Schriftelijke vragen : De brief betreffende ‘Zero-emissie bedrijfsvoertuigen tot en met 4.250 kg’ (2023D42609)
Vragen van het lid Van Ginneken (D66) aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief betreffende «Zero-emissie bedrijfsvoertuigen tot en met 4.250 kg» (2023D42609) (ingezonden 19 oktober 2023).
Vraag 1
            
Hoe kan het dat er pas na het verlopen van de tijdelijke vrijstelling en na vragen
               van D66 informatie is gekomen over het vervolg van de vrijstelling?
            
Vraag 2
            
Deelt u de mening dat ondernemers al veel eerder duidelijkheid hadden moeten hebben?
Vraag 3
            
Kunt u aangeven in welke mate het verlopen van de tijdelijke vrijstelling de aanschaf
               van elektrische bedrijfsbusjes remt ten voordele van benzine/diesel-busjes? Kunt u
               daarbij onderscheid maken in de effecten in 2024 en daarna, aangezien de bpm-vrijstelling
               voor fossiele busjes afloopt per 1 januari 2025?
            
Vraag 4
            
Welke gevolgen heeft de onduidelijkheid rond de regelgeving de komende jaren voor
               de investeringsbereidheid van de ondernemers in mobiliteit?
            
Vraag 5
            
Kunt u aangeven of het werken met de huidige verklaring omtrent gewicht1 heeft geleid tot onwerkbare situaties in de handhaving? Is er iets veranderd in de
               Europese regelgeving waardoor deze manier van handhaven niet meer zou werken?
            
Vraag 6
            
Kunt u toelichten waarom de handhaving in zijn algemeen vanaf 1 januari 2024 moeilijker
               zou worden dan nu het geval is?
            
Vraag 7
            
Kent u de resultaten van de pilot die zegt dat «er geen aanwijzingen zijn dat het
               rijden met een vrijstelling van rijbewijs C voor deze voertuigen tot gevaarlijke omstandigheden
               leidt.»?2
Vraag 8
            
Kunt u aangeven waarom dit vanaf 1 januari 2024 anders zou zijn, en of verlenging
               van deze vrijstelling tot gevaarlijke situaties zou leiden?
            
Vraag 9
            
Bent u met de Europese Commissie (EC) in gesprek over verlenging van de tijdelijke
               vrijstelling?
            
Vraag 10
            
Kunt u aangeven met welke andere landen u in gesprek bent over dit probleem en de
               oplossingen die zij zien ter overbrugging naar permanente Europese regels? Wat verwacht
               u dat er uit die gesprekken komt en kunt u dat terugkoppelen naar de Kamer?
            
Vraag 11
            
Hoe groot acht u de kans dat de permanente regeling uit de Europese Unie (EU) een
               fundamenteel andere oplossing zou kiezen dan het huidige voorstel van de EC, waar
               de tot voor kort geldende gedoogconstructie goed bij aansloot?
            
Vraag 12
            
Deelt u de mening dat het voor korte tijd wijzigen van de voorwaarden in de praktijk
               voor het besturen van zwaardere elektrische bestelbusjes ondernemers zou opzadelen
               met inconsistent beleid, dat hen belemmert om de verduurzamingsambities van Nederland
               te helpen realiseren?
            
Vraag 13
            
Vindt u dat – gezien de onduidelijkheid – de huidige gedoogconstructie zou moeten
               gelden tot dat er een permanent wettelijk kader is zoals motie Van Ginneken3 verzoekt?
            
Indieners
- 
              
                  Gericht aan
M.G.J. Harbers, minister van Infrastructuur en Waterstaat - 
              
                  Indiener
L.M. van Ginneken, Tweede Kamerlid 
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.