Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Beckerman over het bericht ‘Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen
Vragen van het lid Beckerman (SP) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat en de Minister voor Klimaat en Energie over het bericht «Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen» (ingezonden 6 september 2023).
Antwoord van Minister Jetten (Klimaat en Energie) (ontvangen 5 oktober 2023).
Vraag 1
Kent u het bericht «Pure Energie aast op bouw windpark tussen Woltersum, Ten Boer
en Ten Post. Boeren worden verleid om grond beschikbaar te stellen»?1
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Bent u op de hoogte van het gegeven dat het bedrijf Pure Energie verkennende gesprekken
voert over de bouw van (hoge) windmolens in de driehoek Ten Boer, Ten Post, Woltersum?
Zijn er contacten geweest van het kabinet met Pure Energie?
Antwoord 2
Ik heb via de media vernomen dat Pure Energie verkennende gesprekken voert. Ik heb
hierover geen contact gehad met Pure Energie.
Vraag 3
Vindt u het, met ons, onwenselijk dat bedrijven zoals Pure Energie zelf grondbezitters
benaderen over de bouw van (hoge) windmolens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Antwoord 3
Bedrijven als Pure Energie kunnen zelf grondbezitters benaderen voor de potentiële
plaatsing van windmolens. Het is aan de RES-regio's om zoekgebieden aan te wijzen
voor nieuwe wind- en zonneparken en om deze te verankeren in hun omgevingsbeleid.
Ik heb vernomen van de provincie Groningen dat het desbetreffende gebied niet is aangewezen
als concentratiegebied voor grootschalige windenergie, en dus de ontwikkeling van
windenergie in dit gebied niet past binnen het huidige ruimtelijke provinciale beleid.
Vergunningsaanvragen zullen worden getoetst aan dit omgevingsbeleid en het is dus
nog niet duidelijk of de decentrale overheid meewerkt aan dit initiatief. Daarnaast
is het streven naar 50% lokaal eigendom van belang zoals opgenomen in het Klimaatakkoord.
Lokale participatie kan op diverse manieren worden vormgegeven, bijvoorbeeld door
een lokale energiecoöperatie of door een samenwerking van een lokale energiecoöperatie
en een ontwikkelaar. Ik zie in het beschreven proces tot nu toe geen aanleiding te
denken dat – met de werkwijze van Pure Energie – de omgeving niet mee kan delen in
de baten van de energietransitie.
Vraag 4
Deelt u de mening dat de mogelijke komst van hoge, commerciële, windmolens in het
bevingsgebied een slechte zaak is?
Antwoord 4
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat we tot 2030 ten minste 35 TWh aan
grootschalige hernieuwbare energie op land willen opwekken in onze leefomgeving. Windenergie
op land is noodzakelijk voor het halen van onze klimaatdoelen voor 2030 en daarna.
De betrokken partijen hebben met elkaar een verantwoordelijkheid om windturbines op
basis van een locatie-specifieke afweging zorgvuldig in te passen. Dit dient uiteraard
te gebeuren met oog voor verschillende belangen en oog voor adequate milieubescherming.
Zoals aangeven in het antwoord op vraag 3 is het desbetreffende gebied niet aangewezen
als concentratiegebied voor grootschalige windenergie, de ontwikkeling van windenergie
in dit gebied niet past binnen het huidige ruimtelijke provinciale beleid.
Vraag 5
Deelt u onze analyse dat het voor het herstel van vertrouwen cruciaal is dat bewoners
zeggenschap krijgen over hun leefomgeving?
Antwoord 5
Het is van groot belang om de bewoners actief te betrekken bij beslissingen over hun
leefomgeving. Binnen de Regionale Energiestrategieën zijn zoekgebieden voor windmolens
en zonnepanelen door een zorgvuldig democratisch proces tot stand gekomen. Het Klimaatakkoord
bevat ook afspraken die betrekking hebben op zowel procesparticipatie als financiële
participatie bij hernieuwbare energie op land. Er wordt gestreefd naar 50% eigendom
van de lokale omgeving van de productie van wind- en zonne-energie op land in 2030.
Dit is bedoeld om de lokale zeggenschap te vergroten.
Beleidsparticipatie, procesparticipatie en financiële participatie staan binnen het
participatieproces centraal en dragen bij aan het herstel van vertrouwen. Omwonenden
worden betrokken bij het ontwikkelen van energiebeleid, het ruimtelijk inpassen van
energieprojecten en het maken van afspraken over financiële deelname. Dat is overal
in Nederland van belang en vanwege de gaswinningsgeschiedenis met nadruk ook in Groningen.
