen.
De leden van de CDA-fractie vinden het zorgelijk dat uit de Monitor Beter Aanbesteden
blijkt dat de laagste prijs nog te vaak leidend is in aanbestedingsbeslissingen. Deze
leden vragen of de Minister cijfers heeft over hoe vaak wordt gekozen voor de laagste
prijs bij de Rijksoverheid en indien mogelijk ook bij decentrale overheden en semi-overheidsorganisaties.
Mochten deze cijfers niet beschikbaar zijn, dan vragen deze leden of de Minister bereid
is hier extra onderzoek naar te doen.
Van de op TenderNed gepubliceerde aanbestedingen blijkt dat in de periode 2020–2022
ongeveer 92% wordt gegund op basis van beste prijs-kwaliteitverhouding (hierna: BPKV)
en ongeveer 8% op basis van laagste prijs.27 Deze cijfers geven mogelijk een licht vertekend beeld omdat op TenderNed voornamelijk
openbare aanbestedingen worden gepubliceerd.28 Uitgesplitst naar type opdracht is het percentage «laagste prijs» als volgt.
Diensten
Leveringen
Werken
Sociale en andere specifieke diensten
2020
8,59%
6,83%
16,07%
1,74%
2021
9,19%
3,69%
13,73%
1,48%
2022
8,47%
4,58%
13,29%
5,61%
In hoeverre verschillende aanbestedende diensten op «laagste prijs» gunnen, staat
hieronder.
Gemeente
Inkooporganisatie
Ministerie
Provincie
Publiekrechtelijke instelling
Specialesectorbedrijf
Waterschap
2020
12,97%
13,33%
8,21%
5,95%
3,64%
6,71%
12,24%
2021
10,64%
13,18%
8,33%
8,14%
4,09%
4,43%
9,82%
2022
11,85%
11,11%
7,95%
2,67%
4,71%
1,95%
5,33%
De verhouding «laagste prijs» is bij onderhandse aanbestedingen29 die zijn gepubliceerd op TenderNed als volgt.
Diensten
Leveringen
Werken
Sociale en andere specifieke diensten
2020
17,60%
17,93%
47,43%
3,76%
2021
22,79%
18,88%
46,14%
2,76%
2022
22,26%
24,26%
48,41%
6,29%
De opmerking dat de laatste prijs nog te vaak leidend is, kwam ter tafel tijdens mijn
werkbezoek op 31 mei 2023 en blijkt niet zo zeer uit de Monitor Beter Aanbesteden. Het gunnen op BPKV heeft ook niet altijd per definitie voorkeur boven «laagste prijs».
Bijvoorbeeld: als de betreffende overheid in de aanbesteding al hoge standaarden aan
kwaliteit stelt, of als het gaat om de inkoop van relatief eenvoudige producten, is
een gunning op «laagste prijs» goed voorstelbaar.
De leden van de CDA-fractie willen dat op zowel nationaal, regionaal als lokaal niveau
slimmer gebruik wordt gemaakt van de Europese aanbestedingsregels, zodat investeringen
met belastinggeld bij voorkeur ten goede komen aan (maak)bedrijven in Nederland en
Europa. Deze leden zijn van mening dat beter gekeken moet worden naar kwaliteit en
bijvoorbeeld voorwaarden als duurzaamheid, levertijd en innovatiegericht inkopen.
Deze leden vragen of de Minister het belang hiervan inziet, zodat we Nederlandse of
Europese bedrijven bewust meer kansen kunnen geven. Zo ja, dan vragen deze leden hoe
de Minister ervoor zorgt dat minder wordt gestuurd op de laagste prijs en meer op
kwaliteit als dat betere kansen voor Nederlandse (mkb-)bedrijven oplevert.
De leden van de CDA-fractie zien ook dat het aanbesteden op de laagste prijs leidt
tot oneerlijke concurrentie voor het Nederlandse en/of Europese bedrijfsleven, wanneer
buitenlandse bedrijven met behulp van staatssteun lagere prijzen kunnen bieden. Deze
leden vragen of de Minister deze zorg deelt en of zij ook de mening deelt dat hier
door het juist minder sturen op de laagste prijs iets aan gedaan kan worden.
