Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van den Berg over het bericht ‘Minder extra opleidingsplekken voor GZ-psychologen dan gehoopt: ‘Hiermee gaan wij de wachtlijsten niet wegwerken’’
Vragen van het lid Van den Berg (CDA) aan de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het bericht «Minder extra opleidingsplekken voor GZ-psychologen dan gehoopt: «Hiermee gaan wij de wachtlijsten niet wegwerken»» (ingezonden 19 juli 2023).
Antwoord van Minister Helder (Langdurige Zorg en Sport) (ontvangen 12 september 2023).
Vraag 1
Bent u bekend met het artikel «Minder extra opleidingsplekken voor gezondheidszorg
(GZ) psychologen dan gehoopt: «Hiermee gaan wij de wachtlijsten niet wegwerken»»?1
Antwoord 1
Als Minister voor Langdurige Zorg en Sport vallen de medische vervolgopleidingen binnen
de GGZ-sector binnen mijn portefeuille. Ik zal de verdere beantwoording van de vragen
dan ook voor mijn rekening nemen. Wat betreft uw vraag: ja, ik ben bekend met het
bericht.
Vraag 2
Wat vindt u van dit artikel?
Antwoord 2
Ik kan mij niet vinden in het beeld dat er geen gewogen besluit is genomen en dat
er geen rekening is gehouden met het feit dat er sprake is van een groeiende zorgvraag.
Het Capaciteitsorgaan heeft drie scenario’s uitgewerkt. Er is gekozen voor het scenario
waar wel de groeiende zorgvraag wordt meegenomen, maar niet wordt meegegaan in de
extra kwaliteitswens van de sector om de masterpsychologen die middels taakherschikking
een deel van de taken van GZ-psychologen hebben overgenomen, op te leiden tot GZ-psycholoog.
In het rapport van het Capaciteitsorgaan wordt dit verticale substitutie genoemd.
De belangrijkste overwegingen hiervoor zijn:
a. De noodzakelijkheid van de verticale substitutie moet worden bezien in het licht van
het landelijk kwaliteitsstatuut GGZ, omdat er op wordt vertrouwd dat de taken voor
masterpsychologen passend zijn bij de kwaliteitseisen die in het dit kwaliteitsstatuut
zijn geformuleerd. In het kwaliteitsstatuut worden kwaliteitseisen gesteld aan de
regiebehandelaren. De masterpsycholoog is conform het landelijk kwaliteitsstatuut
GGZ weliswaar niet inzetbaar als regiebehandelaar, maar wel als (mede)behandelaar,
net als vele andere disciplines binnen de ggz. Werkgevers zijn binnen de kaders van
het landelijk kwaliteitsstatuut GGZ verantwoordelijk voor de verhoudingen waarbinnen
zij functies en disciplines willen inzetten. De taakverdeling waarbij masterpsychologen
worden in gezet in de diagnostiekfase, psycho-educatie, E-health en gestandaardiseerde
behandeling vindt al jaren plaats en is passend bij de kwaliteitseisen die geformuleerd
zijn in het kwaliteitsstatuut GGZ. Als er extra kwaliteitseisen worden gesteld aan
(mede)behandelaren zou dit daarin zijn beslag moeten krijgen en niet in een taakverschuiving
middels verticale substitutie via een extra opleiding.
b. Overnemen van het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan strookt niet met de IZA-afspraken
die betrekking hebben op de verdere ontwikkeling van taakherschikking. De ambitie
zoals in het Integraal zorgakkoord (IZA) staat verwoord is om de zorg voor iedereen
toegankelijk, kwalitatief goed en betaalbaar te houden. Het IZA zet in op taakherschikking,
inhoudende dat taken breed in de organisatie worden toevertrouwd op basis van competenties
en bekwaamheid in plaats van enkel het opleidingsniveau. Volgen van het voorkeursadvies
kan tot het onwenselijke gevolg leiden dat de taakherschikking die heeft plaatsgevonden
in de afgelopen periode wordt teruggedraaid. Overigens moet taakherschikking binnen
de GGZ breder worden bezien en niet alleen binnen de verhouding masterpsycholoog en
GZ-psycholoog. Verschillende taken die op dit moment worden uitgevoerd door de masterpsycholoog
kunnen mogelijk belegd worden bij HBO-psychologen, GGZ-agogen, en Sociaal Psychiatrische
Verpleegkundigen.
