Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van het lid Van der Woude over het artikel door Hoger Onderwijs Persbureau op Punt Avans ‘Experiment flexstuderen stopt abrupt, Dijkgraaf denkt na’.
Vragen van het lid Van der Woude (VVD) aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het artikel door Hoger Onderwijs Persbureau op Punt Avans «Experiment flexstuderen stopt abrupt, Dijkgraaf denkt na» (ingezonden 23 januari 2023).
Antwoord van Minister Dijkgraaf (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 23 juni
2023). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2022–2023, nr. 1856.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht «Experiment flexstuderen stopt abrupt, Dijkgraaf denkt
na»?1
Antwoord 1
Ja
Vraag 2
Is het waar dat u het wetstraject flexstuderen, waarvan de volgende stap dit voorjaar
voorzien was, wilt stopzetten dan wel vertragen? Zo ja, waarom? Zo ja, waarom is de
Kamer hiervan niet op de hoogte gesteld? Zo ja, klopt het dat het experiment flexstuderen
hiermee abrupt zou stoppen en studenten die een dergelijk traject volgen of willen
volgen gedupeerd worden?
Antwoord 2
Ik heb de afweging gemaakt om het wetsvoorstel flexstuderen voor te bereiden en in
te dienen ná mijn beleidsreactie op de toekomstverkenning. Ik realiseer me dat ik
daarmee terugkom op mijn streven om eerder al een wetsvoorstel voor flexstuderen in
te dienen waarmee het experiment kon worden verlengd, en verankering met ingang van
studiejaar 2024/2025 zou plaatsvinden. Het streven is nu om flexstuderen mogelijk
te maken voor alle instellingen vanaf studiejaar 2025/2026. Ik vind het namelijk belangrijk
dat de wettelijke verankering van flexstuderen kan plaatsvinden in samenhang met de
verschillende perspectieven voor flexibilisering van het onderwijs, die zullen voortkomen
uit de toekomstverkenning en het beleid met betrekking tot LLO. Daarnaast vind ik
het belangrijk dat ik zoveel mogelijk informatie over de brede behoefte aan flexstuderen
en de mogelijkheden voor een vergelijkbare vorm kan meenemen in het wetsvoorstel (conform
de motie Van der Woude c.s.2).
Ik wil hiervoor zowel de informatie benutten uit de toekomstverkenning, gesprekken
met deelnemende instellingen als ook de informatie uit de laatste jaren van het experiment
flexstuderen. De evaluatie van het experiment flexstuderen is in mei 2021 gestart
waardoor de twee laatste experimenteerjaren (waaronder het huidige jaar) niet zijn
meegenomen. Voor deze twee laatste jaren zijn bovendien nieuwe mogelijkheden aan het
experiment toegevoegd, zoals de uitbreiding naar deeltijdonderwijs. Mede door deze
informatiebehoefte is het niet haalbaar gebleken om tijdig een wetsvoorstel in te
dienen.
Dit besluit betekent dat het huidige experiment per 1 september 2023 van rechtswege
eindigt. Omdat er nog geen wetsvoorstel is ingediend, zoals dit door de wet is vereist,3 is het voortzetten van het experiment niet mogelijk. Ik realiseer mij dat dit besluit
heel vervelend is voor de deelnemende studenten die ook volgend jaar zouden willen
flexstuderen. De groep deelnemers aan het experiment verkeren regelmatig in een bijzondere
omstandigheid, zoals een medische conditie, een mantelzorgtaak of topsport waarbij
flexstuderen voor hen een uitkomst biedt.
Ik heb in de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met de deelnemende instellingen
over de impact van het aflopen het experiment, de specifieke gevolgen voor deelnemende
studenten en mogelijke handelingsperspectieven.
Ook heb ik in de afgelopen periode verkend of er alternatieve opties waren om het
experiment toch te verlengen. Recent is gebleken dat de alternatieve opties helaas
niet haalbaar zijn.
Ik ben graag bereid om de instellingen gericht te ondersteunen, zodat de studenten
die in studiejaar 2022–2023 deelnemen aan het experiment, geen last hoeven te ondervinden
van de late besluitvorming. Ik werk daarom aan een oplossing waardoor deelnemende
studenten hun studie kunnen voortzetten onder vergelijkbare condities als tijdens
het experiment. Voor de instelling geldt dat zij op deze wijze de deelnemende studenten
kunnen blijven ondersteunen om op een eigen studietempo de studie te continueren.
Voor de deelnemende student betekent dit dat de student een eigen studietempo houdt,
wel wettelijk collegegeld betaalt, maar tevens een tegemoetkoming ontvangt. Het voornemen
is om de lasten (waaronder de administratieve lasten) zowel bij de instellingen als
de studenten tot een minimum te beperken. Ik ben met de instellingen in gesprek hoe
wij deze tegemoetkoming kunnen realiseren. Voor de tegemoetkoming is dekking aanwezig
op de OCW-begroting. Daarnaast is ook voor deze studenten voor komend studiejaar de
mogelijkheid om de basisbeurs aan te vragen.