In de meeste gevallen komt Nederlands en Europees belastinggeld ten goede aan de Nederlandse
en Europese maakbedrijven. Uit cijfers van TenderNed blijkt dat in de periode van
2019–2022 ongeveer 0,5 procent van de Nederlandse aanbestedingen zijn gegund aan niet-EU
bedrijven.30 Het grootste deel van deze aanbestedingen is gegund aan bedrijven in Europa, zoals
Noorwegen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk, of landen die aangesloten zijn
bij de Government Procurement Agreement (GPA), zoals Canada en de VS. Slechts enkele tientallen aanbestedingen zijn gegund
aan bedrijven uit zogenoemde derde landen. Dat neemt niet weg dat ik de zorg van de
leden van de CDA-fractie over oneerlijke concurrentie bij aanbestedingen begrijp,
bijvoorbeeld als derde landen marktverstorende overheidssubsidie aan bedrijven geven.
In mijn recente brief over aanbesteden en derde landen ga ik in op de verschillende
instrumenten waarmee dergelijke ongewenste invloed beperkt kan worden.31
Nederland is een land dat open en internationaal verbonden is met de wereld. Door
deze openheid is de welvaart in Nederland hoog en zijn Nederlandse bedrijven internationaal
innovatief en concurrerend. Bedrijven uit derde landen zijn en blijven dan ook een
belangrijke schakel in de toeleveringsketen. Daarnaast is het niet mogelijk om op
voorhand een voorkeurspositie te verlenen aan Nederlandse of Europese bedrijven vanwege
de juridische verplichtingen uit de GPA en handelsakkoorden. Op voorhand een voorkeurspositie
verlenen gaat ook indirect in tegen het landenneutraal kabinetsbeleid, dat vaststelt
dat leveranciers uit bepaalde landen niet categorisch uitgesloten mogen worden.32
Aanbestedende diensten gunnen veel vaker op prijs-kwaliteit dan op laagste prijs (zie
ook mijn antwoord op vraag 16). Dit zijn bijvoorbeeld criteria over kwaliteit, social
return of duurzaamheid. Het kabinet stimuleert overheden met het beleid rond maatschappelijk
verantwoord inkopen om hun inkoopkracht in te zetten voor het realiseren van maatschappelijke
doelen in het fysieke en het sociale domein. Voor Rijksinkoop wordt in dat kader de
Rijksinkoopstrategie Inkopen met impact gehanteerd.33
Ook vanuit Europa worden kwalitatieve gunningscriteria gestimuleerd. Bij Europese
openbare aanbestedingen wordt het gros dan ook gegund op basis van kwalitatieve gunningscriteria.
Recent publiceerde de Europese Commissie het voorstel voor de Net-Zero Industry Act (NZIA).34 Dit voorstel stimuleert Europese bedrijven om netto-nul technologieën te produceren.
Tevens worden aanbestedende diensten verplicht bij de inkoop van netto-nul technologieën
een hogere waardering toe te kennen aan bedrijven die meer bijdragen aan duurzaamheid
dan wettelijk is vereist. Dit stimuleert de duurzame maakindustrie en doet tegelijkertijd
geen afbreuk aan het gelijke speelveld, omdat de NZIA ook geldt voor bedrijven buiten
de EU.
Daarnaast is er sinds dit jaar een nieuw Europees instrument dat oneerlijke concurrentie
door middel van staatssteun uit derde landen tegengaat: de Verordening buitenlandse
subsidies.35 Een stevige inzet van deze verordening draagt effectief bij aan het beperken van
oneerlijke concurrentie bij aanbestedingen en dus ook bij aanbestedingen waar wordt
gegund op basis van laagste prijs.
De leden van de CDA-fractie vinden dat, als landen de General Procurement Agreement
(GPA) niet hebben getekend, decentrale overheden bedrijven uit die landen bij hun
aanbesteding in beginsel moeten weigeren. Deze leden vragen wat de Minister hiervan
vindt, en of de huidige kaders hiervoor ruimte bieden.
