Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Azarkan over de Zuidas die meebeslist over docenten en inhoud van het universitair onderwijs over direct belastingen.
Vragen van het lid Azarkan (DENK) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Zuidas die meebeslist over docenten en inhoud van het universitair onderwijs over indirecte belastingen (ingezonden 29 maart 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 14 juli
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 2272.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de artikelen «Zuidas beslist mee over docenten en inhoud
van universitair onderwijs»1, «Minister Dijkgraaf wil uitleg over invloed Zuidas op studie fiscaal recht»2 en «VU onderzoekt invloed Zuidaskantoren en Belastingdienst op haar studie fiscaal
recht»3?
Antwoord 1
Ja.
Vraag 2
Hoe lang bestaat het door de Zuidas en de Belastingdienst gesponsorde onderwijs aan
de Vrije Universiteit (VU), de Tilburg University (UvT), de Universiteit Maastricht
(UM) en de Universiteit Leiden (UL) in de «indirecte belastingen», zoals btw, douaneheffingen
en accijnzen?
Antwoord 2
Sinds 1 januari 2008 bestaat de samenwerking tussen de Vrije Universiteit Amsterdam
(VU), Maastricht University (UM), Tilburg University (TiU), de Belastingdienst en
enkele Zuidaskantoren4 met het oog op het aanbieden van een specialisatie indirecte belastingen binnen hun
masteropleidingen fiscaal recht en/of fiscale economie. De Universiteit Leiden (LU)
neemt sinds studiejaar 2016–2017 deel aan de samenwerking. De samenwerking bestaat
uit een financiële sponsoring en het leveren van (gast)docenten. Daarnaast zijn er
enkele hoogleraren met een dubbele aanstelling bij de universiteit en een van de Zuidaskantoren.
Vraag 3
Klopt het dat de sponsoring van de Zuidas en de Belastingdienst betrekking heeft op
initieel bachelor- en masteronderwijs van deze universiteiten in de zin van de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW)?
Antwoord 3
De instellingen hebben mij laten weten dat de samenwerking en de daarbij verleende
ondersteuning in de vorm van een financiële sponsoring en het leveren van (gast)docenten
onderwijs in initiële masteropleidingen en aanbod in de postinitiële fase betreffen.
Voor TiU en de UM geldt dat er ook in het bacheloronderwijs sprake is van inzet van
gastdocenten uit het werkveld dat de sponsorbijdrage levert.
Vraag 4
Wat is de omvang van de sponsoring in financiële termen de afgelopen vijf jaar?
Antwoord 4
Ik heb de instellingen gevraagd de omvang van de sponsering inzichtelijk te maken.
De daarvoor relevante gegevens hebben zij in navolgende tabel opgenomen.
1. Jaar
2. Jaarlijks bedrag sponsorinkomsten (€)
3. Detachering «om niet» conform sponsorcontract (totaal FTE)
4. Detachering tegen korting conform contract/addendum (totaal FTE)
5. Extra detachering buiten sponsor- en contributiecontract door één van de partijen (totaal FTE met tussen haken
circa € totaalbedragen incl btw)
2018
135.000
1,2 FTE
0,2 FTE
0,2 FTE (12.500)
2019
135.000
1,4 FTE
0,2 FTE
0,4 FTE (25.000)
2020
128.750
1,4 FTE
0,3 FTE
0,4 FTE (18.750 – i.v.m. gedeelte jaar)
2021
128.750
1,6 FTE
0,3 FTE
0,2 FTE (12.500)
2022
128.750
1,4 FTE
0,3 FTE
0,2 FTE (12.500)
Deze tabel hebben zij als volgt toegelicht.
De kolom «Jaarlijks bedrag sponsorinkomsten» (2e kolom) ziet op de sponsorbijdrage
die jaarlijks totaal beschikbaar is ter verdeling over de 4 deelnemende universiteiten.
Met deze sponsorgelden wordt bijgedragen aan de onderwijskosten. Dat kan via een bijdrage
«in cash» of «in kind».