c. Er is geen financiële ruimte in het budgettaire kader van de vervolgopleidingen om
het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan te volgen. Het gaat om meer dan een
verdubbeling van het voorkeursadvies dat in 2020 is afgegeven (920 extra instroomplekken
door verticale substitutie). Met het IZA zijn de budgettaire kaders voor de curatieve
GGZ voor de komende vier jaar vastgelegd. Dit is een resultante van de vastgelegde
afspraken. Het voorkeursadvies van het Capaciteitsorgaan is hier geen onderdeel van.
Ik beschouw de wens van de beroepsorganisatie voor verticale substitutie als wens
voor een extra kwaliteitsimpuls en een directe intensivering op die afspraken. Hier
zou formeel gezien een extensivering binnen het kader tegenover moeten staan, hetgeen
de druk op de zorg zou vergroten. De voorgestelde verticale substitutie zal hoogstwaarschijnlijk
kostenverhogend gaan werken en daarmee de toegankelijkheid van de zorg juist verder
onder druk zetten.
Vraag 3
Deelt u de de stellingname dat minder opleidingsplaatsen voor GZ-psychologen ervoor
zorgen dat wachtlijsten in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) niet worden weggewerkt?
Waarom wel of waarom niet?
Antwoord 3
Bij een gelijkblijvend financieel kader voor de geestelijke gezondheidszorg, zoals
is afgesproken binnen het IZA, zal het aanbieden van opleidingsplaatsen niet leiden
tot reductie van de wachtlijsten. Het aanbieden van vervolgopleidingen heeft ook niet
als doel om wachtlijsten te reduceren. Belangrijker is dat de ingezette taakherschikking
wordt benut, zodat alle professionals zo optimaal mogelijk worden ingezet, ook de
masterpsychologen.
De afgelopen jaren is al fors aanvullend geïnvesteerd in het opleiden van GZ-psychologen:
het aantal werkzame GZ-psychologen is de afgelopen jaren met 13% toegenomen. Ook per
2024 worden er 965 opleidingsplaatsen beschikbaar gesteld. Dit is een groei van 16%
ten opzichte van het huidige aantal opleidingsplaatsen voor 2023. En ook de komende
jaren komen steeds meer GZ-psychologen op de arbeidsmarkt als gevolg van deze geïntensiveerde
opleidingsinspanningen. Ten aanzien van de wens van de sector om daarnaast nog 920
extra instroomplekken beschikbaar te stellen ten behoeve van verticale substitutie
is de verwachting niet dat dit leidt tot verdere reductie van de wachtlijsten, er
komen immers geen arbeidskrachten bij.
Vraag 4
Kunt u aangeven waarom u het advies van het capaciteitsorgaan ten aanzien van de groei
van het aantal opleidingsplaatsen voor diverse sectoren niet volgt?
Antwoord 4
Zie antwoord bij vragen 2 en 3.
Vraag 5
Bent u bekend met het gegeven dat in het kwaliteitsstatuut GGZ is geregeld dat alleen
Beroepen in de Induviduele Gezondheidszorg (BIG)-geregistreerde zorgprofessionals
mogen indiceren?
Antwoord 5
Ja, het is mij als Minister voor Langdurige Zorg en Sport bekend dat sinds de invoering
van het Model kwaliteitsstatuut ggz (1 jan 2017) en haar opvolger het Landelijk kwaliteitsstatuut
ggz voor alle aanbieders van «geneeskundige ggz», dat alleen BIG-geregistreerde professionals
mogen indiceren. Dit betreft een kwaliteitsnorm die zorgverzekeraars, werkgevers en
patiëntenorganisaties gezamenlijk hebben bepaald. «Indiceren» is geen voorbehouden
handeling in de Wet BIG. Overigens niet alle BIG beroepen mogen in de GGZ indiceren.
Verpleegkundigen en paramedische functies binnen de ggz mogen ook niet indiceren.