Bedrijven uit landen die aangesloten zijn bij de GPA of uit landen waarmee de Europese
Unie bilaterale handelsverdragen heeft over de openstelling van aanbestedingsmarkten
mogen behoudens enkele uitzonderingen niet anders behandeld worden dan bedrijven uit
landen van de interne markt. De aanbestedingskaders bieden ruimte om de resterende
groep bedrijven uit te sluiten van aanbestedingen. De verantwoordelijkheid voor het
maken van deze keuze valt echter binnen de autonomie van de aanbestedende diensten
zelf. Daarbij geldt wel dat uitsluiting alleen effectief kan bij een individueel bedrijf
dat in het derde land is gevestigd. Categorisch uitsluiten van bedrijven uit derde
landen gaat in tegen het landenneutraal beleid van het kabinet en de Europese Unie.36
De leden van de CDA-fractie vragen verder of de Minister wil toelichten hoe het programma
Beter Aanbesteden heeft bijgedragen aan het bieden van kansen aan bedrijven in de
eigen regio bij aanbestedingen door gemeenten en provincies.
Beter Aanbesteden is gericht op decentrale overheden en hun lokale opdrachtnemers
en heeft daarom regionale inkoopsamenwerkingen helpen initiëren en vele regionale
marktdagen en sectorale bijeenkomsten georganiseerd (zie ook het antwoord op vraag 1).
De leden van de CDA-fractie achten het essentieel dat mkb-vriendelijk inkopen uitgangspunt
is in het aanbestedingsbeleid. Deze leden maken zich dan ook enige zorgen over de
signalen dat overheidsopdrachtgevers, zoals het Rijksvastgoedbedrijf, steeds vaker
grote meerjarige onderhoudscontracten uitschrijven en dat mkb-bedrijven hierdoor niet
meer in aanmerking komen voor de aanbesteding, maar slechts kunnen meedoen als onderaannemer.
Deze leden vragen of de Minister deze zorg deelt en, zo ja, of zij er in de praktijk
voor wil zorgen dat stapelen van opdrachten in aanbestedingen zoveel mogelijk wordt
voorkomen, zodat mkb-bedrijven op basis van een gelijk speelveld kunnen meedingen.
Dit is ook in lijn met de doelstellingen uit de Gids Proportionaliteit en het tegengaan
van onnodig clusteren of samenvoegen en het opdelen van opdrachten in percelen of
gemotiveerd afwijken.
Met Beter Aanbesteden zorg ik ervoor dat het mkb beter kan profiteren van de grote
hoeveelheid overheidsaanbestedingen. Daarnaast informeer ik, via PIANOo, overheden
over mkb-vriendelijk aanbesteden (zie ook mijn antwoord op vraag 4). Toegang tot overheidsopdrachten
voor het mkb is tevens een belangrijke doelstelling van de Aanbestedingswet 2012.
Zo is onnodig samenvoegen (clusteren) van opdrachten niet toegestaan. Als samenvoeging
toch plaatsvindt, dan moet dit worden toegelicht in de aanbestedingsstukken
Uit onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van mijn Ministerie blijkt dat twee derde
van de overheidsopdrachten wordt gegund aan het mkb.37 Dat geldt voor zowel de waarde van gegunde opdrachten als het aantallen gunningen.
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) geeft aan dat zij op dit moment 62% van de opdrachten
aan mkb-ondernemingen gunnen. Het RVB zet zich ervoor in dat dit aandeel stabiel blijft,
bijvoorbeeld door stappen te zetten naar één onderhoudscontract per locatie. Daarmee
wordt stapeling van opdrachten in de toekomst beperkt en kan efficiënter worden gewerkt.
Het RVB organiseert dit najaar specifiek voor het mkb enkele regionale marktconsultaties
over de opzet en inrichting hiervan. Gezien de grote variëteit aan locaties, zowel
in omvang als in karakteristieken (locatie, gebruiksdoel, etc.), blijft voldoende
werk voor het mkb beschikbaar.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre er streefcijfers zijn voor opdrachten
aan het mkb of het aantal aanbestedingen dat gegund wordt aan het mkb. Zo nee, dan
vragen deze leden of de Minister wil onderzoeken of zulke streefcijfers van meerwaarde
zijn om het mkb beter te laten participeren in aanbestedingen.
Op dit moment wordt ongeveer twee derde van de opdrachten aan het mkb gegund (zie
ook mijn antwoord op vraag 21). Daarnaast zouden streefcijfers de uitkomst van een
aanbesteding kunnen beïnvloeden, doordat voor een andere onderneming gekozen zou moeten
worden dan op grond van de beste prijs-kwaliteitverhouding (of laagste prijs). Gezien
het bovenstaande vind ik streefcijfers op dit moment niet nodig en onwenselijk.