De kolom «Detachering om niet conform sponsorcontract» (3e kolom) geeft aan welke
formatie door de organisatie die als sponsors optreden om niet ter beschikking wordt
gesteld aan de 4 deelnemende universiteiten. De waarde van de detachering «om niet»
kan worden gesteld op circa € 12.500 per 0,2 FTE.
De kolom «Detachering tegen korting conform contract/addendum» (4e kolom) betreft
fte-inzet vanuit de sponsoren, waarvan de financiële waarde als onderdeel van de sponsorbijdrage
wordt beschouwd (dit mag door de sponsor als korting in mindering worden gebracht
op bijdrage «in cash»).
De kolommen 2 tot en met 4 tezamen geven de financiële waarde weer van de huidige
sponsorovereenkomst, waarbij de opgevoerde fte’s in kolommen 3 en 4 ook een financiële
waarde hebben als bijdrage «in kind».
De kolom «Extra Detachering buiten sponsor- en distributiecontract door een van de
partijen» (5e kolom) heeft betrekking op fte-inzet vanuit de sponsoren, waarvoor een
factuur naar de universiteiten wordt gestuurd. Dit is dus geen sponsorbijdrage en
ook geen bijdrage «om niet». Dit is een detachering waarvoor een vergoeding wordt
betaald door de universiteiten.
Vraag 5
Is het door de Zuidas en de Belastingdienst gesponsorde btw-onderwijs aan deze universiteiten
geaccrediteerd en wat zijn de uitkomsten van de laatste onderwijsvisitaties van dit
gesponsorde onderwijs?
Antwoord 5
De specialisatie indirecte belastingen is opgenomen in bekostigde geaccrediteerde
masteropleidingen, deze zijn geregistreerd in het Centraal Register Opleidingen Hoger
Onderwijs (CROHO) en de betreffende accreditatiebesluiten in de database NVAO. De
laatste accreditatiebesluiten van de master Fiscaal recht en Fiscale economie waren
positief. Bij de master Fiscaal recht (isat 66827) gaat het om het accreditatiebesluit
van NVAO van 31-1-2019 gegeven aan Tilburg University, de Universiteit Maastricht,
Universiteit Leiden en de Vrije Universiteit Amsterdam. Bij de master Fiscale Economie
(isat 66402) heeft het betrekking op het accreditatiebesluit van 31-05-2018.
Vraag 6
Zou u de Kamer willen informeren over de uitkomsten van het overleg met deze vier
universiteiten, dat u aan Follow The Money heeft laten weten te zullen gaan voeren?
Antwoord 6
Ja, via deze weg informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van het overleg. De betreffende
universiteiten hebben in het overleg aangegeven hun verantwoordelijkheid voor de academische
onafhankelijkheid van hun onderwijs uiterst serieus te nemen. Zij betreuren de schijn
van commerciële belangen bij de uitvoering van het onderwijs en zullen waar mogelijk
en relevant zo snel mogelijk aanvullende afspraken maken voor een transparantere samenwerking.
Een voorbeeld hiervan is een verscherping van de (verouderde) afbakening van de eerste
en derde geldstroom in de contracten met betrekking tot de samenwerkingsactiviteiten.
Deze is nog niet in lijn met de huidige vereisten. Ook is onvoldoende zichtbaar gemaakt
in de gekozen uitvoeringsconstructie dat er geen sprake is van gratis onderwijs aan
werknemers. De universiteiten zullen scherper in de afspraken regelen dat het hier
om contractonderwijs gaat dat op de geëigende wijze via de administratie van de bekostigde
master worden verwerkt. Deze procedure zal via een betere werkwijze worden ingericht
en in de overeenkomsten worden vastgelegd.
Vraag 7
Zou u in het bijzonder bij de vier universiteiten willen informeren naar de kwaliteitsaspecten
van het gesponsorde btw-onderwijs in de zin van artikel 5.12 WHW?
