Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van Haga over nieuwe Europese wetgeving die de zoektocht naar vermiste kinderen bemoeilijkt
Vragen van het lid Van Haga (Groep Van Haga) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over nieuwe Europese wetgeving die zoektocht naar vermiste kinderen bemoeilijkt (ingezonden 16 juni 2023).
Antwoord van Minister Yeşilgöz-Zegerius (Justitie en Veiligheid) (ontvangen 21 juli
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 3183.
Vraag 1
Bent u bekend met de berichtgeving dat Amber Alert de noodklok luidt naar aanleiding
van nieuwe Europese wetgeving over kunstmatige intelligentie?1
Antwoord 1
Ja. Om verwarring te voorkomen hecht ik eraan u erop te wijzen dat de werkzaamheden
uitgevoerd door de in de berichtgeving genoemde Stichting AMBER Alert Europe volledig
los staan van de door de politie ingezette alerteringsmethode Amber Alert.
Vraag 2
Begrijpt u de problemen die Amber Alert ziet in de AI Act die de zoektocht naar vermiste
kinderen mogelijk bemoeilijkt?
Antwoord 2
Aanleiding voor de zorgen van AMBER Alert EEU is de op 14 juni jl. vastgestelde positie
van het Europees parlement (EP) ten aanzien van het voorstel voor een EU-verordening
inzake artificiële intelligentie (hierna: de conceptverordening) dat de Europese Commissie
(EC) op 21 april 2021 presenteerde. De Raad van de Europese Unie (Raad) heeft haar
positie ten aanzien van de concept AI-verordening in december 2022 vastgesteld. Op
basis van de verschillende standpunten beginnen de EC, de Raad en het EP aan de onderhandelingen
(de trilogen) die uiteindelijk moeten leiden tot een verordening die in de hele Europese
Unie (EU) van kracht is.
De EC heeft in de conceptverordening een voorstel gedaan voor een bepaling waarin
het gebruik van biometrische identificatie wordt gereguleerd. Het betreft onder andere
een verbod op de toepassing van realtime gezichtsherkenningstechnologie in de publieke
ruimte door de rechtshandhaving. De EC houdt daarbij wel rekening met het bijzondere
belang van de rechtshandhaving en voorziet daarom in een aantal uitzonderingen op
het verbod.
Het EP wil de inzet van realtime gezichtsherkenning in de openbare ruimte echter volledig
verbieden, zo blijkt uit de tekst die zij op 14 juni jl. presenteerde. Een dergelijk
totaalverbod acht het kabinet onwenselijk. Ondanks dat de inzet van dergelijke technologie
ingrijpend is, kunnen er zich situaties voordoen waarin realtime biometrische identificatie
door de rechtshandhaving geoorloofd zou moeten zijn. Het kan dan bijvoorbeeld gaan
om de inzet ter voorkoming van een misdrijf tegen het leven of een terroristische
aanslag wanneer sprake is van een directe dreiging, maar ook -zoals de stichting AMBER
Alert in haar brief aangeeft – om de zoektocht naar vermiste kinderen als de vermissing
urgent is. Om effectief te kunnen zijn en blijven in de uitvoering van haar taken
moet de politie in uitzonderlijke gevallen gebruik kunnen maken van dergelijke nieuwe
technologieën.
In de brief over het gebruik van gezichtsherkenning, wordt nader ingegaan op de conceptverordening
en het bestaande juridisch kader. Uw Kamer zal deze brief in het najaar van 2023 ontvangen.
Vraag 3
Hoe kijkt u naar het morele dilemma bij het gebruik van kunstmatige intelligentie
voor de zoektocht naar vermiste kinderen?
Antwoord 3
Het is zaak om binnen het spanningsveld tussen de eerbiediging van grondrechten en
rechtshandhaving een evenwicht te bewaren bij het inzetten van nieuwe technologische
ontwikkelingen voor rechtshandhaving. Ook moet een overheidshandeling evenredig zijn
aan het belang dat daarmee wordt gediend, en moet daarvan worden afgezien indien het
doel dat wordt beoogd ook langs een andere weg met minder ingrijpende middelen kan
worden bereikt.
Zoals benoemd in vraag 2, is het kabinet geen voorstander van het volledig verbieden
van real-time gezichtsherkenningstechnologie in de openbare ruimte. Het kabinet spant
zich in ervoor in dat de conceptverordening voorziet in beperkte uitzonderingen op
het verbod voor de rechtshandhaving om, in specifieke afgebakende gevallen waar sprake
is van een directe dreiging, real-time biometrische identificatie te kunnen gebruiken.
Deze uitzondering zou dan in specifieke gevallen kunnen worden gebruikt voor de zoektocht
naar vermiste kinderen. Tegelijkertijd heeft het kabinet oog voor zorgen met betrekking
tot de mogelijke inbreuk op grondrechten van burgers die inzet van gezichtsherkenningstechnologie
tot gevolg zou kunnen hebben. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord niet voor niets
staan dat gezichtsherkenning alleen mag worden toegepast met strenge wettelijke afbakening
en controle. De uitzonderingen in de conceptverordening moeten om die reden niet te
ruim zijn. In de brief die uw Kamer ontvangt wordt hier nader op ingegaan.
Vraag 4
Bent u bereid om er in Brussel voor te zorgen dat deze wetgeving er niet door komt?
Kunt u hier gedetailleerd op reageren?
Antwoord 4
Zoals uitgelegd, is in het Raadsakkoord een verbod met uitzonderingen voorzien. Het
kabinet zal zich de komende tijd in nauwe samenwerkingen met andere lidstaten en het
voorzitterschap van de Raad hard maken voor een gebalanceerde tekst waarbij enerzijds
rekening wordt gehouden met de impact van real time biometrische identificatiesystemen
in de openbare ruimte en anderzijds met het belang van rechtshandhaving. De ambitie
van de Raad is om voor het einde van 2023 tot een politiek akkoord te komen, zodat
de verordening daarna formeel kan worden vastgesteld.
Vraag 5
Wat is uw mening over de oproep die gedaan is in het programma AvondGasten Europa
over het gebruik van Amber Alert in heel Europa?
Antwoord 5
Landen in Europa zijn zelf verantwoordelijk voor het verspreiden van vermist-kind-berichten,
ook die op verzoek van een ander land. Zij toetsen daarbij aan hun eigen wettelijk
kader en de manier waarop zij hun procedures hebben ingericht. Het rechtstreeks delen
van vermist-kind-berichten uit het ene land met partijen in een ander land is daarom
niet wenselijk. Indien de Nederlandse politie het zinvol vindt een vermist-kind-bericht
ook internationaal te verspreiden, wordt het bericht doorgegeven via de desbetreffende
buitenlandse of internationale opsporingsinstanties. Dit gebeurt in de vorm van een
rechtshulpverzoek op basis van de geldende regels en verdragen, de buitenlandse of
internationale instanties zijn er vervolgens zelf voor verantwoordelijk een vermist-kind-bericht
in te zetten via de in dat land geldende procedures en het aldaar beschikbare alerteringssysteem.
Welk alarmeringssysteem wordt gebruikt in de verschillende landen staat los van het
doorgeven van alerteringen aan het buitenland.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D. Yesilgöz-Zegerius, minister van Justitie en Veiligheid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.