De leden van de CDA-fractie zien daarnaast dat er nog ruimte is voor verbetering van
de kennis bij inkopers van de overheid over het benutten van kansen voor eigen mkb-maakbedrijven.
Deze leden vragen of de Minister deze ruimte ook ziet en of er in het vervolg van
het programma aandacht voor dit onderwerp is. Deze leden vragen welke stappen de Minister
hiertoe zet, samen met andere overheden en semi-overheidsorganisaties.
Een doelstelling van Beter Aanbesteden is partijen in de regio verbinden. Dit betreft
niet alleen gemeenten onderling, maar ook overheden en regionale marktsectoren, zoals
mkb-maakbedrijven. Zo staan er in het najaar van 2023 vijf marktdagen gepland waarbij
in samenwerking met ondernemers en overheden het programma is samengesteld.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister in gesprek gaat met de betrokken
partners over hoe het gebruik van de tenderkostenvergoeding nog meer gestimuleerd
kan worden. Deze leden vragen of de Minister de uitkomsten van dat gesprek met de
Kamer wil delen en of de Minister in die brief ook opties wil schetsen over hoe wordt
ingezet op naleving van de al bestaande regels over inschrijfkosten in de Gids Proportionaliteit
(voorschrift 3.8A en B) en niet op voorhand tenderkosten worden uitgesloten in aanbestedingsbeleid
van aanbestedende diensten en over hoe de toepassing van de handreiking tenderkostenvergoeding
verder kan worden vergroot en/of verplicht.
Net als leden van de CDA-fractie hecht ik groot belang aan het juist toepassen van
tenderkostenvergoeding. Ik ga daarom ook met onder meer de medeoverheden en ondernemersorganisaties
in gesprek om te bezien hoe de handreiking en de toepassing daarvan meer onder de
aandacht van overheden kan worden gebracht. Ik verwacht dat uw Kamer in de eerste
helft van 2024 zal worden geïnformeerd over de uitkomst van deze gesprekken.
De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister een toelichting wil geven op de
regels rondom inflatiecorrectie en aanbestedingsgrenzen. Deze leden ontvangen enkele
signalen dat met name kleine activiteiten in gemeenten door de inflatie en gestegen
kosten boven de aanbestedingsgrens dreigen te komen, dan wel dat de vergoedingen in
relatieve zin dalen. Deze leden vragen of de Minister dit signaal herkent en of zij
bereid is om met gemeenten in gesprek te gaan hierover.
Overheidsopdrachten met een waarde gelijk aan of hoger dan de drempelbedragen moeten
Europees aanbesteed worden. De Europese drempelbedragen worden elke twee jaar vastgesteld
door de Europese Commissie, waarbij ingespeeld wordt op ontwikkelingen zoals inflatie.
De huidige drempelbedragen gelden tot en met 31 december 2023.
Voor opdrachten onder de Europese drempelwaarden gelden voor de keuze van de te volgen
procedure de voorschriften uit de Gids proportionaliteit. De omvang van de opdracht is één van de aspecten waar rekening mee moet worden gehouden.
Daarnaast gelden andere aspecten, zoals het aantal potentiële inschrijvers en de complexiteit
van de opdracht. De huidige regelgeving biedt flexibiliteit: aanbestedende diensten
kunnen afwijken van de voorschriften uit de Gids proportionaliteit, maar moeten dat wel motiveren («pas toe of leg uit»).
Ik herken de signalen van de CDA-fractie en ik ben hierover reeds in gesprek met verschillende
stakeholders, waaronder de adviescommissie Gids Proportionaliteit. De adviescommissie
Gids Proportionaliteit heeft in maart 2023 een ambtshalve advies uitgebracht over
de inflatiecorrectie in relatie tot de Gids Proportionaliteit. Uiteraard sta ik ook
open voor een gesprek met gemeenten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat de Rijksoverheid
een voorbeeldrol te vervullen heeft en bovendien zelf een aanzienlijk verschil kan
maken ten aanzien van duurzaam aanbesteden en inkopen.
