Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg inzake ontwerpregeling specifieke uitkering woningbouw op korte termijn door bovenplanse infrastructuur (Kamerstuk 36200-A-76)
36 410 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2024
Nr. 6
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 19 september 2023
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een vraag en opmerking
voorgelegd aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 12 juni
2023 over de ontwerpregeling specifieke uitkering woningbouw op korte termijn door
bovenplanse infrastructuur (Kamerstuk 36 200 A, nr. 76)
De vragen en opmerkingen zijn op 7 september 2023 aan de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 18 september 2023 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, T. de Groot
Adjunct-griffier van de commissie, Meedendorp
Vraag vanuit de fractie en reactie van de bewindspersoon
D66-fractie
De leden van de D66-fractie lezen in «Artikel 7. Afwijzingsgronden» dat een aanvraag
gedeeltelijk, dan wel in zijn geheel, afgewezen kan worden wanneer het aantal op de
woningbouwlocatie te realiseren betaalbare woningen minder is dan vijftig procent.
Deze leden onderstrepen het belang van betaalbare woningen op nieuwbouwlocaties en
zijn derhalve benieuwd naar de overweging om het percentage op vijftig procent van
het totaal vast te zetten. Waarom is er niet voor gekozen om dit in lijn te brengen
met de landelijke doelstelling, waarbij van alle nieuwbouwwoningen twee derde in de
categorie «betaalbaar» moet vallen? Hoe draagt deze regeling bij aan die doelstelling?
In het programma Woningbouw1 van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) staat het streven
naar ten minste twee derde betaalbare huur- en koopwoningen van alle nieuwbouwwoningen.
Dat streven geldt op regionale schaal. In de regionale woondeals zijn afspraken gemaakt
met regio en gemeenten over de te bouwen aantallen woningen en de betaalbaarheidssegmenten.
Dit om aan te sluiten bij de grote behoefte aan betaalbare woningen.
Zoals is opgenomen in het programma Woningbouw betekent het streven naar ten minste
twee derde betaalbare woningen bij nieuwbouw niet dat ieder bouwproject op deze wijze
hoeft te worden ingevuld.
De woningbouwprogrammering is per locatie in eerste plaats afhankelijk van het volkshuisvestelijk
beleid, de huidige samenstelling van de woningvoorraad en opgaven die per gemeente
en binnen de gemeente van wijk tot wijk en buurt tot buurt kunnen verschillen. Hierbij
speelt ook de gebiedsontwikkeling een grote rol; op de ene locatie kan makkelijker
een groter aandeel betaalbare woningen worden gerealiseerd dan op de andere locatie.
Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met de verdeling van grondeigendom, of maatregelen
die moeten worden genomen om locaties beschikbaar en geschikt voor woningbouw te maken.
De regeling verplicht de gemeenten die financiële middelen ontvangen via deze regeling
om minimaal 50% van de woningen in het betaalbare segment te realiseren op de specifieke
woningbouwlocaties genoemd in (de bijlage bij) de regeling. Zo waarborgt het kabinet
enerzijds een snelle ontwikkeling van de locaties en anderzijds voldoende betaalbare
woningen. Tegelijkertijd bieden we gemeenten de ruimte om de woningbouwprogrammering
op een lokaal juiste manier in te vullen, rekening houdend met de financiële en ruimtelijke
opgaven van de gemeenten.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
T.C. (Tjeerd) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
M. Meedendorp, adjunct-griffier