Antwoord 7
De specialisatie indirecte belastingen maakt bij alle betrokken universiteiten onderdeel
uit van de masteropleidingen fiscaal recht of fiscale economie. De kwaliteitszorg
ten aanzien van deze masteropleidingen vindt bij de universiteiten op dezelfde wijze
plaats als ten aanzien van hun andere masteropleidingen. De betreffende opleidingen
zijn aan de reguliere accreditatiecyclus onderworpen en de bevindingen en adviezen
die hieruit voortvloeien worden opgevolgd. De instellingen hebben mij laten weten
dat de academische onafhankelijkheid van de opleidingen is geborgd via het interne
systeem van kwaliteitszorg, waarbij de opleidingsdirecteur verantwoordelijk is voor
inhoud en kwaliteit van de opleiding, de opleidingscommissie inspraak heeft en de
examencommissie de kwaliteit van de toetsing en het eindniveau borgt. De sponsoren
functioneren in die zin als een werkveldcommissie die de opleidingsdirecteur informeel
kunnen adviseren. Het genoemde is conform kwaliteitseisen en opleidingsdirecteur en
vicedecaan onderwijs geven aan altijd regie en eindverantwoordelijkheid te houden.
Vraag 8
Bent u bereid, als de feiten daartoe aanleiding geven, om een onderzoek in te stellen
naar de invloed van de Zuidas en de Belastingdienst op het instroombeleid van studenten,
de inhoud van het curriculum, de monitoring van studenten ten behoeve van wervingsdoeleinden,
de aanstelling van docenten en de kwaliteit van de opleidingen fiscaal recht, in het
bijzonder het gesponsorde btw-onderwijs, door een commissie van deskundigen?
Antwoord 8
De opleidingen Fiscaal Recht bereiden zich momenteel voor op de visitatie in het kader
van de externe accreditatie, visitaties vinden plaats in 2023 en 2024 door onafhankelijke
panels van externe deskundigen. De master Fiscale Economie is recent door een panel
positief geëvalueerd, de accreditatieaanvraag bij de NVAO zal binnenkort plaatsvinden.
Alle aspecten die u noemt (instroombeleid, inhoud curriculum, begeleiding en monitoring
van studenten, beleid ten aanzien van inzet staf, kortom de kwaliteit van de opleidingen)
worden tijdens de visitatie door deze panels beoordeeld. Deze aspecten zijn conform
art WHW 5.12 onderdeel van de beoordeling volgens het NVAO accreditatiekader. Extra
onderzoek naast deze beoordeling in het kader van de externe accreditatie acht ik
daarom op dit moment niet nodig.
Vraag 9
Wat vindt u ervan dat parttime btw-hoogleraren, die zijn verbonden aan de Zuidas,
volgens de notulen van een vergadering van het Accent Indirecte Belastingen de discussie
over dubbele petten in de wetenschap niet serieus nemen en zelfs afdoen als ingegeven
door «politieke motieven»?
Antwoord 9
Voor zowel onderwijs als onderzoek is een goede aansluiting op behoeften van het werkveld
en de samenleving wenselijk. Zo kunnen de nevenfuncties van hoogleraren eraan bijdragen
dat zij hun kennis zoveel mogelijk kunnen toepassen in de maatschappij en daarnaast
praktijkkennis kunnen meenemen in hun onderwijs en onderzoek. Het is van belang om
transparant te zijn over hoogleraren met nevenfuncties in de wetenschap en het moet
helder zijn welke belangen zij hebben naast hun werk. Momenteel vindt er een haalbaarheidsstudie
plaats omtrent het inrichten van een landelijk register met daarin de nevenfuncties
van hoogleraren. De universiteiten hebben aangegeven de discussie over dubbele petten
serieus te nemen en ik zal het belang hiervan en van transparantie hierover, ook blijven
benadrukken. De besturen van universiteiten hebben daarbij een grote rol in het waarborgen
van de academische vrijheid en ook in het breed delen van academische waarden binnen
de instellingen.
Vraag 10
Klopt het dat drie aan het gesponsorde btw-onderwijs verbonden btw-hoogleraren allemaal
hun hoofdbaan hebben bij accounts- en belastingadvieskantoor PricewaterhouseCoopers
(hierna: PwC), en zo ja, drukt daarmee PwC niet een te zware stempel op het btw-onderwijs
en -onderzoek in Nederland?