Vraag 3
Hoeveel studenten maken op dit moment gebruik van de mogelijkheid om te kunnen flexstuderen?
Antwoord 3
Studenten die willen flexstuderen dienen zich te melden bij de instelling. De instelling
zal na overleg besluiten of en hoelang de student mag flexstuderen. Hierom registreert
niet OCW maar de instelling hoeveel studenten flexstuderen. In de afgelopen tijd heb
ik alle deelnemende onderwijsinstellingen gesproken. Op basis daarvan is het mijn
inschatting dat in het huidige studiejaar 1.750 tot 2.000 studenten meedoen aan het
experiment.
Vraag 4
In hoeverre zijn de gevolgen voor deze studenten in kaart gebracht alvorens besloten
is het experiment stop te zetten?
Antwoord 4
Het experiment is niet stopgezet. Elk experiment kent een exacte start- en einddatum,
hetgeen ook in een (experimenteer)besluit wordt vastgelegd. Ook het Besluit experiment
flexibel ho bepaalt in artikel 17d de exacte periode van het experiment: van 1 september
2017 tot 1 september 2023. Het experiment eindigt na 31 augustus 2023 van rechtswege.
In de afgelopen tijd heb ik met het onderwijsveld verkend welke gevolgen het aflopen
van het experiment heeft op de deelnemende studenten. Voor de huidige flexstudenten
die volgend jaar nog studeren geldt dat zij in het nieuwe studiejaar het wettelijk
collegegeld zullen betalen. De gevolgen hiervan variëren per student. Voor afstuderende
flexstudenten zijn er geen gevolgen.
Desalniettemin realiseer ik mij terdege dat het aflopen van het experiment (financiële)
consequenties kan hebben voor (een specifieke groep) studenten. Deze studenten hebben
vanwege verschillende omstandigheden behoefte aan een eigen studietempo. Deze groep
studenten heeft mijn aandacht en ik werk daarom samen met de instellingen aan een
oplossing waarbij de deelnemende student onder vergelijkbare condities de studie kan
voortzetten. Hierbij is het mijn doel dat de uitvoering hiervan voor zowel de instelling
als de student zo min mogelijk belastend zal zijn. Hiervoor is dekking aanwezig op
de OCW-begroting. Binnen het profileringsfonds is er ruimte voor de deelnemende instellingen
om een tegemoetkoming te bieden aan de huidige flexstudenten. Maar ook een andere
regeling is een optie.
Vraag 5
Als het bericht klopt dat u het wetsvoorstel wil aanhouden, klopt daarbij dan ook
de aanname in het artikel dat u dat doet omdat de VVD flexstuderen breed over het
hoger onderwijs zou willen uitrollen? Zo nee, kan de Minister toelichten waarom het
wetsvoorstel dan wel stopgezet of vertraagd wordt?
Antwoord 5
In de beantwoording op vraag 2 heb ik mijn beweegredenen genoemd.
Vraag 6
Bent u ervan op de hoogte dat de VVD vooral wil kijken naar een verbreding ten opzichte
van de huidige opzet, met name ten gunste van oudere (master)studenten?
Antwoord 6
Ja. In het huidige experiment hebben deelnemende onderwijsinstellingen de mogelijkheid
om te bepalen hoe zij het beleid rondom flexstuderen vormgeven. Enkele onderwijsinstellingen
bieden flexstuderen reeds aan masterstudenten die het studeren combineren met werken
of een gezinsleven.
Vraag 7
Hoe staat het met de uitvoering van de motie4 die beoogt via gedegen onderzoek een grondslag te geven aan een dergelijke verbreding?
Antwoord 7
De motie van Van der Woude c.s. verzoekt mij te verkennen hoe groot de brede behoefte
is aan flexstuderen, en dat mee te wegen in het wetsvoorstel. Op basis van bestaande
onderzoeken over flexstuderen en ambtelijke gesprekken die gevoerd zijn met deelnemende
instellingen vorm ik mij momenteel een beeld over de bredere behoefte. Zoals aangegeven
bij de beantwoording op vraag 2 levert de toekomstverkenning naar verwachting belangrijke
inzichten over flexibilisering. Na de toekomstverkenning zal ik mijn beeld over de
bredere behoefte voor flexstuderen met de Kamer delen en verder werken aan het wetsvoorstel.
Vraag 8
Kunt u de vragen afzonderlijk beantwoorden?
Antwoord 8
Ja.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R.H. Dijkgraaf, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.