Gemeenten hebben een stimulerende en regisserende rol bij het zorgen voor draagvlak
voor duurzame energie-initiatieven. Daarnaast wordt met de regio verkend hoe de opbrengsten
van projecten om de Groningse en Noord-Drentse economie te versterken, ook bewoners
mee kunnen profiteren, conform motie Klaver/Nijboer (Kamerstuk, 35 561 nr. 21).
Vraag 6
Bent u op de hoogte van het feit dat bewoners in de omgeving in verschillende coöperaties
al bezig zijn met een lokale aanpak?
Antwoord 6
Ik ben ervan op de hoogte dat er enkele coöperaties actief zijn in de omgeving.
Vraag 7 en 8
Welke lessen heeft het kabinet geleerd van de bouw van eerdere grote windparken zoals
die bij Meeden en in de Veenkoloniën?
Herkent u dat door het niet serieus nemen van omwonenden daar het vertrouwen in de
overheid is geschaad? Zo ja, wat betekent dat voor nieuwe plannen?
Antwoord 7 en 8
De windparken Drentse Monden en Oostermoer en N33 zijn tot stand gekomen met behulp
van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Bij brief van 23 januari 2017 (Kamerstuk 31 239, nr. 254) is uw Kamer geïnformeerd over de evaluatie van de Rijkscoördinatieregeling. Deze
evaluatie heeft geleid tot een herijking van de wijze van toepassing van de Rijkscoördinatieregeling.
Naar aanleiding van de evaluatie, wordt nu in een vroeg stadium met betrokken overheden
en de initiatiefnemer besproken welke overheid het meest geschikt is om een project
van overheidszijde te trekken. Daarom treed ik bij projecten van nationaal belang
voor de formele start van de procedure in overleg met de initiatiefnemer en medeoverheden
over het meest geschikte bestuursniveau en de vormgeving van het proces voor de ruimtelijke
inpassing. Wanneer de RCR-procedure niet versnellend is, omdat de betreffende decentrale
overheid de besluitvorming voortvarend zou kunnen uitoefenen, heeft ruimtelijke besluitvorming
over een project van nationaal belang op decentraal niveau mijn voorkeur.
Daarnaast is het van belang om alle belanghebbenden vroegtijdig in het proces te betrekken.
Het gaat hier om betrokkenheid van burgers zowel bij het ontwikkelen van beleid als
bij het realiseren van energieprojecten. Ik heb uw Kamer op 17 mei 2023 geïnformeerd
over de kabinetsvisie burgerbetrokkenheid bij de energietransitie (Kamerstuk 32 813, nr. 1231).
De Regionale Energiestrategieën sluiten hierbij aan. Het is hierbij aan de RES-regio's
om zoekgebieden aan te wijzen voor nieuwe wind- en zonneparken. Conform de afspraak
in het Klimaatakkoord wordt de inrichting van participatie mede bepaald in gesprek
met de omgeving.
Vraag 9
Bent u, met ons, van mening dat een verdere daling van het vertrouwen moet worden
voorkomen en de overheid dus ook wanneer commerciële partijen plannen maken, het verstandig
is direct te laten weten dat de rijksoverheid niet voornemens is extra lasten af te
wentelen op het aardbevingsgebied?
Antwoord 9
Ik ben het ermee eens dat afname van vertrouwen moet worden voorkomen, en daarom is
actieve betrokkenheid van bewoners bij de energietransitie essentieel. In het bijzonder
voor Groningen geldt dat de inzet van het kabinet is om er voor te zorgen dat het
vertrouwen in de overheid herstelt.
Mensen in het gaswinningsgebied hebben onevenredig de lasten moeten dragen van 60
jaar gaswinning in Groningen. De overheid heeft te laat gehandeld naar de signalen
van bewoners waardoor mensen onnodig hebben geleden onder aardbevingen.
In het Klimaatakkoord hebben we afgesproken dat de medeoverheden het voortouw nemen
in het inpassen van de opwek van ten minste 35 TWh aan grootschalig hernieuwbaar op
land. De afspraken over de uitrol van hernieuwbare energie zijn, in samenspraak met
verschillende stakeholders (in het bijzonder bewoners), een afweging tussen draagvlak,
impact op het elektriciteitsnet, en ruimtelijke inpassing en zijn vastgelegd in de
RES 1.0. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor het verlenen van de benodigde
vergunningen. Het is aan de decentrale overheden om de plannen van (commerciële) partijen
– ook die niet binnen de RES-zoekgebieden vallen – te beoordelen.
Vraag 10
In hoeverre kan bij de door u voorgestelde participatie bij zonne- en windenergie
op land ook nee gezegd worden tegen de plaatsing van hoge windmolens?