Antwoord 10
De instellingen hebben mij laten weten dat van de 20 personen die onderwijs verzorgen
in het kader van de specialisatie indirecte belastingen drie hoogleraren werkzaam
zijn bij PricewaterhouseCoopers. Het gaat hierbij om (parttime) leerstoelen aan Tilburg
University (hierna: TiU), Universiteit Maastricht (UM) en de Vrije Universiteit Amsterdam
(VU), samen opgeteld voor 1 FTE. Van deze drie medewerkers vertrekt de hoogleraar
TiU binnen 1 jaar bij PwC en bezit de VU-hoogleraar een tijdelijke (wissel)leerstoel.
De aan PwC verbonden hoogleraren aan de VU, TiU en de UM werken samen met andere hoogleraren
en medewerkers in breed samengestelde teams van BTW-docenten.
Vraag 11
Hoeveel hoogleraren belastingrecht zijn in totaal nog verbonden aan PwC na het vertrek
van «vastgoedlobbyhoogleraar» Hein Vermeulen aan de Universiteit van Amsterdam (UvA)
vorig jaar?5
Antwoord 11
In aanvulling op antwoord 10, zijn er naast de drie hoogleraren Indirecte Belastingen
verbonden aan PwC, vijf hoogleraren op het gebied van fiscaal recht verbonden aan
PwC aan de vier universiteiten werkzaam. Per 1 juli 2023 zijn dat er vier.
Vraag 12
Wat vindt u ervan dat een van de sponsoren, belastingadvieskantoor Loyens & Loeff,
onlangs een nieuwe reclamecampagne is gestart om studenten te werven en daarbij de
«aan Loyens & Loeff verbonden hoogleraren» inzet als reclamemiddel en tentamenvoorbereiding?6
Antwoord 12
Ik ben niet bekend met de genoemde reclamecampagne. In algemene zin vind ik dat het
organiseren van masterclasses of gastcolleges voor gemotiveerde studenten een mooie
manier kan zijn om verbinding te maken tussen het onderwijs en de praktijk. Ik vind
dat het daarbij wel glashelder moet zijn voor deelnemers of dit onderdeel is van het
curriculum of dat het gaat om een extra curriculaire activiteit. Het is de verantwoordelijkheid
van zowel de hogeronderwijsinstelling als het betreffende bedrijf om hierover helder
te communiceren richting (aspirant) studenten en de verantwoordelijkheid van de betrokken
hogeronderwijsinstelling om bij onduidelijkheden hieromtrent in gesprek te gaan met
het betreffende bedrijf waarmee wordt samengewerkt.
Vraag 13
Wat is in het algemeen uw visie op vermenging van commerciële belangen met het hoger
onderwijs? Hoe borgt u dat deze commerciële belangen geen rol gaan spelen in de kwaliteit
en de inhoud van het hoger onderwijs?
Antwoord 13
Samenwerking tussen docenten, onderzoekers, het bedrijfsleven, de overheid en andere
organisaties is een belangrijk element in ons onderwijsstelsel. Het zorgt ervoor dat
wetenschappelijk onderwijs en onderzoek goed aansluiten bij maatschappelijke uitdagingen
en dat innovatie wordt gestimuleerd. Tegelijkertijd moet er geborgd worden dat er
geen vermenging van commerciële belangen plaatsvindt met de inhoud van het hoger onderwijs
en onderzoek.
Dit wordt gedaan door kaders binnen de kennisinstellingen waaronder de Verklaring
van wetenschappelijke onafhankelijkheid, de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke
Integriteit (NGWI)7 en de Spelregels voor privaat-publieke samenwerking bij programmering en uitvoering
van fundamenteel en toegepast onderzoek.
De colleges van bestuur van universiteiten dragen de verantwoordelijkheid dat onderzoek
en onderwijs binnen de academische vrijheid, vastgelegd in de Wet op het Hoger onderwijs
en Wetenschap, op onafhankelijke wijze kan plaatsvinden. Raden van toezicht zijn verantwoordelijk
voor het toezicht op de naleving ervan.