Samen met de Minister van BZK deel ik de mening dat de Rijksoverheid hier een voorbeeldrol
heeft te vervullen. Het belang van deze voorbeeldrol is bekrachtigd in het Klimaatakkoord38 en via de Rijksinkoopstrategie Inkopen met impact.39 Zo was de Rijksoverheid bijvoorbeeld de eerste die circulair kantoormeubilair heeft
aanbesteed. Steeds meer decentrale overheden nemen dit over. In het Klimaatakkoord
is vastgesteld dat voor de gehele Rijksinkoop een strategische inkoopagenda wordt
opgesteld. Over de voortgang en resultaten van de Rijksinkoopstrategie wordt jaarlijks
gerapporteerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk. In 2023/2024 wordt de Rijksinkoopstrategie
geëvalueerd en geactualiseerd door mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het initiatief voor «true
pricing» door de gemeente Amsterdam en zien hiervoor kansen voor de Rijksoverheid
ter verduurzaming van het aanbestedingsbeleid. Het college van burgemeester en wethouders
van Amsterdam gaat onderzoeken of ze binnen de gemeente true pricing kunnen gebruiken.
Een eerste stap daarin is het gebruik van CO2-beprijzing. De gemeenteraad heeft namelijk onlangs ingestemd met een aanpassing van
de zogenaamde Toepassingsregel Duurzame Investeringen. Hiermee kunnen ze bij elke
grote investering berekenen wat de CO2-uitstoot is en wat de maatschappelijke kosten zijn van die uitstoot. Aan elke ton
CO2-emissie hangt de gemeente nu een prijskaartje van € 418 (in 2023). Dit is een fictieve
prijs, die het bestuur meeneemt in de afweging tussen verschillende investeringen.
Dankzij deze vernieuwde regel kan er een betere afweging worden gemaakt tussen investeringen.
Kan de Minister een reactie geven op dit initiatief en toelichten welke aanknopingspunten
zij ziet voor haar eigen investeringen en inkoop?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister op basis van welke criteria
zij aanbesteedt en inkoopt. Wordt daarin een CO2-prijs meegewogen en, indien dit het geval is, welke CO2-prijs is dat en hoe is deze berekend? Kan de Minister aangeven wat haar plan is om
in de toekomst de «echte» prijs te berekenen bij aanbestedingen? Is de Minister van
mening dat deze prijs ook gehanteerd moet worden bij de inkoop door de Rijksoverheid?
Gemeenten spelen een belangrijke rol in de klimaattransitie, niet alleen met hun beleid
maar ook met hun aanbestedingen. Een gevolg hiervan is dat zij de kosten van klimaatverandering,
samen met andere maatschappelijke kosten, steeds meer moeten meenemen in hun besluitvorming.
De gemeente Amsterdam, maar bijvoorbeeld ook de provincie Utrecht40, neemt hierin een actieve voortrekkersrol.
Voor de aanbestedingen zijn er voor alle overheden nu al verschillende mogelijkheden
om de CO2-prestaties van leveranciers te vergelijken en mee te nemen in de selectie. Deze zijn
vermeld op de website van PIANOo.41 Er kan worden gewerkt met een milieukostenindicator, milieuprestatie van gebouwen,
CO2-prestatieladder, total cost of ownership en life cycle costing en CO2-beprijzing. Klimaat is in de MVI-criteriatool één van de thema’s waarbij bijbehorende
eisen zijn opgenomen om CO2-reductie in aanbestedingen toepasbaar te maken. Voor zover ten behoeve van investeringen
of inkoop door EZK een MKBA wordt uitgevoerd, wordt daar al rekening gehouden met
de maatschappelijke kosten van de uitstoot van CO2, gebaseerd op de WLO-scenario’s van CPB en PBL.42
Voor Rijksinkoop in algemene zin geldt de Rijksinkoopstrategie Inkopen met impact als uitgangspunt.43 Deze strategie wordt vanaf najaar 2023 geëvalueerd en daarna geactualiseerd. CO2-beprijzing is op dit moment geen onderdeel van de Rijksinkoopstrategie. De mogelijkheid
van true pricing in algemene zin en CO2-beprijzing worden meegenomen in de evaluatie.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister ziet dat maatschappelijk
verantwoord inkopen hoog op de agenda van de Europese Commissie staat en dat er in
een aanbesteding steeds meer eisen worden gesteld over maatschappelijk verantwoord
inkopen. Hoe kijkt de Minister naar deze ontwikkeling? Is de Minister het met de leden
eens dat dit een ontwikkeling is die zo veel mogelijk moet worden aangemoedigd?
