Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Kuiken en De Hoop over de prijsverhogingen in het openbaar vervoer
Vragen van de leden Kuiken (PvdA) en De Hoop (PvdA) aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de prijsverhogingen in het openbaar vervoer (ingezonden 15 juni 2023).
Antwoord van Staatssecretaris Heijnen (Infrastructuur en Waterstaat) (ontvangen 17 juli
2023).
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Reizigers de pineut: regionaal vervoer dreigt
11 procent duurder te worden»1 en het bericht «Stads- en streekvervoer: tariefverhoging van 11,3% niet nodig als
Rijk bijspringt»?2
Antwoord 1
Ja, ik heb kennisgenomen van de berichten.
Vraag 2
Bent u het met ons eens dat betaalbaar openbaar vervoer, zeker in de regio, van groot
belang is voor de bereikbaarheid van dorpen en steden voor grote groepen Nederlanders?
Antwoord 2
Ik ben het met u eens dat betaalbaar openbaar vervoer van belang is voor de bereikbaarheid
van Nederland. Ik verwacht dan ook dat ook de verantwoordelijke decentrale overheden
en hun vervoerders zich maximaal inzetten voor betaalbaar en voldoende stads- en streekvervoer.
Vraag 3
Vindt u dat door de prijsverhoging de toegankelijkheid van het openbaar vervoer verder
onder druk komt te staan?
Antwoord 3
Ik herken dat prijsstijgingen in het OV voor sommige reizigers mogelijk zorgen voor
een toenemende financiële druk. Daarbij kunnen hogere tarieven een drempel vormen
voor OV-gebruik. Ik heb echter geen rol of instrumenten bij het vaststellen van tarieven
in het regionaal openbaar vervoer, deze ligt bij de decentrale overheden. Om de toegankelijkheid
van het OV te waarborgen bied ik dit jaar met het transitievangnet de sector 150 miljoen
om te zorgen voor voldoende OV-aanbod. Ten aanzien van de verwachte prijsontwikkelingen
is het van belang te benoemen dat de OV-sector deze inkomsten hard nodig heeft om
de reizigers goed te kunnen bedienen en voldoende OV te bieden.
Vraag 4
Bent u met het ons eens dat de prijsverhoging in combinatie met het schrappen van
steeds meer openbaar vervoerverbindingen3 leidt tot een spiraal van verschralende openbaar vervoersverbindingen?
Antwoord 4
Ik spreek met de sector met enige regelmaat over betaalbaar en voldoende OV en mogelijkheden
om de aantrekkelijkheid te kunnen vergroten. Ik heb uw Kamer op 21 april jl. hierover
geïnformeerd4.
Decentrale overheden en hun vervoerders spannen zich in om te zorgen voor de beschikbaarheid
van voldoende en betrouwbaar regionaal openbaar vervoer. Daarbij hebben ze ook in
2023 nog te maken met reizigersaantallen die gemiddeld lager zijn dan in 2019 met
ander reisgedrag (over de dag en over de week). Om de sector de gelegenheid te geven
om zich tijdig aan te passen en te zorgen dat er voldoende openbaar vervoer is, is
er in NOVB-verband een afspraak gemaakt voor een gezamenlijk transitievangnet. Ik
heb daartoe 150 miljoen euro toegezegd.
Voor de periode na 2023 herken ik de zorgen ten aanzien van het voorzieningenniveau.
In dat kader werk ik momenteel aan de invulling van de motie Slootweg en Kuiken5. Ik zie ook dat decentrale overheden de manier waarop ze voor vervoer zorgen innoveren,
bijvoorbeeld door te zoeken naar integratie van openbaar- en doelgroepenvervoer. Regionaal
maatwerk is nodig omdat de situatie in de verschillende OV-concessiegebieden verschilt.
Wat betreft de bereikbaarheid zijn met name in dunbevolkte gebieden innovatieve oplossingen
nodig als alternatief voor de klassieke lijnbus. Ik vind het belangrijk dat dit soort
innovaties plaatsvinden om de benodigde bereikbaarheid van mensen te waarborgen. Mijn
beeld is dat dat op veel plekken ook gebeurt. De mobiliteitscentrale van Zeeland en
TwentsFlex zijn goede en betaalbare voorbeelden. Het is aan de regio – provincies
en gemeenten samen – om dergelijk maatwerk te organiseren. Ik denk daarbij mee in
het wegnemen van eventuele belemmeringen in de regelgeving. Ik hecht er waarde aan
te benoemen dat vervoerders ook essentiële puzzelstukken in handen hebben, onder andere
door het aantrekken van voldoende personeel om te komen tot volwaardige dienstregelingen.
Vraag 5
Wat doet u om deze neerwaartse spiraal te keren?