Bij samenwerking is het belangrijk dat universiteiten informatie over externe financiering
van leerstoelen actueel, volledig en publiek toegankelijk hebben. Daarmee kan voorkomen
worden dat het vertrouwen in de wetenschap wordt geschaad. Colleges van bestuur van
universiteiten zijn verantwoordelijk voor deze transparantie. De inspectie kan universiteiten
hierbij helpen als het gaat om een duidelijke afbakening van definities en begrippen
die eventueel nodig zijn bij het creëren en ontsluiten van uniforme informatie.
Transparantie is ook van belang met het oog op kennisveiligheid. De kennisinstelling
moet zicht hebben op de motieven, afspraken en condities die ten grondslag liggen
aan die samenwerking om kennisveiligheidsrisico’s goed in te kunnen schatten en waar
nodig te mitigeren. Instellingen worden geacht in het kader van due diligence zorgvuldig
te onderzoeken waar financiering vandaan komt en kennisveiligheid mee te wegen bij
de beslissing om een samenwerking aan te gaan of voort te zetten.
Vraag 14
Wat is uw visie op vermenging van commerciële belangen met andere soorten onderwijs,
waaronder het beroepsonderwijs? Hoe borgt u dat deze commerciële belangen geen rol
gaan spelen in de kwaliteit en de inhoud van de andere soorten onderwijs?
Antwoord 14
In het mbo zijn onderwijs en bedrijfsleven in de stichting Samenwerking beroepsonderwijs
bedrijfsleven (SBB) gezamenlijk verantwoordelijk voor het vaststellen van kwalificatiedossiers.
Hierin staat wat een student aan het eind van de opleiding moet kennen en kunnen om
het beroep uit te kunnen oefenen. Op deze manier draagt samenwerking tussen het bedrijfsleven
en het onderwijs bij aan een goede aansluiting van het onderwijs op de uitdagingen
van de arbeidsmarkt.
Het is in het belang van de kwaliteit van het (beroeps)onderwijs dat er geen vermenging
van commerciële belangen plaatsvindt met de inhoud van het onderwijs. In het door
mij als Minister van OCW vastgestelde Toetsingskader staan de eisen waar een kwalificatiedossier
aan moet voldoen. Deze eisen richten zich op o.a. doelmatigheid en herkenbaarheid.
Dit wordt onafhankelijk getoetst door de Toetsingskamer. Op deze manier wordt geborgd
dat de inhoud van mbo-opleidingen zich richt op de brede vraag van de arbeidsmarkt,
maar dat er geen sprake is van vermenging van commerciële belangen met de inhoud van
het onderwijs.
Vraag 15
Welke rol speelt de Inspectie van het Onderwijs bij deze borging tegen commerciële
invloed op het onderwijs? Welke andere instanties zijn hierbij betrokken en op welke
manier?
Antwoord 15
De waarborgen van integriteit zijn binnen het Nederlandse systeem allereerst belegd
bij het desbetreffende bestuur. Het bestuur moet zorgen voor transparantie op allerlei
manieren (zowel financieel als qua benoemingen). De Raad van Toezicht ziet daarop
toe. Ik voer periodiek gesprekken met Colleges van Bestuur en Raden van Toezicht,
waarin dit ook ter sprake komt. Daarnaast bestaan op sectorniveau afspraken over wetenschappelijke
integriteit en de omgang met mogelijke belangenverstrengeling. De KNAW heeft onder
andere een code voor wetenschappelijke integriteit en een gedragscode belangenverstrengeling.
Als er klachten bestaan over wetenschappelijke integriteit, dan kunnen die ingediend
worden bij het LOWI (landelijk orgaan wetenschappelijke integriteit). Het LOWI geeft
vervolgens een niet-bindend advies aan het (bij haar aangesloten) bestuur, waarna
dat bestuur een definitief oordeel geeft over de vraag of een wetenschapper de wetenschappelijke
integriteit heeft geschonden of niet.
Er bestaat geen wettelijke bepaling op basis waarvan de Inspectie van het Onderwijs
onderzoek kan doen of kan handhaven als het gaat over externe financiering van wetenschappelijk
onderzoek. Wel kan zij bestuurders aanspreken op haar eigen integrale verantwoordelijkheid
voor integer bestuur en integer handelen binnen hun organisatie.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.