Voor wat betreft het dossier maatschappelijk verantwoord inkopen (MVI) is de Staatssecretaris
van IenW coördinerend bewindspersoon. EZK is verantwoordelijk voor het aanbestedingsstelsel
in Nederland en draagt er zorg voor dat dit stelsel voldoet aan nationale en Europese
regelgeving. MVI krijgt in Europese regelgeving in toenemende mate een verplichtend
karakter en het is mijn verwachting dat deze trend zich verder zal voortzetten.
Ik juich meer maatschappelijk verantwoord ondernemerschap toe. Aanbesteden is een
nuttig begeleidend instrument om dit aan te jagen. Het is daarbij wel belangrijk dat
het aanbestedingsstelsel coherent en werkbaar blijft. Daarom moet ervoor worden gewaakt
dat dwingende bepalingen met betrekking tot MVI, in het bijzonder in sectorspecifieke
regelgeving, passen binnen het bestaande stelsel en met elkaar verenigbaar zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de steekproef voor de meegestuurde
Feitenrapportage Monitor Beter Aanbesteden 88 respondenten had. Hoeveel van deze respondenten
waren maatschappelijke ondernemingen? Waren er opvallende verschillen tussen de antwoorden
van maatschappelijke ondernemingen ten opzichte van die van andere marktpartijen?
Het onderzoek geeft geen specifiek inzicht in de aantallen maatschappelijke ondernemingen
en de verschillen tussen maatschappelijke ondernemingen en (andere) marktpartijen.44
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister concludeert dat bij aanbestedingen
de laagste prijs nog vaak een doorslaggevende factor is. Ze onderschrijven de conclusie
van de Minister dat investeren in de dialoog nuttig en nodig blijft. In hoeverre waren
maatschappelijke ondernemingen tot nu toe betrokken bij de dialoog? Is de Minister
voornemens om maatschappelijke ondernemingen (nog meer) bij deze dialoog te betrekken?
Zo nee, waarom niet?
In mijn brief concludeer ik niet dat de laagste prijs nog vaak een doorslaggevende
factor is; dit werd van ondernemerszijde ter tafel gebracht tijdens mijn werkbezoek
van 31 mei 2023.45 Uit gegevens van TenderNed blijkt dat bij de aanbestedingen die op TenderNed gepubliceerd
worden ongeveer 8% op laagste prijs wordt gegund en ongeveer 92% op prijs-kwaliteitverhouding.
(zie mijn antwoord op vraag 16). Bij inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning,
waarbij maatschappelijke ondernemingen vaak betrokken zijn, is gunnen enkel op laagste
prijs op grond van de wet niet toegestaan.46
Maatschappelijke ondernemingen, vaak speciale-sectorbedrijven, zijn goed betrokken
bij de dialoog. Mijn collega van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft hier
veel tijd en voor energie uitgetrokken. Zo is in 2018 een ondersteuningsprogramma
Inkoop en Aanbesteden voor gemeenten en aanbieders ingericht.47 Uitgangspunt van dit programma was dat inkoop in het sociaal domein moet bijdragen
aan een aantal doelen, waaronder het verbeteren van de samenwerking tussen gemeenten
en aanbieders. Door het programma is onder meer een workshop en handreiking dialoog
tussen gemeenten en aanbieders ontwikkeld. Sinds de afronding van het programma worden
de doelstellingen voortgezet door het ketenbureau i-sociaal domein. Dit gebeurt onder
meer door ondersteuning en advisering op het gebied van inkoop en aanbesteden van
gemeenten en aanbieders door de regioadviseurs. Daarnaast heeft uw Kamer de Wet maatschappelijk
verantwoord inkopen Jeugdwet en Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 in 2022 aangenomen.
Met deze wet wordt het aanbesteden voor de Jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning
vereenvoudigd. Hierdoor blijft meer tijd over voor de dialoog tussen gemeenten en
aanbieders. Het programma Inkoop en Aanbesteden is inmiddels afgerond
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat één van de thema’s van het programma
is het inzetten van aanbesteden als strategisch instrument om maatschappelijke doelen
te bereiken. Onderschrijft de Minister het standpunt van de leden van de fractie van
de ChristenUnie dat maatschappelijke ondernemingen bij uitstek organisaties zijn die
bijdragen aan het bereiken van deze doelen? Tegelijkertijd zien de leden dat publieke
aanbestedingen deze maatschappelijke organisaties niet of nauwelijks bereiken. Deelt
de Minister deze conclusie? Wil de Minister binnen het programma gaan inzetten op
het bereiken van de ondernemingen en hun netwerken en daar gerichte acties voor opstellen?