Antwoord 10
Participatie is bij uitstek geschikt om – binnen de zoekgebieden en de gemaakte afspraken
over op te wekken duurzame energie – met bewoners te bespreken wat voor de omgeving
belangrijke waarden zijn die meewegen bij de inpassing van de energie opwek. Hoge
windmolens wekken meer elektriciteit op dan kleine windmolens. Een 'nee' tegen een
hoge windmolen kan ertoe leiden dat er meerdere kleine windmolens geplaatst dienen
te worden om de zelfde energie productie te halen – dit wordt dan besproken in het
participatieproces.
Ik ben mij ervan bewust dat een participatieproces, hoe zorgvuldig ook, nog steeds
kan leiden tot keuzes waar niet iedere deelnemer achter staat. Op dat moment kan een
burger gebruik maken van rechtsbescherming.
Vraag 11
Welke stappen heeft u gezet nadat de Raad van State voor een windpark bij Delfzijl
heeft uitgesproken dat het kabinet ten onrechte geen rekening houdt met milieueffecten?
Klopt het dat er vertraging is ontstaan bij het komen tot nieuwe normen? Zo ja, moet
er in de tussentijd een pas op de plaats worden gemaakt met het maken van nieuwe plannen?
Antwoord 11
Bij brief van 6 juli 2021 (Kamerstuk 33 612, nr. 76) is uw Kamer geïnformeerd over de gevolgen van de uitspraak van de Raad van State
van 30 juni 2021 (ECLI;NL:RVS:2021:1395) over de milieubeoordeling voor windturbinenormen.
In de uitspraak oordeelt de Raad van State dat de algemene regels voor windturbines
in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) en de bijbehorende Activiteitenregeling
milieubeheer (Arm) voor windturbineparken (windturbinebepalingen) buiten toepassing
moeten worden gelaten. Voor deze algemene regels had op grond van EU-recht een planmilieueffectrapport
(planmer) moeten worden gemaakt.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat stelt momenteel algemene regels
op basis van een plan-MER op.
In afwachting van de nieuwe milieubepalingen blijft het mogelijk om nieuwe windparken
te realiseren. Voor nieuwe windturbineparken kan het bevoegd gezag op basis van een
lokale milieubeoordeling milieuvoorschriften opnemen in de omgevingsvergunning milieu
en het bestemmings- of omgevingsplan om milieubescherming te bieden voor omwonenden.
De normen moeten een actuele, deugdelijke, op zichzelf staande en op de aan de orde
zijnde situatie toegesneden motivering hebben. Bij Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding
en Windpark Karolinapolder heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
dit getoetst en geoordeeld dat dit inderdaad het geval is. Hierover is uw Kamer geïnformeerd
op 8 september 2023. Zoals aangegeven is het niet nodig om pas op de plaats te maken
bij het realiseren van nieuwe windparken.
Vraag 12
Hoe geeft u uitvoering aan de motie-Leijten/Erkens over het maken van afspraken over
de plaatsing van nieuwe windmolens, waaronder afspraken over strenge minimumafstands-normen
(Kamerstuk 32 813, nr. 985)?
Antwoord 12
Bij brief van 6 juli 2022 (Kamerstuk 32 813, nr. 1085) en bij brief van 8 september 2023 (kenmerk 2023Z13559) is uw Kamer geïnformeerd over de uitvoering van de motie Leijten/Erkens. In de motie
is verzocht te onderzoeken of een afstandsnorm van 4x tiphoogte (Deense norm) tijdelijk
toegepast kan worden. Het is vanwege strijdigheid met de Europese richtlijn voor strategische
milieubeoordeling (smb-richtlijn) echter niet toegestaan om – vooruitlopend op de
plan-m.e.r. en AMvB-procedure – vanuit het Rijk algemene of tijdelijke regels te geven
voor nieuw te realiseren windparken zonder het uitvoeren van een plan-m.e.r. Ook voor
afspraken met decentrale overheden die voorzien in een afstandsnorm kan geoordeeld
worden dat deze in strijd zijn met de smb-richtlijn als er geen plan-m.e.r. voor is
uitgevoerd. Naar aanleiding van de motie Leijten/Erkens is de afstandsnorm van 4x
tiphoogte meegenomen in de plan-m.e.r.-procedure. Totdat nieuwe landelijke milieunormen
zijn vastgesteld kunnen decentrale overheden per windpark milieuvoorschriften in de
omgevingsvergunning opnemen. De voorbereiding daarvan gebeurt in een zorgvuldig proces
op basis van een lokale milieubeoordeling. Daarbij helpt het onderling delen van kennis
en werkwijzen om elkaar te ondersteunen, te leren van elkaar en uniformiteit te bevorderen.
Het Rijk ondersteunt gemeenten hierbij. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.A.A. Jetten, minister voor Klimaat en Energie
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.