Deze taak is belegd bij de (indicerende) regiebehandelaren. Masterpsychologen konden
daarvoor en nu nog steeds wel delen van de behandeling uitvoeren onder toezicht van
regiebehandelaren.
Vraag 6
Bent u bekend met het feit dat dit betekent dat masterpsychologen alleen onder supervisie
van een BIG-geregistreerde psycholoog mogen werken?
Antwoord 6
De term «onder supervisie» beperkt zich tot GZ-psychologen in opleiding (GIOS) en
deze worden niet als medebehandelaar gezien. Masterpsychologen en/of andere disciplines
die niet in opleiding zijn, zijn wel gehouden om hun deskundigheid en bekwaamheid
op peil te houden dan wel uit te breiden, zodanig dat zij voldoen aan de eisen die
in redelijkheid aan hem als hulpverlener mogen worden gesteld. Intervisie en supervisie
zijn hierbij essentiële instrumenten.
Vraag 7
Klopt het dat er procentueel veel opleidingsplaatsen zijn toegewezen aan vrijgevestigde
GGZ-praktijken? Waarom is dit?
Antwoord 7
De opleidingsplaatsen worden verdeeld naar sector op basis van een verdeelsleutel
die is uitgewerkt door het Capaciteitsorgaan. De verdeelsleutel is gekoppeld aan meerdere
parameters. Een belangrijke factor is de toekomstige ontwikkeling van de zorgvraag.
Hierbij wordt gekeken naar waar de zorgvragen binnen komen en hoeveel GZ-psychologen
daar werkzaam dienen te zijn. Vrijgevestigde GGZ praktijken worden door het Capaciteitsorgaan
als een eigen sector gezien. De vrijgevestigde GGZ praktijken hebben minder aanvragen
voor opleidingsplaatsen ingediend en deze konden daardoor allen worden gehonoreerd.
Het is zo dat de grote GGZ-instellingen meer aanvragen hebben ingediend dan waar ze
op basis van de verdeelsleutel aanspraak op konden maken. Deze aanvragen zijn niet
allemaal gehonoreerd, en daardoor kregen zij procentueel minder toegewezen, maar ze
zijn nog steeds de grootste opleiders.
Vraag 8
Klopt het dat hier relatief meer ongecontracteerde zorg en relatief veel lichte zorg
wordt aangeboden?
Antwoord 8
Er is een verband tussen de grootte van de aanbieder en de contractstatus: hoe kleiner,
hoe vaker niet-gecontracteerd. Hierover is de kamer geïnformeerd op 6 januari 2022,
naar aanleiding van de monitor Vektis niet gecontracteerde ggz 2016–2019. De belangrijkste
conclusie van deze monitor was dat de omvang van de totale kosten van de niet gecontracteerde
zorg zich in 2019 stabiliseert op 8%.
Of zelfstandigen relatief lichte zorg leveren durf ik geen uitspraak over te doen.
In het algemeen bieden zelfstandigen geen crisishulpverlening en geen intensieve klinische
zorg.
Uit een onderzoek van Significant2 op basis van gesprekken met zorgaanbieders en zorgverzekeraars, komt naar voren dat
de verschillen in kosten lijken te worden veroorzaakt door de keuzes die zorgaanbieders
zelf maken in het behandelaanbod, de (complexiteit van de) doelgroep die de zorgaanbieder
in behandeling heeft, en de wijze waarop de zorgaanbieder is georganiseerd.
In zijn algemeenheid lijken niet-gecontracteerde zorgaanbieders en kleinere zorgaanbieders
met een contract zich op een meer afgebakende doelgroep te richten met minder complexe
zorgvragen. De grotere gecontracteerde zorgaanbieders richten zich op een breed palet
van eenvoudige tot complexe zorgvragen en bijzondere doelgroepen. Daarbij maken zorgaanbieders
binnen het kwaliteitsstatuut eigen afwegingen over de in te zetten deskundigheidsmix.
Vraag 9
Bent u bereid deze vragen voor de begrotingsbehandeling te beantwoorden?
Antwoord 9
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. Helder, minister voor Langdurige Zorg en Sport
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.