Zo nee, waarom niet?
In mijn eerdere brief heb ik gewezen op het feit dat het aanbestedingsbeleid meer
en meer wordt ingezet om strategische doelen te bereiken.48 Het is echter niet als zodanig een thema van Beter Aanbesteden, dat zich richt op
professionalisering van de aanbestedingspraktijk. Voor het overige verwijs ik naar
de inzet van mijn collega van VWS, zoals genoemd in mijn antwoord op vraag 31.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen daarnaast in een recent onderzoek naar
de effecten van maatschappelijk verantwoord inkopen van het RIVM49 dat 87% van de onderzochte aanbestedingen aandacht had voor maatschappelijk verantwoord
inkopen. De aandacht voor het thema Internationale Sociale Voorwaarden (ISV) was echter
laag. Hoe heeft het programma Beter Aanbesteden zich tot nu toe ingezet voor het stimuleren
van het gebruik van de ISV als strategisch instrument om één de maatschappelijke doelen
van de overheid te bereiken? Wat kan het programma Beter Aanbesteden doen om de toepassing
van de ISV onder overheden (centraal en decentraal) te vergroten?
Beter Aanbesteden richt zich op professionalisering van de aanbestedingspraktijk en
houdt zich als zodanig niet bezig met ISV. Het thema ISV komt uitgebreid terug in
het Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen.50 Dit betekent niet dat beide thema’s compleet apart worden gehouden; uiteraard raken
de onderwerpen en doelstellingen van Beter Aanbesteden en MVI (en dus ook ISV) elkaar.
Daarom wordt ISV waar mogelijk en relevant onder de aandacht gebracht door Beter Aanbesteden,
bijvoorbeeld tijdens bijeenkomsten.
De leden van de ChristenUnie-fractie menen dat uit de Jaarrapportage Bedrijfsvoering
Rijk 2022 (Kamerstuk 31 490, nr. 328) en het bovengenoemde onderzoek van het RIVM blijkt dat er onvoldoende inzicht is
in de toepassing, resultaten en impact van de ISV. Deelt de Minister de mening dat
goede monitoring van doelen past binnen een professionele inkooppraktijk én een randvoorwaarde
is voor maatschappelijk verantwoord inkopen? Wat kan de Minister doen om de monitoring
van de ISV te verbeteren, zowel onder centrale als decentrale overheden?
Samen met de Minister van BZK deel ik de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie
dat goede monitoring van doelen past binnen een professionele inkooppraktijk en een
randvoorwaarde is voor maatschappelijk verantwoord inkopen. Om de monitoring van MVI
te verbeteren wordt in het kader van het Nationaal Plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2021–2025 namens de zeven MVI-beleidsdepartementen in het najaar van 2023 een onderzoek uitgevoerd
dat moet zorgen voor heldere definities van de verschillende MVI-thema’s, duidelijke,
meetbare en uitvoerbare doelstellingen en daarvan afgeleide KPI’s. Daarnaast zal de
uitkomst van het onderzoek ook bijdragen aan het richting geven voor effectief gebruik
van bestaande en eventueel nieuw te ontwikkelen monitoringsprocessen en -instrumenten.
De toepassing van ISV en de in dat kader relevante monitoring van (resultaten van)
MVOI-contractmanagement bij overheden en het Rijk vallen binnen het bereik van dit
onderzoek. Daarnaast is in de Uitvoeringsagenda ISV toegezegd de monitoring van ISV (zowel de toepassing als de opvolging in het contractmanagement
die daarop zou moeten volgen) te verbeteren.51, 52
Een belangrijke tool die op dit moment wordt gebruikt voor de monitoring van MVI,
waaronder ISV, is de MVI-Zelfevaluatietool (MVI-ZET).53 Een prioritaire uitdaging voor de toekomst, die daarom ook onderdeel uitmaakt van
het eerder benoemde onderzoek naar monitoring van MVI, is monitoring van het contractmanagement
van MVI (waaronder ISV) en de resultaten die dat tijdens de contractfase oplevert.
Op dit moment ligt de focus in de beschikbare tools op informatie over de aanbestedingsfase.