Antwoord 5
Om het voorzieningenniveau in 2023 op peil te houden, kan de sector gebruik maken
van een gezamenlijk transitievangnet. Het Rijk draagt daar € 150 miljoen aan bij.
Voor de periode na 2023 ben ik in gesprek met alle betrokkenen. In het kabinet en
met verantwoordelijke partijen (decentrale overheden en regionale vervoerders) werk
ik aan de invulling van de motie Slootweg en Kuiken6.
Vraag 6
Hoe staat u tegenover experimenten om het openbaar vervoer (OV) juist goedkoper te
maken voor bepaalde groepen, om zo het gebruik van het OV te stimuleren en de neerwaartse
spiraal van verdwijnende verbindingen te doorbreken?
Antwoord 6
Experimenteren met gratis of goedkoop OV voor doelgroepen is mogelijk. Ik ken bijvoorbeeld
de initiatieven van gemeenten die OV gratis of goedkoop ter beschikking stellen aan
minima. Dat doen zij vanuit hun verantwoordelijkheid voor het minimabeleid en daarbij
maken zij hun eigen, lokale afwegingen. In veel gemeenten is hier al ruime ervaring
mee en de lessen daaruit zijn in het verleden al regelmatig onderzocht. Het Kennisinstituut
voor Mobiliteitsbeleid7 heeft daarover vorig jaar gerapporteerd. Ik volg deze voorbeelden met belangstelling.
Vraag 7
Bent u voornemens om de prijsverhoging te voorkomen in het kader van de toegankelijkheid
van het openbaar vervoer, met de uitspraak van de Tweede Kamer van afgelopen week8 in het achterhoofd?
Antwoord 7
Ik heb geen rol of instrumenten bij het vaststellen van tarieven in het regionaal
openbaar vervoer en kan deze dus ook niet voorkomen. De indexatie van vervoersbewijzen
voor het stads- en streekvervoer komen jaarlijks tot stand dankzij een vaste meetmethodiek
en weging van de loon-, energie- en inflatieontwikkeling. Deze meting wordt uitgevoerd
door de verantwoordelijke decentrale overheden.
Zoals ook aangegeven in het antwoord op de vragen 4 en 5 werk ik in het kabinet en
met verantwoordelijke partijen (decentrale overheden en regionale vervoerders) aan
de invulling van de motie Slootweg en Kuiken om met name de regionale bereikbaarheid
per openbaar vervoer te verbeteren.9 Ik spreek daarbij bijvoorbeeld ook over betaalbaar OV en op die manier de bereikbaarheid
voor mensen te vergroten.
Vraag 8
Welke maatregelen zijn er mogelijk om het OV in stand te houden zonder de tarieven
te hoeven verhogen?
Antwoord 8
Samen met de sector wordt gekeken naar de aantrekkelijkheid van ons OV en wordt ingezet
op het winnen van extra reizigers. Daarbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan nieuwe (goedkope)
proposities voor reizigers en mogelijkheden voor tariefdifferentiatie. Regionale voorbeelden
van tariefacties zijn gratis of goedkoop OV voor doelgroepen (kinderen, WMO, ouderen,
etc.). Door middel van tariefdifferentiatie kunnen reizigers ook bewogen worden naar
rustigere reismomenten, waardoor de vervoerder de personeel- en materieelinzet niet
hoeft de baseren op de hoge pieken zodat zij kosten kan besparen.
Tegelijkertijd moeten we ook realistisch blijven en erkennen dat er een algehele kostenstijging
heeft plaatsgevonden. Die geldt dan logischerwijs ook voor het OV. Vervoerders worden
immers ook geconfronteerd met hogere kosten voor bijvoorbeeld energie of personeelskosten
die gecompenseerd moeten worden in de inkomsten van deze bedrijven om financieel gezond
te blijven en de dienstverlening te kunnen borgen. In het hypothetische geval dat
zij deze kostenstijging in het geheel niet zouden mogen doorberekenen in de tarieven,
zouden zij óf het OV-aanbod verder moeten afschalen óf de decentrale opdrachtgevers
zouden hun subsidies moeten verhogen.
Vraag 9
Wordt er door u gekeken naar hoe men dit in andere landen voor elkaar krijgt?
Antwoord 9
Ik neem regelmatig kennis van OV-ontwikkelingen in het buitenland, zo ook over speciale
(goedkope) proposities voor reizigers. Ik neem deze ter inspiratie mee in de gesprekken
die ik heb met vervoerders en decentrale overheden. Naast de speciale (goedkope) proposities
zie je over de grens ook prijsstijgingen op reguliere vervoersbewijzen als gevolg
van de inflatie en algehele prijsstijgingen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.