In juli 2023 is een eerste update van deze tool doorgevoerd met betrekking tot de
vragenlijst voor rijksaanbestedingen. Daarmee zijn enkele onduidelijkheden in de vraagstelling,
ook met betrekking tot ISV, weggenomen, waardoor de zelfevaluatietool in de toekomst
betrouwbaardere data zal opleveren.
De leden van de ChristenUnie-fractie zien in de meegestuurde Feitenrapportage Monitor
Beter Aanbesteden dat 84% van de marktpartijen aangeeft dat ze de beleidsdoelen of
maatschappelijke doelen kennen en begrijpen. Hoe kan het dat de toepassing van de
ISV nog steeds ver achterblijft ten opzichte van andere doelen? Deelt de Minister
de zorgen van de leden, mede in het licht van het uitgangspunt van de overheid om
zich in te zetten voor een integrale benadering van maatschappelijk verantwoord inkopen
(waarin ook ISV een thema is), zoals verwoord in het Nationaal Plan Maatschappelijk
Verantwoord Inkopen 2021–2025 (Kamerstuk 30 196, nr. 746)?
Het kabinet deelt de zorgen van de leden van de ChristenUnie-fractie, over het achterblijven
van de toepassing van ISV. Sinds de invoering van het ISV-beleidskader in 2017 hebben
diverse onderzoeken en evaluaties plaatsgevonden waaruit blijkt dat de toepassing
van ISV achterblijft. De bevindingen van deze onderzoeken en evaluaties en de belangrijkste
knelpunten zijn beschreven in de Uitvoeringsagenda ISV.54 Een van de gesignaleerde knelpunten is dat wanneer ISV wordt toegepast, het contractmanagement
vaak achterblijft, waardoor de eisen die aan bedrijven gesteld worden, zoals het aanleveren
van een risicoanalyse en een plan van aanpak, in de praktijk vaak onvoldoende opvolging
krijgen.
In de Uitvoeringsagenda ISV zijn verschillende acties beschreven waarmee de Minister van BZK, SZW en voor BHOS,
beogen deze knelpunten voor ISV binnen Rijksinkoop in 2022 t/m 2025 aan te pakken.
Zo is een Ondersteuningspunt ISV55 ingericht, waarbij aanbestedende diensten terecht kunnen voor praktische ondersteuning
bij de toepassing van ISV. Ook is in 2023 een pilot gestart gericht op het uitwisselen
van sectorspecifieke kennis op het gebied van internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen (IMVO) met inkopers en contractmanagers. Voor een volledig overzicht van
alle acties uit de Uitvoeringsagenda ISV verwijst de Minister van BZK u graag naar
de infographic.56
Tot slot wordt ingezet op een meer integrale benadering van MVOI, waarvan ISV vanzelfsprekend
onderdeel uitmaakt, conform de hoofdlijn Integrale aanpak van MVI van het Nationaal Plan MVI. De vraag hoe tot een meer integrale benadering van MVOI gekomen kan worden, zal
ook deel uitmaken van de evaluatie en actualisatie van de Rijksinkoopstrategie Inkopen met Impact (zie ook mijn antwoord op vragen 28 en 29).
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen tenslotte dat het gebruik van de tenderkostenvergoeding
laag is. Voorts lezen de leden in het onderzoek over de tenderkostenvergoedingen concrete
suggesties van de focusgroep om meer bewustwording rondom tenderkostenvergoeding te
creëren en het onderwerp tenderkostenvergoeding meer in te bedden in het aanbestedingsproces.
Wat is de reflectie van de Minister op deze suggesties? Wil de Minister deze suggesties
overnemen om in de praktijk toe te gaan passen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het belangrijk dat er voldoende oog is voor tenderkostenvergoeding. Zoals
ik ook al in mijn Kamerbrief heb aangekondigd, ga ik met VNO-NCW/MKB Nederland en
medeoverheden in gesprek om te kijken hoe we het gebruik hiervan verder kunnen stimuleren.
De eerste gesprekken zullen naar verwachting nog dit jaar plaatsvinden. Tijdens de
gesprekken zal ik deze suggesties met VNO-NCW/MKB Nederland en de VNG bespreken en
samen bezien welke daarvan de juiste stimulans bieden voor het gebruik van tenderkostenvergoeding
en daarnaast haalbaar en uitvoerbaar zijn.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.J. Klink, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier